Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 december 2014, nr. WJZ/14205585, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in verband met diverse aangelegenheden

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikelen 4, 12, derde lid, 38, eerste en derde lid, van de Meststoffenwet, 5, tweede lid, 28, tweede lid, onderdeel b, 70, eerste lid, onderdelen a en c, tweede lid, onderdeel c, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 35a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘1 januari 2009 tot en met 31 december 2014’ vervangen door: 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017.

2. In het derde lid wordt ‘uiterlijk 15 april 2009’ vervangen door: vanaf 1 januari 2015.

3. Het vierde lid vervalt.

4. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Bij de aanmelding overlegt de producent voorts:

    • a. een beschrijving van de installatie, waaruit blijkt dat deze tenminste een omgekeerde osmosestap omvat;

    • b. een beschrijving van de mestsoorten die worden behandeld, de hoeveelheden daarvan uitgedrukt in tonnen en in kilogrammen stikstof en fosfaat per jaar, en de hoeveelheid, de aard en de samenstelling van de eventueel tezamen met de dierlijke meststoffen behandelde stoffen;

    • c. een beschrijving van het productieproces, waaronder de gebruikte technieken, de volgorde waarin deze worden toegepast en de capaciteit per uur van de desbetreffende apparatuur en de wijze waarop de omvang van de productie wordt gemonitord;

    • d. een beschrijving van de eindproducten van het productieproces, de hoeveelheden daarvan, uitgedrukt in tonnen per jaar, en de verwachte samenstelling daarvan, onderscheiden naar de verschillende eindproducten;

    • e. een analyse waaruit blijkt dat aan de kwaliteitseisen voor het product mineralenconcentraat kan worden voldaan. De kwaliteitseisen zijn de volgende:

      • 1°. minimale gehalte aan NH4-N is 90 procent;

      • 2°. verhouding stikstof-fosfaat is minimaal 15, en

      • 3°. geleidbaarheid van het product uitgedrukt als EC is minimaal 50;

    • f. een opgave van de maximale behandelingscapaciteit van de installatie in tonnen per jaar.

B

In artikel 35b, eerste lid, onderdeel d, vervalt de zinsnede ‘uiterlijk 1 oktober 2012’.

C

Artikel 35c komt te luiden:

Artikel 35c

Indien meer dan tien producenten, bedoeld in artikel 35a, derde lid, voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 35b, eerste lid, wijst de minister ten hoogste tien producenten aan. De aanwijzing geschiedt op volgorde van aanmelding.

D

In artikel 35e wordt de zinsnede ‘voor de jaren 2009, 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014’ vervangen door: voor de jaren 2009 tot en met 2017.

E

Artikel 35g komt te luiden:

Artikel 35g

Deze paragraaf vervalt met ingang van 1 januari 2018.

F

Na artikel 83 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 83a

  • 1. Indien de dierlijke meststoffen, bedoeld in de artikelen 84 tot en met 91, bestaan uit gier en filtraat na mestscheiding of koek na mestscheiding, wordt, in afwijking van de artikelen 84 tot en met 91, het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte vastgesteld door middel van analyse van een uit de desbetreffende meststoffen genomen monster.

  • 2. De artikelen 77 tot en met 80 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Artikel 81, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing op een monster dat in het ongerede is geraakt.

G

Artikel 121 wordt vernummerd tot 120a en artikel 121a wordt vernummerd tot 121.

H

In bijlage Aa, onderdeel I Stoffen die als meststof kunnen worden verhandeld, vervalt onderdeel 16.

I

Tabel I, van bijlage D, komt voor de diersoort Oryctolagus cuniculus (Konijn) te luiden:

Voedsters (alle vrouwelijke dieren die ten minste eenmaal gedekt zijn, met bijbehorende zogende jongen en opfokkonijnen) en fokrammen

900

Alle

0,126

1,13

1,58

Vleeskonijnen (alle jonge konijnen die na het spenen zijn bestemd voor de vleesproductie)

901

Alle

0,025

0,3

0,42

J

Tabel III, van Bijlage D, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de categorie Gallus gallus (Kip) komt de rij met betrekking tot de eendagskuikens – kip te luiden:

Eendagskuikens – kip

0,0010

0,0002

0,0258

0,0058

2. Voor de categorie Oryctolagus cuniculus (Konijnen) komen de gegevens te luiden:

Jonge konijnen

0,021

0,009

0,0300

0,0124

Voedsters en fokrammen

0,121

0,048

0,0302

0,0119

Vleeskonijnen en opfokkonijnen

0,071

0,030

0,0282

0,0119

K

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de diersoorten rundvee, kalkoenen, kippen, vleeskuikens en parelhoenders, varkens, schapen, geiten, nertsen, eenden, konijnen, paarden, waterbuffels, komt tabel I als volgt te luiden:

Diersoort/omschrijving

Mestcode

kg stikstof per ton

kg fosfaat per ton

Rundvee

vaste mest

10

7,7

4,3

 

drijfmest behalve van vleeskalveren

14

4,0

1,5

 

gier en filtraat na mestscheiding

11

3,4

1,4

 

koek na mestscheiding

13

16,9

9,8

 

bewerkte kalvergier

17

3,2

6,8

 

vleeskalveren, witvlees

18

3,1

1,4

 

vleeskalveren, rosévlees

19

5,6

2,3

         

Kalkoenen

mest, alle systemen

23

32,7

22,5

         

Kippen

drijfmest

30

10,0

6,0

 

deeppitstal, kanalenstal

31

28,5

28,8

 

mestband

32

28,4

23,0

 

mestband + nadroog

33

32,7

25,9

 

geheel of gedeeltelijk strooiselstal (incl. volièrestal/scharrelstal)

35

29,0

25,6

         

Vleeskuikens en parelhoenders

mest, alle systemen

39

34,1

16,6

         

Varkens

vaste mest

40

13,9

13,6

 

drijfmest fokzeugen, incl. biggen, opfokzeugen/-beren, dekberen

46

3,8

2,5

 

gier en filtraat na mestscheiding

41

1,4

0,6

 

koek na mestscheiding

43

25,7

21,4

 

drijfmest vleesvarkens

50

7,0

3,9

         

Schapen

mest, alle systemen

56

8,7

5,1

         

Geiten

drijfmest

60

5,1

2,8

 

vaste mest

61

9,7

5,4

         

Nertsen

vaste mest

75

42,9

59,1

 

drijfmest

76

8,3

4,5

         

Eenden

vaste mest

80

10,7

9,7

 

drijfmest

81

4,5

3,5

         

Konijnen

vaste mest

90

13,6

12,6

 

drijfmest

91

0,0

0,0

         

Paarden

vaste mest

25

5,6

3,0

         

Waterbuffels

mest, alle systemen

96

5,1

2,1

2. In tabel II komt de rij voor het product champost te luiden:

Champost **

110

8,2

4,4

3. In tabel III komt de rij voor het product mineralenconcentraat te luiden:

Mineralenconcentraat xiii

120

6,4

0,3

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 december 2014

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

§ 1. Inleiding

De regeling strekt tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna ook: URM) in verband met aanpassingen van uiteenlopende aard.

Ten eerste worden aanpassingen doorgevoerd in de tabellen over de vastlegging van nutriënten in dieren en de excretieforfaits (uitscheiding van nutriënten per dier per jaar) en worden de forfaits voor de mestsamenstelling per diersoort geactualiseerd. Ten tweede wordt het verplicht om bij het transport van gescheiden mestsoorten te bemonsteren en te analyseren. Ten derde wordt de pilot voor het gebruik van mineralenconcentraat verlengd en op onderdelen uitgebreid. Tot slot wordt bijlage Aa als gevolg van de wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met herwonnen fosfaten aangepast.

In het navolgende wordt nader op de verschillende wijzigingen ingegaan. De adviezen van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (hierna: CDM) op basis waarvan de wijzigingen tot stand zijn gekomen zijn te vinden op de CDM website: http://www.wageningenur.nl/nl/Onderzoek-Resultaten/Projecten/Commissie-van-Deskundigen-Meststoffenwet-CDM/Documenten.htm

§ 2. Aanpassing diergebonden normen

Ten aanzien van de forfaits voor staldieren uit tabel III van bijlage D is een verschrijving in de getallen die in de tabel bij eendagskuikens was opgetreden hersteld.

De CDM heeft geadviseerd om de excretieforfaits van konijnen en de forfaits van stikstof en fosfaatgehalten in konijnen aan te passen (zie: Ipema et al (2014) -Review forfaits konijnen-Uitvoeringsregeling Meststoffenwet-). Sinds de invoering van de welzijnsverordening in 2006 (PPE, 2006) heeft de sector zich verder geprofessionaliseerd, wat heeft geresulteerd in aanzienlijke verbeteringen in de technische resultaten: een groter aantal gespeende konijnen per voedster, lagere uitval- en vervangingspercentages en een betere groei- en voederconversie. De CDM heeft deze veranderingen meegenomen in het advies. Omdat fokrammen weinig voorkomen in verband met de ontwikkeling van kunstmatige inseminatie heeft CDM voorgesteld de categorieën voedsters en fokrammen samen te voegen.

§ 3. Wijziging forfaits mestsamenstelling

De CDM heeft advies uitgebracht om de forfaitaire samenstelling van de mineralengehalten in dierlijke mest te kunnen actualiseren. Zie: van Bruggen (2014) -Review mineralengehalten in dierlijke mest -

Actualisatie bijlage I Uitvoeringsregeling Meststoffenwet-. Het advies van de CDM is gebaseerd op een analyse van de mesttransportgegevens die bekend zijn bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.nl (RVO.nl) in de jaren 2011 tot en met 2013. Dit advies is met uitzondering van de forfaits van gescheiden mestsoorten overgenomen.

Met onderhavige wijziging van de URM wordt het namelijk uitgesloten om voor gescheiden mestproducten forfaits te gebruiken bij transport van mestscheidingsproducten. In een beperkt aantal uitzonderingsgevallen, zoals de levering aan particulieren en het boer-boer-transport, was het tot nu mogelijk om forfaitaire waarden te gebruiken. De circa 2.200 transporten van mestscheidingsproducten die van deze uitzondering gebruik maakten, kunnen dat met ingang van deze wijziging niet meer.

Signalen vanuit het veld en wetenschappelijke onderzoeken zijn aanleiding om te concluderen dat de forfaitaire waarden voor dikke fractie te hoog zijn. Te hoge forfaits zijn niet gewenst, omdat mineralen op papier afgevoerd kunnen worden, terwijl die feitelijk op het bedrijf achterblijven met overbemesting en milieurisico’s tot gevolg.

Daarbij is mestscheiding een techniek in ontwikkeling. De spreiding in de geregistreerde analyseresultaten (van de transporten die niet uitgezonderd zijn) is groot. De techniek van mestscheiding wordt ingezet om kosten te besparen, maar ook om een preciezere samenstelling te verkrijgen van de mineralen in dunne en dikke fractie. Vanuit dit perspectief ligt het niet voor de hand om forfaits te gebruiken.

Dit betekent concreet dat voor transport van deze producten de hoofdregel geldt dat transporten met dierlijke mest bemonsterd en geanalyseerd worden.

In specifieke gevallen blijft een waarde nodig waarop terug gevallen kan worden. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen als een monster kapot gaat en niet geanalyseerd kan worden. Er is gekozen om deze waarden vast te stellen op 75% van de door CDM berekende waarden. Dit voorkomt dat opzettelijk breken van monsters aantrekkelijk wordt en geeft een buffer tegen de milieurisico's.

§ 4. Voortzetting pilot mineralenconcentraat

De pilot mineralenconcentraat wordt verlengd en gaat een nieuwe fase in. In de afgelopen vijf jaar is er agronomisch en milieutechnisch onderzoek uitgevoerd naar het product mineralenconcentraat. Uit dit onderzoek is nuttige informatie verkregen, die hebben geleid tot kwaliteitseisen aan het product mineralenconcentraat. Deze eisen borgen een effectieve agronomische werking van deze meststof, waardoor de effecten op het milieu minder groot zijn dan wanneer onbewerkte dierlijke mest gebruikt. Deze resultaten zijn met de Europese Commissie gedeeld. De Europese Commissie heeft aangegeven aanvullende vragen te stellen. Er is besloten de pilot mineralenconcentraat daarom op dit moment niet uit te breiden, maar door te zetten met 10 bedrijven met nieuwe kwaliteitseisen. Het is de ambitie en voornemen om deze vorm van mestverwerking op bredere schaal te kunnen toepassen en uiteindelijk een permanente voorziening in de Nitraatrichtlijn te bewerkstelligen voor het gebruik van hoogwaardige producten uit dierlijke mest.

In de komende drie jaar zal de pilot worden gebruikt om een systeem van borging en handhaving testen. Deze opzet dient ter voorbereiding op een permanente voorziening in de Nitraatrichtlijn voor het gebruik van hoogwaardige meststoffen uit dierlijke mest.

Bedrijven zal gevraagd worden een beschrijving van het productieproces en de installatie te geven. Op deze manier kan worden bezien of de installatie voldoet aan de gestelde eisen voor de installatie zelf en het productieproces. Aan de installatie worden voorts de volgende eisen gesteld. Er vindt een hoogwaardige scheiding plaats en er wordt een omgekeerde osmose stap in het productieproces vereist. De scheiding leidt tot een laag gehalte aan organische bestanddelen, de omgekeerde osmose leidt tot een concentratie van de nutriënten, waardoor deze hoger zijn dan bij gangbare mestproducten. Daarnaast wordt gevraagd om via een datalogger, de productie van mineralenconcentraat bij te houden, zodat de administratie in relatie tot de werkelijke productie gecontroleerd kan worden. Tenslotte wordt gevraagd om via een analyse aan te tonen dat het bedrijf kan voldoen aan de kwaliteitseisen voor het product mineralenconcentraat.

Deze kwaliteitseisen zijn:

  • 1. minimaal 90% minerale stikstof, uitgedrukt als het gehalte NH4 van N-Totaal; deze voorwaarde is opgenomen om een meststof te hebben die grotendeels mineraal is.

  • 2. verhouding N/P2O5 is minimaal 15; deze voorwaarde is opgenomen om een onderscheidend vermogen met andere dierlijke mestsoorten te hebben.

  • 3. de elektrische geleidbaarheid (EC-getal) is minimaal 50, uitgedrukt in mS/cm; deze voorwaarde is opgenomen omdat zo op eenvoudige en snelle wijze gecontroleerd kan worden of het gaat om een geconcentreerde minerale meststof.

Alle bedrijven die willen toetreden tot de vernieuwde pilot zullen gecontroleerd worden. Daarbij zal bezien worden of de installatie voldoet aan de opgegeven beschrijving en of de installatie voldoet aan de vereisten. Daarnaast zal een monster genomen worden dat zal worden geanalyseerd, waarna er beoordeeld kan worden of het product voldoet aan de kwaliteitseisen. De controle vindt alleen plaats als er een draaiende installatie op het bedrijf aanwezig is.

Als het bedrijf voldoet aan de gestelde eisen wordt een beschikking afgegeven tot 31 december 2017. Er wordt momenteel gewerkt aan een monitoring voor de vernieuwde pilot. De invulling van deze monitoring zal op basis van adviezen van de Europese Commissie en sectorpartijen worden vormgegeven. De kosten van een dergelijke monitoring worden indien mogelijk op de deelnemende partijen overgeslagen.

§ 5. Herwonnen fosfaten

Het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet wordt per 1 januari 2015 gewijzigd. Hierin is een algemene toelating voor herwonnen fosfaten gecreëerd. Een specifieke toelating voor magnesiumammoniumfosfaat van aardappelproceswater is dus niet meer nodig. Hierdoor kan deze stof van bijlage Aa geschrapt worden.

§ 6. Effecten bedrijfsleven en overheid

De effecten van de wijzigingen van de URM zijn voor de overzichtelijkheid per onderwerp geclusterd.

Wijzigingen dierlijke forfaits

Uit de wijzigingen van de dierlijke forfaits volgen geen veranderingen in administratieve handelingen voor veehouders. Deze wijzigingen brengen daarom geen additionele administratieve lasten met zich mee.

Wel kan er sprake zijn van een zogenoemd overig bedrijfseffect omdat de betere aansluiting van de forfaitaire normen op de praktijk kan leiden tot een andere hoeveelheid mest die verwerkt, of buiten het eigen bedrijf geplaatst moet worden, hetgeen leidt tot een afname of toename van de bedrijfskosten afhankelijk van of het forfait naar boven of beneden wordt bijgesteld. Voor de uitvoering en handhaving brengen deze wijzigingen, anders dan dat er met andere getallen gerekend moet worden geen wijzigingen met zich mee. Er is geen sprake van milieueffecten.

Forfaits mestsamenstelling

Het schrappen van de uitzonderingen op de bemonstering en analyse bij de afvoer van mestscheidingsproducten vergroot de uniformiteit en bevordert daardoor de handhaafbaarheid. De uitvoeringslasten nemen toe met éénmalig maximaal € 20.000–, omdat een controle ingebouwd moeten worden of er geen vervoersbewijzen ingediend worden op basis van forfaitaire waarden.

Deze wijziging vermindert de milieurisico’s als gevolg van overbemesting. Gerekend met 2.200 vrachten (bron: RVO 2012) met gemiddeld 19,5 kg fosfaat/ton en een belading van gemiddeld 20 ton per vracht gaat het maximaal om 0,9 mln kg fosfaat. Het forfait was kosteloos beschikbaar. De extra lasten voor het bemonsteren en analyseren bedragen circa € 20,– per vracht. Voor betreffende transporten neemt de totale geschatte nalevingslasten toe met € 44.000,–.

Pilot mineralenconcentraat

De bedrijven die willen deelnemen aan de vernieuwde pilot mineralenconcentraat wordt gevraagd om een aantal administratieve handelingen te verrichten. Daarnaast zal het aantal gebruikers van mineralenconcentraat toenemen. Voorts wordt ook de gebruikers gevraagd een melding te doen en een bemestingsplan bij te houden. In totaal zullen de administratieve lasten € 94.089 zijn. Daarnaast zullen de nalevingslasten bij deze wijziging licht toenemen, omdat het aantal gebruikers en producenten toeneemt. Deze toename wordt geschat op € 9.916.

Herwonnen fosfaten

De wijziging met betrekking tot het schrappen van magnesiumammoniumfosfaat uit de aardappelverwerkende industrie is een technische wijziging, omdat het product nu onder de generieke regeling uit het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet gaat vallen. Derhalve is er geen sprake van regeldrukeffecten als gevolg van deze wijziging.

§ 7. Zienswijzen ontwerpwijziging

Op grond van artikel 43 van de Meststoffenwet is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Hiervan is mededeling gedaan in de Staatscourant. Het was mogelijk om van 7 november 2014 tot en met 19 november 2014 op het ontwerp van deze regeling te reageren. Reacties konden in dezelfde periode worden ingediend via www.internetconsultatie.nl.

Een van de inbrengers geeft aan dat de eisen om deel te nemen aan de pilot mineralenconcentraat in het concentratiegebied Oost lager zouden moeten zijn dan in concentratiegebied Zuid. Dit omdat het aantal verwerkers in regio Oost beperkt is en deze ontwikkeling met name in deze regio op gang gebracht moet worden. Er wordt gevraagd om voor deze regio de eis van een draaiende installatie te laten vallen. Deze eis wordt gesteld, omdat er in het verleden bedrijven waren die een aantal jaar in de pilot zaten en geen mineralenconcentraat produceerden. De toelating tot de pilot zal gaan op basis van fysieke monsters. Op het moment dat er geen installatie is kan er ook geen beoordeling plaatsvinden. Toelating op voorhand zal in deze systematiek niet kunnen.

Verder wordt er opgemerkt dat het goed zou zijn een extra kwaliteitseis aan mineralenconcentraat te stellen. Namelijk de som van de gehaltes aan fosfaat, stikstof en kalium moet 12 g/kg product zijn, door deze eis te stellen zouden hele waterige producten worden uitgesloten. Deze eis wordt ondervangen een eis aan de geleidbaarheid te stellen. Producten met een hoog gehalte aan mineralen in het product kunnen alleen maar voldoen aan de eis van geleidbaarheid van 50. De inbrengers menen dat voor dit product niet standaard gedaan wordt. De huidige praktijk is inderdaad zo, maar door deze eis te stellen zal de geleidbaarheid van mineralenconcentraat standaard gemeten worden, iets wat in de praktijk nauwelijks tot extra kosten zal leiden, aangezien deze meting vrij eenvoudig te doen is. Daarnaast geldt deze opmerking ook voor het gehalte aan kalium dat ook niet standaard wordt gemeten en een extra analyse toevoegt aan de standaardmetingen.

Tenslotte wordt opgemerkt dat de eis van geleidbaarheid van 50 voor sommige typen mest, zoals zeugenmest moeilijk te halen is, omdat het input materiaal veel minder nutriënten bevat. Door het stellen van kwaliteitseisen voor dit product wordt gestreefd naar uniformiteit in het product mineralenconcentraat. Op deze manier wordt geborgd dat afnemers van dit product, ongeacht de inputstroom, een kwalitatief hoogstaand product kunnen kopen. Zo wordt de markt voor mineralenconcentraat versterkt.

In de concept-wijziging van de URM zoals deze ter inzage heeft gelegen waren ook voorstellen opgenomen voor een algehele actualisatie van de tabellen I en III van bijlage D. Daarover is een aantal zeer technisch inhoudelijke vragen gesteld. Omwille van de zorgvuldigheid is ervoor gekozen om de tijd te nemen om deze vragen voor te leggen aan de CDM, voordat wordt overgegaan tot vaststelling van de geactualiseerde tabellen. Deze nieuwe tabellen zullen vervolgens eerst in concept ter consultatie ter inzage worden gelegd conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

§ 8. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Voor herwonnen fosfaten wordt hierbij aangesloten bij de inwerkingtreding van de wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, waarin de toelating van herwonnen fosfaten als meststoffen is geregeld. Inwerkingtreding per 1 januari 2015 ligt voor de overige wijzigingen met betrekking tot de diverse forfaits in de rede, omdat deze per kalenderjaar te gebruiken zijn. De huidige pilot voor mineralenconcentraat eindigt op 1 januari 2015. Aansluitend op die pilot zal de voorgestelde nieuwe en gewijzigde pilot van start gaan.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven