TOELICHTING
Algemeen
Inleiding
Op grond van deze regeling kunnen subsidies worden verstrekt voor ADL-assistentie
die zorgaanbieders verlenen aan cliënten in en om een ADL-woning.
De doelgroep van ADL-assistentie bestaat uit mensen met een lichamelijke handicap
of een somatische aandoening of beperking die hun leven leiden vanuit het principe
“eigen regie voorop”. Als zij ADL-assistentie nodig hebben, is deze op afroep beschikbaar.
Bij het verlenen van ADL-assistentie worden de aanwijzingen van de cliënt gevolgd.
Cliënten wonen verspreid over een woonwijk in elkaars buurt: de ADL-woningen vormen
samen een cluster.
In deze algemene toelichting zal achtereenvolgens aan de orde komen:
-
• de geschiedenis van deze subsidieregeling;
-
• de subsidiesystematiek;
-
• de uitkomsten van de fraudetoets;
-
• de raming van de administratieve lasten;
-
• de toekomstige ontwikkelingen.
Geschiedenis
Tot 1 januari 2012 werd het verlenen van ADL-assistentie op grond van de Regeling
subsidies AWBZ vergoed. Tot 1 januari 2009 werd ook het realiseren of aanpassen van
ADL-woningen gesubsidieerd op grond van die regeling. Daarbij werden bouwkundige eisen
gesteld. De meeste huidige ADL-woningen dateren uit die periode. Eind 2014 zijn drie
aanbieders van ADL-assistentie actief in iets meer dan 1.500 ADL-woningen.
Tussen 1 januari 2012 en 1 januari 2015 hadden cliënten een aanspraak op ADL-assistentie
uit hoofde van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Vanaf 1 januari 2015
wordt het verlenen van ADL-assistentie weer gesubsidieerd. Deze regeling op grond
van de Wet langdurige zorg (Wlz) bevat daartoe de voorschriften.
Voor een aparte subsidieregeling is gekozen, omdat de gevarieerde doelgroep met deze
specifieke vorm van zorg niet volledig zou passen binnen de Wlz, de Zorgverzekeringswet
(Zvw) of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Een deel van de cliëntengroep
is te “zwaar” voor zorg, diensten of hulp uit hoofde van de Wmo, en een deel is te
“licht” om in aanmerking te komen voor zorg uit hoofde van de Wlz. ADL-assistentie
voor deze doelgroep is thans het beste te waarborgen met een subsidieregeling gericht
op de zorgaanbieders. Aldus wordt de ADL-assistentie voortgezet waarop tot 1 januari
2015 aanspraak op bestond.
Subsidiesystematiek
ADL-assistentie wordt verleend aan verzekerden die daar naar het oordeel van het CIZ
voor in aanmerking komen. Dit is een aanvullende taak van het CIZ die voortvloeit
uit artikel 5.2.1 van het Besluit langdurige zorg (Blz).
De subsidie wordt verstrekt aan de aanbieders van ADL-assistentie. Deze zorg wordt
verleend in een cluster van ADL-woningen. Per cluster is er één zorgaanbieder. Indien
een aanbieder in meerdere clusters van ADL-woningen ADL-assistentie verleend, wordt
de subsidie niet per cluster verstrekt, maar voor alle clusters tezamen. De subsidies
worden verleend, bevoorschot, verantwoord en ten slotte vastgesteld.
Het budget voor deze subsidieregeling bedraagt € 86,6 miljoen. Volgens gegevens van
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is dit het bedrag dat jaarlijks gemoeid is met
ADL-assistentie. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd voor loon- en prijsbijstellingen
op de voor de zorg gebruikelijke wijze. Het budget wordt als volgt verdeeld. Voor
het bestaande zorgaanbod wordt de ADL-assistentie die in het verleden is gegeven als
indicatie gehanteerd voor de in het subsidiejaar te verlenen ADL-assistentie. Betreft
het nieuw zorgaanbod, dan wordt een onderbouwde raming gemaakt van de te verlenen
ADL-assistentie. Op deze wijze worden zorgaanbieders een maximum subsidiebedrag verleend.
Gedurende het jaar wordt de subsidie in maandelijkse termijnen bevoorschot.
Na afloop van elk jaar wordt de verleende subsidie verantwoord en vastgesteld door
het Zorginstituut Nederland (Zorginstituut). De vaststelling geschiedt op basis van
het totaal aantal verleende uren ADL-assistentie. De subsidie per uur bedraagt € 60,10.
De vaststelling is echter nooit hoger dan het verleende subsidiebedrag.
Fraudetoets
Deze regeling is in overleg met het Zorginstituut getoetst op fraudegevoeligheid.
De kans op fraude wordt laag ingeschat. De subsidiesystematiek is eenvoudig: de subsidie
wordt vastgesteld op basis van het aantal verleende uren ADL-assistentie. Dit aantal
wordt gecontroleerd door een externe accountant. Of cliënten in aanmerking komen voor
ADL-assistentie is vastgelegd in een besluit van het CIZ. Indien nodig, beschikt het
Zorginstituut over afdoende controle- en handhavingsmogelijkheden voor de uitvoering
van deze subsidieregeling.
Administratieve lasten
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten of nalevingskosten
voor bedrijven (zorgaanbieders) en burgers (cliënten). De gevolgen van deze regeling
ten opzichte van de bestaande situatie zijn in termen van administratieve lasten verwaarloosbaar.
De informatie die zorgaanbieders voor het verkrijgen van de subsidie aan het Zorginstituut
verschaffen is vergelijkbaar met de informatie die voorheen nodig was voor hun bekostiging.
Voor cliënten, die ook in de nieuwe situatie te maken hebben met een aanbieder van
ADL-assistentie, verandert niets.
Toekomstige ontwikkelingen
Met deze regeling wordt alleen subsidie verstrekt aan aanbieders van ADL-assistentie
in en om ADL-woningen die aan bepaalde eisen voldoen. Deze eisen dateren uit 2006,
toen ADL-woningen met subsidies werden gerealiseerd, en zijn gaande weg op onderdelen
aangepast. In de loop van 2015 zal worden getoetst of deze bouweisen nog voldoen.
Artikelsgewijs
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1
In artikel 1.1 zijn begripsbepalingen opgenomen, waarvan de meeste voor zich spreken.
De definitie van ADL-assistentie vloeit voort uit artikel 10.1.4 van de Wlz. Daarin
staat voor welke assistentie subsidie verstrekt kan worden.
Het oordeel van het CIZ is geregeld in het Blz. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt
dat het oordeel van het CIZ of een verzekerde al dan niet in aanmerking komt voor
ADL-assistentie een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Tegen het oordeel van het CIZ staat derhalve bezwaar en beroep open.
Dit oordeel van het CIZ over ADL-assistentie dient te worden onderscheiden van het
indicatiebesluit. Een indicatiebesluit wordt ook genomen door het CIZ, maar dat gaat
over het recht op zorg in de zin van de Wlz. Het indicatiebesluit is geregeld in de
Wlz zelf.
Artikel 1.2
Voor subsidie komt in aanmerking ADL-assistentie, verleend aan verzekerden die aan
enkele eisen voldoen. Zij zijn woonachtig in een ADL-woning en door het CIZ is vastgesteld
dat zij in aanmerking komen voor ADL-assistentie. Die assistentie betrekken zij bij
de zorgaanbieder die actief is in het cluster waartoe de ADL-woning van de verzekerde
behoort. Voor hun activiteiten sluiten de zorgaanbieders exclusieve contracten met
de verhuurders van de ADL-woningen. De subsidies voor ADL-assistentie worden door
het Zorginstituut verstrekt aan de zorgaanbieders.
Artikel 1.3
De eisen die aan een ADL-woning gesteld worden zijn vrijwel gelijk aan de meest recente
bouwkundige eisen voor het verkrijgen van een subsidie ten behoeve van het verwezenlijken
van ADL-woningen (artikel 2.7.3 Regeling subsidies AWBZ zoals deze tot 1 januari 2009
luidde). Het enige verschil is de centrale registratie van cliënten bij het toenmalige
College voor Zorgverzekeringen; daar is nu geen sprake meer van.
Artikel 1.4
Door een schriftelijke overeenkomst tussen de zorgaanbieder en de beheerder/verhuurder
van de ADL-woningen, wordt de bestemming van de ADL-woning vastgelegd. De cliënt die
in een ADL-woning wil wonen, neemt automatisch de ADL-assistentie af bij de aanbieder
die in het betreffende cluster de ADL-assistentie levert. Indien een bewoner geen
ADL-assistentie meer wenst af te nemen van deze aanbieder, dient hij te verhuizen.
Hierbij wordt uiteraard wel een redelijke termijn aangehouden. Met dit artikel is
gegarandeerd dat de ADL-woningen behouden blijven voor het doel waarvoor zij zijn
gebouwd, de omvang van het cluster gehandhaafd blijft en daarmee de continuïteit van
de assistentieverlening aan cliënten gegarandeerd is.
Artikel 1.6
De verdeling van het beschikbare budget à € 86,6 miljoen is voor 2015 gebaseerd op
het aantal gecontracteerde uren ADL-assistentie in 2014. Uitgegaan wordt van de meest
recente tariefbeschikkingen van de NZa (november 2014). Bij recent gerealiseerde ADL-woningen
is zo'n tariefbeschikking niet beschikbaar. In die gevallen wordt een onderbouwde
inschatting gemaakt van het verwacht aantal te verlenen uren ADL-assistentie. De € 86,6
miljoen wordt verdeeld naar rato van het aldus bepaalde aantal uren per zorgaanbieder,
zij het dat per zorgaanbieder niet meer subsidie wordt verleend dan dit aantal uren
vermenigvuldigd met het subsidiebedrag per uur.
Hoofdstuk 2. Aanvraag
Artikel 2.1
In verband met de verdeling van het budget dat beschikbaar is voor het verlenen van
subsidies, geldt er een fatale termijn voor het indienen van de aanvragen. Om de subsidies
te kunnen verlenen, moet vaststaan welke zorgaanbieders voor subsidie in aanmerking
komen. Een aanvraag die te laat wordt ontvangen, wordt afgewezen. Het Zorginstituut
zal de termijnen strikt hanteren. De aanbieder is zelf verantwoordelijk voor een tijdige
aanvraag.
Artikelen 2.2
De aanvrager doet opgave van het aantal uren die meetellen voor de verdeling van het
beschikbare budget.
Artikel 2.3
Het formulier voor het aanvragen van subsidie is te verkrijgen bij het Zorginstituut.
Artikel 2.4
De aanvraag bevat een opgave van het aantal uren dat meetelt voor de verdeling van
het beschikbare budget. Dat aantal dient onderbouwd te worden met relevante stukken.
Verder gaan er bij de aanvraag stukken over de zorgaanbieder en over de bevoegdheid
van degene die de aanvraag heeft ondertekend. Enkele stukken mogen bij het Zorginstituut
bekend worden verondersteld als eerder een aanvraag is ingediend en de situatie van
de zorgaanbieder niet is gewijzigd. In dat geval kan het meezenden van de stukken
achterwege blijven.
Artikel 2.5
Bij onjuiste of onvolledige aanvragen tot verlening van subsidie wordt eenmaal de
gelegenheid geboden om de aanvraag te completeren. Wordt deze gelegenheid niet, niet
tijdig of niet genoegzaam benut, dan wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.
Het fatale karakter van deze termijn is nodig in verband met het verdelen van het
budget dat beschikbaar is voor het verlenen van subsidies.
Hoofdstuk 3. Verlening
Artikel 3.2
In het besluit tot verlening wordt altijd het maximaal subsidiebedrag vermeld, berekend
overeenkomstig artikel 1.6. Dit maximum kan bij de vaststelling van de subsidie niet
worden overschreden.
Hoofdstuk 4. Bevoorschotting en verplichtingen
Artikel 4.1
Het Zorginstituut verleent tegelijk met de subsidie voorschotten. Elke maand wordt
een bepaald percentage van het verleende subsidiebedrag bij wijze van voorschot betaald.
Hiervan kan het Zorginstituut desgevraagd alleen in uitzonderlijke omstandigheden
afwijken, bijvoorbeeld wanneer de zorgaanbieder uitsluitend vanwege deze wijze van
bevoorschotting in liquiditeitsproblemen zou geraken.
Artikel 4.2
De subsidieontvanger is verplicht daadwerkelijk ADL-assistentie te verlenen aan cliënten
die daarvoor blijkens het oordeel van het CIZ voor in aanmerking komen. Uiteraard
geldt dit alleen voor de clusters met ADL-woningen waar de zorgaanbieder assistentie
aanbiedt. Indien de subsidieontvanger hier in gebreke blijft, kan dit gevolgen hebben
voor de hoogte van de te verstrekken subsidie.
Artikel 4.3
De zorgaanbieder dient samen met de cliënt een dossier aan te leggen, het zogenaamde
zorgplan of cliëntondersteuningsplan, waarin de toepassing van de ADL-assistentie
voor de betreffende cliënt wordt omschreven. De afspraken in dit dossier dienen in
overeenstemming te zijn met eventuele andere zorg, diensten of hulp die de cliënt
ontvangt. Bijvoorbeeld de huishoudelijke hulp. Het dossier dient jaarlijks te worden
geëvalueerd en geactualiseerd om tijdig de afspraken tussen cliënt en aanbieder te
kunnen aanpassen.
De IGZ houdt toezicht op de ADL-assistentie. Dat wordt bepaald in artikel 8.1.4 Blz.
Het dossier zoals hiervoor genoemd, is voor de IGZ een instrument om te kunnen toetsen
of de ADL-assistentie naar behoren wordt verleend.
Artikel 4.4
De subsidieontvanger dient ernaar te streven ADL-assistentie op doelmatige wijze te
verlenen. Hierbij wordt rekening gehouden met het bijzondere karakter van ADL-assistentie
waardoor de productiviteit van de uren beperkt wordt doordat assistentie alleen verleend
wordt op afroep van de cliënt en op de door de cliënt gewenste wijze. Dit hoort bij
het concept.
Artikel 4.5
De administratie van de subsidieontvanger moet aan een aantal voorwaarden voldoen.
De subsidieontvanger dient in ieder geval de gegevens bij te houden op basis waarvan
uiteindelijk de subsidie wordt vastgesteld. Dit is het verleend aantal uren ADL-assistentie
dat voor subsidie in aanmerking komt. Nagegaan moet kunnen worden of de verleende
uren ADL-assistentie aan de eisen voor subsidiëring voldoen.
Artikel 4.6
Deze bepaling schrijft in drie situaties een meldingsplicht voor. Ten eerste is de
subsidieontvanger verplicht te melden wanneer de activiteiten waarvoor de subsidie
is verleend niet, niet tijdig of niet geheel worden verricht. Ten tweede geldt een
meldingsplicht indien niet, niet tijdig of niet geheel wordt voldaan aan de aan de
subsidie verbonden verplichtingen. Ten derde kunnen zich, los van de activiteiten
en verplichtingen, ook andere wijzigingen in de omstandigheden voordoen die van belang
zijn voor de subsidieverstrekking en daarom gemeld dienen te worden. Een evident voorbeeld
doet zich voor indien de subsidieontvanger in surseance van betaling is geraakt of
haar faillissement wordt aangevraagd of uitgesproken. Ook een statutenwijziging of
een fusie kan tot een zodanige meldingsplicht leiden.
Artikel 4.7
De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan onderzoek van het Zorginstuut
en van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Onderzoek van het
Zorginstituut kan nodig zijn voor een beslissing over het verstrekken van een subsidie.
Daarnaast kan VWS beleidsonderzoek verrichten.
Artikel 4.8
Wanneer de subsidieontvanger stopt met het verlenen van ADL-assistentie kan in het
belang van de continuïteit van de zorg voor cliënten verlangd worden dat de subsidieontvanger
meewerkt aan de overdracht.
Artikel 4.9
Op voorhand dienen zich geen verdere verplichtingen voor de subsidieontvanger aan.
Het is evenwel niet uitgesloten dat het Zorginstituut naar aanleiding van een aanvraag
van subsidie het toch opportuun acht een verplichting op te leggen. Deze mogelijkheid
is beperkt tot verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel
van de subsidie.
Hoofdstuk 5. Vaststelling
Artikel 5.1
De subsidieontvanger dient zelf het initiatief te nemen tot het indienen van een aanvraag
tot vaststelling.
Artikel 5.2
Het formulier voor de aanvraag tot vaststelling is te verkrijgen bij het Zorginstituut.
Artikel 5.3
Met de verantwoording legt de subsidieontvanger alle gegevens over die van belang
zijn voor de vaststelling van de subsidie.
Artikel 5.4
De verantwoording wordt gecontroleerd door een accountant. Het protocol dat daarbij
in acht genomen dient te worden en de modellen die de accountant dient te hanteren
zijn te verkrijgen bij het Zorginstituut.
Artikel 5.5
De subsidie wordt vastgesteld op een vast bedrag per uur ADL-assistentie dat is verleend
overeenkomstig de eisen van deze regeling. In 2015 is dat bedrag € 60,10 per uur.
De hoogte van dit bedrag is gebaseerd op het totaal aantal uren ADL-assistentie dat
volgens de meest recente cijfers van de NZa wordt verleend. Gerelateerd aan het beschikbare
budget, dat eveneens is gebaseerd op de recente werkelijke uitgaven, ontstaat een
gemiddeld bedrag van € 60,10 per uur ADL-assistentie.
De subsidie wordt nooit op een hoger bedrag vastgesteld dan de verleende subsidie.
Hoofdstuk 6. Slotbepalingen
Artikel 6.1
De subsidie voor 2015 kan worden aangevraagd tot vier weken na de publicatie van deze
regeling in de Staatscourant. Deze termijn is korter en eindigt later dan gebruikelijk
bij het aanvragen van subsidies. De zorgaanbieders en het Zorginstituut zijn echter
nauw betrokken geweest bij het vormgeven van deze regeling. Zij treffen al de nodige
voorbereidingen voor een snelle uitvoering. Temeer daar ook is voorzien in een grondslag
voor deze regeling voor het geval de Wlz niet per 1 januari 2015 in werking zou treden.
Dan zou aan de AWBZ artikel 43a zijn toegevoegd (Kamerstukken II, 2013/14, 33 988, nr.6).
De beslistermijn van acht weken is korter dan gebruikelijk bij het verlenen van subsidies.
Desondanks streeft het Zorginstituut ernaar al eerder te beslissen op een aanvraag.
De reden hiervoor is zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen over de subsidie
voor 2015. Toch zal waarschijnlijk niet eerder dan begin 2015 de subsidie verleend
kunnen worden.
Indien dat – ondanks de voortvarendheid waarmee het Zorginstituut voornemens is deze
regeling uit te voeren – nodig is, kan het Zorginstituut na ontvangst van de aanvraag
en voorafgaand aan de verlening van de subsidie reeds een voorschot verstrekken.
Artikel 6.2
Gelet op de beoogde inwerkingtreding van de Wlz per 1 januari 2015, treedt deze regeling
ook per die datum in werking.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn