Aanpassing art 184 Wetboek BES, Ministerie van Veiligheid en Justitie

1 Inleiding

Met de aanpassing van artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES naar aanleiding van de gewijzigde situatie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba eilanden van het Koninkrijk, is de grondslag gelegd voor het beleid ten aanzien van Buitengewone Agenten van Politie. Middels deze Circulaire worden de regels en uitgangspunten zoals deze zijn neergelegd in het Besluit buitengewone agenten van politie BES nader uitgewerkt.

Bij de uitwerking is, overeenkomstig het Besluit buitengewone agenten van politie BES, zoveel mogelijk aansluiting gezocht met de bestaande regels en beleid ten aanzien van buitengewoon opsporingsambtenaren zoals dit van kracht is in het Europese deel van het koninkrijk, waarbij rekening is gehouden met de lokale situatie op de eilanden.

2 De Buitengewoon Agent van Politie

2.1 Wat is een Buitengewoon Agent van Politie

De uitvoering en de handhaving van met name bijzondere wetgeving en verordeningen, is opgedragen aan een scala publiekrechtelijke en een beperkt aantal privaatrechtelijke organisaties. Indien de noodzaak zich voordoet dat zo’n organisatie dient te beschikken over werknemers die bevoegd zijn tot het opsporen van strafbare feiten, kan de Minister van Veiligheid en Justitie aan werknemers van deze organisaties opsporingsbevoegdheid toekennen. Artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES creëert de mogelijkheid daartoe.

De Minister van Veiligheid en Justitie, gemandateerd aan de Korpschef, verleent een titel van opsporingsbevoegdheid indien de noodzaak voor (extra) opsporingsbevoegdheid is aangetoond en de betreffende persoon heeft voldaan aan de betrouwbaarheidseis en bekwaamheidseis. Deze toekenning geschiedt formeel tijdens de beëdiging van een persoon als Buitengewoon Agent van Politie (hierna: BavPol’er) door of namens de Minister van Veiligheid en Justitie.

Deze persoon is dan een opsporingsambtenaar ex artikel 184 lid 1, sub c van het Wetboek van Strafvordering BES aan wie – indien de noodzaak wordt aangetoond en de betreffende persoon heeft voldaan aan de bekwaamheidseisen – de Minister van Veiligheid en Justitie politiebevoegdheden en geweldsmiddelen kan toekennen. Indien politiebevoegdheden of geweldsmiddelen zijn toegekend, beschikt de BavPol’er daarmee over dezelfde bevoegdheden en verplichtingen als de ambtenaar van politie voor wat betreft het aanwenden van deze bevoegdheden.

Met het scala aan organisaties belast met de uitvoering en handhaving van een grote variëteit aan wettelijke regelingen is de diversiteit van BavPol’ers een gegeven. Niet alleen het werkveld is divers. Aangezien bevoegdheden op maat worden toegekend, variëren deze evenzeer. De BavPol’er heeft in de regel beperkte opsporingsbevoegdheid die is gerelateerd aan zijn functie en taakomschrijving. Hij of zij wordt ingezet daar waar opsporing door de politie niet gewenst, of niet mogelijk is vanwege onvoldoende deskundigheid of capaciteit.

Wel dient in ogenschouw te worden genomen dat een BavPol’er geen integrale handhaver is met algemene opsporingsbevoegdheid die concurreert met de politie. Immers, de BavPol’er dient complementair aan de Politie te worden ingezet. De BavPol’er heeft een specifieke, afgebakende taak waarvoor hij gericht opgeleid kan worden. Aangezien de complexiteit van de functie van de BavPol’er sterk kan verschillen, varieert het opleidingsniveau van de BavPol’er. De basisbekwaamheid die van alle BavPol’ers wordt gevraagd is gelijk en zal centraal worden afgetoetst.

Het bovenstaande in aanmerking genomen is een BavPol’er een functionaris die uit hoofde van zijn taak, in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag, in overeenstemming met de geldende rechtsregels en met behulp van de hem daartoe beschikbaar gestelde bevoegdheden en middelen, zorgdraagt voor de opsporing van strafbare feiten alsmede met de voorbereiding van de eventuele vervolging van deze feiten.

2.2 Eisen aan een BavPol’er

2.2.1 In bezoldigde overheidsdienst

Aanstelling bij publiekrechtelijke rechtspersoon of arbeidsovereenkomst bij privaatrechtelijke rechtspersoon die aan de gestelde voorwaarden voldoet

Gelet op de grote impact die het gebruik van opsporingsbevoegdheid en geweldsmiddelen op burgers en ondernemingen kan hebben, blijven deze een privilege voorbehouden aan de overheid. Dit betekent dat BavPol’ers in beginsel aangesteld moeten zijn bij een publiekrechtelijk rechtspersoon of een arbeidsovereenkomst moeten hebben met een privaatrechtelijk rechtspersoon die voldoet aan de navolgende voorwaarden:

  • 1. De rechtspersoon is een overheidslichaam of is volledig in handen van een overheidslichaam.

    • a. In het geval van een BV of NV is hiervan sprake indien de aandelen volledig in handen zijn van de overheid (van bijvoorbeeld één of meer openbare lichamen). In het geval van een stichting of vereniging dient in de statuten te zijn opgenomen dat het stichtings- of verenigingsbestuur wordt gevormd door afgevaardigden van een overheidslichaam die de stichting of vereniging heeft opgericht.

    • b. Indien er voor een stichting of vereniging als rechtsvorm wordt gekozen, mogen er geen private partijen in het (dagelijks dan wel stichtings- of verenigings)bestuur van de stichting of vereniging participeren. Tevens dienen de bestuursposities functiegebonden te zijn. Dat wil zeggen dat, indien er bijvoorbeeld een politiechef of gezaghebber in het bestuur zitting heeft, hij die functie ambtshalve bekleedt en niet als privépersoon.

  • 2. De democratische controle op de rechtspersoon dient gewaarborgd te zijn opdat de democratische controle op de handhavings- en opsporingsactiviteiten van de rechtspersoon in volle omvang uitgeoefend kan worden (hiertoe dienen tevens de voorwaarden 1a en 1b).

  • 3. Indien er gekozen wordt voor een constructie onder 1a of 1b, dienen de Korpschef en de Hoofdofficier van Justitie in te stemmen met het onderbrengen van de betreffende taken in de betreffende rechtspersoon. Het is raadzaam om voor de organisatorische inbedding instemming van de Korpschef en de Hoofdofficier van Justitie te vragen. Dit sluit aan op de vereiste van inbedding in het lokale veiligheidsbeleid.

  • 4. De BavPol’ers dienen onder operationele regie van de politie te werken.

Bij de aanvraag voor een titel van opsporingsbevoegdheid dient dan ook – indien het niet onder de uitzondering valt – een akte van aanstelling te worden overgelegd om aan te tonen dat de betreffende persoon bij een publiekrechtelijke rechtspersoon is aangesteld dan wel een arbeidsrelatie heeft met een privaatrechtelijke rechtspersoon die voldoet aan de hiervoor gestelde voorwaarden.

Uitzondering

Op het hiervoor beschreven algemene uitgangspunt dat BavPol’ers aangesteld moeten zijn bij een publiekrechtelijke rechtspersoon of een arbeidsovereenkomst moeten hebben bij een privaatrechtelijke rechtspersoon die aan bepaalde voorwaarden voldoet is een uitzondering mogelijk.

  • 1. Functies betreffende de uitoefening van specifieke en beperkte taken waarmee een zwaarwegend maatschappelijk belang is gemoeid. Hierbij kan gedacht worden aan BavPol’ers die reeds van oudsher taken uitvoeren voor een particuliere werkgever die met een publieke taak is belast of gevallen waarbij als uitvloeisel van privatiseringsoperaties specifieke opsporingsbevoegdheden zijn overgeheveld van de publieke naar de private sector.

2.2.2 Noodzaakcriterium

Conform het Besluit buitengewone agenten van de politie BES (hierna: het Besluit BavPol) wordt een titel van opsporingsbevoegdheid verleend, dan wel verlengd, indien daartoe noodzaak bestaat en de BavPol’er betrouwbaar en bekwaam is.1 Er is voldaan aan het noodzaakcriterium wanneer naar het oordeel van de Minister van Veiligheid en Justitie, de opsporingsbevoegdheid noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van de betreffende persoon of de dienst waarbij deze werkzaam is, en een beroep op de politie voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden bezwaarlijk, niet mogelijk of niet wenselijk is.2 De noodzaak voor toekenning van (extra) opsporingsbevoegdheid moet door de BavPol werkgever worden onderbouwd en daarbij dient advies gevraagd te worden aan de direct toezichthouder en toezichthouder (zie hoofdstuk 3).

Het noodzaakcriterium wordt ook gehanteerd voor de toekenning van politiebevoegdheden en geweldsmiddelen. Onder politiebevoegdheden worden verstaan de bevoegdheid om gepast geweld te gebruiken alsmede de bevoegdheid om een veiligheidsfouillering uit te voeren (respectievelijk artikel 13 van de rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Onder geweldsmiddelen worden in deze circulaire verstaan de handboeien, de wapenstok, pepperspray, het vuurwapen en de surveillancehond (gecertificeerde diensthond). Ook hiervoor geldt dat het toekennen van politiebevoegdheden en/of geweldsmiddelen in beginsel slechts plaats vindt aan (rechts) personen zoals omschreven in paragraaf 2.2.1.

Politiebevoegdheden

Voor de toekenning van de geweldsbevoegdheid van artikel 13 van de rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gelden de volgende criteria:

  • de BavPol’er moet zelf verdachten kunnen aanhouden en overbrengen naar een plaats van verhoor;

  • beroep op de politie is niet mogelijk of niet wenselijk;

  • de bevoegdheid tot het gebruik van geweld staat in verhouding tot de toe te kennen dan wel toegekende opsporingsbevoegdheid;

  • de geweldsbevoegdheid en de veiligheidsfouillering mogen eerst worden uitgeoefend indien de BavPol’er heeft voldaan aan de bekwaamheidseisen van de toets geweldsbeheersing en de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden.

Geweldsmiddelen

Het toepassen van geweld met gebruik van een geweldsmiddel is een bevoegdheid die in beginsel alleen toekomt aan de gewapende macht van de overheid (de krijgsmacht) en de politie. Derhalve worden slechts in uitzonderlijke gevallen geweldsmiddelen aan anderen toegekend. Mede vanuit de doelstelling van de Wapenwet BES wordt een restrictief beleid gehanteerd, verwoord in het ‘neen, tenzij…’ principe. Het toekennen van geweldsmiddelen aan een BavPol’er geschiedt slechts indien de noodzaak hiertoe door de aanvrager aangetoond is en indien zijn bekwaamheid in de omgang met het betreffende wapen is aangetoond. Het toekennen van de geweldsmiddelen wordt tevens afhankelijk gesteld van de in redelijkheid te verwachten kans dat de BavPol’er bij de vervulling van zijn functie met geweld of dreiging met geweld wordt geconfronteerd.

De criteria voor toekenning van geweldsmiddelen worden hieronder beschreven. Elke aanvraag tot het toekennen van geweldsmiddelen wordt afzonderlijk beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. Voor welke soort wetsovertreding(en) is de opsporingsbevoegdheid verleend? Bij het handhaven van artikelen uit het Wetboek van Strafrecht BES kan het gebruik van een geweldsmiddel meer proportioneel zijn dan bijvoorbeeld bij het handhaven van het ordeningsrecht.

  • b. Wat is de aard van de te verwachten agressie? Toekenning van een geweldsmiddel kan geïndiceerd zijn indien de verwachting is dat de BavPol’er daadwerkelijk te maken krijgt met fysiek geweld, in tegenstelling tot situaties waarbij de te verwachten agressie louter verbaal van aard is.

  • c. Is het bezwaarlijk of onmogelijk om op een andere wijze te voorzien in de veiligheid van de BavPol’er.

  • d. In welke frequentie en mate hebben zich in het verleden situaties voorgedaan waarbij bewapening wenselijk was geweest? Indien sprake is van toename van het aantal gevallen dat de BavPol’er met geweld wordt geconfronteerd waarbij de aanwezigheid van enig geweldsmiddel wenselijk zou zijn geweest, kan een geweldsmiddel worden toegekend.

Indien de beantwoording van bovenstaande vragen nog onvoldoende duidelijkheid geeft over de aanwezigheid van de noodzaak, kunnen aanvullende vragen naar de (on)mogelijkheid van politieassistentie en de aandacht bij de scholing van BavPol’ers voor het onderwerp sociale vaardigheden nog een nadere indicatie geven. Indien zich vaak situaties voordoen waarin het aanwenden van sociale vaardigheden en geweldsbeheersingstechnieken niet (meer) afdoende zijn, kan er aanleiding zijn voor het toekennen van geweldsmiddelen.

In bijlage I staan de politiebevoegdheden en de geweldsmiddelen nader omschreven inclusief eventuele aanvullende toekenningseisen per geweldsmiddel.

2.2.3 Betrouwbaarheid

Voordat iemand kan worden benoemd tot BavPol’er, wordt zijn betrouwbaarheid getoetst. Artikel 13 van het Besluit BavPol bepaalt dat een persoon als betrouwbaar kan worden aangemerkt indien hij van onbesproken gedrag is.

De betrouwbaarheid wordt regelmatig getoetst. Dit is in elk geval iedere vijf jaar bij een aanvraag voor verlenging van de titel van opsporingsbevoegdheid. Daarnaast is het altijd mogelijk om de betrouwbaarheid tussentijds te toetsen. Het is aan de Korpschef om de frequentie van de betrouwbaarheidsscreening te bepalen.

Het oordeel over de betrouwbaarheid wordt zowel bij de initiële aanvraag, verlengingsaanvraag als bij tussentijdse screening in beginsel gebaseerd op de Verklaring Omtrent het gedrag BES. Naast de Verklaring Omtrent gedrag (Europese deel Koninkrijk) kan uit justitiële gegevens en de politiegegevens uit de politiesystemen worden geraadpleegd. Bij verstrekking van deze informatie kan advies worden gevraagd aan de toezichthouder en/of de direct toezichthouder. Ook feiten die (nog) niet tot strafrechtelijke vervolging hebben geleid, worden meegenomen bij het bepalen of de BavPol’er nog betrouwbaar kan worden geacht.

Indien er bij een tussentijdse screening twijfels bestaan omtrent de betrouwbaarheid of indien anderszins blijkt dat de BavPol’er niet meer betrouwbaar is, dan kan de bevoegdheid worden opgeschort of ingetrokken.

Indien wordt vastgesteld, door de Politie, dat bij de (beoogde) BavPol’er de betrouwbaarheid voor de uitvoering van opsporingsbevoegdheden niet (meer) aanwezig is, worden de betrokkene, zijn werkgever, de toezichthouder en de direct toezichthouder hiervan op de hoogte gesteld. Aan betrokkene wordt geen akte van beëdiging en titel van opsporingsbevoegdheid verleend. In het geval deze al aan hem waren verleend, vervalt de opsporingsbevoegdheid met ingang van de dag na de datum waarop is vastgesteld dat de betrouwbaarheid voor de uitvoering van opsporingsbevoegdheden niet meer aanwezig is. Wordt er overgegaan tot schorsing van de opsporingsbevoegdheid, dan dienen de legitimatiebewijzen en eventuele geweldsmiddelen onverwijld en zonder tussenkomst van derden bij de direct toezichthouder in bewaring te worden gegeven.

Plichtsverzuim

De buitengewoon agent van politie die zijn ambtelijke verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan disciplinair worden gestraft. De mogelijke sancties en straffen staan vermeld in Hoofdstuk 6 en 7 van het Besluit BavPol.

2.2.4 Bekwaamheid

Artikel 12 van het Besluit BavPol stelt dat iemand beschikt over bekwaamheid voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden als hij de daarvoor vastgestelde basiskennis en vaardigheden bezit. Het tweede lid stelt dat ten aanzien van categorieën BavPol’ers aanvullende bekwaamheidseisen kunnen worden gesteld in de vorm van een verzwaard examen of een opleidingsprogramma.

Basisbekwaamheid

Het is noodzakelijk dat de BavPol’er beschikt over algemene kennis van het recht en in het bijzonder van het formele en materiële strafrecht. Daarnaast mogen ook de vaardigheid van het opmaken van een proces-verbaal, het voeren van een gesprek met een overtreder en een aantal basiscompetenties niet ontbreken. De exameneisen van een Buitengewoon Agent van Politie zijn als volgt te beschrijven, deze zijn nader uitgewerkt in bijlage 4 (kennis) en 5 (vaardigheden):

De functionaris:

  • 1. Houdt preventief toezicht: controleert, surveilleert en zorgt op deze wijze ervoor dat risico’s voortijdig worden gesignaleerd opdat maatregelen kunnen worden genomen

  • 2. Handelt in geval van calamiteiten of incidenten: afhankelijk van de aard wordt actie ondernomen.

  • 3. Voert dienstverlenende werkzaamheden uit: het wegwijs maken van publiek alsook adviseren. Het ontvangen van bezoekers vanachter een balie. Het voeren van (dienstverlenende) administratieve handelingen ingeval deze behoren tot de functie. Het voorlichten over preventie en criminaliteit.

Kern van het beroep is toezien op orde en veiligheid, het informeren en verwijzen van publiek, het optreden bij incidenten, het handhaven van specifieke verordeningen en het ondersteunen bij projecten en evenementen.

Het onderwijs wordt verzorgt door Scholengemeenschap Bonaire (SGB). Het onderwijsprogramma vloeit voort uit de exameneisen zoals die zijn opgesteld (zie bijlage). De exameneisen worden vastgesteld door de examencommissie, bestaande uit leden vanuit de politiekorps, OM en het SGB.

De (beoogd) BavPol’er wordt getoetst om te bezien of hij over deze basiskennis en basisvaardigheden beschikt. Derhalve worden basisbekwaamheidseisen opgesteld en centraal geëxamineerd onder auspiciën van ExTH (Exameninstelling Toezicht en Handhaving).

Aanvullende bekwaamheidseisen

Alle BavPol’ers dienen te voldoen aan de basisbekwaamheidseis zoals in de vorige paragraaf omschreven. Het kan evenwel wenselijk zijn dat bepaalde categorieën BavPol’ers voldoen aan aanvullende bekwaamheidseisen in verband met de complexiteit van de opsporing. Hierbij kan worden gedacht aan BavPol’ers die werk uitvoeren dat specialistische kennis vereist of plaatsvindt in een relatief ingewikkelde handhavingsomgeving. In artikel 12, tweede lid van het Besluit BavPol is de mogelijkheid gecreëerd om aanvullende bekwaamheidseisen te stellen, zoals de eis dat een verzwaard examen dient te worden afgelegd, dan wel de eis dat een opleidingsprogramma moet worden doorlopen.

De Minister van Veiligheid en Justitie bepaalt in welke gevallen een verplicht verzwaard examen dan wel een verplicht aanvullend opleidingsprogramma nodig is voor het verkrijgen van opsporingsbevoegdheden. De keuze om te komen tot aanvullende opleidingseisen en de invulling hiervan komt tot stand in nauw overleg met betrokken werkgevers, direct toezichthouders en toezichthouders.

Bekwaamheidseisen categorieën BavPol’ers

De basisbekwaamheidsopleiding en examinering zal, aangevuld met taakspecifieke wetskennis opgedaan in de eigen organisatie, afdoende zijn voor de categorieën BavPol’ers 2 en 3 zoals beschreven in hoofdstuk 4. Voor de BavPol’ers uit categorie 1 dient eventueel een aanvullende opleiding (maatwerk) te worden verzorgd, of aansluiting te worden gezocht bij andere, goedgekeurde opleidingstrajecten. Zo is de opleiding tot ‘algemeen opsporingsambtenaar’ bij de Koninklijke Marechaussee reeds als gelijkwaardige opleiding voor de bekwaamheidseis voor deze categorie bestempeld.

Samengevat dient bij een aanvraag voor een titel van opsporingsbevoegdheid, dan wel een verlenging of wijziging hiervan, afhankelijk van de situatie, altijd de

  • Verklaring van het behalen van de basisbekwaamheid en eventuele

  • Certificaten of diploma’s van specifiek aanvullende opleidingstraject te worden overgelegd.

Ontheffing van de bekwaamheidseis

Uitgangspunt is dat zowel bij een eerste aanvraag als bij een aanvraag tot verlenging tot benoeming als BavPol’er aan de bekwaamheidseis moet worden voldaan. Ingevolge artikel 12, derde lid, van het Besluit BavPol kan van de bekwaamheidseis ontheffing worden verleend, indien de bekwaamheid voor het uitoefenen van de opsporingsbevoegdheid op andere wijze blijkt. Voor alle ontheffingen geldt, dat BavPol’ers hier niet automatisch ‘recht’ op hebben. De werkgever dient de ontheffing te allen tijde te ondersteunen en aan te vragen.

De ontheffingsgronden staan beschreven in bijlage II van deze circulaire.

Bij overgang van de BavPol’er naar een nieuwe werkgever vervalt de ontheffing voor de bekwaamheid. De nieuwe werkgever dient aan te tonen dat de BavPol’er bekwaam is voor de uitoefening van zijn nieuwe functie.

Bekwaamheidseisen politiebevoegdheden en geweldsmiddelen

Tijdens het uitoefenen van zijn opsporingsbevoegdheden is de BavPol’er gehouden aan de regels van het Wetboek van Strafvordering BES en het Besluit BavPol. Indien hem politiebevoegdheden dan wel geweldsmiddelen zijn toegekend, dient hij zich tevens te gedragen overeenkomstig de regels van de rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba alsmede de op hem of haar van toepassing zijnde Ambtsinstructie. In artikel 15 van het Besluit BavPol wordt bepaald dat het gebruik van politiebevoegdheden slechts geoorloofd is indien de BavPol’er beschikt over de vastgestelde basiskennis en -vaardigheden. Het gebruik van een geweldsmiddel is volgens artikel 31 van het Besluit BavPol slechts toegestaan, indien de ambtenaar in het gebruik van dat geweldsmiddel bekwaam en geoefend is. Daarbij moet de BavPol’er die één of meer politiebevoegdheden heeft ofwel politiebevoegdheden en één of meer geweldsmiddelen, voldoen aan de eisen van de toets geweldsbeheersing, de toets aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en eventueel de toets schietvaardigheid zoals deze door Onze betreffende Ministers zijn vastgesteld.

3 Toezicht op de BavPol’er

De kwaliteit van de strafrechtelijke handhaving door de BavPol’ers dient te worden gemonitord door de toezichthouder en de direct toezichthouder. Dit om twee redenen:

  • om de kwaliteit van de opsporing door de BavPol’ers te kunnen monitoren en te waarborgen;

  • om mede daardoor optimaal gebruik te kunnen maken van het grote opsporingspotentieel van de BavPol’ers.

Daar waar een BavPol’er opsporingshandelingen verricht, is hij voor dit optreden verantwoording verschuldigd aan de Officier van Justitie. Vanwege deze gezagsrelatie is er met betrekking tot het regelen van het toezicht over de BavPol’er voor gekozen de Hoofdofficier van Justitie als toezichthouder aan te stellen. De mogelijke aanwijzingen van de toezichthouder betreffen het functioneren van de BavPol’er in meer algemene zin, onder meer gerelateerd aan de eisen van formele wetten en het Besluit BavPol.

In de uitoefening van het dagelijks toezicht op de BavPol’er met betrekking tot een juiste uitoefening van opsporingsbevoegdheden, een goede samenwerking met de politie, de naleving van de instructie en deels ook het onderricht, is voorzien met de benoeming van een direct toezichthouder. In de regel zal dit de Korpschef, de directeur Kustwacht of de Commandant van de Koninklijke Marechaussee zijn.

De toezichthouder

Het OM is toezichthouder op de BavPol’ers, dat wil zeggen de Hoofdofficier van Justitie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Artikel 47 van het Besluit BavPol stelt dat de toezichthouder er op toe ziet dat de BavPol’er zijn taak bij de opsporing naar behoren vervult en de opsporingsbevoegdheden alsmede de politiebevoegdheden op juiste wijze uitoefent. De toezichthouder ziet eveneens toe op een goede invulling van haar adviestaak en de samenwerking met de politie.

De direct toezichthouder

De korpschef de directeur Kustwacht of de Commandant van de Koninklijke Marechaussee zijn belast met het direct toezicht op BavPol’ers. Het gaat hierbij om taken die losstaan van de ondersteunende en bijstandverlenende rol van het korps. De direct toezichthouder draagt zorg voor een goede uitvoering van zijn adviestaak en de afspraken ter borging en verbetering van de kwaliteit van de opsporing door de BavPol’ers.

3.1 Opsporingsbevoegdheden

Voor de opsporing van strafbare feiten dient de buitengewoon agent van politie te beschikken over opsporingsbevoegdheden. De toekenning van deze bevoegdheden is een verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie. Een verzoek om het toekennen of het verlengen van een akte van opsporingsbevoegdheid, politiebevoegdheden of geweldsmiddelen dient nadrukkelijk gemotiveerd te zijn; een aanvraag dient plaats te vinden door middel van de daartoe bestemde formulieren. Deze formulieren zijn te verkrijgen via het Korps Politie Caribisch Nederland.

De benodigde opsporingsbevoegdheden en geweldsmiddelen dienen bij iedere aanvraag te worden aangegeven. De toe te kennen bevoegdheden zijn te clusteren per functie. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen de functies van personen in dienst van de nationale overheid of daaronder ressorterende diensten en functies voor BavPol’ers die in dienst zijn van lagere overheden of semi-publieke organisaties.

Eén functie

Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat het voor een BavPol’er slechts is toegestaan om maximaal één functie uit te oefenen. De opsporingsbevoegdheden die nodig zijn voor het uitvoeren van de functie dienen te worden opgenomen in de aanvraag en de akte.

De functies kunnen worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1. BavPol met algehele opsporingsbevoegdheid en politiebevoegdheden in relatie tot taakstelling

    Onder deze categorie vallen o.a. de landsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee (KMar) en de toezichthouders van de Kustwacht Carib en de Douane Caribisch Nederland. Vanwege hun specifieke taak in de veiligheidsketen (m.n. grensbewaking en toezicht/controle op zee) is algehele opsporingsbevoegdheid gewenst. Voor een goede en veilige taakuitoefening kan het noodzakelijk zijn om de BavPol’ers van deze diensten (mits bekwaam) politiebevoegdheden en geweldsmiddelen (wapenstok, pepperspray, vuurwapen, diensthond) toe te kennen. Er bestaat namelijk een aanzienlijk risico dat genoemde diensten met geweld worden geconfronteerd waarbij het niet mogelijk is om een beroep op de politie te doen. De Nederlandse opsporingsambtenaren van de KMar in Caribisch Nederland zijn in het kader van dezelfde taakstelling én als onderdeel van de krijgsmacht ook uitgerust met bewapening.

    Voor de genoemde organisaties dient een afzonderlijk categoriaal besluit te worden uitgevaardigd (is bij de KMar al geëffectueerd), waarin opsporings- en politiebevoegdheden en geweldsmiddelen worden toegekend aan de te onderscheiden functionarissen.

  • 2. BavPol met uitgebreide opsporingsbevoegdheid en beperkte politiebevoegdheden

    Deze categorie betreft o.a. de medewerkers Toezicht & Handhaving van het Openbaar Lichaam Bonaire, Openbaar Lichaam Saba en Openbaar Lichaam Sint Eustatius. De Openbare Lichamen op de BES-eilanden hebben een uitgebreide toezichttaak op diverse terreinen (o.a. milieu, volksgezondheid, bouw- en woningtoezicht, openbare ruimte, zie overzicht in bijlage 1). Deze toezichttaak gaat tijdens controles vaak geruisloos over in een opsporingsstaak. Het is niet wenselijk om in die gevallen een beroep op de politie te doen. Omdat het in de meeste gevallen om verbaliserend optreden gaat waarbij geen aanhoudingen dienen te worden verricht, is het niet noodzakelijk om aan deze categorie functionarissen onverkort politiebevoegdheden en geweldsmiddelen toe te kennen. Daarnaast kan in dreigende situaties altijd een beroep worden gedaan op de politie. In uitzonderingsgevallen (bijvoorbeeld bij verkeerstoezicht of andere meer risicovolle taken) kunnen in overleg politiebevoegdheden en bepaalde geweldsmiddelen (uitgezonderd het vuurwapen) worden toegekend. Eventueel kunnen voor deze categorie aanvullende bejegeningstrainingen worden ontwikkeld.

