Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 11 december 2014, nr 2014-0000663292, tot wijziging van enige wetten, besluiten en regelingen in verband met de jaarlijkse aanpassingen van bedragen aan de prijsontwikkeling van de in die wetten, besluiten en regelingen genoemde bedragen voor 2015

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Gelet op de artikelen 9, derde lid, en 12a, derde lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de artikelen 10, tweede lid, 13, derde lid, 16, derde lid, en 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 4, vierde en vijfde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, artikel 16, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, artikel 21, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, de artikelen 2, tweede en vierde lid, en 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, de artikelen 2, tweede en vierde lid, en 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, artikel 25, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, de artikelen 7, derde lid, en 10, vierde lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen, artikel 3.2, tweede lid, van het Waterschapsbesluit, artikel 13, eerste lid, van het Reisbesluit binnenland, artikel 8, tweede lid en artikel 12bb van het Verplaatsingskostenbesluit 1989, artikel 68a, negende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en de artikelen 3, eerste lid, en 3a van het Besluit betaling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011–2012;

Besluiten:

ARTIKEL I

In de in de kolommen C tot en met E van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten, besluiten en ministeriële regelingen wordt de in kolom F opgenomen tekst telkens vervangen door de in kolom G opgenomen tekst. In kolom F staan de bedragen voor het jaar 2014. In kolom G staan de bedragen die per 1 januari 2015 gelden.

A

B

C

D

E

F

G

Nr

Wet/besluit/

ministeriële regeling

artikel

lid

Onder-deel

Huidige tekst

Nieuwe tekst

1

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

9

1

 

€ 2.628,59

€ 2.652,25

2

Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer

12a

2

 

€ 0,62

€ 0,62

3

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

10

1

 

€ 3.130,10

€ 3.099,98

4

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

13

2

 

€ 0,62

€ 0,62

5

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

16

1

 

€ 2.503,23

€ 2.525,76

6

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

 

€ 322,20

€ 326,44

7

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

 

€ 3.208,05

€ 3.250,29

8

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

 

€ 6.417,37

€ 6.501,88

9

Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

18

2

 

€ 10.428,40

10.565,71

10

Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

4

3

 

€ 0,62

€ 0,62

11

Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

6

2

a

€ 344,26

€ 347,36

12

Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

6

2

b

€ 286,50

€ 289,08

13

Rechtspositiebesluit burgemeesters

16

1

 

€ 375,–

€ 378,38

16

Rechtspositiebesluit gedeputeerden

21

1

 

€ 345,-

€ 348,11

17

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 235,58

€ 235,58

18

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 372,25

€ 372,25

19

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 580,23

€ 580,23

20

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 900,64

€ 900,64

21

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 1.172,56

€ 1.172,56

22

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 1.372,07

€ 1.372,07

23

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 1.557,74

€ 1.557,74

24

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 1.814,73

€ 1.814,73

25

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel I

   

€ 2.209,35

€ 2.209,35

26

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

2

3

 

€ 165,–

€ 166,49

35

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 56,59

€ 56,59

36

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 62,56

€ 62,56

37

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 75,05

€ 75,05

38

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 92,35

€ 92,35

39

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 117,94

€ 117,94

40

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Tabel IV

   

€ 149,52

€ 149,52

41

Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden

2

1

 

€ 1.093,03

€ 1.093,03

42

Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden

2

3

 

€ 165,–

€ 166,49

43

Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden

13

   

€ 105,43

€ 105,43

44

Rechtspositiebesluit wethouders

25

1

 

€ 345,–

€ 348,11

48

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

7

2

 

€ 0,62

€ 0,62

49

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

a

€ 688,53

€ 694,73

50

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

b

€ 688,53

€ 694,73

51

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

c

€ 344,26

€ 347,36

52

Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen

10

2

d

€ 286,50

€ 289,08

53

Waterschapsbesluit

3.2

1

 

€ 448,41

€ 448,41

54

Reisregeling binnenland

5

1

aanhef

€ 4,50

€ 4,56

55

Reisregeling binnenland

5

1

aanhef

€ 13,43

€ 13,62

56

Reisregeling binnenland

5

1

a

€ 14,18

€ 14,39

57

Reisregeling binnenland

5

1

b

€ 21,45

€ 21,77

58

Reisregeling binnenland

5

1

c

€ 85,40

€ 86,34

59

Reisregeling binnenland

5

1

d

€ 8,34

€ 8,43

60

Verplaatsingskosten-regeling 1989

12

1

 

€ 363,15

€ 375,79

61

Verplaatsingskosten-regeling 1989

12

2

 

€ 20,36

€ 21,07

62

Verplaatsingskosten-regeling 1989

12

5

 

€ 0,18

€ 0,19

63

Verplaatsingskosten-regeling 1989

13

1

a

€ 54,54

€ 55,66

64

Verplaatsingskosten-regeling 1989

13

1

b

€ 3,06

€ 3,12

65

Verplaatsingskosten-regeling 1989

13

1

c

€ 0,06

€ 0,06

66

Verplaatsingskosten-regeling 1989

13

2

 

€ 0,18

€ 0,19

67

Verplaatsingskosten-regeling 1989

13

2

 

€ 0,06

€ 0,06

68

Algemeen Rijksambtenarenreglement

68a

3

a

533,33

€ 538,13

ARTIKEL II

In artikel 2 van de Regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011–2012 wordt in:

  • a. Onderdeel a ‘€ 118,21’ vervangen door € 117,03;

  • b. Onderdeel b ‘€ 38,70’ vervangen door: € 38,31;

  • c. Onderdeel c ‘€ 27,44’ vervangen door: € 27,16;

  • d. Onderdeel d ‘€ 14,93’ vervangen door: € 16,57.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari 2015 treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling behelst het aanpassen van bedragen ten behoeve van diverse wettelijk geregelde onkostenvergoedingen voor zowel politieke ambtsdragers als voor de ambtenaren van de sector Rijk. Op grond van bovenliggende regelgeving is sprake van een verplichting om de in de regeling opgenomen bedragen elk jaar aan te passen aan de hand van de daarin voorgeschreven aanpassingssystematiek.

De verschillende bedragen moeten op 1 januari van ieder jaar dan wel jaarlijks worden gewijzigd aan de hand van de in de regelgeving genoemde en verschillende indexcijfers zoals de consumentenprijsindex, de consumentenprijsindex voor restaurants, fastfood, afhaalservice, cafés en accommodaties en het prijsindexcijfer autolease personenauto’s.

Daarnaast zijn er enkele vergoedingen voor politieke ambtsdragers die gekoppeld zijn aan het indexcijfers CAO lonen overheid.

Per 1 januari 2011 is de zogenaamde werkkostenregeling, die voortvloeit uit de Fiscale vereenvoudigingswet 2010 (Stb. 2010, 611), ingevoerd. Deze werkkostenregeling heeft met ingang van 1 januari 2011 het systeem van vergoedingen en verstrekkingen vervangen. Tot 1 januari 2015 hadden provincies, gemeenten en waterschappen de mogelijkheid de werkkostenregeling niet toe te passen, maar het regime te blijven uitvoeren dat gold tot en met 2010. Met ingang van 1 januari 2015 geldt de werkkostenregeling van rechtswege en is zij verplicht voor alle werkgevers.

Voorts zijn er vergoedingen van politieke ambtsdragers die, aan de hand van een rekenregel, moeten worden gewijzigd omdat de vergoedingen voor dienstreizen van het burgerlijk rijkspersoneel wijzigen. De tegemoetkomingen aan rijksambtenaren voor woon- werkverkeer op grond van de Verplaatsingskostenregeling 1989 wordt, ook ingevolge een rekenregel, geïndexeerd met de prijsstijging van een Ov-jaarkaart 2e klasse.

Tevens worden de bedragen in de regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011–2012 aangepast en de maximale tegemoetkoming voor representatiekosten. Voor de nadere uitleg wordt hier verwezen naar de artikelsgewijze toelichting van deze regeling.

Artikelsgewijs

Artikel I nummer 1, 5, 11, 12, 13, 16, 26, 42, 44 en 49 tot en met 52

Een aantal nummers in artikel 1 is vervallen. De overige nummers zijn niet vernummerd om zo vergelijking met de eerdere regeling niet te bemoeilijken. De volgende toelagen en onkostenvergoedingen worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar. De consumentenprijsindex voor 2014 is bepaald op 116,48. Voor 2013 was dit indexcijfer 115,46. Procentueel is dat een verhoging van 0,9. Dit betekent dat het bedrag van de onkostenvergoeding per 1 januari 2015 wordt verhoogd met 0,9%.

Het betreft de volgende vergoedingen:

  • de vergoeding voor leden van de Eerste en Tweede Kamer voor kosten verbonden aan de uitoefening van het ambt (artikel 9, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en artikel 16, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer: nummers 1 en 5),

  • de vergoeding voor de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 6, tweede lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman: nummers 11 en 12).

  • de ambtstoelage voor burgemeesters (artikel 16, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters: nummer 13),

  • de onkostenvergoeding voor gedeputeerden (artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden: nummer 16),

  • de onkostenvergoeding voor raadsleden (artikel 21, derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: nummer 26)

Wat betreft de onkosten-vergoeding van de raadsleden in de drie hoogste inwonersklassen (gemeenten met meer dan 100.000 inwoners) is er overgangsrecht. Hun onkosten-vergoedingen waren namelijk hoger dan het per 1 juli 2014 voor alle raadsleden geïntroduceerde bedrag van € 165,– per maand.

Als overgangsrecht is de onkostenvergoeding van de raadsleden in deze drie inwonersklassen gehandhaafd zoals die gold vóór inwerkingtreding van dit besluit, tot de gemeenteraadsverkiezingen van 2018. Hierdoor hebben de desbetreffende raadsleden ruimschoots de tijd om zich in te stellen op deze aanpassing per 2018.

Op de bedragen behorende bij de drie inwonersklassen wordt ook de bovengenoemde indexering toegepast. Dat houdt in dat de bedragen voor deze inwonersklassen per 1 januari 2015 als volgt worden gewijzigd:

7

100.001–150.000

€ 182,53

8

150.001–375.000

€ 217,45

9

375.001–

€ 260,82

  • de onkostenvergoeding voor statenleden (artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden: nummer 42),

  • de onkostenvergoeding voor wethouders (artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders: nummer 44),

  • de vergoeding voor ministers en staatssecretarissen voor de kosten van voorzieningen die voor hun eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 10, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen: nummers 49 t/m 52),

Artikel I, nummers 3 en 6 tot en met 9

Artikel 10, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ziet op een vergoeding waarmee de leden van de Eerste Kamer voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. Artikel 18, tweede lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer betreft de vergoeding voor verblijfkosten.

Deze vergoeding wordt jaarlijks herzien onder meer aan de hand van voor het overheidspersoneel geldende inhoudingen ter zake van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Nu de pensioenpremie voor overheidspersoneel met ingang van 1 januari 2014 is gedaald van 7,62% naar 7,39%, leidt dat tot een beperkte verlaging van de jaarlijkse vergoeding.

De vergoeding voor verblijfkosten voor leden van de Tweede Kamer is geregeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer. Deze bepaling bevat een rekenregel, zodat in onderhavige regeling de bedragen niet gewijzigd hoeven te worden. De toepassing van de rekenregel leidt tot de volgende bedragen met ingang van 1 januari 2015:

Reisafstand

Vergoeding art. 8, eerste lid

0 km

€ 6.925,10

10 km

€ 11.398,40

75 km

€ 15.663,05

150 km

€ 20.875,40

Artikel I, nummer 2, 4, 10 en 48

Deze wijzigingen strekken tot aanpassing van de bedragen die zijn opgenomen in artikel 12a, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en artikel 13, tweede lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 4, derde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en artikel 7, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen.

Het in deze bepalingen vermelde bedrag heeft betrekking op de maximaal toegestane kilometerprijs van een aan te schaffen dienstauto. Het bedrag wordt per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease inclusief brandstof, zoals door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd, over het tweede kalenderjaar voorafgaand aan genoemde datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer over het jaar daaraan voorafgaand. De stijging van de normbedragen zoals die met dit besluit gestalte krijgt is als volgt berekend. Het prijsindexcijfer autolease personenauto’s 2013 was 103,6. Het prijsindexcijfer autolease personenauto’s 2012 was 103,8. Het verschil is dus 103,6-103,8 = –0,2. In een percentage uitgedrukt is de daling – 0,19%. Het normbedrag voor 2014 was (niet afgerond) € 0,62182341961552 verminderd met 0,19% wordt € 0,6206419551182505, afgerond € 0,62. Het normbedrag blijft met ingang van 1 januari 2015 dus ongewijzigd op € 0,62.

Artikel III, nummers 17 tot en met 25, 35 tot en met 40, 43 en 53

Het maximumbedrag van de vergoeding voor werkzaamheden toegekend aan raadsleden en statenleden (tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden respectievelijk artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden) wordt jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de hand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar vastgestelde indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen.

Het indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen geldend voor de maand september 2013 was niet bekend, omdat er bij het CBS onvoldoende informatie is om daar cijfers over te publiceren. De vergoeding voor de werkzaamheden voor commissieleden is daarom met ingang van 1 januari 2014 niet aangepast.

In de loop van 2014 werd dit indexcijfer wel bekend. Dat indexcijfer was 0,6% lager ten opzichte van het indexcijfer dat voor 2013 gehanteerd werd. Er is toen voor gekozen deze verlaging op dat moment niet door te berekenen in de bedragen over 2014. De bedragen over 2014 bleven dus hetzelfde als de bedragen over 2013.

Met dat percentage (-/- 0,6%) moet echter wel rekening worden gehouden bij de berekening van de bedragen over 2015. Het indexcijfer CAO lonen overheid voor 2013 is bepaald op 131,1. Voor 2014 was dit indexcijfer (weer, net als in 2012) 131,9. Procentueel is dat een verhoging van 0,6.

Hoewel een zuivere berekeningswijze van het bovenstaande leidt tot een zeer geringe verlaging van het bedrag, is er om administratieve redenen voor gekozen dit bedrag niet te verlagen. Om die reden is besloten om voor 2015 de bedragen te handhaven op het niveau van 2013 en 2014.

Ter nadere toelichting wordt de exacte wijze van berekening voor 2015 geschetst. In dit geval moeten we daarvoor terug naar 2012. Het indexcijfer dat over de bedragen van 2012 is toegepast is 131,9. Het indexcijfer voor de bedragen over 2013 is 131,1. Dat betekent dat de bedragen van de vergoeding voor de werkzaamheden van de commissieleden per 1 januari 2014 verlaagd hadden moeten worden met 0,6%. Deze verlaging is nu bij de berekening van de bedragen over 2015 meegenomen, in die zin dat de bedragen van 2013 eerst zijn verlaagd met 0,6% en dat voor de bedragen voor 2015 op die verlaagde bedragen de verhoging van 0,6% is toegepast.

De vergoeding aan een lid van een commissie, vermeld in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden wordt overeenkomstig aangepast. Tot slot wordt ook de vergoeding voor leden van het algemeen bestuur die geen lid zijn van het dagelijks bestuur (artikel 3.2, eerste lid, van het Waterschapsbesluit overeenkomstig aangepast.

Artikel I, nummers 54 tot en met 59

De bedragen voor de vergoeding van kleine uitgaven overdag en kleine uitgaven ’s avonds worden geïndexeerd met 1,4%, de gemiddelde stijging van het totaal van de componenten ontbijt, lunch en diner. De bedragen voor lunch en diner worden geïndexeerd met 1,5%, de gemiddelde wijziging van de consumentenprijsindexen voor restaurants, fastfood en afhaalservice en cafés. De bedragen voor logies en ontbijt worden geïndexeerd met 1,1% van de consumentenprijsindex voor accommodaties.

Artikel I, nummers 60 tot en met 68

Het maximumbedrag per maand van de tegemoetkoming per kilometer voor degene die de plaats van tewerkstelling niet of niet doelmatig per openbaar vervoer kan bereiken (artikel 12a Verplaatsingskostenbesluit 1989) en voor degene die de afstand tussen de woning en de plaats van tewerkstelling per fiets aflegt (artikel 12b, tweede lid, Verplaatsingskostenbesluit 1989) wordt vastgesteld op een twaalfde deel van de per 1 januari 2015 geldende grootverbruikcontractprijs van een OV jaarkaart 2e klasse. Deze grootverbruikcontractprijs bedraagt, op basis van de door de NS opgegeven prijs van een OV jaarkaart 2e klasse, op 1 januari 2015 4509,50. De tegemoetkoming in gemaakte reiskosten bedraagt vanaf 1 januari 2013 aldus € 375,79.

Het maximumbedrag per maand van de tegemoetkoming per kilometer voor degene die de plaats van tewerkstelling met het openbaar vervoer kan bereiken, maar daarvan geen gebruik maakt (artikel 12b, eerste lid, Verplaatsingskostenbesluit 1989) wordt geïndexeerd met 2,05%, de prijsstijging van een OV jaarkaart 2e klasse, en bedraagt per 1 januari 2013 € 55,66.

Voor degenen die niet regelmatig naar dezelfde plaats van tewerkstelling reizen (artikel 12, tweede lid, en artikel 13, eerste lid, onder b van de Verplaatsingskostenregeling 1989) is een maximale tegemoetkoming per dag van toepassing. De maximale bedragen per dag (€ 21,07 respectievelijk € 3,12) zijn het resultaat van de volgende berekening: het maandbedrag (€ 375,79 respectievelijk € 55,66), vermenigvuldigd met twaalf (maanden) en gedeeld door 214 (het reguliere aantal reisdagen per jaar, zoals opgenomen in de formule in artikel 12 van de verplaatsingskostenregeling 1989).

De bedragen voor de tegemoetkoming per kilometer (artikel 12, vijfde lid, onderdeel d, en artikel 13, eerste lid, onderdeel c, van de Verplaatsingskostenregeling 1989) worden respectievelijk blijven per 1 januari 2015: 19 respectievelijk 6 eurocent per kilometer.

De hoge tegemoetkoming per kilometer wordt vastgesteld, door het niet afgeronde bedrag van 1 januari 2014 (18,17 eurocent) te indexeren met de prijsstijging van een OV jaarkaart 2e klasse van 2,05% en de uitkomst (18,54 eurocent) rekenkundig af te ronden op hele eurocenten (19 eurocent).

De lage tegemoetkoming wordt vastgesteld, op een derde deel van de niet afgeronde hoge tegemoetkoming per kilometer, dat resulteert in een bedrag van 6,18 eurocent, en wordt rekenkundig afgerond op hele eurocenten (6 eurocent).

In artikel 68a, derde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement is de maximale tegemoetkoming voor representatiekosten die een ambtenaar kan ontvangen opgenomen. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de totale consumentenprijsindex. Zie nummer 68.

Artikel II

In artikel 3, eerste lid, van het Besluit betaling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel worden de vergoedingen geregeld die een betrokkene verschuldigd is voor het van rijkswege verstrekte genot van een woning en verdere verstrekkingen in die woning. Voor het van rijkswege verstrekte genot van verwarming van de woning, energie voor kookdoeleinden, elektrische energie anders dan voor verwarming van de woning en voor kookdoeleinden, en leidingwater is als vergoeding een percentage van de bezoldiging vastgesteld.

De bedragen genoemd in artikel 2 Regeling vaststelling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel 2011-2012 zijn gemaximeerd en worden jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex van gas, elektriciteit en water.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven