Besluit van de raad van bestuur van het Fonds Podiumkunsten tot wijziging van de Deelregeling programmeringssubsidies Fonds Podiumkunsten en het Reglement Nederlandse Muziekprijs

Het bestuur van het Fonds Podiumkunsten

Gelet op artikel 10 lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid en artikel 2 van het Algemeen Reglement Fonds Podiumkunsten;

Besluit:

ARTIKEL I

De Deelregeling programmeringssubsidies Fonds Podiumkunsten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.3 komt te luiden:

Het bestuur kan een aanvraag geheel of gedeeltelijk weigeren als op enig moment voor een bepaalde activiteit meerdere subsidies zouden worden ontvangen op basis van deze regeling.

B

In artikel 1.8, sub e, wordt ‘een vierjarige subsidie dan wel een meerjarige productiesubsidie’ vervangen door: een meerjarige activiteitensubsidie.

C

Paragraaf 2 komt te luiden:

Paragraaf 2: Programmeringssubsidie reguliere programmering in theater- en concertzalen

Artikel 2.1. Doel

Het bestuur verstrekt programmeringssubsidies voor voorstellingen en concerten in theater- of concertzalen om bij te dragen aan een gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig podiumkunstenaanbod in Nederland.

Artikel 2.2. Aanvrager

1. Een aanvraag kan worden gedaan door een rechtspersoon die artistiek en financieel eindverantwoordelijk is voor de programmering van een of meer theater- of concertzalen.

Artikel 2.3. Subsidieaanvraag
  • 1. Een aanvraag kan worden gedaan voor:

    • a) het programmeren van een of meer concertzalen waarin uitsluitend muziek wordt getoond of

    • b) het programmeren van een of meer theaterzalen waarin dans, theater of muziektheater wordt getoond, eventueel in combinatie met muziek.

  • 2. Het indienen van een aanvraag is alleen mogelijk als de aanvrager kan aantonen dat

    • a) minimaal een van de zalen waarvoor wordt aangevraagd een capaciteit van meer dan 200 bezoekers heeft en

    • b) in de zalen waarvoor wordt aangevraagd minimaal 100 professionele voorstellingen of concerten per jaar plaatsvinden en

    • c) ten minste 20% van de geprogrammeerde voorstellingen of concerten dankzij een financiële bijdrage van een Nederlandse overheid tot stand is gekomen dan wel ten minste 20% van de geprogrammeerde voorstellingen of concerten afkomstig is uit het buitenland.

  • 3. Als een rechtspersoon verantwoordelijk is voor het programmeren van zowel een of meer theaterzalen als een of meer concertzalen, kan zij twee losse aanvragen indienen met betrekking tot deze zaal of zalen. In dat geval dient elke aanvraag afzonderlijk aan het bepaalde in deze paragraaf te voldoen.

  • 4. Als peiljaar geldt het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend.

  • 5. Een aanvraag moet betrekking hebben op twee kalenderjaren.

  • 6. Aanvragen worden in één gezamenlijke ronde behandeld die eens per twee jaar plaatsvindt.

Artikel 2.4. Beoordeling
  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a) artistieke positie van de aanvrager;

    • b) publieksfunctie van de aanvrager;

    • c) inbedding in de omgeving.

  • 2. Aanvullend kan in de beoordeling worden gekeken naar de bijdrage die aanvragen leveren aan de pluriformiteit en spreiding van het podiumkunstenaanbod binnen Nederland. Daarbij worden de aanvragen in drie groepen ingedeeld:

    • Aanvragen die betrekking hebben op een of meer zalen waarin uitsluitend muziek wordt geprogrammeerd ('concertzalen');

    • Aanvragen die betrekking hebben op een of meer zalen met een gemengde programmering waarvan de grootste zaal meer dan 400 stoelen telt (‘grote theaterzalen’);

    • Aanvragen die betrekking hebben op een of meer zalen met een gemengde programmering waarvan de grootste zaal tussen de 201 en 400 stoelen telt ('middelgrote theaterzalen');

    waarbij binnen elk van deze groepen wordt gestreefd naar een evenwichtig gespreid netwerk van in het kader van deze paragraaf door het Fonds Podiumkunsten ondersteunde aanvragers.

Artikel 2.5. Hoogte subsidie
  • 1. Het subsidie bedraagt minimaal € 25.000 en maximaal € 50.000 per jaar.

  • 2. De hoogte van het subsidie wordt vastgesteld op basis van de aard en omvang van de activiteiten.

  • 3. Het bestuur kan een maximum subsidiebedrag per aanvrager per jaar vaststellen.

Artikel 2.6. Samenloop

Een subsidieaanvraag op grond van artikel 2.2 kan geen betrekking hebben op een zaal die al is aangewezen als kernpodium in het kader van paragraaf 6.

D

Artikel 3.2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1) ‘een locatie’ wordt vervangen door: een of meer locaties.

2) ‘daar’ wordt vervangen door: op elk van deze locaties.

3) het vierde en vijfde lid komen te vervallen.

E

Artikel 3.3, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1. Verzoeken tot aanwijzing worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a) visie op de artistieke positie van de aanvrager;

    • b) visie op de publieksfunctie van de aanvrager;

    • c) bijdrage aan de pluriformiteit;

    • d) bijdrage aan geografische spreiding.

F

Artikel 3.6 komt als volgt te luiden:

Artikel 3.6. Hoogte subsidie

  • 1. Het subsidie bedraagt de helft van het tekort per voorstelling of concert.

  • 2. Voor een aanvrager uit categorie 1 wordt het tekort als volgt vastgesteld: de betaalde uitkoopsommen of brutogages maal 150% minus de gerealiseerde inkomsten uit entreegelden exclusief BTW.

  • 3. Voor een aanvrager uit categorie 2 of 3 wordt het rekentekort als volgt berekend: de betaalde uitkoopsommen of brutogages minus de gerealiseerde inkomsten uit entreegelden exclusief BTW.

  • 4. Per categorie geldt het volgende maximum per kalenderjaar:

    categorie 1: € 5.000;

    categorie 2: € 15.000;

    categorie 3: € 25.000.

G

Artikel 3.7 komt als volgt te luiden:

Artikel 3.7. Samenloop

Een aanvrager kan niet op grond van artikel 3.2 worden aangewezen als deze reeds een andere subsidie op basis van deze regeling ontvangt voor het betreffende tijdvak.

H

Artikel 4.6 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.6. Samenloop

Een programmeringssubsidie bestaande festivals kan alleen worden verstrekt aan aanvragers die in het betreffende jaar geen andere subsidie op basis van deze regeling ontvangen.

I

Artikel 5.6 komt als volgt te luiden:

Artikel 5.6. Samenloop

Een programmeringssubsidie nieuwe festivals kan alleen worden verstrekt aan aanvragers die in het betreffende jaar geen andere subsidie op basis van deze regeling ontvangen.

J

Artikel 6.2, wordt als volgt gewijzigd:

1) Het eerste lid komt te luiden: 1. Instellingen die in aanmerking willen komen voor subsidie in het kader van deze paragraaf, kunnen een verzoek doen aan het bestuur tot aanwijzing van een specifieke zaal waarvoor de instelling zowel artistiek als financieel verantwoordelijk is.

2) In het tweede lid wordt een punt gezet na ‘winstoogmerk’. De resterende tekst komt te vervallen.

K

Artikel 6.3, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De instelling wordt aangewezen als:

    • Kernpodium C als zij in het voorgaande jaar in de zaal waarop het verzoek betrekking heeft minimaal 10 concerten van subsidiabele bands heeft georganiseerd en de zaalcapaciteit minimaal 200 en maximaal 350 bezoekers is;

    • Kernpodium B als zij in het voorgaande jaar in de zaal waarop het verzoek betrekking heeft minimaal 20 concerten van subsidiabele bands heeft georganiseerd en de zaalcapaciteit meer dan 350 bezoekers is;

    • Kernpodium A als zij in het voorgaande jaar was aangewezen als Kernpodium B, in dat jaar meer dan 100 concerten heeft georganiseerd in de zaal waarop het verzoek betrekking heeft waarvan minimaal 25 van subsidiabele bands, het gemiddeld aantal bezoekers bij deze concerten boven het gemiddelde ligt van Kernpodia B en de zaalcapaciteit minimaal 450 bezoekers is.

L

Na artikel 6.7 worden twee artikelen ingevoegd:

Artikel 6.8. Tijdelijke uitbreiding

  • 1. Instellingen die zijn aangewezen in het kader van deze paragraaf kunnen aanvullend subsidie ontvangen voor concerten die voldoen aan de voorwaarden uit artikel 6.5, eerste en tweede lid, maar die niet plaatsvinden op het podium maar buiten de eigen locatie en daar herkenbaar zijn als onderdeel van de programmering van de betreffende instelling.

  • 2. De subsidie per concert bedraagt nooit meer dan 50% van het totaal van de betaalde uitkoopsommen of brutogages voor Nederlandse bands na verhoging met € 400,–, tenzij dit meer dan € 1.000 is, in welk geval de subsidie maximaal € 1.000,– per concert bedraagt.

  • 3. De subsidie per concert is gelijk aan het verschil tussen de betaalde uitkoopsommen of brutogages voor alle bands verhoogd met € 400,– en de gerealiseerde inkomsten uit entreegelden met inachtneming van het in het tweede lid opgenomen maximum.

  • 4. Het fonds kan een concert als niet-subsidiabel aanmerken als de betaalde gage niet redelijk is.

  • 5. Aan een aangewezen instelling wordt in het kader van dit artikel nooit meer dan € 2.500 subsidie per kalenderjaar verstrekt.

Artikel 6.9. Samenloop

Een verzoek tot aanwijzing op grond van artikel 6.2 kan geen betrekking hebben op een zaal voor de activiteiten waarvan reeds een subsidie is toegekend in het kader van paragraaf 2 of 3.

M

In artikel 7.5, eerste lid, wordt ‘subsidiabele bands’ vervangen door: Nederlandse bands.

N

Na artikel 7.5 wordt een artikel ingevoegd:

Artikel 7.6. Samenloop

Een programmeringssubsidie incidentele concerten popmuziek kan alleen worden verstrekt aan aanvragers die in het betreffende jaar geen andere subsidie op basis van deze regeling ontvangen.

O

Na artikel 8.6 wordt een artikel ingevoegd:

Artikel 8.6

Een programmeringssubsidie festivals popmuziek kan alleen worden verstrekt aan aanvragers die in het betreffende jaar geen andere subsidie op basis van deze regeling ontvangen.

P

Artikel 9.7 komt te vervallen.

ARTIKEL II

Het Reglement Nederlandse Muziekprijs wordt als volgt gewijzigd:

Q

Artikel 5, tweede lid komt te luiden:

  • 2. Aanmelding geschiedt op een door het bestuur vastgestelde wijze voor een door het bestuur vastgestelde datum.

R

In artikel 6 wordt een punt geplaatst na ‘auditie’. De resterende tekst komt te vervallen.

ARTIKEL III

  • 1. De Deelregeling pilot internationale promotie Fonds Podiumkunsten wordt ingetrokken.

  • 2. Op subsidies die zijn verleend op basis van de in het eerste lid genoemde regeling, blijft het bepaalde in die regeling van toepassing.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Vastgesteld in de vergadering van de Raad van Bestuur d.d.20 november 2014

Het bestuur van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+, namens deze, H. Post, directeur / bestuurder

TOELICHTING BIJ HET BESLUIT VAN DE RAAD VAN BESTUUR VAN HET FONDS PODIUMKUNSTEN TOT WIJZIGING VAN DE DEELREGELING PROGRAMMERINGSSUBSIDIES FONDS PODIUMKUNSTEN EN HET REGLEMENT NEDERLANDSE MUZIEKPRIJS

Deze wijziging wijzigt twee Deelregelingen van het Fonds Podiumkunsten: Deelregeling programmeringssubsidies Fonds Podiumkunsten en het Reglement Nederlandse Muziekprijs.

Artikel I

C

2A. reguliere programmering in theater- en concertzalen

algemeen

Een programmeringssubsidie reguliere programmering in theater- en concertzalen (hierna: SRP) is een bijdrage voor de presentatie van een kwalitatief hoogwaardig aanbod van voorstellingen of concerten, voor een passend publiek.

Deze subsidie heeft tot doel om regionaal gespreide netwerken van theater- en concertzalen te creëren waar een kwalitatief hoogwaardig podiumkunstenaanbod wordt gepresenteerd. De SRP richt zich op zalen die een (significant) aandeel tonen van mede door rijk, gemeente en/of provincie gesubsidieerd aanbod of internationaal aanbod. Het Fonds Podiumkunsten beoogt met de SRP de presentatie en het publieksbereik van een gevarieerd kwaliteitsaanbod in deze zalen te versterken.

In deze regeling staat de eigen visie van de aanvrager centraal. Er wordt dus geen oordeel gegeven over de kwaliteit van de voorstellingen of concerten die een aanvrager wil programmeren, maar over de wijze waarop de aanvrager zijn programmering vanuit een artistieke en publieksgerichte visie opbouwt. Positief beoordeelde aanvragers krijgen een vast bedrag per jaar dat naar eigen inzicht aan de programmering kan worden besteed.

wie kan aanvragen

Een SRP kan worden aangevraagd door een aanvrager die verantwoordelijk is voor het programmeren van een of meer concert- of theaterzalen. Als de aanvrager meerdere zalen programmeert, kan de aanvrager zelf kiezen of hij zich in de aanvraag beperkt tot een specifieke zaal of voor meerdere zalen gezamenlijk aanvraagt.

Als een aanvrager zowel concertzalen (waaronder ook popzalen) exploiteert als theaterzalen, mag daarvoor apart worden aangevraagd. Een aanvrager kan dus maximaal twee aanvragen indienen: één aanvraag voor de theaterzaal of -zalen en één aanvraag voor de concertzaal of -zalen. Wel geldt dat de hiervoor genoemde eisen (bezoekerscapaciteit, aantal voorstellingen, aandeel gesubsidieerd of internationaal aanbod) per aanvraag worden getoetst. In geval van twijfel moet de aanvrager aantonen dat de aanvraag aan deze gecombineerde eisen voldoet.

Om te kunnen aanvragen gelden de volgende voorwaarden:

  • ten minste een zaal heeft een bezoekerscapaciteit van meer dan 200. Het gaat daarbij om het aantal stoelen dan wel als er geen sprake is van stoelen om het maximaal aantal bezoekers dat in de betreffende zaal kan en mag worden toegelaten. Als een zaal variabele opstellingen kent, wordt gekeken naar de opstelling die in de regel wordt gehanteerd voor het aanbod waar de aanvraag betrekking op heeft. Als er sprake is van meerdere zalen, mag de aanvraag mede betrekking hebben op zalen met een kleinere bezoekerscapaciteit.

  • de aanvrager heeft in het vorige kalenderjaar minimaal 100 voorstellingen of concerten op het gebied van professionele podiumkunsten georganiseerd.

  • ten minste 20 procent van het totale aanbod in het vorige kalenderjaar betrof aanbod dat dankzij een subsidie van de overheid (rijk of cultuurfonds, provincie, gemeente, buitenlandse overheid) tot stand is gekomen

    of

    ten minste 20 procent van het totale aanbod in het vorige kalenderjaar betrof internationaal aanbod.

Bij het toetsen of aan deze voorwaarden wordt voldaan, wordt gekeken naar de zalen waarop de aanvraag betrekking heeft. Podia die niet aan deze eisen voldoen kunnen subsidie aanvragen voor de kleinschalige of incidentele programmering (SKIP).

waarvoor kan worden aangevraagd

Aangevraagd kan worden voor de programmering van theater- of concertzalen. Er zijn geen speciale voorwaarden aan wat kan worden aangevraagd. Een aanvrager kan ervoor kiezen zijn gehele programmering ter subsidiëring voor te dragen, maar kan ook aangeven met de subsidie specifieke onderdelen van de programmering te willen versterken.

Een subsidie op basis van de SRP kan niet worden gecombineerd met een subsidie op basis van een ander onderdeel van de Programmeringsregeling. Uitzondering is de aanwijzing als kernpodium: een SRP-subsidie kan wel gecombineerd worden met een aanwijzing als kernpodium popmuziek, mits het daarbij om een verschillende zalen gaat. Een concertzaal die onderdeel uitkomt van een aanvraag voor een SRP-subsidie kan niet tegelijkertijd aangewezen worden als kernpodium popmuziek.

Een SRP bestaat uit een bijdrage in de programmeringskosten voor twee jaar. De hoogte van het subsidie is afhankelijk van het aantal en soort voorstellingen en concerten dat wordt geprogrammeerd. Naarmate er meer wordt geprogrammeerd of het aanbod financieel risicovoller, is het subsidie hoger. Aanvragen worden onderverdeeld in categorieën op basis van deze gegevens, waarbij per categorie een subsidiebedrag wordt vastgesteld. Het subsidiebedrag is minimaal € 25.000 per jaar en maximaal € 50.000 per jaar.

hoe wordt de aanvraag beoordeeld

Alle aanvragen die aan de eisen voldoen, worden getoetst aan de volgende criteria:

  • a) artistieke positie van de aanvrager;

  • b) publieksfunctie van de aanvrager;

  • c) inbedding in de omgeving.

Voor de toets van criterium a wordt gekeken naar de artistieke positie die de aanvrager als uitgangspunt neemt bij het samenstellen van zijn programmering. Het gaat dus om een plaatsbepaling, het antwoord dat de aanvrager geeft op de vraag waar hij in artistieke zin voor staat. Het gaat daarbij om vragen als:

  • Kan de aanvrager beschrijven welke artistieke keuzes hij maakt binnen de ontwikkelingen in het deel van de podiumkunsten waar hij zich op richt?

  • Kan de aanvrager overtuigend uitleggen hoe hij omgaat met nieuwe soorten aanbod of nieuw talent?

  • Heeft de aanvrager vaste relaties met producenten, makers of groepen of met andere podia die bijdragen aan de artistieke positie?

Voor de toets van criterium b wordt gekeken naar de rol van de aanvrager ten opzichte van het publiek in zijn stad en regio. Het gaat daarbij om vragen als:

  • Heeft de aanvrager een goed beeld van het publiek in zijn eigen omgeving?

  • Omschrijft de aanvrager helder op welke publieksgroepen hij zich richt en waarom?

  • Kan de aanvrager uitleggen hoe hij zich verhoudt tot andere presentatieplekken in zijn omgeving?

  • Weet de aanvrager uit te leggen hoe hij zijn publieksfunctie vertaalt naar zijn programmering en wat hij programmeert voor welk publiek?

Criterium c heeft betrekking op de vraag of de aanvrager een duidelijke worteling heeft binnen de culturele en maatschappelijke infrastructuur in de vestigingsplaats of regio. Getoetst wordt of het podium zich inspant om zich met zijn omgeving te verbinden, door relaties of samenwerking met relevante andere partijen (cultureel en maatschappelijk). Daarbij wordt mede gekeken naar financiële relaties, die de inbedding zichtbaar maken.

Aanvullend kan worden gekeken naar de bijdrage die een aanvrager met zijn programmering levert aan de pluriformiteit en de geografische spreiding. Daarbij worden de aanvragen in drie groepen verdeeld:

  • grote theaterzalen (meer dan 400 stoelen)

  • middelgrote theaterzalen (201–400 stoelen)

  • concertzalen (meer dan 200 stoelen / bezoekerscapaciteit).

Doel is dat in elk van deze groepen sprake is van een redelijk gespreid circuit van zalen voor het betreffende aanbod. Op deze wijze wordt een bijdrage geleverd aan het bestaan van netwerken voor verschillende vormen van aanbod. Bij de beoordeling of er sprake is van een gespreid circuit wordt rekening gehouden met de bevolkingsdichtheid in de verschillende regio’s.

werkwijze

De subsidieaanvragen voor een SRP worden eens per twee jaar in één aanvraagronde behandeld. De bijbehorende indiendatum wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds Podiumkunsten. Het Fonds Podiumkunsten vraagt over aanvragen advies aan een adviescommissie met expertise op dit specifieke terrein. De commissie toetst aanvragen aan de criteria.

Omdat het beschikbare budget mogelijk niet voldoende is om alle aanvragen te honoreren, geldt een financieel plafond. Dit plafond wordt op de website van het Fonds Podiumkunsten gepubliceerd.

Aanvragen worden na de beoordeling aan de hand van de criteria en met inachtneming van het bovengenoemde onderscheid tussen grote theaterzalen, middelgrote theaterzalen en concertzalen verdeeld in drie categorieën:

  • A: honoreren;

  • B: honoreren indien budget toereikend is; en

  • C: afwijzen.

E

Alle verzoeken tot aanwijzing als SKIP-podium die aan de eisen voldoen, worden getoetst aan de volgende criteria:

  • a) artistieke positie van de aanvrager;

  • b) publieksfunctie van de aanvrager;

  • c) bijdrage aan pluriformiteit;

  • d) bijdrage aan geografische spreiding.

Voor de toets van criterium a wordt gekeken naar de artistieke positie die de aanvrager als uitgangspunt neemt bij het samenstellen van zijn programmering. Het gaat dus om een plaatsbepaling, het antwoord dat de aanvrager geeft op de vraag waar hij in artistieke zin voor staat.

Voor de toets van criterium b wordt gekeken naar de rol van de aanvrager ten opzichte van het publiek in zijn omgeving. Omschrijft de aanvrager helder op welke publieksgroepen hij zich richt en waarom?

Criterium c betreft de mate waarin het podium bijdraagt aan de pluriformiteit van getoonde disciplines en genres op het totaal van podia en het publiek daarvoor. Het gaat zowel om de bijdrage aan de pluriformiteit binnen het totaal van podia (niet op het aanvragende podium zelf) en aan pluriformiteit van type en omvang van zalen, als om de bijdrage aan de verscheidenheid in het getoonde aanbod in de vestigingsplaats.

Criterium d betreft de bijdrage aan de regionale spreiding. Er wordt gekeken naar de plaats die het podium inneemt in de landelijke culturele infrastructuur.

Criteria a en b worden primair ‘los’ getoetst en spitsen zich toe op de aanvrager zelf. De toets op de bijdrage aan de pluriformiteit en de spreiding is vergelijkenderwijs op basis van het totaal van de aanvragen. Dit hangt samen met het feit dat het Fonds Podiumkunsten bij deze subsidievorm ook streeft naar een evenwichtige portefeuille van gehonoreerde aanvragen. Deze criteria spelen met name een rol als er anders sprake zou zijn van een in beleidsmatig opzicht onwenselijke lacune.

F

Bij het aanwijzen van een organisatie als SKIP-podium wordt, op basis van soort programmering en de omvang daarvan, een maximaal subsidiebedrag per jaar vastgesteld. Het absolute maximum is € 25.000 per jaar, maar in de meeste gevallen zal er een lager individueel maximum zijn.

Subsidieaanvragen worden per kwartaal gedaan, na het verrichten van de activiteiten. Het subsidie dat het SKIP-podium krijgt bedraagt 50% van het tekort op de voorstellingen of concerten in het afgelopen kwartaal. Het tekort wordt als volgt berekend: de uitkoopsommen of brutogages minus de totale entree-inkomsten.

Voor aanvragers met een maximale subsidiebehoefte van € 5.000 geldt een opslag van 50% op de uitkoopsommen of brutogages.

G

Een aanwijzing op basis van de SKIP kan niet worden gecombineerd met het ontvangen van een (andere) subsidie op basis van de Programmeringsregeling.

H

Een organisatie die een programmeringssubsidie bestaande festivals ontvangt voor het organiseren van zijn festival, komt in de betreffende jaren niet in aanmerking voor een andere subsidie op basis van de Programmeringsregeling.

I

Een organisatie die een programmeringssubsidie nieuwe festivals ontvangt voor het organiseren van zijn festival, komt in dat jaar niet in aanmerking voor een andere subsidie op basis van de Programmeringsregeling.

L

Tijdelijke uitbreiding

Met ingang van 1 januari 2015 kent de Programmeringsregeling een tijdelijke uitbreiding van de subsidiemogelijkheden voor kernpodia. Deze uitbreiding biedt kernpodia de gelegenheid concerten te organiseren op andere locaties. Op deze manier wil het Fonds Podiumkunsten kernpodia meer armslag geven om concerten te organiseren die om welke reden dan ook geen plaats kunnen krijgen op hun eigen podium en wordt tegelijk de samenwerking met lokale partners gestimuleerd. Effect is dat er meer speelmogelijkheden ontstaan voor bands.

De basisvoorwaarden voor subsidie zijn gelijk aan de eisen die voor de reguliere activiteiten van kernpodia gelden om voor subsidie in aanmerking te komen (kortweg: openbare optredens van Nederlandse bands met een minimum toegangsprijs van € 2,50). Afwijkend element is dat de concerten niet plaatsvinden in de zaal van het kernpodium, maar op een andere locatie buiten het eigen gebouw. Te denken valt bijvoorbeeld aan bijzondere buitenlocaties of aan kleinere podia in de omgeving. Het gaat dus niet om concerten in een eventueel tweede (kleine) zaal van het kernpodium of in een café dat bij de zaal hoort. De concerten moeten wel onder de artistieke en financiële eindverantwoordelijkheid van de aanvrager tot stand komen en ook in de presentatie duidelijk herkenbaar zijn als zijnde georganiseerd door het betreffende kernpodium.

Omdat het hier gaat om een ander soort activiteiten, gelden geen gagegrenzen. Wel gaat het Fonds er vanuit dat redelijke gages worden geboden aan de optredende bands die passen bij wat gebruikelijk is voor gelet op de entreeprijzen en de capaciteit van de locatie. Het Fonds kan besluiten in specifieke gevallen geen subsidie te verstrekken als er overduidelijk sprake is van onredelijk gages.

Het subsidie per concert is gelijk aan het tekort, maar nooit meer dan:

  • 50% van de uitkoopsom(men) en/of brutogage(s) van de Nederlandse bands, inclusief een standaard bedrag van € 400,– voor overige kosten;

  • € 1.000,–

Daarnaast bedraagt het subsidiebedrag in het kader van deze tijdelijke uitbreiding maximaal € 2.500,– per kalenderjaar per aanvrager.

Het tekort wordt als volgt berekend: de uitkoopsommen en/of brutogages van de Nederlandse bands plus, indien van toepassing, de brutogages en/of uitkoopsommen van de buitenlandse bands plus een vast bedrag van € 400,– minus de totale entree-inkomsten.

Net als voor andere programmeringssubsidies geldt hier dat een aanwijzing als kernpodium niet samengaat met een andere subsidie op basis van de Programmeringsregeling. Een uitzondering is de SRP: een aanwijzing als kernpodium kan wel worden gecombineerd met een SRP-subsidie. Als de SRP-subsidie specifiek betrekking heeft op een concertzaal, kan niet dezelfde zaal worden voorgedragen als kernpodium, maar moet het om een andere zaal gaan.

N

Een organisatie die een programmeringssubsidie incidentele concerten popmuziek ontvangt, komt in dat jaar niet in aanmerking voor een andere subsidie op basis van de Programmeringsregeling.

O

Een organisatie die een programmeringssubsidie festivals popmuziek ontvangt voor het organiseren van zijn festival, komt in dat jaar niet in aanmerking voor een andere subsidie op basis van de Programmeringsregeling.

Artikel II

Q. en R

Deze wijzigingen brengen het aantal momenten dat om toelating kan worden gevraagd terug van drie naar een per jaar.

Naar boven