Besluit verlening mandaat, volmacht en machtiging personele aangelegenheden Kadaster 2014

Het bestuur van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers,

Gelet op artikel 7 van de Organisatiewet Kadaster en de artikelen 10:3 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Dienst:

de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Organisatiewet Kadaster;

b. het bestuur:

het bestuur van de Dienst;

c. directeur:

de directeur bedoeld in artikel 1, tweede lid, van het Reglement inrichting organisatie Kadaster alsmede, voor zover van toepassing, het lid van het bestuur, belast met het leiding geven aan een directie, bedoeld in artikel 2, tweede lid en artikel 3, tweede lid, besluit taakverdeling Raad van bestuur Kadaster;

d. Akarn:

Algemeen Kadaster Ambtenarenreglement Nieuw;

e. KANS:

Kadaster Arbeidsvoorwaarden Nieuwe Stijl.

Artikel 2 Verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan directeuren en uitzonderingen

  • 1. Aan elk van de directeuren wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend om met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van de personeelsleden behorend tot zijn eenheid op grond van Akarn of KANS besluiten te nemen alsmede om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten, met dien verstande dat van mandaat, volmacht en machtiging worden uitgezonderd:

    • a. de bevoegdheid tot het beschrijven en waarderen van functies, bedoeld in artikel 3:5 Akarn;

    • b. de bevoegdheid tot het treffen van een regeling als bedoeld in artikel 3:9 Akarn;

    • c. de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen inzake flexibilisering van de arbeidstijd als bedoeld in artikel 4:22 Akarn;

    • d. de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 6:5, 6:14 en 6:18 Akarn;

    • e. de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 7:39 en 7:47 Akarn;

    • f. de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 8:1, tweede lid, en 8:13 Akarn;

    • g. de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen inzake de disciplinaire straf van ontslag als bedoeld artikel 9:5, eerste lid, onderdeel l Akarn;

    • h. de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen inzake ontslag op gronden als bedoeld in de artikelen 10:7, 10:8, 10:9, 10:10 en 10:13 Akarn;

    • i. de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen, bedoeld in artikel 12:1, tweede lid, Akarn voor zover het niet gaat om beslissingen inzake het aanstellen, benoemen, verplaatsen in dan wel naar een hogere dan formele schaal;

    • j. hetgeen bepaald is in KANS met betrekking tot de bevoegdheden a t/m i.

  • 2. Aan elk van de directeuren wordt voorts mandaat, volmacht en machtiging verleend om met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van de personeelsleden behorend tot zijn eenheid besluiten te nemen alsmede om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten:

    • a. op grond van de:

      • 1°. Regeling reis- en verblijfskosten bij dienstreizen;

      • 2°. Regeling Sociaal Plan Kadaster 2002 (SPK2002), met dien verstande dat van het mandaat, volmacht en machtiging worden uitgezonderd de bevoegdheden bedoeld in artikel 30;

      • 3°. Regeling uitzendvoorwaarden;

      • 4°. Regeling voorschriften bij ziekte;

      • 5°. Regeling werving en selectie;

      • 6°. 5% Ziektekostenregeling;

      • 7°. Regeling terbeschikkingstelling bedrijfsauto Kadaster, inclusief privé gebruik;

      • 8°. Regeling levensloop Kadaster;

      • 9°. Regeling vrijwillig thuiswerken;

    • b. inzake de terbeschikkingstelling van laptops en mobiele telefoons.

  • 3. Aan elk van de directeuren wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend om, ter uitvoering van de tussen de Dienst en de Centrales voor Overheidspersoneel op 22 september 2005 te Utrecht overeengekomen afspraken met betrekking tot het personeelsprogramma ‘Maatwerk binnen een kader’, met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van de personeelsleden behorend tot zijn eenheid, besluiten te nemen inzake de toekenning van de in die overeenkomst genoemde (flankerende) instrumenten, alsmede om daaromtrent privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten.

  • 4. Aan de directeur Informatie Technologie (IT) wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend om met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van de personeelsleden behorend tot zijn eenheid op grond van het voor de directie IT vastgestelde werktijdenreglement besluiten te nemen alsmede om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten.

  • 5. Aan de directeur Organisatie en Human Resource management (HRM) wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend om met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van gewezen ambtenaren van de Dienst besluiten te nemen alsmede om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten:

    • a. op grond van Akarn en KANS, voor zover betreffend:

      • 1°. de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 6:5, 6:14 en 6:18;

      • 2°. de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 6:6 tot en met 6:9, 6:11 tot en met 6:13, 6:16, 6:17 en 6:19;

      • 3°. de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 10:14 en 10:16;

    • b. op grond van de Regeling bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid;

    • c. op grond van de 5% Ziektekostenregeling.

  • 6. Aan de directeur Organisatie en HRM wordt ook mandaat, volmacht en machtiging verleend om met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van ambtenaren van de Dienst besluiten te nemen alsmede om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten:

    • a. op grond van de Regeling chauffeurs leden Raad van Bestuur;

    • b. inzake de toekenning van BHV toelagen als bedoeld in de Tabel BHV toelagen Kadaster per 1 januari 2004;

    • c. op grond van de Regeling spaarloon;

    • d. op grond van de Regeling tegemoetkoming zorgverzekering.

Artikel 3 Van mandaat uitgesloten bevoegdheden

Aan het bestuur blijft exclusief voorbehouden de bevoegdheid tot:

  • a. het nemen van besluiten van algemene strekking, waaronder het vaststellen van beleidsregels;

  • b. het nemen van beslissingen op bezwaarschriften.

Artikel 4 Overige uitgesloten bevoegdheden en begrenzing mandaat, volmacht en machtiging

  • 1. Een directeur is niet bevoegd een besluit te nemen, noch om een privaatrechtelijke rechtshandeling of een andere handeling dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten met betrekking tot hemzelf.

  • 2. Een directeur is niet bevoegd een besluit met een mogelijke precedentwerking te nemen. Een directeur legt een besluit als bedoeld in de vorige zin van dit artikellid steeds aan het bestuur ter beslissing voor. De eerste en tweede zin zijn van overeenkomstige toepassing op een privaatrechtelijke rechtshandeling en een andere handeling dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling.

  • 3. Een directeur oefent zijn mandaat, volmacht en machtiging uit binnen de grenzen van de voor zijn eenheid vastgestelde taken en zijn functieomschrijving, alsmede met inachtneming van het ter zake geldende recht, de door het bestuur vastgestelde kaders zoals beleids- en uitvoeringsregels, de bestendige uitvoeringspraktijk van de Dienst en de bepalingen vermeld in dit besluit.

  • 4. Het nemen van beslissingen of het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen met mogelijke financiële gevolgen door de directeur geschiedt met inachtneming van de aan hem toegekende budgetten op basis van het geldende jaarplan.

Artikel 5 Aanwijzingen

  • 1. Met betrekking tot de uitoefening van het mandaat, de volmacht en de machtiging door een directeur kan het bestuur algemene en bijzondere aanwijzingen geven.

  • 2. Een directeur is, indien het eerste lid toepassing heeft gevonden, gehouden de algemene en bijzondere aanwijzingen van het bestuur op te volgen.

Artikel 6 Ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging

  • 1. Een directeur is bevoegd aan functionarissen die rechtstreeks onder hem ressorteren, een algemeen ondermandaat, algemene ondervolmacht en algemene ondermachtiging te verlenen ten aanzien van bevoegdheden die aan hem zijn verleend op grond van artikel 2, eerste, tweede, vierde en vijfde lid. De directeur is tevens bevoegd aan functionarissen die rechtstreeks onder een hoofd van zijn afdeling ressorteren ondermandaat te verlenen ten aanzien van de bevoegdheid een verslag-formulier vast te stellen op grond van de Regeling terugkijken, afspraken maken en ontwikkelen uitsluitend voor zover het gaat om personeelsleden van hun eigen afdelingsonderdeel.

  • 2. De uitoefening van de in het eerste lid genoemde bevoegdheid geschiedt met inachtneming van de door het bestuur gegeven aanwijzingen.

  • 3. Een directeur kan aan de in het eerste lid genoemde functionarissen met betrekking tot de uitoefening van het ondermandaat, de ondervolmacht en de ondermachtiging algemene en bijzondere aanwijzingen geven.

  • 4. De directeur is gehouden toe te zien op de naleving van dit besluit en van de algemene en bijzondere aanwijzingen, bedoeld in artikel 5 en het derde lid van dit artikel, door degene aan wie hij ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging heeft verleend.

  • 5. Een directeur die verleent, doet dit schriftelijk. Hij draagt zorg voor bekendmaking van het verlenen van ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging door publicatie in de Staatscourant.

  • 6. De directeur kan een register aanleggen met betrekking tot door hem verleende ondermandaten, ondervolmachten en ondermachtigingen.

Artikel 7 Vervangingsregeling

  • 1. Directeuren kunnen bij belet vervangen worden door een mededirecteur of een rechtstreeks onder de directeur ressorterende functionaris.

  • 2. De mededirecteur of rechtstreeks onder de directeur ressorterende functionaris bedoeld in het eerste lid, kan met goedkeuring van het bestuur de bevoegdheden toekomend aan de te vervangen directeur uitoefenen.

Artikel 8 Intrekking eerdere regeling

Het Besluit verlening mandaat, volmacht en machtiging personele aangelegenheden Kadaster 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 10 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verlening mandaat, volmacht en machtiging personele aangelegenheden Kadaster 2014.

Dit besluit zal met de toelichting worden bekendgemaakt in de Staatscourant.

Apeldoorn, 2 december 2014

Raad van Bestuur, Th.A.J. Burmanje

F.L.V.P.L. Tierolff

Bezwaarclausule

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen zes weken na de dag van dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, een bezwaarschrift indienen bij de Raad van Bestuur van het Kadaster postbus 9046, 7300 GH Apeldoorn. Het bezwaarschrift moet van een datum en van uw naam en adres zijn voorzien. U moet duidelijk aangeven waarom en tegen welk besluit u bezwaar maakt en zo mogelijk een kopie van het besluit meezenden. Op het bezwaar zal een besluit worden genomen door de Raad van Bestuur van het Kadaster.

TOELICHTING

  • 1. In het eerste lid van artikel 2 van dit besluit wordt aan de directeuren eerst in algemene zin mandaat, volmacht en machtiging verleend om besluiten te nemen en handelingen te verrichten ten aanzien van de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van hun personeel.

    Bij die bevoegdheden gaat het vooral om het nemen van beslissingen ten aanzien van personeelsleden van het Kadaster en de te nemen beslissingen zijn dan ook veelal Awb-besluiten. Met het oog daarop is mandaat verleend.

    Bij de bevoegdheid om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten valt te denken aan het overeenkomen van bedingen als bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, Akarn, het toekennen van een schadeloosstelling als bedoeld in artikel 7:72 Akarn, beslissingen tot het verhalen van schade op derden als bedoeld in artikel 25 van de Regeling voorschriften bij ziekte, het aangaan van een gebruiksovereenkomst inzake bedrijfsauto’s als bedoeld in Regeling ter beschikkingstelling bedrijfsauto Kadaster, inclusief privé gebruik, het aangaan van detacheringsovereenkomsten, enz. Met het oog daarop is volmacht verleend.

    Ook komen in de regelingen beslissingen voor die noch een Awb-besluit zijn noch een privaatrechtelijke rechtshandeling. Genoemd kunnen worden beslissingen tot verificatie van gegevens als bedoeld in artikel 2:8, tweede lid, Akarn, beslissingen tot het vragen van verklaringen omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 2:8, vijfde lid, Akarn. Daarnaast is het bestuur gehouden tot het doen van mededelingen als bedoeld in artikel 2:12, tweede lid, Akarn. Deze beslissingen en handelingen zijn geen besluiten noch privaatrechtelijke rechtshandelingen en met het oog daarop wordt ten aanzien van de betrokken bevoegdheden machtiging verleend.

    Het bestuur heeft door middel van de brief Besluiten inzake P-mandaat en niet P-mandaat, 22 december 2008, 08.077437 aanwijzingen gegeven met betrekking tot enkele aan de directeuren gemandateerde bevoegdheden inzake wijziging van functie of werkzaamheden van medewerkers.

    Voor het nemen van een beslissing inzake opdragen andere functie (artikel 6:10 en 8:5 AKARN) geldt de volgende aanwijzing (Besluiten inzake P-mandaat en niet P-mandaat, 22 december 2008, 08.077437): ‘Indien een andere functie als bedoeld in de artikelen 6:10 en 8:5 AKARN een functie is buiten zijn directie neemt de directeur een besluit als bedoeld in die artikelen niet dan nadat de directeur van de betrokken andere directie voorafgaand schriftelijk heeft ingestemd met het ontwerpbesluit.’

    Voor het nemen van een beslissing inzake opdragen andere werkzaamheden (artikel 8:6 AKARN) geldt de volgende aanwijzing (Besluiten inzake P-mandaat en niet P-mandaat, 22 december 2008, 08.077437): ‘Indien de andere werkzaamheden als bedoeld in artikel 8:6 AKARN moeten worden verricht onder verantwoordelijkheid van een andere directeur, neemt de directeur een besluit als bedoeld in dat artikel niet dan nadat de directeur van de betrokken andere directie voorafgaand schriftelijk heeft ingestemd met het ontwerpbesluit.’

    Voor het nemen van een beslissing inzake een verplaatsing bij wijze van disciplinaire straf (artikel 9:5, eerste lid onder j, AKARN) geldt de volgende aanwijzing (Besluiten inzake P-mandaat en niet P-mandaat, 22 december 2008, 08.077437): ‘Indien een verplaatsing als bedoeld in artikel 9:5, eerste lid onder j, AKARN een verplaatsing is naar een andere directie, neemt de directeur een besluit als bedoeld in dat onderdeel niet dan nadat de directeur van de betrokken andere directie voorafgaand schriftelijk heeft ingestemd met het ontwerpbesluit.’

    Voor het nemen van een beslissing inzake ontslag op andere gronden (artikel 10;12 AKARN) geldt de volgende aanwijzing (Besluiten inzake P-mandaat en niet P-mandaat, 22 december 2008, 08.077437): ‘Een directeur neemt een besluit als bedoeld in artikel 10:12 Akarn niet dan nadat het portefeuillehoudend lid van de Raad van bestuur vooraf toestemming heeft gegeven tot het nemen van dat besluit en daartoe het ontwerpbesluit aan dat lid is voorgelegd.’

    In het eerste lid van artikel 2 van dit besluit wordt ook een opsomming gegeven van de bevoegdheden uit Akarn en KANS die van mandaat, volmacht en machtiging worden uitgezonderd, de zogenaamde negatieve lijst.

    In het tweede en derde lid van artikel 2 wordt aan de directeuren mandaat, volmacht en machtiging verleend van bevoegdheden op grond van overige regelingen op personeelsgebied.

    Voor het nemen van beslissingen op grond van ‘Maatwerk binnen een kader’ geldt de volgende aanwijzing (Besluiten inzake P-mandaat en niet P-mandaat, 22 december 2008, 08.077437): ‘Een directeur neemt een besluit als bedoeld in artikel 2, derde lid, van voornoemd besluit niet dan nadat het portefeuillehoudend lid van de Raad van bestuur vooraf toestemming heeft gegeven tot het nemen van dat besluit en daartoe het ontwerp-besluit met het advies van de manager Ontwikkeling en Mobiliteit aan dat lid is voorgelegd.’

    In het vierde lid van artikel 2 wordt aanvullend aan de directeur IT mandaat, volmacht en machtiging verleend van bevoegdheden op grond van het uitsluitend voor de directie IT geldende werktijdenreglement.

    In het vijfde lid, eerste zin, van artikel 2 wordt aan de directeur Organisatie en HRM mandaat, volmacht en machtiging verleend om besluiten te nemen en privaatrechtelijke en andere (rechts)handelingen te verrichten ten aanzien van de individuele rechtspositie van gewezen ambtenaren van de Dienst.

    Het mandaat (en volmacht en machtiging) wordt uitsluitend aan de directeur O&HRM verleend omdat het gaat om bevoegdheden die worden uitgeoefend ten aanzien van personen die geen medewerker meer zijn van een organisatorische eenheid van het Kadaster. Deze bevoegdheden komen niet alleen voor in artikelen die uitsluitend betrekking hebben op gewezen ambtenaren (zoals artikel 6:5 Akarn) maar ook in in artikelen van het Akarn (bijv. artikel 6:6) en van andere regelingen met betrekking tot zowel medewerkers als gewezen ambtenaren. Binnen de directie O&HRM is een eenheid belast met dergelijke personeelsaangelegenheden.

    In de tweede zin van het vijfde lid van artikel 2 wordt bovendien uitsluitend aan de directeur O&HRM mandaat (en volmacht en machtiging) verleend

    • ten aanzien van bevoegdheden die zijn opgenomen in regelingen die uitsluitend medewerkers betreffen die behoren tot de directie O&HRM

    • ten aanzien van bevoegdheden met betrekking tot inhoudingen en toekenningen die direct via het salaris worden geëffectueerd door een eenheid die ressorteert onder de directeur O&HRM

    • ten aanzien van bevoegdheden met betrekking tot de bedrijfshulpverlening, die een aangelegenheid is die wordt aangestuurd door een eenheid die ressorteert onder de directeur O&HRM.

    Er is een overzicht (register) gemaakt van de gemandateerde en ondergemandateerde bevoegdheden op grond van de artikelen van het AKARN en overige rechtspositieregelingen. Het overzicht verschaft een concreet beeld van de aan de directeuren en hun managers gemandateerde bevoegdheden op rechtspositioneel gebied. Dit overzicht heeft geen juridische status.

  • 2. In artikel 3 is geregeld dat bepaalde bevoegdheden van mandaat zijn uitgesloten. In de Organisatiewet Kadaster is in artikel 17, 18 en 18a bepaald dat het bestuur de organisatie op hoofdlijnen regelt, rechtspositionele voorschriften voor de ambtenaren vaststelt en een integriteitsbeleid voert. De bevoegdheid tot het stellen van regels in algemene zin kan niet worden gemandateerd.

    Het nemen van beslissingen op bezwaren gericht tegen een rechtspositioneel besluit is voorbehouden aan het bestuur. Het bestuur laat zich daarbij adviseren door de Bezwaren Advies Commissie Kadaster (BACK) op grond van de Regeling bezwaarschriftenprocedure rechtspositionele besluiten Kadaster.

    Uitzondering hierop vormt het mandaat dat het bestuur heeft verleend aan Loyalis. Door middel van het ‘Besluit verlening mandaat, volmacht en machtiging inzake Regeling bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid en Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten’ (staatscourant 21 februari 2007, nr. 37/ pag. 32) is Loyalis gemandateerd om namens het bestuur te beslissen op bezwaarschriften in het kader van uitvoering van de bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid.

  • 3. In artikel 4 is mandaat, volmacht en machtiging verder begrensd. Het nemen van besluiten die van niet-routinematige aard zijn en waar precedentwerking van kan uitgaan, blijven voorbehouden aan de Raad van Bestuur.

    Bij kaders, beleids- en uitvoeringsregels kan gedacht worden aan het register tekeningsbevoegdheden voor het verrichten van financiële handelingen (deze laatste term is gelijk te stellen met privaatrechtelijke rechtshandelingen) en andere regels in het kader van administratieve organisatie en interne beheersing.

    In het vierde lid van artikel 4 wordt als kader genoemd de budgetten op basis van het jaarplan.

  • 4. In artikel 5 is geregeld dat het bestuur aanwijzingen kan geven aan een directeur. Instructies kunnen worden gegeven zowel bij algemene aanwijzing voor een hele reeks van gevallen als bij bijzondere aanwijzing per afzonderlijk concreet geval. Al deze instructies kunnen vormvrij worden gegeven. Zo kunnen algemene instructies de vorm hebben van (naar buiten werkende) beleidsregels die bekend gemaakt moeten worden door publicatie in de Staatscourant. Maar deze algemene instructies kunnen ook een volledig intern karakter hebben. Zij hebben dan het karakter van een gedragslijn.

    In de brief Besluiten inzake P-mandaat en niet P-mandaat, 22 december 2008, 08.077437 zijn aanwijzingen gegeven onder meer voor specifieke bevoegdheden op rechtspositioneel gebied. Deze zijn vermeld in de toelichting bij artikel 2 van dit besluit.

  • 5. In artikel 6 is ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging geregeld en tevens de bekendmaking daarvan. Ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging kan uitsluitend verleend worden aan functionarissen die rechtstreeks onder de directeur ressorteren. Hierop geldt formeel één uitzondering: de bevoegdheid een TAO-formulier vast te stellen kan ook gemandateerd worden aan functionarissen die rechtstreeks onder een afdelingshoofd ressorteren zoals teamleiders.

    In het vijfde lid is bepaald dat de directeur zorg draagt voor bekendmaking van besluiten tot verlening van ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging. Dit besluit moet worden gezien als een besluit dat volgens de regels van artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht moet worden bekendgemaakt wil het zijn gelding krijgen. Bekendmaking dient te geschieden door

    • a. toezending of uitreiking van het besluit aan de betrokken functionaris én

    • b. door publicatie in de Staatscourant.

    Lid 6 bepaalt dat de inhoud van de besluiten tot verlening van ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging gebundeld kan worden neergelegd in een register. Dat register is een toegankelijk overzicht bedoeld voor intern gebruik. Een dergelijk register heeft geen juridische status en kan dus in de plaats treden van de formele mandaatbesluiten.

  • 6. Artikel 7 regelt de vervangingsregeling. Bij afwezigheid van een directeur moet soms de besluitvorming toch doorgang vinden waar het betreft bevoegdheden die aan de directeur gemandateerd (of gevolmachtigd) maar niet ondergemandateerd (of ondergevolmachtigd) zijn. Het besluit kan dan, in de gevallen waarin geen ondermandaat (ondervolmacht) is verleend, worden genomen door het bestuur (dat na het verlenen van mandaat (volmacht) ook zelf daartoe bevoegd blijft) of door het lid van het bestuur (op grond van het besluit ‘mandaat bestuur aan leden’).

    In artikel 7 geeft het mandaatbesluit daarnaast de mogelijkheid tot vervanging van een directeur voor situaties waarin dat wenselijk wordt geacht. Vervanging kan plaatsvinden zowel voor feitelijk optreden, bijvoorbeeld in vergaderingen van de directieraad en ander intern handelen, als voor het uitoefenen van formele, gemandateerde bevoegdheden zoals het tekenen van verplichtingen. Voor dat laatste is een besluit nodig van de Raad van bestuur waarin de vervanger wordt aangewezen.

    Aangewezen zijn als vervanger is niet hetzelfde als ‘tijdelijk waarnemen van een functie’ en er is geen waarnemingstoelage aan verbonden.

    Het begrip belet betekent afwezigheid en wordt gebruikt in de situatie dat een functionaris tijdelijk zijn of haar functie niet kan uitoefenen, bijvoorbeeld door vakantie of ziekte.

    Indien een vervanger ondertekent dient dit vermeld te worden in het besluit door vermelding van ‘b.a.’ voorafgaand aan de handtekening.

Raad van Bestuur, Th.A.J. Burmanje

F.L.V.P.L. Tierolff

Naar boven