BIJLAGE 1 ALGEMEEN
1 Algemeen
De begrippen die in artikel 1.1.1 van de Wlz en artikel 1.1.1 van het Besluit langdurige
zorg zijn geschreven, zijn ook op deze beleidsregels van toepassing.
1.1 Definities
Onderstaande definities zijn op alle bijlagen bij de beleidsregels indicatiestelling
Wlz van toepassing.
Blijvende zorgbehoefte
De behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid zoals
bedoeld in de Wlz artikel 3.2.1 is blijvend, dat wil zeggen van niet voorbijgaande
aard. Eventuele functionele verbeteringen kunnen het beperkingenbeeld van verzekerde
niet zodanig wijzigen dat de behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg
in de nabijheid vervalt.
Ernstig nadeel
In artikel 3.2.1 lid 2 sub c Wlz is ernstig nadeel als volgt omschreven:
Ernstig nadeel voor verzekerde betekent dat, als gevolg van met zijn grondslag samenhangende
fysieke problemen of zware regieproblemen, er een situatie kan ontstaan waarin verzekerde:
-
a. zich maatschappelijk ten gronde richt of dreigt te richten,
-
b. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen,
-
c. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig
lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen,
-
d. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn
veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een
ander raakt.
Dit ernstig nadeel kan worden afgewend door de inzet van permanent toezicht of 24
uur per dag zorg in de nabijheid zoals bedoeld in de Wlz.
Uit de memorie van toelichting blijkt dat bij ‘ernstig nadeel voor de verzekerde’
sprake moet zijn van een te verwachten risico dat deze verzekerde het ernstig nadeel
zal overkomen. Dit wil zeggen dat het om een reëel risico moet gaan, dat gebaseerd
is op onderbouwde verwachtingen voor deze verzekerde. De enkele mogelijkheid dat een
bepaald gevaar bestaat of dat een bepaald gevaar relatief vaak voorkomt bij mensen
met een bepaalde aandoening, is op zichzelf niet genoeg.
Escalatie
Acute verslechtering van de toestand van de verzekerde die onmiddellijk ingrijpen
noodzakelijk maakt. Het kan hierbij gaan om fysieke of gedragsproblemen.
Fysieke problemen
Fysieke problemen hebben betrekking op beperkingen als gevolg van stoornissen in de
fysiologische functies of anatomische eigenschappen van het houdings- of bewegingsapparaat
(bot-spierstelsel, gewrichten en bindweefsel) of de inwendige organen dan wel stoornissen
in de motorische en sensibele functies van het zenuwstelsel.
Formulierenset
De door het CIZ vastgestelde formulierenset wordt gehanteerd bij het indicatieonderzoek
en de registratie van onderzoeksgegevens en de indicatie. De formulierenset is gebaseerd
op:
-
a. de ICD-10 (International Statistical Classification of Diseases and Related Health
Problems, versie 10) voor het bepalen van ziektes en aandoeningen,
-
b. en de DSM-IV (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, versie 4),
-
c. en de ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health) voor
het vaststellen van stoornissen, beperkingen en participatieproblemen.
Gebruikelijke zorg
De dagelijkse verzorging en /of opvoeding die (pleeg)ouders/wettelijk vertegenwoordigers
aan kinderen geacht worden te bieden (zie bijlage 3).
Gezamenlijk huishouden
Verwezen zij naar artikel 1.1.2 lid 3 Wlz en atikel 1.1.2 lid 4 Wlz.
Instelling
-
a. Een instelling in de zin van de Wet toelating zorginstellingen.
-
b. Een organisatorisch verband dat gevestigd is buiten het grondgebied van het Europees
deel van Nederland en overeenkomstig de daar geldende wetgeving rechtmatig gezondheidszorg
verstrekt als bedoeld bij of krachtens de Wlz artikel 3.1.1.
Kind
Verzekerde jonger dan 18 jaar.
Partner
Huisgenoot met wie de verzekerde is gehuwd of een relatie onderhoudt die daarmee gelijk
wordt gesteld.
Permanent Toezicht
Artikel 3.2.1 Wlz
Onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor
tijdig kan worden ingegrepen.
Het gaat om toezicht dat geboden moet worden op basis van actieve observatie die als
doel heeft dreigende ontsporing in het gedrag of de gezondheidssituatie van de verzekerde
vroegtijdig te signaleren, waardoor altijd tijdig ingegrepen kan worden en escalatie
van onveilige/gevaarlijke/(levens)bedreigende gezondheids- en/of gedragssituaties
voor verzekerde kan worden voorkomen.
Bij verzekerden die een behoefte hebben aan permanent toezicht kan elk moment iets
(ernstig) mis gaan.
24 uur per dag zorg in de nabijheid
Artikel 3.2.1 Wlz
Zorg en toezicht 24 uur per dag in de nabijheid nodig. Er is geen noodzaak tot permanente
actieve observatie. Het betreft een vorm van beschikbaarheid van zorg die hoofdzakelijk
bestaat uit passief toezicht. Het toezicht is nodig op zowel geplande als ongeplande
zorgmomenten, waarbij de zorgverlener het initiatief moet nemen. Hiervoor is nodig
dat de zorgverlener meerdere malen per dag polshoogte gaat nemen en zo nodig ingrijpt,
om ernstig nadeel voor verzekerde te voorkomen.
Zware regieproblemen
De verzekerde heeft zodanige beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te
vormen over dagelijks voorkomende situaties, dat voortdurend begeleiding of overname
van taken nodig is om ernstig nadeel voor hemzelf te voorkómen. Het gaat hierbij om
problemen op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch functioneren
of geheugen en oriëntatie.
Palliatief terminale zorg
Verwezen zij naar artikel 3.1.5 van het Besluit langdurige zorg.
Deze zorg heeft betrekking op de terminale levensfase van een verzekerde met een levensbedreigende
ziekte, waarin de levensverwachting van verzekerde korter is dan drie maanden. Het
is de behandelend arts van verzekerde die dit vaststelt. De verzekerde krijgt geen
(medische) behandeling meer die gericht is op herstel of levensverlenging. De zorg
is vooral gericht op pijnbestrijding en behoud van kwaliteit van leven.
Verzekerde met een psychische stoornis
Een verzekerde die door een daartoe bevoegd ZVW behandelaar gediagnosticeerd is als
hebbende een psychische stoornis/psychiatrische aandoening.
Voortdurend
Er doen zich dagelijks ongeplande zorgmomenten voor, waarbij de zorgverlener het initiatief
moet nemen om op deze momenten zorg te verlenen. Hiervoor is nodig dat de zorgverlener
meerdere malen per dag poolshoogte gaat nemen en zo nodig ingrijpt, om ernstig nadeel
voor verzekerde te voorkomen.
Zelfzorg
De uitvoering van algemeen dagelijkse levensverrichtingen waaronder de persoonlijke
verzorging en hygiëne en, zo nodig, de verpleegkundige zorg.
1.2 Grondslagen
De Wlz geeft aan dat er op zorginhoudelijke gronden slechts toegang tot Wlz-zorg kan
zijn als er sprake is van een of meer met name genoemde 'grondslagen'.
Grondslag: een aandoening, beperking, stoornis of handicap als gevolg waarvan de verzekerde
recht kan hebben op Wlz-zorg.
De grondslagen voor Wlz-zorg zijn:
-
1. een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking,
-
2. een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.
In de bijlage Grondslagen wordt weergegeven op welke manier het CIZ de grondslag van
een verzekerde bepaalt.
1.3 Voortgezet verblijf in verband met een psychische stoornis
Een verzekerde met een psychische stoornis wiens recht op verblijf en de daarbij behorende
medisch noodzakelijke geneeskundige zorg op grond van zijn zorgverzekering beëindigd
is omdat de krachtens zijn zorgverzekering geldende maximumduur voor die zorg is bereikt,
heeft aansluitend recht op voortzetting van deze zorg vanuit de Wlz gedurende een
onafgebroken periode van maximaal drie jaar.
Als tijdens deze periode van drie jaar de zorgbehoefte zodanig wijzigt dat het geïndiceerde
zorgprofiel niet meer passend is, stelt het CIZ op basis van de actuele zorgbehoefte
van de verzekerde het best passend zorgprofiel vast.
1.4 Geldigheidsduur
De geldigheidsduur van een indicatiebesluit is, conform artikel 3.2.5. Blz, onbepaald
tenzij:
-
a. het indicatiebesluit berust op artikel 3.2.1 lid 3 Wlz in welk geval de geldigheidsduur
is bepaald op maximaal drie jaren1;
-
b. het indicatiebesluit berust op artikel 3.2.2 Wlz in welk geval [lid 1] de geldigheidsduur
is bepaald op maximaal drie jaren die [lid 2] na afloop van die periode telkens voor
een onafgebroken periode van maximaal drie jaren kan worden verlengd2;
-
c. zorgprofiel’ herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging in een instelling’
(sector Verpleging en Verzorging) aan de orde is. Betreft eerste instroom verzekerde
in Wlz op dit zorgprofiel, zonder dat al bekend is voor verzekerde wat het op dit
zorgprofiel aansluitende integrale pakket Wlz is, in welk geval de geldigheidsduur
is bepaald op maximaal 6 maanden.
Verdragsgerechtigden
Voor verdragsgerechtigden stelt het CIZ op grond van artikel 5.2.1 Blz de aanspraak
op zorg vast. Het CIZ houdt rekening met de verwachte verblijfsduur van de zorgvrager
in Nederland en er geldt een maximale geldigheidsduur van zes maanden, welke eenmalig
kan worden verlengd met maximaal zes maanden.
Het CIZ oordeelt en beslist over een aanvraag van zorg binnen zes weken na de datum
waarop de aanvraag hiervoor is ingediend. Indien er een indicatie voor Wlz zorg is,
die naar beneden wordt bijgesteld, zal het CIZ een overgangsperiode in acht nemen3. Daarbij wordt rekening gehouden met de mate waarin wordt ingegrepen in de lopende
indicatie en de aard en de omgang van de door de verzekerde aangegane verplichtingen
ter voorziening in zijn zorgbehoefte.
De datum ingang geïndiceerde functie kan in beginsel wel liggen na, maar niet vóór
de datum indicatiebesluit. Hierop zijn drie uitzonderingen mogelijk:
-
1. Bij indicatiemeldingen (ERAI) beslist het CIZ op de dag waarop de aanvraag bij het
CIZ binnenkomt. In bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld als de zorg is gestart
op een feestdag) moet de aanvraag zo spoedig mogelijk, maar maximaal 5 (kalender)dagen
na de start van de zorg bij het CIZ worden ingediend. De ingangsdatum van de geïndiceerde
zorg is dan de datum waarop de zorg is gestart.
-
2. Als er sprake is van de volgende drie cumulatieve voorwaarden:
-
a. het valt niet aan de verzekerde te verwijten dat het indicatiebesluit niet eerder
kon worden genomen,
-
b. de feiten zijn niet aan twijfel onderhevig en dusdanig duidelijk dat met zekerheid
of daaraan grenzende waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de verzekerde ook
in het verleden op de gevraagde zorg was aangewezen,
-
c. en de aanvraag een verzoek om voortzetting van een eerder gelijkwaardig4 indicatie-besluit betreft.
Op de eis van niet-verwijtbaarheid (2a) wordt een uitzondering gemaakt als:
-
– een verzekerde heeft verzocht om voortzetting van de eerder geïndiceerde zorg en
-
– vaststaat dat verzekerde op dezelfde zorg als voorheen is aangewezen en
-
– eveneens vaststaat dat verzekerde die zorg in de betreffende periode heeft ingekocht
en daadwerkelijk heeft ontvangen.
-
3. Ten slotte kan de ingangsdatum van het indicatiebesluit ook vóór de datum van het
indicatiebesluit liggen, als er sprake is van bijzondere omstandigheden in een concreet
geval5. Hiervan is bijvoorbeeld sprake in de volgende situaties:
-
– Bij aanvragen voor Wlz-zorg aansluitend aan geriatrische revalidatie, bij beëindiging
van de forensische status van een verzekerde die AWBZ-zorg behoeft, en na het af-
of toewijzen van een status bij asielzoekers. In deze gevallen is er sprake van een
plotselinge wijziging in de situatie van de verzekerde.
-
– Als een verzekerde vanwege bijzondere omstandigheden reeds zorg ontvangt. Het gaat
dan om een acute onvoorziene verandering in de gezondheidssituatie van de verzekerde
waarbij al direct na de medische diagnostiek en behandeling duidelijk is dat de verzekerde
levenslang en levensbreed is aangewezen op Wlz zorg. Het gaat niet om wijzigingen
in de omgeving van de verzekerde (bijvoorbeeld uitval van mantelzorg),dan is de verzekerde
aangewezen op zorg en ondersteuning vanuit andere domeinen totdat is vastgesteld dat
de verzekerde blijvend is aangewezen op de Wlz.
Als op datum aanvraag al zorg wordt verleend beslist het CIZ binnen twee weken. Ingangsdatum
is de datum dat de zorg gestart is. Voorwaarde hiervoor is dat bij de aanvraag voldoende
(medische) informatie beschikbaar is om te kunnen vaststellen dat verzekerde aanspraak
heeft op de Wlz.
1.5 Informatie bij besluit
Naast het zorgprofiel, indien van toepassing dagbesteding en vervoer en de geldigheidsduur
kan er aanvullende informatie bij het indicatiebesluit worden gegeven. Deze informatie
maakt geen onderdeel uit van het indicatiebesluit, omdat deze informatie niet is gericht
op rechtsgevolg. Om die reden kan hiertegen geen bezwaar worden gemaakt.
Als aanvullende informatie bij het indicatiebesluit kunnen worden vermeld:
-
1. leveringsvorm: het CIZ kan de voorkeur van de verzekerde registreren, met uitzondering
van zorgprofielen die conform de pgb subsidieregeling niet in pgb kunnen worden geleverd:
-
a. zorgprofiel ‘wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding’ (sector Licht Verstandelijk
Gehandicapt) en zorgprofiel ‘besloten wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding’
(sector Licht Verstandelijk Gehandicapt);
-
b. zorgprofiel ‘behandeling in een SGLVG behandelcentrum’;
-
c. zorgprofiel in de sector GGZ (‘voortgezet verblijf met intensieve begeleiding’, ‘voortgezet
verblijf met intensieve begeleiding en verzorging’, ‘voortgezet verblijf met intensieve
begeleiding en gedragsregulering’, ‘voortgezet verblijf met intensieve begeleiding
en intensieve verpleging en verzorging’, ‘beveiligd voortgezet verblijf vanwege extreme
gedragsproblematiek met zeer intensieve begeleiding’);
-
d. zorgprofiel ‘herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging’ (sector Verpleging
en Verzorging).
Het zorgkantoor beslist of verzekerde voor een pgb in aanmerking komt, niet het CIZ.
-
2. Voor zover bekend registreert het CIZ de voorkeursleverancier van de verzekerde.
Verzekerden kunnen uit vier leveringsvormen kiezen: zorg in natura met verblijf, volledig
pakket thuis (zorg in natura thuis), modulair pakket thuis of persoonsgebonden budget6.
Wanneer de verzekerde ten tijde van het indicatieonderzoek zijn keuze voor zorg in
natura met verblijf, volledig pakket thuis, modulair pakket thuis of PGB bekend heeft
gemaakt bij het CIZ, wordt deze voorkeur bij het indicatiebesluit aangegeven.
Modulair pakket thuis
Met het mpt is het mogelijk om delen (modules) van het pakket aan zorg in natura thuis
geleverd te krijgen. Dit wordt het ‘modulair pakket thuis’ (mpt) genoemd. Op basis
van de tot het geïndiceerde zorgprofiel behorende vormen van zorg spreekt de cliënt
(of zijn vertegenwoordiger) met het zorgkantoor af welke zorg hij in welke omvang
in natura thuis wil ontvangen. Het mpt kan, anders dan een vpt, worden gecombineerd
met een pgb. Voorts kan de ene module (functie) ingekocht worden bij de ene zorgaanbieder,
en de andere module bij een andere zorgaanbieder. Ook dit kan met het vpt niet.
2 Afwegingskader/beoordeling
Het CIZ besluit of een verzekerde is aangewezen op Wlz-zorg overeenkomstig het gestelde
in relevante wet- en regelgeving.
Voor dit onderzoek wordt een uniform afwegingskader gehanteerd:
-
1. In kaart brengen van de relevante ziekte(en), aandoening(en), stoornissen en beperkingen
en indien noodzakelijk naar oordeel van het CIZ, de omgevingsfactoren;
-
2. Vaststelling van
-
• gebruikelijke zorg van ouders aan hun kind;
-
• wettelijke voorzieningen (waaronder mogelijkheden behandeling, revalidatie, reactivering,
leren).
-
3. Oordeel of verzekerde is aangewezen op:
-
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde,
of
-
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante
momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
-
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg
nodig heeft, of
-
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
-
4. Vaststellen of verzekerde blijvend is aangewezen op permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid?
-
5. Vaststellen van
-
a. best passend zorgprofiel;
-
b. geldigheidsduur indien van toepassing;
-
c. al dan niet recht op dagbesteding en vervoer bij volwassenen.
2.1 Stap 1: in kaart brengen van de zorgsituatie van de verzekerde
In deze stap wordt vastgesteld wat de verzekerde wel en niet kan, mede in relatie
tot zijn omgeving7. Het gaat om:
-
1. de relevante ziekten, aandoeningen en/of stoornissen en beperkingen van de verzekerde.
Daarbij wordt ook meegenomen een eventueel lopende behandeling en de ziektebiografie
van verzekerde.
-
2. de objectieve aard en de mate van de beperkingen van de verzekerde. Daarbij gaat het
om beperkingen van activiteiten, die relevant zijn in relatie tot de zorgvraag. De
verwachte duur van de beperkingen wordt ook onderzocht.
-
3. aan de hand van het onderzoek naar ziekte/aandoening/stoornis en de beperkingen bepaalt
het CIZ de grondslag.
De stoornissen en beperkingen van de verzekerde worden vastgelegd op een vierpuntsschaal.
Stoornissen
score 0: ‘Geen probleem/geen hulp van een ander nodig’
Er is geen sprake van een stoornis of het optreden van de stoornis leidt niet tot
een zorgvraag omdat deze onder controle is door middel van behandeling medicatie of
een hulpmiddel.
score 1: ‘Wel probleem: af en toe hulp, toezicht of sturing nodig’
De stoornis leidt af en toe tot een zorgvraag. Af en toe is 1 tot 6 keer per week.
score 2: ‘Wel probleem: vaak hulp, toezicht of sturing nodig’
De stoornis leidt vaak tot een zorgvraag. Vaak is 1 tot 2 keer per dag.
score 3: ‘Wel probleem: continu hulp, toezicht of sturing nodig’
De stoornis leidt continu tot een zorgvraag. Continu is 3 of meerdere keren per dag.
Beperkingen en participatieproblemen
score 0: ‘Kan deze activiteit zelf/er is geen hulp van een ander nodig’
Deze score wordt geregistreerd als verzekerde geen beperkingen heeft ten aanzien van
de betreffende activiteit.
score 1: ‘Kan deze activiteit zelf maar een ander moet toezien of stimuleren’
Deze score wordt geregistreerd als verzekerde een andere persoon nodig heeft, die
hem ondersteunt, begeleidt, stimuleert en instrueert om de betreffende activiteit
zoveel mogelijk zelf uit te voeren en die erop toeziet dat het daadwerkelijk gebeurt.
score 2: ‘Kan deze activiteit slechts met veel moeite/een ander moet helpen’
Deze score wordt geregistreerd als verzekerde de activiteit gedeeltelijk en/of slechts
met veel moeite zelf kan uitvoeren. Een andere persoon moet de activiteit gedeeltelijk
overnemen, waarbij de resterende zelfredzaamheid van verzekerde gerespecteerd en/of
zoveel mogelijk bevorderd wordt.
score 3: ‘Kan deze activiteit niet zelfstandig/een ander moet dit overnemen’
Deze score wordt geregistreerd als verzekerde de activiteit in het geheel niet zelf
kan uitvoeren. Een andere persoon moet de activiteit geheel overnemen
Met behulp van de in deze stap verzamelde informatie wordt tenminste één grondslag
vastgesteld en zijn de aanwezige stoornissen en beperkingen vastgelegd.
2.2 Stap 2: Vaststelling van gebruikelijke zorg en wettelijke voorzieningen
Actie:
Bepalen of en in welke mate er sprake is van gebruikelijke zorg van ouders aan hun
kind of wettelijke voorzieningen.
In deze stap wordt vastgesteld of en in welke mate er sprake is van gebruikelijke
zorg of wettelijke voorzieningen.
Gebruikelijke zorg is de dagelijkse verzorging en /of opvoeding die (pleeg-) ouders/wettelijk vertegenwoordigers
aan kinderen geacht worden te bieden.
Voor zover sprake is van gebruikelijke zorg is er geen aanspraak op Wlz-zorg. Zie
hiervoor bijlage 3 Gebruikelijke Zorg.
Wettelijke voorzieningen: wettelijke regelingen, anders dan de Wlz, waarmee zorg kan
worden bekostigd waarop verzekerde is aangewezen, of waarmee de beperking van de verzekerde
kan worden opgeheven. Voor zover het zorg betreft die vanuit een wettelijke voorziening
kan worden bekostigd of waarmee de beperking van de verzekerde kan worden opgeheven,
dient deze zorg door het verantwoordelijke orgaan geregeld te worden.
Het gaat bij wettelijke voorzieningen onder meer om:
Zorgverzekeringswet:
Artikel 2.10
-
1. Verpleging en verzorging omvat zorg zoals verpleegkundigen die plegen te bieden, waarbij
die zorg:
-
a. verband houdt met de behoefte aan de geneeskundige zorg, bedoeld in artikel 2.4, of
een hoog risico daarop,
-
b. niet gepaard gaat met verblijf als bedoeld in artikel 2.12, en
-
c. geen kraamzorg als bedoeld in artikel 2.11 betreft.
-
2. Onder de zorg, bedoeld in het eerste lid, valt niet verzorging van verzekerden tot
achttien jaar, tenzij er sprake is van verzorging vanwege complexe somatische problematiek
of vanwege een lichamelijke handicap, waarbij:
-
a. sprake is van behoefte aan permanent toezicht, of
-
b. vierentwintig uur per dag zorg in de nabijheid beschikbaar moet zijn en die zorg gepaard
gaat met een of meer specifieke verpleegkundige handelingen.
Toelichting hierop:
Verpleging aan verzekerden tot achttien jaar valt onder de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Verzorging aan verzekerden tot achttien jaar valt onder de Jeugdwet. Ook als de verzekerde
verpleging uit de Zvw krijgt. Daarop is één uitzondering, namelijk de verzorging die
onderdeel is van de intensieve zorg voor kinderen met een somatische aandoening (de
zogenoemde intensieve kindzorg zoals die tot 1 januari 2015 ten laste van de AWBZ
kwam). Uiteraard valt gebruikelijke zorg daar niet onder.
Bij intensieve zorg voor kinderen met een somatische aandoening zoals tot nu toe ten
laste van de AWBZ werd verleend, gaat het om de volgende twee situaties:
-
– kinderen met zwaar complexe somatische problematiek of een lichamelijke handicap,
die als gevolg van deze problematiek een behoefte hebben aan verzorging of verpleging
en waarbij permanent toezicht noodzakelijk is. Onder permanent toezicht wordt verstaan
dat onafgebroken toezicht en actieve
-
– observatie gedurende de gehele dag nodig is met betrekking tot fysieke functies, zodat
tijdig ingrijpen mogelijk is. Doordat het kind zorg nodig heeft op zowel te plannen
dagen en tijdstippen als op ongeplande tijden, vaak ook in de nachtelijke uren, volstaat
toezicht op afstand of een meer passieve observatie niet. Bij de kinderen die een
behoefte aan permanent toezicht hebben, kan elk moment iets ernstig mis gaan.
-
– Het kan ook gaan om kinderen met lichtere complexe problematiek of een
-
– lichamelijke handicap, waarbij een of meer specifieke verpleegkundige handelingen
nodig zijn en waarbij zorg voortdurend in de nabijheid nodig is. Bij deze kinderen
moet de zorg weliswaar gedurende de gehele dag in de nabijheid beschikbaar zijn, maar
daarbij is geen permanente actieve observatie nodig. Het gaat dus om een vorm van
beschikbaarheid van zorg die voor een groot deel bestaat uit meer passief toezicht.
De zorg is echter wel nodig op zowel geplande als ongeplande zorgmomenten. Bij de
specifieke verpleegkundig handelingen, gaat het om handelingen als het toedienen van
zuurstof, aan- en afkoppelen beademingsapparatuur, toediening van intraveneuze medicatie
toediening of parenterale voeding, verwisselen van canules en openhouden en doorspoelen
van katheters en dergelijke.
Kinderen waarbij zich op zeer jonge leeftijd naast de complexe somatische problematiek
of lichamelijk handicap ook een verstandelijke handicap manifesteert, kunnen tot hun
vijfde levensjaar behoren tot de doelgroep voor de intensieve zorg voor kinderen met
een somatische aandoening. Tot hun vijfde levensjaar ligt het accent veelal op de
medische zorg en valt deze zorg daarom onder de intensieve zorg voor kinderen met
een somatische aandoening. Gaandeweg verschuift het aangrijpingspunt van de medische
zorg naar de gehandicaptenzorg en kan duidelijk worden dat deze kinderen vanwege hun
ernstige verstandelijke handicap levenslang en levensbreed zorg nodig hebben. Als
deze kinderen voldoen aan de toelatingscriteria van de Wlz, dan vallen zij onder de
Wlz en krijgen zij de zorg op grond van de Wlz.
2) Palliatief terminale zorg
Intramurale palliatief terminale zorg valt onder de subsidieregeling eerstelijns verblijf
2015 als de verzekerde voorafgaand aan de palliatief terminale zorg nog geen Wlz indicatie
had.
Extramurale palliatief terminale zorg valt onder de Zvw als de verzekerde voorafgaand
aan de palliatief terminale zorg nog geen Wlz indicatie had.
Toelichting:
Binnen het wettelijk domein van de Wlz is palliatief terminale zorg beschikbaar voor
cliënten die, vóórdat zij in de palliatief terminale fase geraakten, al een Wlz-indicatie
hadden. Hiermee is sprake van een duidelijke afbakening tussen de Zvw en de Wlz. De
zorg in de laatste levensfase voor cliënten die géén Wlz-indicatie hebben, valt namelijk
onder de aanspraak wijkverpleging (Zvw) als deze zorg wordt geboden in de thuissituatie
of een zelfstandig hospice of zelfstandig bijna-thuis-huis.
Als een verzekerde, die nog geen indicatie uit de Wlz heeft, na verwijzing van de
huisarts of in samenspraak tussen de huisarts en de specialist ouderengeneeskunde
en/of de wijkverpleegkundige palliatief terminale zorg in een instelling behoeft,
is daarvoor in 2015 de subsidieregeling eerstelijns verblijf beschikbaar.
Behandeling:
Behandeling vanuit de Zvw, de Jeugdwet of de subsidieregeling extramurale behandeling
kan voor gaan op Wlz zorg als door behandeling van de ziekte, aandoening, stoornissen
en/of beperkingen de zorgsituatie van de verzekerde nog kan verbeteren8.
Behandeling kan niet worden afgedwongen als de lichamelijke integriteit in het geding
komt (bijvoorbeeld bij een operatie).
Jeugdwet:
Als (nog) niet is vastgesteld dat een kind vanwege zijn zorgbehoefte blijvend is aangewezen
op permanent toezicht of op 24 uur per dag zorg in de nabijheid zoals bepaald in de
Wlz kan het kind ook nog zijn aangewezen op zorg en ondersteuning zoals bedoeld in
de Jeugdwet. De Jeugdwet bepaalt dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor jeugdhulp,
dat wil zeggen: voor de ondersteuning, hulp en zorg voor jeugdigen met opvoed- en
opgroeiproblemen, met psychische en psychiatrische problemen of stoornissen of met
een beperking. Gemeenten zijn in dat kader ook verantwoordelijk voor de uitvoering
van kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering.
Artikel 3.1.5 onder c Blz:
Een verzekerde heeft geen recht op Wlz-zorg indien hij minderjarig is en in verband
met een verstandelijke beperking is aangewezen op zorg en ondersteuning in een veilige
en vertrouwde leef- en woonomgeving, gericht op opvoeding en het waar mogelijk deelnemen
aan het maatschappelijk leven zoals bedoeld in het zorgprofiel voor wonen met begeleiding
en verzorging.
2.3 Stap 3: Oordeel ‘permanent toezicht’ of ‘24uur per dag zorg in de nabijheid’
Actie:
Bepalen of de verzekerde is aangewezen op:
-
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde,
of
-
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante
momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
-
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg
nodig heeft, of
-
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
Ad a: Permanent toezicht
Wlz art 3.2.1. Permanent toezicht: onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor
tijdig kan worden ingegrepen.
Het gaat om toezicht dat geboden moet worden op basis van actieve observatie die als
doel heeft dreigende ontsporing in het gedrag of de gezondheidssituatie van de verzekerde
vroegtijdig te signaleren, waardoor altijd tijdig ingegrepen kan worden en escalatie
van onveilige/gevaarlijke/(levens)bedreigende gezondheids- en/of gedragssituaties
voor verzekerde kan worden voorkomen.
Bij verzekerden die een behoefte hebben aan permanent toezicht kan elk moment iets
(ernstig) mis gaan.
Ad b 1°: 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op
relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
Fysieke problemen kunnen betrekking hebben op beperkingen die veroorzaakt worden door
een somatische ziekte of een lichamelijke handicap.
De verzekerde is niet altijd in staat tijdig de zorgverlener in te roepen of erkent
niet altijd de behoefte aan zorg, vanwege fysieke problemen en de gevolgen daarvan
voor het psychisch functioneren (bijvoorbeeld vanwege vermoeidheid, vertraagd denken,
verminderde alertheid en concentratie).
Wachten op de zorgverlener bij ongeplande zorgmomenten zal mogelijk ernstig nadeel
opleveren gezien de medische situatie / prognose. Er kan bijvoorbeeld risico zijn
van verwaarlozing, of het oplopen van lichamelijk letsel ten gevolge van bedlegerigheid,
een slechte voedingstoestand, tekorten in de zelfzorg.
ad b 2°: 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op
relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
De verzekerde heeft beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te vormen
over dagelijks voorkomende situaties. Daarom heeft de verzekerde voortdurend begeleiding
of overname van taken nodig om ernstig nadeel voor hemzelf te voorkómen. Het gaat
hierbij om problemen op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch
functioneren of geheugen en oriëntatie.
Het betreft verzekerden die vanwege cognitieve beperkingen op meerdere momenten van
de dag begeleiding en toezicht nodig hebben. De zorgverlening moet op relevante (onverwachte)
momenten ondersteunen bij de oordeelsvorming over essentiële zaken in het dagelijkse
bestaan van de verzekerde. De verzekerde kan de consequenties van eigen handelen niet
overzien. Het mogelijke ernstig nadeel kan optreden als gevolg van het ontbreken van
voldoende regie en regelvermogen.
Uitzonderingen:
-
1. Een verzekerde die tot de 18e verjaardag behandeling vanuit de Jeugdwet ontving in een Licht Verstandelijk Gehandicapt-
behandelinstelling en die volgens zijn behandelaar is aangewezen op het afmaken van
deze behandeling met verblijf komt hiervoor ook in aanmerking als hij geen behoefte
(meer) heeft aan permanten toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
-
2. Een verzekerde met een psychische stoornis wiens recht op verblijf en de daarbij behorende
medisch noodzakelijke geneeskundige zorg op grond van zijn zorgverzekering beëindigd
is omdat de krachtens zijn zorgverzekering geldende maximumduur voor die zorg is bereikt,
heeft aansluitend recht op voortzetting van deze zorg vanuit de Wlz gedurende een
onafgebroken periode van maximaal drie jaar.
Als tijdens deze periode van drie jaar de zorgbehoefte zodanig wijzigt dat het geïndiceerde
zorgprofiel niet meer passend is, stelt het CIZ op basis van de actuele zorgbehoefte
van de verzekerde het best passend zorgprofiel vast. De (blijvende) noodzaak voor
permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid wordt niet beoordeeld.
2.4 Stap 4: Is de zorgbehoefte blijvend?
Actie:
Vaststellen of verzekerde blijvend is aangewezen op permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
Om vast te stellen of de behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg
in de nabijheid blijvend is wordt, op basis van de ziekte, aandoening, stoornissen
en beperkingen, afgewogen of er nog mogelijkheden zijn voor zodanige (functionele)
verbetering of herstel dat deze zorgbehoefte daarmee niet aan de criteria voldoet.
Bij kinderen moet worden meegewogen dat ook bij kinderen met een beperking nog (enige)
ontwikkeling mogelijk is.
Uitzonderingen
-
1. Een meerderjarige verzekerde heeft recht op zorg voor zover hij vanwege een combinatie
van een licht verstandelijke handicap en gedragsproblemen tijdelijk behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de of als deze verzekerde
volgens zijn behandelaar is aangewezen op het afmaken van een onder de Jeugdwet aangevangen
behandeling met verblijf.
Het gaat hierbij om integrale multidisciplinaire behandeling in een Licht Verstandelijk
Gehandicapten – of Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapten – behandelinstelling,
zoals beschreven in de zorgprofielen voor maximaal 3 jaren.
-
2. Een verzekerde met een psychische stoornis wiens recht op verblijf en de daarbij behorende
medisch noodzakelijke geneeskundige zorg op grond van zijn zorgverzekering beëindigd
is omdat de krachtens zijn zorgverzekering geldende maximumduur voor die zorg is bereikt,
heeft aansluitend recht op voortzetting van deze zorg vanuit de Wlz gedurende een
onafgebroken periode van maximaal drie jaar.
Als tijdens deze periode van drie jaar de zorgbehoefte zodanig wijzigt dat het geïndiceerde
zorgprofiel niet meer passend is, stelt het CIZ op basis van de actuele zorgbehoefte
van de verzekerde het best passend zorgprofiel vast. De blijvende noodzaak voor permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid wordt
niet beoordeeld.
2.5 Stap 5: het indicatiebesluit
Actie:
Het vaststellen van een indicatiebesluit Wlz, met het zorgprofiel waarop de verzekerde
is aangewezen.
Vaststelling van het zorgprofiel is gebaseerd op de grondslag(en), stoornissen en
beperkingen en de daaruit voortvloeiende actuele zorgbehoefte van de verzekerde. Het
CIZ onderzoekt in eerste instantie of er op basis van de dominante grondslag van de
verzekerde een passend zorgprofiel kan worden vastgesteld. Als geen van deze profielen
voldoende aansluit bij de zorgbehoefte van verzekerde, kan op basis van specifieke
cliëntkenmerken gekozen worden uit een profiel behorend bij een andere aanwezige grondslag
dan de dominante grondslag. Het gaat hierbij dan specifiek om verzekerden met complexe
meervoudige handicaps waarbij het beperkingen profiel niet eenduidig te herleiden
is tot één grondslag, om leeftijdsgebonden cliëntkenmerken, of om specifieke gedragsproblemen
van de verzekerde.
Een zorgprofiel uit een reeks kan alleen gekozen worden als de problematiek uit die
reeks aanwezig is. Met andere woorden: de grondslag waarop de reeks is gebaseerd,
moet bij de verzekerde aanwezig zijn. De dominante grondslag kan een andere zijn.
Voorbeeld: er kan geen zorgprofiel uit de sector Verstandelijk Gehandicapt (VG) worden
gekozen als er geen sprake is van een verstandelijke beperking en een VG-grondslag.
Uitzondering
De reeksen passend bij de Somatische grondslag en de grondslag Lichamelijke handicap
zijn vrij uitwisselbaar. Deze problematiek ligt naar aard en inhoud erg dicht bij
elkaar.
Dagbesteding
Bij volwassenen met een zorgprofiel uit de reeks Verstandelijk Gehandicapt, Lichamelijk
Gehandicapt, Zintuiglijk Gehandicapt visueel, Zintuiglijk Gehandicapt auditief en
de sector GGZ, wordt beoordeeld of verzekerde is aangewezen op begeleiding in groepsverband.
Als dagbesteding aangewezen is, moet apart aangegeven worden of er een medische noodzaak
is voor vervoer van en naar de dagbesteding. Uitgangspunt bij het beoordelen van ‘medische
noodzaak’ is het gebrek aan zelfredzaamheid van de verzekerde.
Bij kinderen wordt dagbesteding met vervoer altijd geïndiceerd.
Specifieke criteria voor het bepalen van het passende zorgprofiel:
Zorgprofiel (sector V&V): herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging
in een instelling
Dit zorgprofiel is aan de orde bij verzekerden bij wie medisch specialistische diagnostiek/interventie
heeft plaatsgevonden waarbij sprake is geweest van een ziekenhuisopname. Voorafgaand
aan de interventie ontvingen (vrijwel) alle verzekerden uit deze groep reeds Wlz-zorg.
De medisch specialistische diagnostiek/interventie, ook van de comorbiditeit, is afgerond.
In aansluiting op deze interventie is behoefte aan herstelgerichte behandeling die
een integrale en multidisciplinaire aanpak vereist. De verzekerde heeft een tijdelijke
behoefte aan extra behandeling en zorg, meestal 2 tot 6 maanden. Bij verzekerde is
sprake van verminderde leerbaarheid en trainbaarheid als gevolg van ernstige problemen
met regie, regelvermogen en psychosociale/cognitieve functies. Herstel tot het niveau
van functioneren van vóór de acute aandoening wordt nagestreefd.
Bij het bepalen of sprake is van herstelgerichte behandeling, aansluitend aan een
klinische opname, moet worden voldaan aan alle onderstaande criteria:
-
a) naar aard en inhoud mag de beoogde behandeling niet onder de Zvw-aanspraken (tweede
compartiment) vallen;
-
b) revalidatie moet gericht zijn op herstel of het aanleren van vaardigheden;
-
c) er moet een concreet en haalbaar behandeldoel zijn waardoor blijvende verbeteringen
in het functioneren worden bereikt/verwacht;
-
d) er moet een behandelplan zijn;
-
e) de verzekerde moet in staat zijn te leren;
-
f) er moet van behandeling in een multidisciplinaire zorgsetting sprake zijn, gecoördineerd
door een hoofdbehandelaar;
-
g) de te geven behandeling moet een door de beroepsgroep geaccepteerde methode zijn;
-
h) de te geven behandeling moet programmatisch en doelmatig zijn;
-
i) voor de behandeling is specifieke deskundigheid nodig, namelijk die van een Wlz-behandelaar.
Zorgprofiel (sector V&V): beschermd verblijf met intensieve palliatief-terminale zorg
Verzekerden die al een Wlz-indicatie hebben, zullen in de eindfase van hun leven de
noodzakelijke zorg krijgen op basis van het eerder toegekende zorgprofiel. De zorg
aan het eind van het leven is een onderdeel van de taken van een instelling. Dit zorgprofiel
kan worden geïndiceerd als een verzekerde met een Wlz indicatie lijdt aan een ziekte/aandoening
en zich in de terminale levensfase bevindt, dat wil zeggen een levensverwachting heeft
van niet langer dan drie maanden, en wanneer de zorgvraag aan alle onderstaande criteria
voldoet:
-
• er is noodzaak tot zeer intensieve 24-uurszorg die in het reeds geïndiceerde zorgprofiel
niet mogelijk is;
-
• er is noodzaak tot bestrijding van zware pijn en/of verwardheid en/of benauwdheid
en/of onrust;
-
• er is sprake van complexe zorg en inzet van verschillende disciplines, en noodzaak
van continue nabijheid van zorg.
Als aan deze voorwaarden is voldaan, wordt dit zorgprofiel geïndiceerd.
Zorgprofiel (sector VG): (besloten) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging
en gedragsregulering
Indicatiecriteria die beide van toepassing zijn op dit zorgprofiel:
-
• een onderbouwde conclusie dat er sprake is van chronische ernstige gedragsproblematiek
die niet met reguliere middelen kan worden behandeld of begeleid en;
-
• CEP score ≥ 3 (=Consensusprotocol Ernstig Probleemgedrag).
Om vast te stellen of de verzekerde voldoet aan bovenstaande criteria is aanlevering
van onderstaande zorginhoudelijke informatie noodzakelijk:
-
1. Een actueel of geactualiseerd (maximaal één jaar oud) zorgplan. Uit het plan blijkt:
-
• wat de omschrijving is van de grondslag en de bijzondere gedragsproblematiek.
-
• indien aanwezig: een bijzonder zorgplan CCE en beschrijving van vervolgacties naar
aanleiding van betrokkenheid en advisering door Centrum voor Consultatie en Expertise
(CCE).
-
• wanneer het CCE niet betrokken is geweest, is het noodzakelijk dat de volgende onderwerpen
in het zorgplan aan bod komen:
-
– Welke zorginterventies hebben plaatsgevonden om de bijzonder ernstige gedragsproblematiek
te verminderen. Dit zijn bijvoorbeeld behandeling (eventueel medicamenteus/therapieën/video-opnames),
specifieke benadering, groepsgrootte, woonvorm, inzet gespecialiseerd personeel.
-
– Tot welk resultaat de zorginterventies hebben geleid.
-
– Een onderbouwde conclusie (op basis van het voorgaande) dat er sprake is van chronische
ernstige gedragsproblematiek die niet met de reguliere middelen kan worden behandeld
of begeleid.
-
2. Een actueel of geactualiseerd (maximaal één jaar oud) volledig rapport van de CEP-score9, opgesteld door meerdere deskundigen onder eindverantwoordelijkheid van een gedragsdeskundige.
Uit de score blijkt dat de vastgestelde chronische gedragsproblematiek een zwaarte
heeft van tenminste 3.
Zorgprofielen(sectorLVG) Licht Verstandelijk Gehandicapt
Jongvolwassenen met een licht verstandelijke handicap met daarnaast meervoudige problematiek
zoals beperkt sociaal aanpassingsvermogen en ernstige, chronische beperkingen in de
sociale redzaamheid, ernstige gedragsproblemen of psychiatrische problemen, behoren
tot de doelgroep Licht Verstandelijk Gehandicapten (LVG). De problematiek bij deze
verzekerden komt vaak voor in combinatie met problemen in de gezinssituatie zoals
mishandeling, verwaarlozing, verslaving of seksueel misbruik.
Als er voor verzekerden uit de doelgroep een noodzaak is tot integrale multidisciplinaire
behandeling in een LVG-behandelinstelling en ze voldoen aan de criteria voor opname
in deze instelling, wordt een zorgprofiel uit de set LVG-zorgprofielen geïndiceerd.
De noodzaak tot een integrale, multidisciplinaire behandeling in een LVG-behandelinstelling
wordt aangegeven bij de aanvraag en onderbouwd door een betrokken behandelaar.
Bij de LVG-behandelinstellingprofielen zijn de volgende criteria in combinatie vereist:
-
• behandelperspectief/prognose. Uit de onderzoeksgegevens moet blijken dat er perspectief
is dat de gevraagde behandeling leidt tot verbetering in het persoonlijk en maatschappelijk
functioneren van de verzekerde, geformuleerd in een concreet behandeldoel. De behandeling
moet een multidisciplinair karakter hebben, gecoördineerd door een Wlz-behandelaar
waarbij tijdens de intake- en diagnostiekfase is gebleken dat intramurale opname en
behandeling noodzakelijk is;
-
• niveau van verstandelijk functioneren: een IQ tussen 50 en 85;
-
• de leeftijd waarop de indicatie wordt gesteld, is doorgaans tussen 18 en 23 jaar.
Voor de leeftijdgroep vanaf 21 jaar geldt dat er meestal sprake is van voortgezette
hulpverlening die het karakter heeft van woon- en vaardigheidstraining;
-
• er is sprake van ernstige gedragsproblemen. De bepaling van de ernst van de gedragsproblemen
wordt ontleend aan een medisch of gedragskundig rapport dat bij de aanvraag wordt
aangeleverd of wordt opgevraagd in verband met onderzoek van het CIZ.
Voor verzekerden met een lichte verstandelijke handicap die blijvend zijn aangewezen
op 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht, zonder noodzaak tot
behandeling in een LVG-behandelinstelling, is geen LVG zorgprofiel aan de orde, mogelijk
is er wel aanspraak op een zorgprofiel in de reeks VG.
Zorgprofiel Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapt: zorg en behandeling
voor verzekerden met een licht verstandelijke handicap en zeer ernstige gedragsproblematiek
Bij Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapt-cliënten (SGLVG-cliënten)
is sprake van onbegrepen en risicovol gedrag dat wordt veroorzaakt door een licht
verstandelijke handicap en gedragsproblemen al dan niet in combinatie met psychiatrische
problemen. De problematiek komt tot uiting in alle facetten van het leven: (gezins)systeem,
wonen, werken en vrije tijd. De problemen versterken elkaar en zijn vaak onderling
met elkaar verweven. Hoewel er doorgaans ook sprake is van (actieve) psychiatrische
problematiek wordt deze categorie verzekerden meestal onder de dominante grondslag
Verstandelijke handicap geïndiceerd. De reden hiervoor is dat de gedragsproblemen/stoornissen
sterk verweven zijn met de licht verstandelijke beperking. De behandeling van deze
problemen moet aansluiten bij het cognitieve niveau van de verzekerde.
Als er voor deze doelgroep een noodzaak is tot behandeling in een SGLVG-behandelinstelling
en ze voldoen aan de criteria voor opname in zo’n instelling, wordt het SGLVG-zorgprofiel
geïndiceerd.
Bij het SGLVG-behandelinstellingsprofiel zijn de volgende toelatingscriteria in combinatie
vereist:
-
• er is een behandelperspectief en een behandelprognose;
-
• een multidisciplinaire aanpak is noodzakelijk;
-
• verzekerde heeft een IQ tussen de 50 en 85;
-
• de leeftijd van verzekerde ligt meestal tussen 18 en 55 jaar;
-
• verzekerde heeft ernstige en chronische beperkingen in de sociale redzaamheid, leerproblemen
en/of gedragsproblemen;
-
• er is sprake van comorbiditeit van psychiatrische problemen en/of ontwikkelingsstoornissen;
-
• er is sprake van ernstige handelingsverlegenheid van de omgeving vanwege deze problematiek;
-
• eerdere behandeltrajecten hebben niet (voldoende) resultaat gehad.
Voor verzekerden met SGLVG-problematiek die blijvend zijn aangewezen op 24 uur per
dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht zonder noodzaak tot behandeling in
een SGLVG-behandelinstelling, is geen SGLVG zorgprofiel aan de orde, mogelijk is er
wel aanspraak op een zorgprofiel in de reeks Verstandelijk Gehandicapt.
Resultaat:
Een indicatiebesluit voor Wlz-zorg conform wet en regelgeving.
Het indicatiebesluit wordt ter kennis van de verzekerde gebracht.
Tegen het indicatiebesluit staat bezwaar en beroep conform de Algemene wet bestuursrecht
open.
Het indicatiebesluit wordt gecommuniceerd naar de Wlz-uitvoerder en opgenomen in het
Wlz register.
BIJLAGE 2
1. Algemeen
Deze bijlage kan worden aangehaald als ‘bijlage Grondslagen’.
Op deze bijlage is de bijlage ‘Algemeen’ van toepassing.
Relevante wet- en regelgeving
Eén van de vereisten om in aanmerking te komen voor de Wlz is de aanwezigheid van
een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke,
lichamelijke of zintuiglijke handicap (artikel 3.2.1, eerste lid, Wlz 2015).
2. Aandachtspunten
Vaststellen grondslag
Het CIZ stelt vast welke grondslag een verzekerde heeft en maakt daarbij gebruik van
informatie over diagnostiek en over stoornissen en beperkingen, die wordt verstrekt
door een ter zake deskundige. Informatie over stoornissen en beperkingen kan ook door
eigen onderzoek van het CIZ worden verkregen.
Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK)
Er is sprake van Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK)10 als er bij adequaat medisch onderzoek geen aandoening is gevonden die de lichamelijke
klachten voldoende verklaart en de aard van deze lichamelijke klachten zodanig is
dat verzekerde blijvend is aangewezen op permanent toezicht of op 7x24 uur/dag zorg
in de
nabijheid.
Bij sommige patiënten wordt wel een somatische aandoening gevonden, maar zijn de klachten
ernstiger of langduriger ofwel beperken zij het functioneren sterker dan op grond
van de aandoening te verwachten is of ontbreekt geobjectiveerde informatie over een
achterliggende ziekte of aandoening. Ook in deze situatie is er sprake van Somatisch
Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK).
Beperkingen ten gevolge van een SOLK moeten, net als in andere situaties, altijd worden
geobjectiveerd. Het oordeel van een arts is bij een SOLK noodzakelijk.
Het hiertoe noodzakelijke onderzoek behoort plaats gevonden te hebben in het reguliere
medische circuit (2e compartiment) voordat er sprake kan zijn van Wlz-zorg. Bij een verzekerde met een
SOLK wordt altijd de medisch adviseur van het CIZ geraadpleegd. Indien de medisch
adviseur van het CIZ, na overleg met de curatieve sector de overtuiging heeft, dat
de situatie onomkeerbaar is en de beperkingen blijvend zijn, dan is een Wlz- indicatie
mogelijk. Het zichtbare beperkingenbeeld van de SOLK ligt vrijwel altijd op het somatische
vlak, daarom wordt voor een somatische grondslag gekozen.
Eén grondslag of meer grondslagen
Om in aanmerking te komen voor toegang tot Wlz-zorg, moet een verzekerde in elk geval
beschikken over één grondslag. Sommige verzekerden hebben echter meer grondslagen.
Voor een compleet inzicht in de problematiek van de verzekerde en de onderlinge samenhang
van de aanwezige grondslagen is het van belang om alle grondslagen te vermelden in
het dossier.
Aanwezige grondslag
De nota van toelichting bij artikel 3.2.3 BLZ geeft aan dat het CIZ enkel samenhangende
zorg kan indiceren voor de bij de verzekerde aanwezige grondslag.
Dominante grondslag
Als er sprake is van meer dan één grondslag stelt het CIZ vast welke van die grondslagen
de ‘dominante’ grondslag is. De dominante grondslag wordt bepaald door de zwaarstwegende
beperkingen in relatie tot de geobjectiveerde zorgbehoefte. De dominante grondslag
kan wijzigen bij een veranderde zorgbehoefte (in geval bijvoorbeeld aanvankelijk de
dominante grondslag een somatische aandoening of beperking was kan dat later wijzigen
wanneer een tweede grondslag dominant wordt, bijvoorbeeld de grondslag psychogeriatrische
aandoening of beperking).
3. De vijf grondslagen
Somatische aandoening of beperking
Een somatische aandoening of beperking vindt veelal zijn oorzaak in een actuele somatische
(lichamelijke) ziekte of aandoening.
In sommige situaties bereikt een chronische somatische aandoening op enig moment een
‘eindstadium’. Dat wil zeggen, dat bij de somatische aandoening een stabiele toestand
is bereikt waarin geen functionele verbetering meer te verwachten is. Verdere behandeling
zal niet leiden tot verder herstel en bepaalde beperkingen worden daarmee blijvend.
Het vaststellen hiervan is aan de behandelend arts. Een aandoening die gekenmerkt
wordt door stabiele fases en bij verergering door medische en/of paramedische behandeling
(nog) kan genezen of verbeteren, heeft als grondslag Somatische aandoening of beperkingen,
dus niet de grondslag Lichamelijke handicap.
Wanneer sprake is van blijvende beperkingen, niet veroorzaakt door stoornissen van
het zenuwstelsel of het bewegingsapparaat (bot-/ spierstelsel, gewrichten en bindweefsel),
dan is de grondslag Somatische aandoening of beperking van toepassing. Dit is ook
het geval bij een terminale situatie11 (als voorbeeld: verzekerde met een hersentumor).
Lichamelijke handicap
Ook een lichamelijke handicap is op te vatten als een fysieke aandoening. Wanneer
sprake is van beperkingen als gevolg van stoornissen van het zenuwstelsel en het bewegingsapparaat
(bot-/spierstelsel, gewrichten en bindweefsel) waarbij geen functionele verbetering
meer mogelijk is (er kan nog wel sprake zijn van een verslechtering) en er geen sprake
is van een terminale situatie12, dan is de grondslag Lichamelijke handicap van toepassing. Het vaststellen van de
mogelijkheid tot een functionele verbetering is aan de behandelend arts.
Psychogeriatrische aandoening of beperkingen
Een psychogeriatrische grondslag wordt gevormd door een ziekte, aandoening of stoornis
in of van de hersenen. Veelal is er een aantasting te zien van onder andere denkvermogen,
gevoelsleven, intellect, herinneringscapaciteit al of niet in combinatie met afname
van motorische functies en vermindering van de sociale redzaamheid.
De meest voorkomende aandoening die leidt tot deze grondslag is dementie. Dit is een
verzamelnaam voor een aantal ziekteverschijnselen die allemaal veroorzaakt worden
door niet-aangeboren afwijkingen in de hersenen, ook wel dementieel syndroom genoemd.
Verstandelijke handicap
Iemand met een verstandelijke beperking heeft een aangeboren of een later in de ontwikkeling
optredende beperking in het intellectueel functioneren. Deze gaat gepaard met beperkingen
in de sociale (zelf)redzaamheid.
Internationale classificatiesystemen (ICD-10 en DSM-5) komen overeen met de criteria
in de definitie van een verstandelijke beperking van de American Association on Intellectual
and Developmental Disabilities (AAIDD)
-
1) Bij een IQ lager dan 70 is sprake van een grondslag verstandelijke handicap als een
verzekerde een normscore van 70 of lager behaalt op een algemene en voor hem valide
intelligentietest. Er moeten gelijktijdig dusdanige beperkingen in het adaptief vermogen
zijn vastgesteld dat verzekerde is aangewezen op blijvende ondersteuning om de tekorten
in het adaptief vermogen te compenseren. Dit houdt in dat moet zijn voldaan aan de
volgende criteria:
-
° een significante beperking in het intellectuele functioneren (een IQ van twee of
meer standaarddeviaties beneden het populatiegemiddelde);
-
° gelijktijdig optredend met een significante beperking in het adaptief vermogen (conceptuele,
sociale en praktische vaardigheden; twee of meer standaarddeviaties beneden het populatiegemiddelde),
en
-
° bovengenoemde beperkingen zijn ontstaan vóór het 18e levensjaar.
-
2) Bij een IQ tussen 70 en 85, is sprake van een grondslag verstandelijke handicap als
is voldaan aan de volgende criteria:
-
° Een IQ-score tussen de 70 en 85 op een algemene en voor hem valide intelligentietest,
en
-
° door professioneel onderzoek is aangetoond dat er significante beperkingen in het
adaptief vermogen zijn die gepaard gaan met ernstige en chronische beperkingen in
de sociale redzaamheid en/of ernstige chronische gedragsproblemen, en
-
° bovengenoemde beperkingen zijn ontstaan vóór het 18e levensjaar.
Zintuiglijke handicap
De grondslag zintuiglijke handicap kan worden toegekend aan verzekerden die een visuele
of auditief-communicatieve handicap of een (zeer) ernstig spraak-/taalprobleem (of
-stoornis) hebben.
Visuele handicap
Visuele beperkingen worden in Nederland gedefinieerd volgens de ICD-10 classificatie
van de WHO en ingedeeld op basis van gezichtsscherpte (visus) en gezichtsveld, waarbij
de diagnostiek plaatsvindt door middel van metingen met hulpmiddel (bril).
Een visuele handicap valt onder de grondslag Zintuiglijke Handicap als er volgens
de richtlijnen voor diagnostiek van de NOG13 sprake is van:
-
• een gezichtsscherpte van < 0.3 aan het beste oog, en/of
-
• een gezichtsveld < 30 graden, en/of
-
• een gezichtsscherpte tussen 0.3 en 0.5 aan het beste oog met daaraan gerelateerde
ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren.
Auditief-communicatieve handicap
Van een auditieve stoornis is sprake als door of namens een arts stoornissen in het
gehoorvermogen zijn vastgesteld. De mate van gehoorverlies wordt vastgesteld middels
audiometrie van het beste oor, zonder gebruik van een eventueel hulpmiddel zoals een
gehoorapparaat.
Zoals in de FENAC14 -richtlijnen voor diagnostiek is aangegeven, is er sprake van een auditieve stoornis
indien:
-
• het drempelverlies bij het audiogram ten minste 35 dB bedraagt, verkregen door het
gehoorverlies bij frequenties van 1000, 2000 en 4000 Hz te middelen,
-
• of als het drempelverlies groter is dan 25 dB bij meting volgens de Fletcher index,
het gemiddelde verlies bij frequenties van 500, 1000 en 2000 Hz
Om van de grondslag Zintuiglijke Handicap te spreken moet de auditieve stoornis samenhangen
met communicatieve beperkingen en/of ernstige sociaal emotionele problematiek en/of
ernstige spraak/taal stoornis en/of leerachterstand.
Spraak-/taalstoornis
Een spraak-/taal stoornis kan worden vastgesteld als er sprake is van ernstige communicatieve
beperkingen. Deze kunnen zijn ontstaan door (zeer) ernstige beperkingen op één of
meer ondergenoemde terreinen:
-
• Spraakproductie (spreekt woorden en/of zinnen niet goed uit).
-
• Spraakperceptie (er is aangetoond dat de verwerking van geluid/spraak door de hersenen
niet goed verloopt).
-
• Morfo-syntactische kennis (receptief en productie bijvoorbeeld moeite met begrijpen
wat anderen zeggen).
-
• Lexicaal-semantische kennis (receptief en productie bijvoorbeeld moeite taal te gebruiken
om zich aan anderen duidelijk te maken).
Bovenstaande moet zijn aangetoond door middel van multidisciplinaire diagnostiek verricht
in het tweede compartiment, conform de FENAC richtlijnen.
Een spraak-/taalstoornis wordt onder de grondslag zintuiglijke handicap vastgesteld
als:
-
• de communicatieproblemen zodanig ernstig zijn dat verzekerde afhankelijk is van een-op-een
begeleiding in de communicatie en daarbij een blijvende multidisciplinaire aanpak
voor zijn communicatieproblemen nodig heeft, en
-
• er een in de persoon gelegen oorzaak is aan te wijzen, en
-
• de spraak-, taalstoornis* op zich zelf staat, dat wil zeggen dat andere problematiek (psychiatrisch, fysiologisch,
neurologische, cognitieve) ondergeschikt is aan de taalontwikkelingsstoornis.
Een pragmatische taalstoornis/beperking (te weinig rekening houden met anderen tijdens
gesprek, alleen op kernwoorden reageren, uitingen te letterlijk opvatten waardoor
misverstanden ontstaan, van de hak op de tak springen, teveel praten, geen onderscheid
maken tegen wie je praat, herhalen, te precies taalgebruik, in zichzelf praten, moeite
met beginnen van een gesprek) als zodanig leidt niet tot de grondslag ZG.