De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 5, derde, vierde, vijfde, tiende, elfde en vijftiende lid, 8,
vierde en zesde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers, 5, vierde, vijfde, zesde en achtste lid, 8, vijfde, zesde, achtste
en tiende lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen, 2:8, tweede lid, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
en 5, derde lid, van de Regeling vermogenswaardering Ioaz;
Besluit:
ARTIKEL I
De bedragen, genoemd in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers, worden als volgt herzien:
A
De bedragen, genoemd in artikel 5, worden als volgt herzien:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt ‘€ 679,75’ vervangen door: € 686,31.
2. In het vierde lid wordt in:
a. onderdeel a ‘€ 951,64’ vervangen door: € 960,83;
b. onderdeel b ‘€ 787,75’ vervangen door: € 794,76;
c. onderdeel c ‘€ 691,42’ vervangen door: € 698,12.
3. In het vijfde lid wordt in:
a. onderdeel a ‘€ 655,06’ vervangen door: € 662,28;
b. onderdeel b ‘€ 359,91’ vervangen door: € 363,79.
B
De bedragen, genoemd in artikel 8, worden als volgt herzien:
1. In het tweede lid wordt ‘€ 306,56’ vervangen door: € 309,36.
2. In het vijfde lid wordt ‘€ 202,57’ vervangen door: € 199,81.
ARTIKEL II
De bedragen, genoemd in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen, worden als volgt herzien:
A
De bedragen, genoemd in artikel 5, worden als volgt herzien:
1. In het tweede lid wordt in:
a. onderdeel 2 ‘€ 21.861,00’ vervangen door: € 22.511,00;
b. onderdeel 3 ‘€ 23.292,00’ vervangen door: € 23.087,00.
2. In het vierde lid wordt in:
a. onderdeel a ‘€ 679,75’ vervangen door: € 686,31;
b. onderdeel b ‘€ 951,64’ vervangen door: € 960,83.
B
De bedragen en het percentage, genoemd in artikel 8, worden als volgt herzien:
1. In het tweede lid wordt ‘€ 128.547,00’ vervangen door ‘€ 129.511,00’ en ‘4%’ wordt
vervangen door: 3%.
2. In derde lid wordt ‘€ 306,56’ vervangen door: € 309,36.
3. In het negende lid wordt ‘€ 202,57’ vervangen door: € 199,81.
ARTIKEL III
In artikel 2:8, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
wordt ‘€ 2.312,00’ vervangen door: € 2.339,00.
ARTIKEL IV
Artikel 1 van de Regeling vaststelling grondslagen IOAW wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘€ 1.579,90’ vervangen door: € 1.580,34.
2. In onderdeel b wordt ‘€ 1.216,81’ vervangen door: € 1.222,54.
3. In onderdeel c wordt ‘€ 959,59’ vervangen door: € 962,36.
4. In onderdeel d wordt ‘€ 808,63’ vervangen door: € 808,99.
5. In onderdeel e wordt ‘€ 751,13’ vervangen door: € 751,94.
6. In onderdeel f wordt ‘€ 359,91’ vervangen door: € 363,79.
ARTIKEL V
Artikel 1 van de Regeling vaststelling grondslagen IOAZ wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘€ 1.579,90’ vervangen door: € 1.580,34.
2. In onderdeel b wordt ‘€ 1.216,81’ vervangen door: € 1.222,54.
ARTIKEL VI
In artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van de Regeling vermogenswaardering Ioaz wordt
‘€ 117.444,00’ telkens vervangen door: € 118.771,00.
ARTIKEL VI
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
TOELICHTING
Algemeen
In de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
(IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen
zelfstandigen (IOAZ) zijn de netto bedragen opgenomen waaraan de op grond van artikel
5 van de IOAW en IOAZ vast te stellen grondslagen netto gelijk dienen te zijn. De
genoemde bedragen dienen te worden herzien met ingang van de dag waarop en met het
percentage waarmee het netto minimumloon en het netto minimumjeugdloon worden herzien.
Aangezien met ingang van 1 januari 2015 het netto minimumloon en het netto minimumjeugdloon
veranderen dienen de in de IOAW en de IOAZ en in de regeling vaststelling grondslagen
IOAW en de regeling vaststelling grondslagen IOAZ genoemde netto bedragen eveneens
te worden aangepast. Deze regeling strekt daartoe. Ook enkele bedragen genoemd in
het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten en de Regeling vermogenswaardering
Ioaz worden gewijzigd aan de hand van de ontwikkeling van het netto minimumloon.
Artikelsgewijs
Artikel II, onderdeel B
Het rentepercentage, zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de IOAZ, wijzigt
met ingang van 1 januari 2015. Voor de bepaling van de hoogte van een IOAZ-uitkering
wordt rekening gehouden met het voordeel uit vermogen en pensioensvoorzieningen. Om
het voordeel uit vermogen te berekenen wordt het eerder genoemde rentepercentage bedoeld.
Het gebruik van het rentepercentage zorgt voor een uniforme benadering van het rendement
op vermogen, ongeacht de wijze van beleggen. Het rentepercentage wordt bepaald op
basis van twee reeksen, namelijk ‘deposit interest rate’ van de International Monetary
Fund en de ‘wettelijke rente’ zoals door De Nederlandsche Bank wordt gepubliceerd.
Van beide reeksen wordt een vijfjaargemiddelde berekend op basis van de gegevens die
eind oktober 2014 het meest actueel waren. Door bij de rentereeksen uit te gaan van
het gemiddelde van de afgelopen jaren, wordt voorkomen dat het rentepercentage sterk
fluctueert. Een sterk fluctuerend percentage is onwenselijk vanwege het fluctuerend
effect hiervan op de aanvulling die op basis van de IOAZ wordt verstrekt.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma