Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 december 2014, 2014-0000187458, tot herziening van de bedragen en vaststelling van de grondslagen, genoemd in de IOAW, IOAZ en het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten met ingang van 1 januari 2015

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 5, derde, vierde, vijfde, tiende, elfde en vijftiende lid, 8, vierde en zesde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, 5, vierde, vijfde, zesde en achtste lid, 8, vijfde, zesde, achtste en tiende lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, 2:8, tweede lid, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten en 5, derde lid, van de Regeling vermogenswaardering Ioaz;

Besluit:

ARTIKEL I

De bedragen, genoemd in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, worden als volgt herzien:

A

De bedragen, genoemd in artikel 5, worden als volgt herzien:

1. In het derde lid, onderdeel a, wordt ‘€ 679,75’ vervangen door: € 686,31.

2. In het vierde lid wordt in:

a. onderdeel a ‘€ 951,64’ vervangen door: € 960,83;

b. onderdeel b ‘€ 787,75’ vervangen door: € 794,76;

c. onderdeel c ‘€ 691,42’ vervangen door: € 698,12.

3. In het vijfde lid wordt in:

a. onderdeel a ‘€ 655,06’ vervangen door: € 662,28;

b. onderdeel b ‘€ 359,91’ vervangen door: € 363,79.

B

De bedragen, genoemd in artikel 8, worden als volgt herzien:

1. In het tweede lid wordt ‘€ 306,56’ vervangen door: € 309,36.

2. In het vijfde lid wordt ‘€ 202,57’ vervangen door: € 199,81.

ARTIKEL II

De bedragen, genoemd in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, worden als volgt herzien:

A

De bedragen, genoemd in artikel 5, worden als volgt herzien:

1. In het tweede lid wordt in:

a. onderdeel 2 ‘€ 21.861,00’ vervangen door: € 22.511,00;

b. onderdeel 3 ‘€ 23.292,00’ vervangen door: € 23.087,00.

2. In het vierde lid wordt in:

a. onderdeel a ‘€ 679,75’ vervangen door: € 686,31;

b. onderdeel b ‘€ 951,64’ vervangen door: € 960,83.

B

De bedragen en het percentage, genoemd in artikel 8, worden als volgt herzien:

1. In het tweede lid wordt ‘€ 128.547,00’ vervangen door ‘€ 129.511,00’ en ‘4%’ wordt vervangen door: 3%.

2. In derde lid wordt ‘€ 306,56’ vervangen door: € 309,36.

3. In het negende lid wordt ‘€ 202,57’ vervangen door: € 199,81.

ARTIKEL III

In artikel 2:8, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten wordt ‘€ 2.312,00’ vervangen door: € 2.339,00.

ARTIKEL IV

Artikel 1 van de Regeling vaststelling grondslagen IOAW wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 1.579,90’ vervangen door: € 1.580,34.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 1.216,81’ vervangen door: € 1.222,54.

3. In onderdeel c wordt ‘€ 959,59’ vervangen door: € 962,36.

4. In onderdeel d wordt ‘€ 808,63’ vervangen door: € 808,99.

5. In onderdeel e wordt ‘€ 751,13’ vervangen door: € 751,94.

6. In onderdeel f wordt ‘€ 359,91’ vervangen door: € 363,79.

ARTIKEL V

Artikel 1 van de Regeling vaststelling grondslagen IOAZ wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 1.579,90’ vervangen door: € 1.580,34.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 1.216,81’ vervangen door: € 1.222,54.

ARTIKEL VI

In artikel 5, eerste lid, onderdeel d, van de Regeling vermogenswaardering Ioaz wordt ‘€ 117.444,00’ telkens vervangen door: € 118.771,00.

ARTIKEL VI

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 15 december 2014

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

TOELICHTING

Algemeen

In de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) zijn de netto bedragen opgenomen waaraan de op grond van artikel 5 van de IOAW en IOAZ vast te stellen grondslagen netto gelijk dienen te zijn. De genoemde bedragen dienen te worden herzien met ingang van de dag waarop en met het percentage waarmee het netto minimumloon en het netto minimumjeugdloon worden herzien.

Aangezien met ingang van 1 januari 2015 het netto minimumloon en het netto minimumjeugdloon veranderen dienen de in de IOAW en de IOAZ en in de regeling vaststelling grondslagen IOAW en de regeling vaststelling grondslagen IOAZ genoemde netto bedragen eveneens te worden aangepast. Deze regeling strekt daartoe. Ook enkele bedragen genoemd in het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten en de Regeling vermogenswaardering Ioaz worden gewijzigd aan de hand van de ontwikkeling van het netto minimumloon.

Artikelsgewijs

Artikel II, onderdeel B

Het rentepercentage, zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de IOAZ, wijzigt met ingang van 1 januari 2015. Voor de bepaling van de hoogte van een IOAZ-uitkering wordt rekening gehouden met het voordeel uit vermogen en pensioensvoorzieningen. Om het voordeel uit vermogen te berekenen wordt het eerder genoemde rentepercentage bedoeld. Het gebruik van het rentepercentage zorgt voor een uniforme benadering van het rendement op vermogen, ongeacht de wijze van beleggen. Het rentepercentage wordt bepaald op basis van twee reeksen, namelijk ‘deposit interest rate’ van de International Monetary Fund en de ‘wettelijke rente’ zoals door De Nederlandsche Bank wordt gepubliceerd. Van beide reeksen wordt een vijfjaargemiddelde berekend op basis van de gegevens die eind oktober 2014 het meest actueel waren. Door bij de rentereeksen uit te gaan van het gemiddelde van de afgelopen jaren, wordt voorkomen dat het rentepercentage sterk fluctueert. Een sterk fluctuerend percentage is onwenselijk vanwege het fluctuerend effect hiervan op de aanvulling die op basis van de IOAZ wordt verstrekt.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven