TOELICHTING
Algemeen
1. Wijziging labelsystematiek
Op grond van de Regeling fonds energiebesparing huursector (hierna: FEH) en de Stimuleringsregeling
energiebesparing huursector (hierna: STEP) worden aan verhuurders leningen in de vorm
van subsidies en ‘gewone’ subsidies verstrekt voor het energiezuiniger maken van woningen.
De subsidies zijn tot nu toe afhankelijk van het bereiken van een bepaalde minimum
‘energieklasse’ en het maken van een minimum aantal ‘labelstappen’ (dat wil zeggen
het bereiken van betere energieklassen). In de tot 1 januari 2015 geldende labelsystematiek
(neergelegd in het Besluit energieprestatie gebouwen en de Regeling energieprestatie
gebouwen) wordt de energieklasse vastgesteld aan de hand van de voor de woning berekende
energie-index en vermeld op een ‘energieprestatiecertificaat’.
Met ingang van 1 januari 2015 wordt de labelsystematiek gewijzigd. Voor zover in dit
kader van belang, bestaat die wijziging er uit dat ter vervanging van het energieprestatiecertificaat
een nieuw, eenvoudiger, energielabel wordt geïntroduceerd, en dat er geen sprake meer
is van ‘energieklassen’. Omdat het vereenvoudigde energielabel niet gekoppeld is aan
de energie-index, is het niet geschikt om te gebruiken voor subsidiedoeleinden. In
de onderhavige wijzigingsregeling worden de verplichtingen omtrent de te realiseren
energieklasse en het aantal te maken labelstappen daarom vertaald in termen van (verbetering
van) de energie-index. Bij het nieuwe, vereenvoudigde energielabel is tevens geen
sprake meer van een opname van de woning ter plaatse door een gecertificeerde partij.
Voor de vaststelling en afgifte van een energie-index blijft wel een gecertificeerde
methode bestaan, waarvan een opname van de woning ter plaatse deel uitmaakt. Deze
methode is opgenomen in de omschrijving van het begrip ‘energie-index’ en sluit aan
bij artikel 2, derde lid, van de (per 1 januari 2015 gewijzigde) Regeling energieprestatie
gebouwen.
In verband met de wijziging van de labelsystematiek moeten de FEH en de STEP worden
aangepast; tevens moet voor lopende subsidies en subsidieaanvragen worden voorzien
in overgangsrecht. Hiertoe strekt de onderhavige regeling.
2. Wijziging rekensystematiek energie-index
Naast de wijziging van de labelsystematiek als zodanig wordt met ingang van 1 januari
2015 ook de rekensystematiek voor de berekening van de energie-index gewijzigd. Dit
kan er in een aantal gevallen toe leiden dat voor een woning een andere (dat wil zeggen
een hogere of lagere) energie-index wordt of zou worden berekend dan op basis van
de rekenmethode die tot 1 januari 2015 moet worden toegepast.
Vanwege de wijziging van de rekenmethode voor de vaststelling van de energie-index
kunnen de grenswaarden voor de energieklassen na 1 januari 2015 niet zonder meer worden
gebruikt ten behoeve van een indeling naar energieprestatie ten behoeve van de FEH
en de STEP. Omdat de doelgroep van de STEP en het grootste deel van de doelgroep van
de FEH binnen het Woningwaarderingsstelsel (WWS) valt, wordt voor de FEH en de STEP
de indeling in energieprestatie die per 1 januari 2015 voor het WWS geldt als uitgangspunt
genomen. Deze indeling is de volgende:
Energieprestatie overeenkomend met de volgende Energie-index
|
(Overeenkomend met Energieklasse)
|
≤ 0,60
|
(A++)
|
0,61 – 0,80
|
(A+)
|
0,81 – 1,20
|
(A)
|
1,21 – 1,40
|
(B)
|
1,41 – 1,80
|
(C)
|
1,81 – 2,10
|
(D)
|
2,11 – 2,40
|
(E)
|
2,41 – 2,70
|
(F)
|
> 2,70
|
(G)
|
In deze indeling is rekening gehouden met de nieuwe berekeningsvoorschriften. In de
meeste gevallen zal de nieuwe berekeningsmethode geen invloed hebben op de toepassing
van de FEH of de STEP. De volgens de nieuwe methode berekende energie-index zal namelijk
in de meeste gevallen binnen de grenswaarden op hetzelfde niveau blijven van indeling
die tot 1 januari 2015 geldt.
3. Overgangsrecht
Wanneer aan een verhuurder vóór 1 januari 2015 subsidie op grond van de FEH of de
STEP is verleend, zijn in de subsidiebeschikking verplichtingen opgenomen omtrent
de te realiseren energieklasse en het aantal te maken labelstappen. Aan die verplichtingen
kan de subsidieontvanger door de wijziging van de labelsystematiek na 1 januari 2015
per definitie niet meer voldoen, omdat er geen energieprestatiecertificaten, met daarop
de vermelding van de energieklasse, worden verstrekt. Daarom zullen alle lopende subsidiebeschikkingen
zodanig worden gewijzigd, dat de subsidieverplichtingen omtrent de verbetering van
de energieprestatie worden geformuleerd in termen van de te realiseren energie-index.
In de FEH en de STEP worden daartoe voorschriften opgenomen. Ook daarbij is de nieuwe
indeling van de energie-indexen voor het WWS het uitgangspunt en is er daarom in beginsel
geen sprake van verzwaring van de subsidieverplichtingen. Overigens is wijziging van
de subsidieverlening ten nadele van de subsidieontvanger op grond van artikel 4:50
van de Algemene wet bestuursrecht wel mogelijk, onder andere voor zover veranderde
omstandigheden zich tegen ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten of in
andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen. Voor situaties waarin de wijziging
van de subsidieverlening zou leiden tot een voor de subsidieontvanger onbillijke uitkomst
is echter voorzien in de FEH en STEP voorzien in een hardheidsclausule.
Vooruitlopend op wijzigingen in de berekeningsmethode is in de oorspronkelijke tekst
van zowel de FEH (artikel 11, derde lid) als de STEP (artikel 7, eerste lid) bepaald
dat de subsidieontvanger verplicht is zorg te dragen voor een nieuw energieprestatiecertificaat
volgens de Regeling energieprestatie gebouwen, ‘zoals die op de datum van afgifte
van dat energieprestatiecertificaat luidt’. Daarbij heeft de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO), die de beide subsidieregelingen uitvoert, de subsidieaanvragers in
2014 tijdig geïnformeerd over de op handen zijnde wijzigingen in de labelsystematiek
per 1 januari 2015, zodat de subsidieontvangers daar alvast rekening mee hebben kunnen
houden bij de planning van de werkzaamheden die met de subsidie worden uitgevoerd.
Het is evenwel niet uitgesloten dat zich toch een klein aantal situaties zal voordoen,
waarin een verhuurder de op grond van de gewijzigde subsidiebeschikking verplichte
energie-index niet haalt en daardoor subsidie zou mislopen, hoewel hij aantoonbaar
wel aan de subsidieverplichtingen zou hebben voldaan als de regelgeving en in verband
daarmee de beschikking niet zouden zijn gewijzigd. Met het oog op dergelijke situaties
is voorzien in een hardheidsclausule (artikel 15a van de FEH en artikel 9a van de
STEP), op grond waarvan de subsidie naar redelijkheid kan worden vastgesteld.
4. Administratieve lasten
Zoals reeds vermeld in paragraaf 3 kan zich in een klein aantal gevallen de situatie
voordoen, dat een verhuurder de verplichte energie-index niet haalt, terwijl hij wel
aan de subsidieverplichtingen zou hebben voldaan als de regelgeving en in verband
daarmee de subsidiebeschikking niet zouden zijn gewijzigd. Voor die situaties wordt
een hardheidsclausule opgenomen, zodat de verhuurder geen subsidie misloopt wanneer
uit de bij de RVO bekende registratie blijkt dat de beoogde energiebesparingdoelstelling
wel degelijk is gerealiseerd en daarmee voldaan is aan de oorspronkelijke subsidieverplichtingen.
Dit brengt geen extra administratieve lasten voor de verhuurders met zich.
Als alternatief is de mogelijkheid overwogen om de tot en met 31 december 2014 bestaande
methodiek ten behoeve van de reeds ingediende aanvragen tijdelijk in stand te houden.
Toepassing van de oude systematiek zou echter plaatsvinden buiten de (tot 1 januari
2015 bestaande) formele waarborgen. Dit zou de berekening van de energieprestatie
onaanvaardbaar fraudegevoelig maken. Daarnaast zou het ruim twee jaar in stand houden
van de huidige systematiek voor de sector onevenredig hoge kosten met zich brengen.
Artikelsgewijs
Artikel I Wijziging van de Regeling fonds energiebesparing huursector (FEH)
Onderdeel A
De subsidieverstrekking vindt tot 1 januari 2015 plaats op basis van het realiseren
van een bepaalde ‘energieklasse’ en het maken van ‘labelstappen’. Een labelstap is
in de oorspronkelijke regeling omschreven als het bereiken van de naast hogere energieklasse.
De ‘energieklasse’ verwijst naar de gelijknamige term in de Regeling energieprestatie
gebouwen, zoals die tot 1 januari 2015 luidt, en is afhankelijk van de energie-index.
De energieklasse wordt uitgedrukt door middel van een letter en wordt tot 1 januari
2015 vermeld op het energieprestatiecertificaat. In het spraakgebruik wordt meestal
de term ‘energielabel’ of ‘label’ gebruikt, waarmee zowel de ‘energieklasse’ wordt
bedoeld als het ‘energieprestatiecertificaat’, waarop deze klasse vermeld staat. In
de nieuwe situatie is de term energielabel formeel voorbehouden aan het vereenvoudigde
label, welke is gebaseerd op algemene kenmerken van de woning. De eigenaar van de
woning kan specifieke kenmerken in een database toevoegen.
In de Regeling energieprestatie gebouwen, zoals die per 1 januari 2015 wordt gewijzigd,
komt de term ‘energieklasse’ niet meer voor. Daarom is deze term per die datum (behalve
in overgangssituaties) ook voor de subsidieverstrekking op grond van FEH niet meer
relevant.
Omdat er in de aangepaste systematiek geen sprake meer is van ‘energieklassen’, verliest
ook het begrip ‘labelstap’ zijn betekenis. Deze term wordt daarom geschrapt. De met
de subsidie te bereiken energieverbetering van een woning wordt voortaan uitgedrukt
in termen van verbetering van de energie-index.
In de nieuwe systematiek is ook het ‘energieprestatiecertificaat’, waarop de energie-index
werd vermeld, verleden tijd. Op het vereenvoudigde ‘energielabel’ wordt geen energie-index
vermeld en dit label kan daarom niet als basis dienen voor de subsidie. Wanneer een
energie-index is vastgesteld en afgegeven, kan de woningeigenaar deze laten registreren
bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). In het kader van de (aangepaste)
FEH is een dergelijke registratie op grond van de artikelen 7, vierde lid, onder b,
11, derde lid, en 11a, derde lid, dan ook vereist.
De vaststelling en afgifte van een energie-index dient plaats te vinden volgens een
gecertificeerde methode, zoals die thans is vastgelegd in Beoordelingsrichtlijn 9500-01.
Deze methode is opgenomen in de omschrijving van het begrip ‘energie-index’ en sluit
aan bij artikel 2, derde lid, van de (per 1 januari 2015 gewijzigde) Regeling energieprestatie
gebouwen. Een energie-index wordt volgens die methode altijd vastgesteld op basis
van een opname van de woning ter plaatse. Dit gold ook al voor de aanvragen die vóór
1 januari 2015 zijn ingediend.
Zoals uiteengezet in het algemeen deel van de toelichting, is het mogelijk dat op
grond van de berekening van de energie-index volgens de tot 1 januari 2015 geldende
rekenmethode een iets andere energie-index zou worden vastgesteld dan op grond van
de methode die per 1 januari 2015 moet worden gehanteerd. Daarom zijn de grenswaarden
aangepast, en wel op de voet van de aangepaste grenswaarden voor het WWS. In de artikelen
11 en 11a is bepaald welke energie-index voor het verkrijgen van subsidie op grond
van de FEH verplicht is, waarbij rekening is gehouden met mogelijke verschillen in
de berekende energie-index.
Onderdeel B
Artikel 7, vierde lid, van de FEH regelt welke gegevens en bescheiden een aanvraag
tot verlening van subsidie moet bevatten. Op grond van onderdeel b, zoals dat luidde
voor de inwerkingtreding van deze regeling, moet per woning de energieklasse worden
vermeld en moet die energieklasse blijken uit een energieprestatiecertificaat (een
vóór 1 januari 2015 afgemeld label) dat niet ouder is dan zes maanden. Omdat vanaf
1 januari 2015 zulke labels niet meer worden verstrekt, moet voortaan bij de aanvraag
per woning de energie-index worden vermeld. Deze energie-index moet recent, dat wil
zeggen uiterlijk een half jaar vóór de datum van de subsidieaanvraag, zijn opgenomen
en daarna bij de RVO zijn geregistreerd. Op grond van het gewijzigde artikel 7, onderdeel
c, moet tevens de opnamedatum van de opgegeven energie-index in de aanvraag worden
vermeld. Zoals uiteengezet in de toelichting op artikel I, onderdeel A, dient de vaststelling
en afgifte van een energie-index plaats te vinden volgens de gecertificeerde methode
(de BRL 9500). Een energie-index wordt volgens die methode in beginsel vastgesteld
op basis van een opname van de woning ter plaatse.
In het achtste lid is geregeld dat wanneer een verhuurder nog beschikt over een vóór
1 januari 2015 afgemeld label van maximaal een half jaar oud, hij dit label nog mag
gebruiken voor een subsidieaanvraag. In dat geval is hij, als de subsidie wordt verleend,
verplicht te voldoen aan de subsidieverplichtingen, genoemd in artikel 11a van de
FEH. Met andere woorden: ook als de aanvraag geschiedt met gebruikmaking van een vóór
1 januari 2015 afgemeld label, moet de verhuurder voldoen aan de eisen van het nieuwe
regime.
Onderdeel C
Op grond van de oorspronkelijke tekst van de FEH moeten subsidieontvangers (afhankelijk
van het soort woningen en het soort verhuurder) ten minste vier of drie labelstappen
en ten minste label (energieklasse) A+ of A realiseren. Concreet betekent dit dat
voor een corporatiewoning onder de maximale huurgrens met startlabel D of slechter
label A+ gehaald moet worden en voor een woning met startlabel C label A++. Corporatiewoningen
onder de maximale huurgrens met een hoger label dan C kunnen niet in aanmerking komen
voor subsidie, omdat voor die woningen niet aan de verplichting van minimaal vier
labelstappen kan worden voldaan. Voor de overige woningen betekenen de huidige subsidieverplichtingen
dat alleen subsidie kan worden verkregen voor het realiseren van label A bij startlabel
D of slechter, label A+ bij startlabel C of label A++ bij startlabel B.
In verband met de wijziging van de labelsystematiek worden de subsidieverplichtingen
in artikel 11 van de FEH geherformuleerd in termen van de te realiseren maximale energie-index.
Voor corporatiewoningen onder de maximale huurgrens moet in ieder geval een energie-index
van ten hoogste 0,80 worden gehaald; wanneer de energie-index bij de aanvraag al tussen
1,41 en 1,81 was, moet de energie-index na de renovatie uitkomen op ten hoogste 0,60.
Voor andere woningen geldt dat de energie-index op maximaal 1,20, 0,80 of 0,60 moet
uitkomen, afhankelijk van de energie-index voor de renovatie. Verwezen wordt verder
naar de tabel, die is opgenomen in de toelichting op artikel I, onderdeel D.
Zoals in de toelichting op onderdeel A reeds is opgemerkt, is bij de bepaling van
deze waarden rekening gehouden met de omstandigheid dat met ingang van 1 januari 2015
de energie-index op een iets andere wijze moet worden berekend dan daarvoor.
In het gewijzigde artikel 11, derde lid, is geregeld dat de nieuwe energie-index uiterlijk
twee jaar na de totstandkoming van de leningsovereenkomst moet zijn geregistreerd
bij de RVO. Deze verplichting komt in de plaats van de verplichting in de oorspronkelijke
regeling dat een label (oude stijl) moet worden afgemeld bij de RVO.
Onderdeel D
Het nieuwe artikel 11a van de FEH regelt de situatie dat een subsidie met gebruikmaking
van een vóór 1 januari 2015 afgemeld energielabel is gedaan. Dit kan het geval zijn
wanneer de subsidie is aangevraagd vóór 1 januari 2015 of wanneer de subsidie is aangevraagd
na 1 januari 2015 met toepassing van artikel 7, achtste lid, van de FEH. Voor die
situaties is in artikel 11a bepaald bij welk startlabel welke energie-index gerealiseerd
moet worden. Artikel 11a geldt zowel ingeval de subsidie vóór 1 januari als na die
datum is verleend. Het eerste lid betreft de situaties waarin de subsidieontvanger
een woningcorporatie is en de subsidie is verleend ten behoeve van woningen onder
de maximale huurgrens; het tweede lid geldt voor de woningcorporaties voor zover de
subsidie woningen betreft boven de maximale huurgrens alsmede voor overige verhuurders.
Voor corporatiewoningen onder de maximale huurgrens geldt dat een energie-index van
maximaal 0,80 moet worden gehaald, wanneer de woning ten tijde van de subsidieaanvraag
startlabel D of slechter had. Was het startlabel C, dan moet een energie-index van
ten hoogste 0,60 worden gerealiseerd.
Voor de overige woningen geldt dat:
-
– bij startlabel D of slechter een energie-index van ten hoogste 1,20 moet worden gehaald,
-
– bij startlabel C een energie-index van ten hoogste 0,80, en
-
– bij startlabel B een energie-index van ten hoogste 0,60.
De verplichtingen op grond van de artikelen 11 en 11a worden in onderstaande tabel
weergegeven. In de tabel verwijzen de letters naar de energieklasse (het oude label)
en de getallen naar de (volgens de nieuwe methode berekende) energie-index; de letters
en getallen links van de pijl betreffen de situatie bij de subsidieaanvraag, de letters
en getallen rechts van de pijl het minimale label of de maximale energie-index dat/die
moet worden bereikt:
|
vóór 1-1-2015
|
overgangssituatie
|
vanaf 1-1-2015
|
Woningcorporatie
woningen onder maximale huurgrens
|
D, E, F of G → A+
C → A++
|
D → ≤ 0,80
C → ≤ 0,60
|
≥ 1,81 → ≤ 0,80
≥ 1,41 → ≤ 0,60
|
Woningcorporatie
woningen boven maximale huurgrens
|
D, E, F of G → A
C → A+
B → A++
|
D → ≤ 1,20
C → ≤ 0,80
B → ≤ 0,60
|
≥ 1,81 → ≤ 1,20
≥ 1,41 → ≤ 0,80
≥ 1,21 → ≤ 0,60
|
Overige verhuurders
|
D, E, F of G → A
C → A+
B → A++
|
D → ≤ 1,20
C → ≤ 0,80
B → ≤ 0,60
|
≥ 1,81 → ≤ 1,20
≥ 1,41 → ≤ 0,80
≥ 1,21 → ≤ 0,60
|
Artikel 11a, derde lid, komt overeen met het gewijzigde derde lid van artikel 11.
In het vierde lid is uitdrukkelijk geregeld dat wanneer subsidie is verleend vóór
1 januari 2015, er een nieuwe verleningbeschikking moet worden afgegeven, waarin de
nieuwe verplichtingen staan vermeld. Wijziging van de in 2014 subsidiebeschikkingen
is noodzakelijk, omdat per definitie niet meer kan worden voldaan aan de oude subsidieverplichtingen.
Onderdelen E en F
De verwijzingen in de artikelen 14 en 15 van de FEH naar artikel 11 zijn ten behoeve
van de overgangssituaties aangevuld met verwijzingen naar het nieuwe artikel 11a.
In artikel 11a is bepaald aan welke verplichtingen een subsidieontvanger moet voldoen,
wanneer bij de subsidieaanvraag gebruik is gemaakt van een vóór 1 januari 2015 afgemeld
energielabel.
Onderdeel G
Artikel 15a van de FEH betreft een hardheidsclausule, op grond waarvan de subsidie
zo nodig naar redelijkheid kan worden vastgesteld. Verwezen wordt naar paragraaf 3
van het algemeen deel van de toelichting. Het belang dat in artikel 15 wordt beschermd
(en waarnaar in artikel 15a wordt verwezen) is het belang dat de subsidie wordt gebruikt
ten behoeve van een substantiële verbetering van de energieprestatie.
Artikel II Wijziging van de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP)
Onderdeel A
Net als in de FEH is ook in artikel 1 van de STEP het begrippenkader aangepast. De
term ‘labelstap’ komt in de gewijzigde regeling niet meer voor en de begrippen ‘energieklasse’
en ‘energieprestatiecertificaat’ zijn alleen nog relevant in overgangssituaties. Ook
de STEP-subsidie wordt voortaan verstrekt op basis van de energie-index, welk begrip
thans wordt opgenomen in artikel 1. Verwezen wordt verder naar de toelichting op artikel
I, onderdeel A.
Onderdeel B
Artikel 2 van de STEP regelt de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt.
In de oorspronkelijke tekst worden deze activiteiten precies geduid, in die zin dat
omschreven wordt welke minimale verbetering van de energieprestatie precies moet worden
gerealiseerd. Om redenen van wetgevingstechnische aard wordt artikel 2 zodanig gewijzigd
dat daarin, net als in artikel 2 van de FEH, het doel van activiteiten waarvoor subsidie
wordt verstrekt is omschreven, namelijk dat de subsidie verstrekt wordt ten behoeve
van verbetering van de energieprestatie van woningen. Uit de artikelen 4a en 4b volgt
welke verbetering precies moet worden gerealiseerd voor het verkrijgen van de subsidie.
De aanpassing van artikel 2 betreft dus geen inhoudelijke wijziging.
Onderdelen C, D en E
In plaats van de koppeling van de hoogte van de subsidie aan het aantal labelstappen,
wordt in de nieuwe artikelen 4a (betreffende de subsidie aan woningcorporaties) en
4b (andere verhuurders) de hoogte van de subsidie gekoppeld aan de realisatie van
een bepaalde energie-index, afgezet tegen de energie-index bij de aanvraag tot subsidieverlening.
In de gevallen waarin de aanvraag tot subsidieverlening is gedaan op basis van een
vóór 1 januari 2015 afgemeld energielabel, wordt de hoogte van de subsidie gekoppeld
aan de realisatie van een bepaalde energie-index, afgezet tegen dat startlabel. Omdat
er op grond van de nieuwe labelsystematiek niet meer gerekend kan worden in labelstappen,
zijn alle mogelijke situaties die zich onder de oorspronkelijke regeling konden voordoen
in de artikelen 4a en 4b uitgeschreven en vertaald in termen van de realisatie van
een bepaalde energie-index. Net als in de oorspronkelijke regeling is de hoogte van
de subsidie dus afhankelijk van enerzijds de startsituatie en anderzijds de met de
subsidie te realiseren c.q. gerealiseerde energie-index.
Voor woningcorporaties is artikel 4a in onderstaande tabel weergegeven.
In de tabel verwijzen de letters naar de energieklasse (het oude label) en de getallen
naar de (volgens de nieuwe methode berekende) energie-index; de letters en getallen
links van de pijl betreffen de situatie bij de subsidieaanvraag, de letters en getallen
rechts van de pijl het minimale label of de maximale energie-index dat/die moet worden
bereikt:
vóór 1-1-2015
|
overgangssituatie
|
vanaf 1-1-2015
|
Hoogte subsidie
|
artikel
|
E → B
D → A
|
E → ≤ 1,40
D → ≤ 1,20
|
≥ 2,11 → ≤ 1,40
≥ 1,81 → ≤ 1,20
|
€ 2.000
|
4a, lid 2, sub a
4a, lid 1
|
F → B
E → A
|
F → ≤ 1,40
E → ≤ 1,20
|
≥ 2,41 → ≤ 1,40
≥ 2,11 → ≤ 1,20
|
€ 2.600
|
4a, lid 3, sub a
4a, lid 2, sub b
|
G → B
F → A
|
G → ≤ 1,40
F → ≤ 1,20
|
≥ 2,71 → ≤ 1,40
≥ 2,41 → ≤ 1,20
|
€ 3.500
|
4a, lid 4, sub a
4a, lid 3, sub b
|
G →A
|
G → ≤ 1,20
|
≥ 2,71 → ≤ 1,20
|
€ 4.500
|
4a, lid 4, sub b
|
Voor de andere verhuurders geldt op grond van artikel 4b de volgende tabel:
vóór 1-1-2015
|
overgangssituatie
|
vanaf 1-1-2015
|
Hoogte subsidie
|
artikel
|
F → C
E → B
D → A
|
F → ≤ 1,80
E → ≤ 1,40
D → ≤ 1,20
|
≥ 2,41 → ≤ 1,80
≥ 2,11 → ≤ 1,40
≥ 1,81 → ≤ 1,20
|
€ 2.000
|
4b, lid 3, sub a
4b, lid 2, sub a
|
G → C
F → B
E → A
|
G → ≤ 1,80
F → ≤ 1,40
E → ≤ 1,20
|
≥ 2,71 → ≤ 1,80
≥2,41 → ≤ 1,40
≥ 2,11 → ≤ 1,20
|
€ 2.600
|
4b, lid 4, sub a
4b, lid 3, sub b
4b, lid 2, sub b
|
G → B
F → A
|
G → ≤ 1,40
F → ≤ 1,20
|
≥ 2,71 → ≤ 1,40
≥ 2,41 → ≤ 1,20
|
€ 3.500
|
4b, lid 4, sub b
4b, lid 3, sub c
|
G →A
|
G → ≤ 1,20
|
≥ 2,71 → ≤ 1,20
|
€ 4.500
|
4b, lid 4, sub c
|
Onderdeel F
Artikel 5, tweede lid, van de STEP regelt welke gegevens en bescheiden een aanvraag
tot verlening van subsidie moet bevatten. Op grond van onderdeel b, zoals dat luidde
vóór 1 januari 2015, moet per woning de energieklasse worden vermeld en moet die energieklasse
blijken uit een energieprestatiecertificaat dat niet ouder is dan zes maanden. Vanaf
1 januari 2015 moet bij de aanvraag per woning de energie-index worden vermeld. Deze
energie-index moet recent, dat wil zeggen uiterlijk een half jaar vóór de datum van
de subsidieaanvraag, zijn opgenomen en bij de RVO geregistreerd. De energie-index
moet volgens de BRL 9500 worden vastgesteld (zie artikel 1, onderdeel g, van de STEP),
wat onder meer inhoudt dat er in beginsel sprake moet zijn van een opname van de woning
ter plaatse. Op grond van het oorspronkelijke onderdeel c moet bovendien worden vermeld
welke energieklasse met de subsidie beoogd wordt; dit is in de nieuwe tekst gewijzigd
in de minimaal te realiseren energie-index.
In het nieuw toegevoegde vijfde lid is geregeld dat wanneer een verhuurder nog beschikt
over een energielabel oude stijl van maximaal een half jaar oud, hij dit label nog
mag gebruiken voor een subsidieaanvraag. In dat geval is hij, als de subsidie wordt
verleend, verplicht te voldoen aan de subsidieverplichtingen, genoemd in artikel 4a
of 4b van de STEP. Met andere woorden: ook als de aanvraag geschiedt met gebruikmaking
van een dergelijk label, moet de verhuurder voldoen aan de eisen van het nieuwe regime.
Onderdeel G
In het gewijzigde artikel 7, eerste lid, van de STEP is geregeld dat de nieuwe energie-index
uiterlijk twee jaar na de totstandkoming van de leningsovereenkomst moet zijn geregistreerd
bij RVO. Deze verplichting komt in de plaats van de verplichting in de oorspronkelijke
regeling dat een label (oude stijl) moet worden afgemeld bij de RVO.
Onderdelen H
Het nieuwe artikel 7a betreft een overgangsvoorziening, waarin is geregeld welke energie-index
gehaald moet worden als de subsidieaanvraag is gebaseerd op een vóór 1 januari 2015
afgemeld energielabel. In het tweede lid is uitdrukkelijk geregeld dat wanneer subsidie
is verleend vóór 1 januari 2015, er een nieuwe verleningbeschikking moet worden afgegeven,
waarin de nieuwe verplichtingen staan vermeld. Wijziging van de in 2014 verleende
STEP-subsidies is noodzakelijk, omdat per definitie niet meer kan worden voldaan aan
de oude subsidieverplichtingen. Zoals in het algemeen deel van de toelichting reeds
is opgemerkt, kan de wijziging in een beperkt aantal gevallen nadelig uitpakken voor
de subsidieontvanger, omdat hij met de bij de subsidieaanvraag geplande energiebesparende
maatregelen niet de vereiste energie-index kan realiseren. Op grond van artikel 4:50
van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidieverlening ten nadele van de subsidieontvanger
worden gewijzigd, onder andere voor zover veranderde omstandigheden zich tegen ongewijzigde
voortzetting van de subsidie verzetten of in andere bij wettelijk voorschrift geregelde
gevallen. Voor situaties waarin de wijziging echter zou leiden tot een voor de subsidieontvanger
onbillijke uitkomst is voorzien in een hardheidsclausule.
Onderdeel I
De subsidie op grond van de STEP zal slechts worden vastgesteld en betaald, als de
in de aanvraag en in de beschikking tot subsidieverlening voor de desbetreffende woning
vermelde energie-index in ieder geval is gerealiseerd. Is de vereiste energie-index
niet gerealiseerd, dan wordt de subsidie in beginsel op nihil vastgesteld.
Van de hoofdregel dat de subsidie op nihil wordt vastgesteld, wanneer de verplichte
verbeterde energieprestatie niet is gehaald, is in de oorspronkelijke tekst van de
regeling de situatie uitgezonderd dat een aanvrager één labelstap minder heeft gerealiseerd
dan waarvoor hij subsidie heeft aangevraagd, maar desondanks ten minste drie labelstappen
en energieklasse B (voor een corporatiewoning) of energieklasse C (voor een andere
woning) heeft gehaald. In die gevallen wordt de subsidie vastgesteld aan de hand van
de daadwerkelijk gerealiseerde labelstappen. Bij subsidieverstrekking aan woningcorporaties
kan zich een dergelijke situatie in drie gevallen voordoen, namelijk wanneer bij een
startlabel E, F of G energieklasse B is gehaald in plaats van energieklasse A. Bij
subsidieverstrekking aan andere verhuurders zijn er nog twee andere uitzonderingsgevallen
denkbaar, te weten wanneer bij startlabel F of G energieklasse C wordt gerealiseerd
in plaats van energieklasse B.
Deze uitzonderingssituaties zijn in het tweede, onderscheidenlijk derde lid van artikel
9, uitgeschreven in termen van energie-index, zowel voor de gevallen in de overgangssituatie
(waarin op basis van een vóór 1 januari afgemeld energielabel subsidie is verleend)
als voor de nieuwe gevallen. Dit kan als volgt in een tabel worden weergegeven.
Woningcorporaties
vóór 1-1-2015
|
overgangssituatie
|
vanaf 1-1-2015
|
Hoogte subsidie
|
artikel
|
E → B (i.p.v. A)
|
E → ≤ 1,40 (i.p.v. 1,20)
|
≥ 2,11 → ≤ 1,40 (i.p.v. 1,20)
|
€ 2.000
|
9, lid 2, sub a
|
F → B (i.p.v. A)
|
F → ≤ 1,40 (i.p.v. 1,20)
|
≥ 2,41 → ≤ 1,40 (i.p.v. 1,20)
|
€ 2.600
|
9, lid 2, sub b
|
G → B (i.p.v. A)
|
G → ≤ 1,40 (i.p.v. 1,20)
|
≥ 2,71 → ≤ 1,40 (i.p.v. 1,20)
|
€ 3.500
|
9, lid 2, sub c
|
Andere verhuurders
vóór 1-1-2015
|
overgangssituatie
|
vanaf 1-1-2015
|
Hoogte subsidie
|
artikel
|
E → B (i.p.v. A)
|
E → ≤ 1,40 (i.p.v. 1,20)
|
≥ 2,11 → ≤ 1,40 (i.p.v. 1,20)
|
€ 2000
|
9, lid 3, sub a
|
F → C (i.p.v. B)
|
F → ≤ 1,80 (i.p.v. 1,40)
|
≥ 2,41 → ≤ 1,40 (i.p.v. 1,20)
|
€ 2000
|
9, lid 3, sub b
|
F → B (i.p.v. A)
|
F → ≤ 1,40 (i.p.v. 1,20)
|
≥ 2,41 → ≤ 1,40 (i.p.v. 1,20)
|
€ 2600
|
9, lid 3, sub c
|
G → C (i.p.v. B)
|
G → ≤1,80 (i.p.v. 1,40)
|
≥ 2,71 → ≤1,80 (i.p.v. 1,40)
|
€ 2600
|
9, lid 3, sub d
|
G → B (i.p.v. A)
|
G → ≤ 1,40 (i.p.v. 1,20)
|
≥ 2,71 → ≤ 1,40 (i.p.v. 1,20)
|
€ 3500
|
9, lid 3, sub e
|
Onderdeel J
Artikel 9a van de STEP betreft een hardheidsclausule, op grond waarvan de subsidie
zo nodig naar redelijkheid kan worden vastgesteld. Verwezen wordt naar paragraaf 3
van het algemeen deel van de toelichting. Het belang dat in artikel 9 wordt beschermd
(en waarnaar in artikel 9a wordt verwezen) is het belang dat de subsidie wordt gebruikt
ten behoeve van een substantiële verbetering van de energieprestatie.
Artikel III Overgangsrecht
Voor situaties waarin subsidie is verleend op basis van energielabels die vóór 1 januari
2015 bij de RVO zijn afgemeld is het overgangsrecht in beginsel opgenomen in de Regeling
fonds energiebesparing huursector onderscheidenlijk de Stimuleringsregeling energieprestatie
huursector zelf. De redenen voor onderbrenging van dat overgangsrecht in de regelingen
zelf zijn deels van wetgevingstechnische aard en houden deels verband met het feit
dat de desbetreffende bepalingen geruime tijd, in sommige gevallen wel langer dan
twee jaar, relevant kunnen zijn. Alleen voor de situaties waarin een verhuurder subsidie
heeft ontvangen volgens het oude regime en de renovaties en energiebesparende maatregelen
vóór 1 januari 2015 heeft gerealiseerd en een nieuw energiecertificaat heeft afgemeld,
is het overgangsrecht in artikel III opgenomen.
Dit overgangsrecht houdt in dat de subsidie in die gevallen wordt vastgesteld overeenkomstig
de het regime dat gold tot en met 31 december 2014.
Artikel IV
De onderhavige regeling treedt gelijk met de wijziging van de labelsystematiek, te
weten op 1 januari 2015, in werking. Hierbij wordt afgeweken van de minimale invoeringstermijn
van twee maanden. De reden is, dat niet kan worden gewacht met de invoering, omdat
de labelsystematiek, waarop de FEH en de STEP zijn gebaseerd, per 1 januari 2015 niet
meer bestaat, waardoor beide regelingen niet meer zouden kunnen worden uitgevoerd
en een juridisch vacuüm zou ontstaan met betrekking tot reeds in 2014 verleende subsidies.
De voorbereiding van de onderhavige regeling ging gepaard met uitgebreid overleg met
de RVO als uitvoerder van de FEH en de STEP en met de verschillende belangengroepen.
De afwijking van de invoeringstermijn is gebaseerd op de eerste uitzonderingsgrond,
genoemd in de brief van 11 december 2009 van de Minister van Justitie aan de Tweede
Kamer (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309).
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok