Beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 december 2014, nr. 2014-0000018068, tot aanwijzing van de Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 1.61a en 2.19a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

Besluit:

Artikel 1. Aanwijzing

De Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland van de Vereniging Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland te Utrecht, verder te noemen, de Stichting, voor de periode van 1 januari 2015 tot 1 januari 2019 aan te wijzen als de instelling, bedoeld in artikel 1.61a en 2.19a van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko).

Artikel 2. Taken en activiteiten

  • 1. De Stichting heeft tot taak het bevorderen van de kwaliteit en uniformiteit van het toezicht op de kinderopvang.

  • 2. Ter uitvoering van het eerste lid verricht de Stichting taken en activiteiten die gericht zijn op de ontwikkeling en verbetering van de kwaliteit van het toezicht op de kinderopvang, teneinde de effectiviteit, uniformiteit, continuïteit en proportionaliteit van het toezicht te borgen. Hieronder valt onder meer:

    • a. het ondersteunen en adviseren van Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdiensten (GGD-en) en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) met betrekking tot het toezicht op de kinderopvang;

    • b. het uitvoeren van onderzoek ter ondersteuning van de in het eerste lid genoemde taken;

    • c. het ontwikkelen en onderhouden van landelijke toezichtinstrumenten;

    • d. het uitvoeren van aanvullende activiteiten, die samenhangen met de in het eerste lid genoemde taken.

Artikel 3. Werkwijze en vergoeding

  • 1. SZW en de Stichting leggen afspraken en verplichtingen over het samenwerken en de uitoefening van de wettelijke taken vast in Uitvoeringsafspraken.

  • 2. Met inachtneming van de Uitvoeringsafspraken worden Jaarafspraken gemaakt waarin is vastgelegd welke specifieke Diensten door de Stichting worden geleverd en welke financiële middelen daartoe door mij beschikbaar worden gesteld.

  • 3. Binnen de bepalingen van de Uitvoeringsafspraken legt de Stichting de in artikel 2 bedoelde voorgenomen activiteiten in een Jaarplan inclusief Begroting aan mij voor.

  • 4. Bij Beschikking inzake Nadere Uitvoeringsafspraken, zal de Stichting na mijn goedkeuring ter uitvoering van de in het Jaarplan genoemde voorgenomen activiteiten, een financiële vergoeding ontvangen.

Artikel 4. Aanpassing aanwijzing

  • 1. Deze aanwijzing kan worden herzien indien de uit de Wko voortvloeiende taken in de loop van de periode waarvoor de Stichting is aangewezen, wijzigen of anderszins aanleiding bestaat tot het aanpassen van deze aanwijzing.

  • 2. Deze aanwijzing kan worden ingetrokken indien de Stichting niet aan haar verplichtingen voldoet. Het voornemen tot intrekking wordt tijdig kenbaar gemaakt.

  • 3. Indien de Stichting met ingang van 1 januari 2019 niet opnieuw wordt aangewezen, wordt dit vóór 1 januari 2018 aan de Stichting kenbaar gemaakt.

Artikel 5. Inwerkingtreding

  • 1. Deze beschikking treedt in werking met ingang van 1 januari 2015 en vervalt met ingang van 1 januari 2019.

  • 2. Deze beschikking wordt in de Staatscourant geplaatst. Indien bekendmaking in de Staatscourant plaatsvindt na 1 januari 2015, werkt deze terug tot 1 januari 2015.

De Minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid, namens deze: M. Flier, Directeur Kinderopvang

Overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht kan tegen deze beschikking schriftelijk bezwaar worden gemaakt door degene wiens belang rechtstreeks bij deze beschikking betrokken is. Daartoe moet binnen zes weken na de dag van verzending van deze beschikking een bezwaarschrift worden ingediend bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, t.a.v. de Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, Bureau Ondersteuning Bezwaar en Beroep, Postbus 90801, 2509 LV Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en ten minste te bevatten de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van deze beschikking alsmede de reden(en) waarom de beschikking niet juist wordt gevonden. Verzocht wordt bij het bezwaarschrift een kopie van deze beschikking en eventuele andere op de zaak betrekking hebbende stukken te voegen. Het bezwaar schort de werking van deze beschikking niet op.

Naar boven