Besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 december 2014, Indexering factoren, grondslagen en bedragen per 1 januari 2015

De Staatsecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

Besluit:

Artikel 1

De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 31b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en in artikel 28b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, zoals zij golden op 1 juli 2014, worden met ingang van 1 januari 2015 verhoogd met 0,44%.

Artikel 2

De factoren waarmee het peil der buitengewone pensioenen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt aangepast, worden met ingang van 1 januari 2015 vastgesteld als volgt:

A

pensioengrondslagen 1947 per jaar in euro

B

welvaartstoeslag vanaf 1 januari 2015

van

tot en met

 

1.225,21

1.356,79

24.811,68 minus pensioengrondslag

van

tot en met

pensioengrondslag maal factor

plus extra

bedrag in euro

1.356,80

1.404,44

17,1505

195,00

1.404,45

1.446,64

17,1775

195,00

1.446,65

2.021,13

17,2234

195,00

2.021,14

2.066,96

17,2410

195,00

2.066,97

2.113,24

17,2427

195,00

2.113,25

2.158,62

17,2440

195,00

2.158,63

2.204,45

17,2460

195,00

2.204,46

2.248,92

17,2478

195,00

2.248,93

2.294,76

17,2495

195,00

2.294,77

2.385,51

17,2516

195,00

2.385,52

2.485,34

17,2554

195,00

2.485,35

2.583,36

17,2585

195,00

2.583,37

2.678,65

17,2622

195,00

2.678,66

2.679,11

17,2947

195,00

2.679,12

2.726,30

17,2981

195,00

2.726,31

2.773,49

17,3000

195,00

2.773,50

2.820,23

17,3055

195,00

2.820,24

2.867,88

17,3071

195,00

2.867,89

2.914,62

17,3129

195,00

2.914,63

2.961,36

17,3147

195,00

2.961,37

2.961,81

17,3154

195,00

2.961,82

3.004,92

17,3188

196,00

3.004,93

3.048,94

17,3199

196,00

3.048,95

3.092,96

17,3243

196,00

3.092,97

3.136,07

17,3252

196,00

3.136,08

3.136,52

17,3288

196,00

3.136,53

3.180,08

17,3298

196,00

3.180,09

3.223,19

17,3306

196,00

3.223,20

3.223,64

17,3344

196,00

3.223,65

3.267,21

17,3352

196,00

3.267,22

3.310,32

17,3360

196,00

3.310,33

3.353,88

17,3414

196,00

3.353,89

3.397,44

17,3523

196,00

3.397,45

3.441,01

17,3551

196,00

3.441,02

3.484,57

17,3563

196,00

3.484,58

3.528,13

17,3612

196,00

3.528,14

3.571,69

17,3620

196,00

3.571,70

3.615,26

17,3671

196,00

3.615,27

3.658,82

17,3684

196,00

3.658,83

3.659,27

17,3696

196,00

3.659,28

3.713,73

17,3728

196,00

3.713,74

3.768,18

17,3739

196,00

3.768,19

3.822,63

17,3791

196,00

3.822,64

3.823,09

17,3940

196,00

3.823,10

3.877,54

17,3956

196,00

3.877,55

3.932,00

17,3992

196,00

3.932,01

3.986,45

17,4004

196,00

3.986,46

4.040,90

17,4053

196,00

4.040,91

4.084,02

17,4070

196,00

Artikel 3

De pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, zoals zij golden op 1 juli 2014, worden met ingang van 1 januari 2015 verhoogd met 0,44%.

Artikel 4

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, worden met ingang van 1 januari 2015 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 24.814,54;

  • b. de bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op achtereenvolgens:

    € 51.764,35;

    € 31.967,01;

    € 16.822,95;

    € 17.076,02;

    € 16.869,18;

    € 33.632,27.

Artikel 5

De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2014 worden met ingang van 1 januari 2015 verhoogd met 0,44%.

Artikel 6

De bedragen, genoemd in de artikelen 8, zevende lid, onder a en b, en 10, eerste lid, onder e en f, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 januari 2015 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a, op € 2.067,64;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder b, op € 4.292,41;

  • c. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, op € 2.804,91;

  • d. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder f, op € 2.609,95.

Artikel 7

De grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2014, worden met ingang van 1 januari 2015 verhoogd met 0,44%.

Artikel 8

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 januari 2015 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 2.067,64;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op € 4.292,41.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

TOELICHTING

In de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp), 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo), 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (WIV), 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv) en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo), is de indexering van de in de onderscheiden wetten gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen geregeld. Deze artikelleden vormen de grondslagen van de voorliggende regeling.

Bij de op 1 januari 2009 in werking getreden wet van 20 november 2008 tot wijziging van de Wbp, Wbpzo, WIV, Wuv en Wubo, ter vereenvoudiging van de uitvoering, alsmede tot het aanbrengen van wijzigingen van andere en ondergeschikte aard, zijn de in deze wetten opgenomen zogenaamde indexeringsbepalingen gewijzigd. De indexering van de factoren, grondslagen en bedragen was tot aan de inwerkingtreding van de wet van 20 november 2008 gekoppeld aan de indexering van de pensioenen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds. Vanwege de vele kritiek op dit systeem is voor een andere indexeringssystematiek gekozen. Vanaf 1 januari 2009 is de indexering van de factoren, grondslagen en bedragen gekoppeld aan de index die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gehanteerd voor de indexering van het wettelijk minimumloon.

De indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen blijft om een tweetal redenen ook onder de nieuwe indexeringssystematiek noodzakelijk. Ten eerste zijn bij het opnieuw vaststellen van een buitengewoon pensioen, een garantietoeslag, een (periodieke) uitkering of een garantie-uitkering actuele berekeningsgegevens noodzakelijk waaronder een grondslag die geïndexeerd is naar het tijdstip van de hernieuwde vaststelling. Ten tweede blijft indexering van minimum- en maximumgrondslagbedragen noodzakelijk voor degenen die na de inwerkingtreding van de wet van 20 november 2008 voor het eerst een aanvraag op grond van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen. Door deze indexering houden de toekenningen van financiële rechten aan hen gelijke tred met de welvaartsontwikkeling in Nederland.

Met de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 oktober 2014, 2014-0000146254 (Staatscourant nr. 29850), wordt het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2015 aangepast. Het aanpassingspercentage is na afronding 0,44%. Conform de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen opgenomen indexeringsbepalingen voorziet deze regeling erin dat de factoren, grondslagen en bedragen dienovereenkomstig worden aangepast.

In de Wbp en de Wbpzo wordt bij de berekening van het buitengewoon pensioen teruggegaan naar de grondslag zoals die bij de inwerkingtreding van deze wetten (1947) zou zijn geweest, waarna deze grondslag, om tot de actuele grondslag te komen, met een jaarlijks te indexeren welvaartsfactor wordt vermenigvuldigd. In artikel 2 geeft kolom A de verdeling naar het niveau van de pensioengrondslagen aan. Kolom B geeft de met ingang van 1 januari 2015 vastgestelde factor aan, waarmee het peil van de buitengewone pensioenen wordt aangepast in relatie tot de pensioengrondslagen.

Per 1 januari 2010 is de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) uitgebreid naar ministeriële regelingen (brief van de Minister van Justitie en de Staatssecretarissen van Economische Zaken, Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 december 2009, Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Het in het kader van VVM gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing.

Gelet op de strekking van deze regeling, te weten de jaarlijkse indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond ‘Reparatiewetgeving’ van toepassing.

Gelet op de strekking van deze regeling zijn hieraan geen financiële consequenties verbonden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Naar boven