Bijstellingsregeling directe belastingen 2015

30 december 2014

Nr. DB2014/520M

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken; Directie Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 10.1, 10.2a, 10.3, 10.3a, 10.6, 10.6a, 10.7, 10bis.12 en 10a.11 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 28b, 28c en 32bb van de Wet op de loonbelasting 1964, artikel 10 van de Wet op de vennootschapbelasting 1969, artikel 35a van de Successiewet 1956, de artikelen 7 en 41a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, artikel 4o van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, de artikelen 10aa en 10eb van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken, de artikelen IX en X van het Belastingplan 2014, de artikelen 8.1 en 8.2 van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II en artikel VI van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19.822

8,35%

€ 19.822

€ 33.589

€ 1.655

13,85%

€ 33.589

€ 57.585

€ 3.561

42%

€ 57.585

€ 13.639

52%

2. In het tweede lid wordt ‘0,5%’ telkens vervangen door: 1%.

B

Artikel 2.10a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19.822

8,35%

€ 19.822

€ 33.857

€ 1.655

13,85%

€ 33.857

€ 57.585

€ 3.596

42%

€ 57.585

€ 13.563

52%

2. In het tweede lid wordt ‘0,5%’ telkens vervangen door: 1%.

C

In artikel 3.15, eerste lid, wordt ‘€ 4400’ vervangen door: € 4.500.

D

In artikel 3.19, tweede lid, worden de bedragen en percentages in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

op jaarbasis

€ 12.500

1,05% van deze waarde

€ 12.500

€ 25.000

1,35% van deze waarde

€ 25.000

€ 50.000

1,50% van deze waarde

€ 50.000

€ 75.000

1,65% van deze waarde

€ 75.000

€ 1.050.000

1,80% van deze waarde

€ 1.050.000

€ 18 900 vermeerderd met 2,20% van de woningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1 050 000

E

In artikel 3.41, tweede lid, worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de

kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

€ 2.300

€ 0

€ 2.300

€ 55.745

28% van het investeringsbedrag

€ 55.745

€ 103.231

€ 15.609

€ 103.231

€ 309.693

€ 15.609 verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat de € 103.231 te boven gaat

€ 309.693

€ 0

F

In artikel 3.42, vierde lid, onderdelen a en b, wordt ‘€ 118.000.000’ vervangen door: € 119.000.000.

G

Artikel 3.77 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 12.310’ vervangen door: € 12.421.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 6.157’ vervangen door: € 6.213.

3. In het vierde lid wordt ‘€ 14.622’ vervangen door: € 14.754.

H

Artikel 3.87 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

bij een reisafstand per openbaar vervoer

van meer dan

maar niet meer dan

op jaarbasis

10 km

10 km

15 km

€ 440

15 km

20 km

€ 588

20 km

30 km

€ 983

30 km

40 km

€ 1.218

40 km

50 km

€ 1.589

50 km

60 km

€ 1.767

60 km

70 km

€ 1.961

70 km

80 km

€ 2.027

80 km

€ 2.055

2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt ‘€ 2.036’ vervangen door: € 2.055.

3. In het zesde lid wordt ‘€ 2.036’ vervangen door: € 2.055.

I

In artikel 3.97, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 4.748’ vervangen door: € 4.954.

J

Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de bedragen en percentages in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

op jaarbasis

€ 12.500

nihil

€ 12.500

€ 25.000

0,30% van deze waarde

€ 25.000

€ 50.000

0,45% van deze waarde

€ 50.000

€ 75.000

0,60% van deze waarde

€ 75.000

€ 1.050.000

0,75% van deze waarde

€ 1.050.000

€ 7.875 vermeerderd met 2,05% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.050.000

2. In het vijfde lid wordt ‘1,15%’ vervangen door ‘1,25%’ en wordt ‘€ 1.040.000 ‘ telkens vervangen door ’€ 1.050.000’. Voorts wordt ‘€ 12.075’ vervangen door ’€ 13.125’ en wordt ‘1,95%’ vervangen door: 2,15%.

K

In artikel 3.114, eerste lid, wordt ‘€ 4.748’ vervangen door: € 4.954.

L

In artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 20.953’ vervangen door: € 21.142.

M

Artikel 3.126a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onderdeel a, onder 3°, wordt ‘€ 20.953’ vervangen door: € 21.142.

2. In het vijfde lid wordt ‘€ 4.242’ vervangen door: € 4.281.

N

Artikel 3.127 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘€ 6.989’ telkens vervangen door ‘€ 7.052’ en wordt ‘€ 13.802’ vervangen door: € 13.927.

2. In het derde lid wordt ‘€ 11.829’vervangen door: € 11.936.

O

Artikel 3.129, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 443.059’ vervangen door: € 447.047.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 221.537’ vervangen door: € 223.531.

3. In onderdeel c wordt ‘€ 110.774’ vervangen door: € 111.771.

P

In artikel 3.133, tweede lid, onderdeel d, wordt ‘€ 4.242’ vervangen door: € 4.281.

Q

In artikel 5.3, derde lid, onderdeel e, wordt ‘€ 2.900’ vervangen door ‘€ 3.000’ en wordt ‘€ 5.800’ vervangen door: € 6.000.

R

In artikel 5.5 wordt ‘€ 21.139’ vervangen door: € 21.330.

S

Artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, onderdeel b, wordt ‘€ 279.708’ vervangen door: € 282.226.

2. In het eerste lid, tweede volzin, worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de ouderentoeslag

€ 14.431

€ 28.236

€ 14.431

€ 20.075

€ 14.118

€ 20.075

nihil

3. In het tweede lid wordt ‘279.708’ vervangen door ‘€ 282.226’ en wordt ‘€ 559 416’ vervangen door: € 564.451.

T

Artikel 5.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en onder 2°, en onderdeel b, en in het tweede lid wordt ‘€ 6.859’ telkens vervangen door: € 6.921.

2. In het eerste lid, onderdeel e, wordt ‘€ 512’ vervangen door ‘€ 517’ en wordt ‘€ 1.024’ vervangen door: € 1.034.

U

In artikel 5.13 wordt ‘€ 56.420’ vervangen door ‘€ 56.928’ en wordt ‘€ 112.840’ vervangen door: € 113.856.

V

In artikel 6.17, derde lid, worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

wordt gezinshulp geacht extra te zijn voor zover de uitgaven voor gezinshulp meer bedragen dan het in deze kolom vermelde percentage van het verzamel-inkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek

€ 30.869

0%

€ 30.869

€ 46.304

1%

€ 46.304

€ 61.732

2%

€ 61.732

3%

W

Artikel 6.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 7.457’ vervangen door ‘€ 7.525’ en wordt ‘€ 125’ vervangen door: € 127.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 7.457’ vervangen door ‘€ 7.525’ en wordt ‘€ 39.618’ vervangen door: € 39.975.

3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 39.618’ telkens vervangen door: € 39.975.

4. In het tweede lid wordt ‘€ 7.457’ vervangen door ‘€ 7.525’ en wordt ‘€ 14.914’ vervangen door ‘€ 15.050’. Voorts wordt ‘€ 125’ vervangen door ‘€ 127’ en wordt ‘€ 250’ vervangen door: € 254.

X

In artikel 6.28, vierde lid, wordt ‘€ 2.421’ vervangen door ‘€ 2.443’ en wordt ‘€ 1.677’ vervangen door: € 1.693.

Y

In artikel 8.9, eerste lid, wordt ‘60%’ vervangen door: 53 1/3%.

Z

In artikel 8.10, tweede lid, wordt ‘€ 2.103’ vervangen door ‘€ 2.122’ en wordt ‘€ 19.645’ vervangen door ‘€ 19.822’. Voorts wordt ‘€ 737’ vervangen door: € 743.

AA

Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, eerste volzin, onderdeel a, wordt ‘1,807%’ vervangen door ‘1,810%’ en wordt ‘€ 161’ vervangen door: € 163.

2. In het tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, wordt ‘18,724%’ vervangen door ‘19,679%’ en wordt ‘€ 8.913’ vervangen door ‘€ 9.010’. Voorts wordt ‘€ 2.097’ vervangen door: € 2.116.

3. In het tweede lid, eerste volzin, onderdeel c, en tweede volzin, wordt ‘€ 40.721’ vervangen door: € 49.770.

AB

Artikel 8.14a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 4.814’ vervangen door: € 4.857.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 1024’ vervangen door ‘€ 1.033’ en wordt ‘€ 4.814’ vervangen door ‘€ 4.857’. Voorts wordt ‘€ 2.133’ vervangen door: € 2.152.

AC

In artikel 8.16a, tweede lid, wordt ‘€ 708’ vervangen door: € 715.

AD

In artikel 8.17, tweede lid, wordt ‘€ 1.032’ vervangen door ‘€ 1.042’ en wordt ‘€ 35.450’ telkens vervangen door ‘€ 35.770’. Voorts wordt ‘€ 150’ vervangen door: € 152.

AE

In artikel 8.18, tweede lid, wordt ‘€ 429’ vervangen door: € 433.

AF

In artikel 10.3, achtste lid, wordt ‘0,95%’ vervangen door: 1,05%.

AG

In artikel 10.7, vijfde lid, wordt ‘€ 2.600’ vervangen door: € 2.623.

AH

Artikel 10bis.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘€ 160.000’ vervangen door: € 161.500.

2. In de tweede volzin wordt ‘€ 36.300’ vervangen door: € 36.600.

ARTIKEL II

In de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals deze wet op 31 december 2011 luidde, wordt in artikel 8.18a, tweede lid, ‘€ 205’ vervangen door: € 207.

ARTIKEL III

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 20a, eerste lid, worden de bedragen en percentages in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

Bij een belastbaar loon van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19.822

8,35%

€ 19.822

€ 33.589

€ 1.655

13,85%

€ 33.589

€ 57.585

€ 3.561

42%

€ 57.585

€ 13.639

52%

B

In artikel 20b, eerste lid, worden de bedragen en percentages in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

Bij een belastbaar loon van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19.822

8,35%

€ 19.822

€ 33.857

€ 1.655

13,85%

€ 33.857

€ 57.585

€ 3.596

42%

€ 57.585

€ 13.563

52%

C

In artikel 28b, eerste lid, wordt ‘€ 1.230’ vervangen door: € 1.319.

D

In artikel 28c, eerste lid, wordt ‘€ 1.230’ vervangen door: € 1.319.

E

In artikel 32bb, tweede lid, wordt ‘€ 531.000’ vervangen door: € 535.000.

ARTIKEL IV

In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt in artikel 10, eerste lid, onderdeel j, ‘€ 552.000’ vervangen door: € 556.000.

ARTIKEL V

De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de in artikel 24, eerste lid, opgenomen tabel, eerste en tweede kolom, wordt ‘€ 120.214’ vervangen door: € 121.296.

B

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder a, wordt ‘€ 627.367’ vervangen door: € 633.014.

2. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder b, wordt ‘€ 59.601’ vervangen door: € 60.138.

3. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder c en d, wordt ‘€ 19.868’ vervangen door: € 20.047.

4. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder e, wordt ‘€ 47.053’ vervangen door: € 47.477.

5. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder f, wordt ‘€ 2.092’ vervangen door: € 2.111.

6. In het tweede lid wordt ‘€ 162.071’ vervangen door: € 163.530.

C

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 5° wordt ‘€ 5.229’ vervangen door ‘€ 5.277’ en wordt ‘€ 25.096’ vervangen door ‘€ 25.322’. Voorts wordt ‘€ 52.281’ vervangen door: € 52.752.

2. In onderdeel 6°, aanhef, wordt ‘€ 27.187’ vervangen door: € 27.432.

3. In onderdeel 7° wordt ‘€ 2.092’ vervangen door: € 2.111.

D

In artikel 35b, eerste lid, onderdeel a en onderdeel b, onder 2° en 3°, wordt ‘€ 1.045.611’ vervangen door: € 1.055.022.

ARTIKEL VI

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 7, zesde lid, wordt ‘€ 4.706’ vervangen door: € 4.749.

B

In artikel 40, eerste lid, wordt ‘€ 4.920’ vervangen door: € 5.278

ARTIKEL VII

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 67a, eerste lid, wordt ‘€ 4.920’ vervangen door: € 5.278.

B

Artikel 67b wordt als volgt gewijzigd

1. In het eerste lid wordt ‘€ 123’ vervangen door: € 131.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 1.230’ vervangen door: € 1.319.

C

In artikel 67c, eerste lid, wordt ‘€ 4.920’ vervangen door: € 5.278.

D

In artikel 67ca, eerste lid, wordt ‘€ 4.920’ vervangen door: € 5.278.

ARTIKEL VIII

In de Kostenwet invordering rijksbelastingen wordt in artikel 3, eerste lid, ‘€ 11.461’ vervangen door: € 11.473.

ARTIKEL IX

In de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt in artikel 4o, eerste lid, ‘€ 4.920’ vervangen door: € 5.278.

ARTIKEL X

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10aa wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste wordt ‘€ 10.024’ vervangen door ‘€ 10.095’ en wordt ‘€ 11.314’ vervangen door: € 11.395.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 11.343’ vervangen door ‘€ 11.424’ en wordt ‘€ 12.803’ vervangen door: € 12.894.

B

Artikel 10eb wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 36.378’ vervangen door: € 36.705.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 27.653’ vervangen door: € 27.901.

ARTIKEL XI

In het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken wordt in artikel 2, derde lid, ‘€ 24.990.398’ vervangen door: € 25.590.168.

ARTIKEL XII

Het Belastingplan 2014 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel II, onderdeel J, wordt ‘€ 80’ vervangen door: € 81.

B

In artikel II, onderdeel K, wordt ‘€ 103’ vervangen door: € 104.

C

In artikel III, onderdeel C, wordt ‘€ 14’ vervangen door ‘€ 15’ en wordt ‘€ 1.106’ vervangen door: € 1.115.

D

In artikel III, onderdeel D, wordt ‘€ 229’ vervangen door: € 232.

E

In artikel IV, onderdeel A, wordt ‘€ 39’ vervangen door: € 40

F

In artikel IV, onderdeel B, wordt ‘€ 130’ vervangen door: € 132.

G

In artikel VI, onderdeel C, wordt ‘€ 80’ vervangen door: € 81.

H

In artikel VI, onderdeel D, wordt ‘€ 103’ vervangen door: € 104.

I

In artikel VII, onderdeel C, wordt ‘€ 14’ vervangen door ‘€ 15’ en wordt ‘€ 1.106’ vervangen door: € 1.115.

J

In artikel VII, onderdeel D, wordt ‘€ 229’ vervangen door: € 232

K

In artikel VIII, onderdeel A, wordt ‘€ 39’ vervangen door: € 40.

L

In artikel VIII, onderdeel B, wordt ‘€ 130’ vervangen door: € 132.

ARTIKEL XIII

De Wet maatregelen woningmarkt 2014 II wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.5 wordt ‘€ 540’ vervangen door: € 545.

B

In artikel 3.6 wordt ‘€ 540’ vervangen door: € 545.

C

In artikel 3.7 wordt ‘€ 580’ vervangen door: € 586.

D

In artikel 3.8 wordt ‘€ 580’ vervangen door: € 586.

E

In artikel 3.9 wordt ‘€ 580’ vervangen door: € 586.

F

In artikel 3.10 wordt ‘€ 580’ vervangen door: € 586.

G

In artikel 3.11 wordt ‘€ 575’ vervangen door: € 581.

H

In artikel 3.12 wordt ‘€ 575’ vervangen door: € 581.

I

In artikel 3.13 wordt ‘€ 575’ vervangen door: € 581.

J

In artikel 3.14 wordt ‘€ 575’ vervangen door: € 581.

K

In artikel 3.15 wordt ‘€ 570’ vervangen door: € 576.

L

In artikel 3.16 wordt ‘€ 570’ vervangen door: € 576.

M

In artikel 3.17 wordt ‘€ 565’ vervangen door: € 571.

N

In artikel 3.18 wordt ‘€ 560’ vervangen door: € 566.

O

In artikel 3.19 wordt ‘€ 545’ vervangen door: € 550.

P

In artikel 3.20 wordt ‘€ 505’ vervangen door: € 510.

Q

In artikel 5.3 wordt ‘€ 540’ vervangen door: € 545.

R

In artikel 5.4 wordt ‘€ 540’ vervangen door: € 545.

S

In artikel 5.5 wordt ‘€ 580’ vervangen door: € 586.

T

In artikel 5.6 wordt ‘€ 580’ vervangen door: € 586.

U

In artikel 5.7 wordt ‘€ 580’ vervangen door: € 586.

V

In artikel 5.8 wordt ‘€ 580’ vervangen door: € 586.

W

In artikel 5.9 wordt ‘€ 575’ vervangen door: € 581.

X

In artikel 5.10 wordt ‘€ 575 vervangen door: € 581.

Y

In artikel 5.11 wordt ‘€ 575’ vervangen door: € 581.

Z

In artikel 5.12 wordt ‘€ 575’ vervangen door: € 581.

AA

In artikel 5.13 wordt ‘€ 570’ vervangen door: € 576.

AB

In artikel 5.14 wordt ‘€ 570’ vervangen door: € 576.

AC

In artikel 5.15 wordt ‘€ 565’ vervangen door: € 571.

AD

In artikel 5.16 wordt ‘€ 560’ vervangen door: € 566.

AE

In artikel 5.17 wordt ‘€ 545’ vervangen door: € 550.

AF

In artikel 5.18 wordt ‘€ 505’ vervangen door: € 510.

ARTIKEL XIV

In de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen wordt in artikel I, onderdeel B, onder 1, ‘€ 8.640’ vervangen door: € 8.631.

ARTIKEL XV

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015, met dien verstande dat artikel XIV toepassing vindt voordat artikel I, onderdeel B, onder 1, van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen wordt toegepast.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Bijstellingsregeling directe belastingen 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling geeft uitvoering aan de indexeringsvoorschriften die zijn opgenomen in de artikelen 10.1, 10.2a, 10.3, 10.3a, 10.6, 10.6a, 10.7, 10bis.12 en 10a.11 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001), de artikelen 28b, 28c en 32bb van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964), artikel 10 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969), artikel 35a van de Successiewet 1956 (SW 1956), de artikelen 7 en 41a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), artikel 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, artikel 4o van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, de artikelen 10aa en 10eb van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB 1965), artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken, de artikelen IX en X van het Belastingplan 2014 (BP 2014), de artikelen 8.1 en 8.2 van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II en artikel VI van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen.

Bijstellingsfactoren

Toepassing tabelcorrectiefactor (artikel I, onderdelen C, E tot en met H, L tot en met X, Z tot en met AE, AG en AH, artikel II, artikel III, onderdeel E, artikel IV, artikel V, artikel VI, onderdeel A, artikel X, onderdeel B, artikel XII en artikel XIII)

De per 1 januari 2015 toe te passen tabelcorrectiefactor van artikel 10.2 van de Wet IB 2001 bedraagt 1,009. De bedragen die worden aangepast ingevolge artikelen I, onderdelen C, E tot en met H, L tot en met X, Z tot en met AE, AG en AH, artikel II, artikel III, onderdeel E, artikel IV, artikel V, artikel VI, onderdeel A, artikel X, onderdeel B, artikel XII en artikel XIII in de onderhavige regeling worden bijgesteld op basis van deze tabelcorrectiefactor. De tabelcorrectiefactor wordt in beginsel toegepast op de bedragen zoals deze zonder de inflatiecorrectie per 1 januari 2015 zouden komen te luiden. Een aantal bedragen wijzigen nog na deze inflatiecorrectie. Deze bedragen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Ingevolge artikel XII, onderdeel A, en de artikelen II, onderdeel J, en XXXVII, eerste lid, onderdeel a, van het BP 2014 wordt het in artikel I, onderdeel Z, opgenomen bedrag van € 2.122 nog vervangen door € 2.203.

Ingevolge de artikelen I, onderdeel R, en XXXVII, eerste lid, onderdeel b, van het Belastingplan 2015 (BP 2015) wordt het in artikel I, onderdeel Z, opgenomen bedrag van € 743 nog vervangen door € 861.

Ingevolge artikel XII, onderdeel B, en de artikelen II, onderdeel K, en XXXVII, eerste lid, onderdeel a, van het BP 2014 wordt het in artikel I, onderdeel AA, onder 2, opgenomen bedrag van € 2.116 nog vervangen door € 2.220.

Ingevolge de artikelen I, onderdeel S, en XXXVII, eerste lid, onderdeel b, van het BP 2015 wordt het in artikel I, onderdeel AG, opgenomen bedrag van € 2.623 nog vervangen door € 5.977. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat daarbij tevens wordt geregeld dat geen sprake meer is van een vermindering, maar van een vermeerdering.

Toepassing tabelcorrectiefactor eens per 5 jaar op bestuurlijke boeten (artikelen III, onderdelen C en D, VI, onderdeel B, VII en IX)

Op grond van artikel 67cb van de AWR wordt op een aantal artikelen uit die wet eens per 5 jaar een inflatiecorrectie toegepast. In de artikelen 28b en 28c van de Wet LB 1964 en in artikel 4o van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belasting wordt voor eenzelfde periodieke inflatiecorrectie verwezen naar artikel 67cb van de AWR. In artikel 41a van de Awir is een met artikel 67cb van de AWR vergelijkbare regeling opgenomen. Deze periodieke inflatiecorrectie vindt ingevolge artikel 67cb van de AWR en artikel 41a van de Awir voor het eerst plaats per 1 januari 2015. Bij deze inflatiecorrectie wordt als tabelcorrectiefactor het product genomen van de tabelcorrectiefactoren van artikel 10.2 van de Wet IB 2001 van de laatste vijf kalenderjaren. Het product van de laatste vijf kalenderjaren bedraagt 1,073.

Tarieftabellen inkomstenbelasting en loonbelasting (artikelen I, onderdelen A en B, en III, onderdelen A en B)

De in de onderhavige regeling opgenomen tarieftabellen van de artikelen 2.10 en 2.10a van de Wet IB 2001 en de in de onderhavige regeling opgenomen tarieftabellen loonbelasting van de artikelen 20a en 20b van de Wet LB 1964 komen overeen met de tabellen die zijn opgenomen in artikel I, onderdelen D en F, van het BP 2015, onderscheidenlijk artikel IV, onderdelen E en G, van die wet. In die tabellen is reeds rekening gehouden met de inflatiecorrectie en met de ingevolge de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II en het BP 2014 bij het begin van het kalenderjaar 2015 in die tarieftabellen aan te brengen wijzigingen (zie ook artikel XXXVII, eerste lid, onderdelen a en e, en tweede lid, van het BP 2015)

Bijstelling maximumdotatie fiscale oudedagsreserve (artikel XIV)

Het ingevolge artikel I, onderdeel B, onder 1, van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen in artikel 3.68, eerste lid, van de Wet IB 2001 op te nemen bedrag wordt per 1 januari 2015 bijgesteld op grond van artikel VI van de eerstgenoemde wet.

Bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privégebruik woning, het eigenwoningforfait en de kamerverhuurvrijstelling (artikel I, onderdelen D, I tot en met K en AF)

De bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privégebruik woning (artikel 3.19 van de Wet IB 2001), het eigenwoningforfait (artikel 3.112 van de Wet IB 2001) en de kamerverhuurvrijstelling (artikelen 3.97 en 3.114 van de Wet IB 2001) vindt plaats ingevolge de artikelen 10.3, 10.3a, 10.5 en 10.6 van de Wet IB 2001. Bijstelling van de in artikel 3.19, tweede lid, en in artikel 3.112, eerste lid, vermelde percentages vindt plaats op basis van de verhouding van het indexcijfer woninghuren over juli 2014 tot dat cijfer over juli 2013 (factor ih) en tevens met de verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden die betrekking hebben op 2014 en het gemiddelde van die waarden die betrekking hebben op 2013 (factor iw). De factor ih voor 2014 bedraagt 125,05/119,87 (een gemiddelde huurstijging van 4,3%). De verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden voor 2013 en het gemiddelde van de waarden voor 2014 bedraagt volgens opgave van de Waarderingskamer 100:97,2 (een gemiddelde waardedaling van 2,8%). De factor iw bedraagt daarmee 100/97,2.

In artikel 3.19 van de Wet IB 2001 gaat het percentage voor de berekening van het in aanmerking te nemen voordeel voor woningen met een waarde lager dan € 12.500 met 0,1%-punt omhoog; voor woningen met een waarde tussen € 12.500 en € 75.000 gaat het percentage met 0,15%-punt omhoog. Het in 2014 in de tabel van het tweede lid vermelde bedrag van € 1,04 miljoen wordt door toepassing van de tabelcorrectiefactor verhoogd tot € 1,05 miljoen. Het percentage voor woningen met een waarde van € 1,05 miljoen of hoger wordt door toepassing van artikel 10.3a van de Wet IB 2001 verhoogd met 0,15%-punt en derhalve gesteld op 2,20%. Het in artikel 10.3, achtste lid, van de Wet IB 2001 opgenomen percentage ter ophoging van de eerstvermelde vier percentages in artikel 3.19 van de Wet IB 2001 wordt vervangen door 1,05%-punt.

Het in 2014 in de tabel in artikel 3.112, eerste lid, van de Wet IB 2001 vermelde bedrag van € 1,04 miljoen wordt door toepassing van de tabelcorrectiefactor verhoogd tot € 1,05 miljoen. Voor woningen met een waarde tot € 1,05 miljoen gaat het percentage voor de berekening van het in aanmerking te nemen voordeel met 0,05%-punt omhoog. Het percentage voor eigen woningen met een eigenwoningwaarde van boven € 1,05 miljoen wordt door toepassing van artikel 10.3a van de Wet IB 2001 verhoogd met 0,2571%-punt en vervolgens op dezelfde wijze afgerond als artikel 10.5 van die wet voorschrijft met betrekking tot de in de artikel 10.3 van die wet bedoelde percentages, als gevolg waarvan het percentage op 2,05% wordt gesteld.

Verhoging maximum gecombineerde heffingskorting bij minstverdienende partner (artikel I, onderdeel Y)

Het in artikel 8.9, eerste lid, van de Wet IB 2001 vermelde percentage wordt bijgesteld op basis van artikel 10.6a van de Wet IB 2001. Het percentage wordt berekend door het te vervangen percentage te verlagen met 6 2/3%-punt.

Indexering percentages en bedragen arbeidskorting (artikel I, onderdeel AA)

De in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen a en b, van de Wet IB 2001 vermelde percentages, de in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen b en c, van de Wet IB 2001 eerstvermelde bedragen en het in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, van de Wet IB 2001 vermelde bedrag worden bijgesteld op basis van artikel 10.7 van de Wet IB 2001.

Bij de bepaling van het in artikel I, onderdeel AA, onder 3, opgenomen bedrag is rekening gehouden met de artikelen I, onderdeel S, en XXXVII, eerste lid, onderdeel b, van het BP 2015. Hierdoor wordt het bedrag dat na reguliere indexatie zou uitkomen op een bedrag van € 41.170 gewijzigd in € 49.770.

Aanpassing bedragen in de Kostenwet invordering rijksbelastingen (artikel VIII)

De bijstelling van het in artikel 3, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen laatstvermelde bedrag vindt plaats op basis van de op de voet van artikel 8 van die wet bepaalde correctiefactor. Deze factor wordt berekend uit de indexcijfers van de ‘CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, CAO-sector overheid’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De correctiefactor op grond waarvan de bedragen per 1 januari 2015 worden bijgesteld is 1,001. Door de toegepaste afrondingsregel leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2015 niet tot een aanpassing van de bedragen in de artikelen van de Kostenwet invordering rijksbelastingen die staan genoemd in de hierna opgenomen tabel 1. Als basis voor de bijstelling voor 2015 gelden de na bijstelling voor 2014 op twee decimalen rekenkundig afgeronde bedragen.

Aanpassing bedrag van de minimaal in aanmerking te nemen AOW-inbouw in een pensioenregeling (artikel X, onderdeel A)

De bedragen die zijn opgenomen in artikel 10aa van het UBLB 1965 voor de berekening van de minimaal in aanmerking te nemen AOW-inbouw in een pensioenregeling in gevallen waarin een lager opbouwpercentage per dienstjaar wordt gehanteerd dan is toegestaan op grond van artikel 18a, eerste tot en met derde lid, van de Wet LB 1964, worden jaarlijks bijgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de hoogte van de AOW. Bij de berekening van de nieuwe bedragen wordt deze keer rekening gehouden met de aanpassing per 1 januari 2015 van de tot die datum geldende bedragen aan het vanaf die datum geldende uitgangspunt van een in ten minste 40 dienstjaren op te bouwen ouderdomspensioen ter grootte van 75% van het gemiddeld genoten loon. De na die aanpassing resulterende bedragen worden vermenigvuldigd met de verhouding tussen het per 1 januari 2015 geldende AOW-bedrag en het per 1 januari 2014 geldende AOW-bedrag. Dit verhoudingsgetal voor 2015 is 1,007.

Aanpassing bedrag in het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken (artikel XI)

Het bedrag van artikel 2, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken wordt bijgesteld aan de hand van de door het Centraal Planbureau in het Centraal Economisch Plan gepubliceerde verwachte ‘prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie’ voor het kalenderjaar, verhoogd met een volumeopslag van 0,90%. Volgens genoemde publicatie bedraagt de prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie voor het jaar 2015 1,50%, zodat inclusief volumeopslag, het bedrag dient te worden bijgesteld met 1,50+0,90%.

Uitzonderingen op jaarlijkse bijstelling

Niet-vervangen bedragen vanwege afrondingsregel

Vanwege de toegepaste afrondingsregels leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2015 niet tot een aanpassing van de bedragen in de bepalingen, genoemd in de volgende tabel:

Tabel 1

wet

artikel

lid

onderdeel

zinsnede/toevoeging

Wet inkomstenbelasting 2001

       
 

3.41

tweede

 

eerste bedrag

 

3.47

eerste

   
 

9.4

eerste

   
   

vijfde

   

Wet op de loonbelasting 1964

       
 

12a

eerste

   

Kostenwet invordering rijksbelasting

       
 

2

   

eerste bedrag

       

derde bedrag

 

3

eerste

 

eerste bedrag

       

tweede bedrag

   

tweede

   
   

derde

   
   

vierde

   
 

4

eerste

 

eerste bedrag

       

tweede bedrag

       

derde bedrag

       

vierde bedrag

   

tweede

   
   

derde

   

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

Naar boven