    Ook voor deze categorie wordt een afzonderlijk categoriaal besluit uitgevaardigd, waarin de van toepassing zijnde opsporings- en politiebevoegdheden en geweldsmiddelen worden toegekend aan de te onderscheiden functionarissen.

  • 3. BavPol met beperkte opsporingsbevoegdheid zonder politiebevoegdheden

    Deze categorie betreft de overige (overheids-)instanties die belast zijn met een publiekrechtelijke taak met een specifieke toezichts- en handhavingstaak. Dit zijn o.a. de natuurorganisaties STINAPA (Bonaire) SCF (Saba) en STENAPA (Sint Eustatius) en een beperkt aantal functionarissen binnen de Rijksdienst Caribisch Nederland. De omvang van de opsporingstaak van deze diensten is kleiner dan bij de eerste twee categorieën, maar gelet op de specifieke taak van deze organisaties (expertise) niet minder noodzakelijk. Evenals bij categorie 2 wordt het niet noodzakelijk geacht om politiebevoegdheden en/of geweldsmiddelen toe te kennen. In voorkomende gevallen kan altijd een beroep worden gedaan op de politie. Voor de functionarissen van natuurorganisaties die bewapening noodzakelijk achten voor het kunnen doden van zieke en/of gevaarlijke dieren, kan een uitzondering worden gemaakt of dient op persoonlijke titel een ontheffing te worden aangevraagd bij het gezag als bedoeld in de Wapenwet BES.

    Afhankelijk van het aantal medewerkers per organisatieonderdeel kan gekozen worden voor een categoriale of individuele aanwijzing van opsporingsbevoegdheid.

Categoriale aanwijzingen

Aan (overheids) instellingen die meer dan 5 buitengewone agenten in dienst hebben, kan een categoriale aanwijzing worden verleend op grond van artikel 6, eerste lid, van het Besluit BavPol. In de categoriale aanwijzing wordt opsporingsbevoegdheid toegekend, toegespitst op de specifieke taken van de betreffende instelling. Het betreft in beginsel instellingen die bij wet zijn aangewezen en die een specifieke opsporingstaak uitvoeren, zoals de inspectiediensten, de kustwacht, de Koninklijke Marechaussee en bijzondere opsporingsdiensten. Ook andere instellingen kunnen een categoriale aanwijzing krijgen. In beginsel zullen dan slechts de functies uit de functielijst worden toegekend, tenzij de noodzaak wordt aangetoond dat specifieke bevoegdheden gewenst zijn.

4 Aanvraagprocedure

Conform artikel 7, tweede lid, van het Besluit BavPol dient een aanvraag tot, een verlenging van of, een wijziging van de titel van opsporingsbevoegdheid uiterlijk drie maanden voor het verlopen van de geldigheidsduur te worden ingediend.

De Korpschef is belast met de verwerking van de aanvragen en het uitgeven van de benodigde bescheiden, akten en legitimatiebewijzen.

A. Aanvraag categoriale aanwijzing

In verband met de wens om te komen tot lastenverlichting kan een BavPol-werkgever reeds vanaf 5 BavPol’ers een categoriale aanvraag doen. Indien de BavPol’ers over verschillende opsporingsbevoegdheden dienen te beschikken, kan dit ook worden aangegeven binnen één categoriale aanvraag.

Documenten bij aanvraag

  • 1. De werkgever dient een aanvraag tot aanwijzing van categorieën of eenheden als bedoeld in artikel 184, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering in bij de Korpschef.3

  • 2. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. een aanduiding van de feiten waarvoor opsporingsbevoegdheid wordt aangevraagd;

    • b. een aanduiding van het grondgebied waarvoor de opsporingsbevoegdheid moet gelden;

    • c. een omschrijving van de categorie of eenheid binnen de organisatie en van de domeinen, waarvan de opsporingsbevoegdheid deel moet uitmaken;

    • d. een opgave van het hoogste aantal personen dat voor die feiten moet kunnen worden aangesteld;

    • e. indien er sprake is van een samenwerkingsverband tussen meerdere partijen dient een kopie hiervan te worden bijgevoegd.

B. Aanvraag individuele akte van opsporingsbevoegdheid o.b.v. een categoriale aanwijzing

Documenten bij aanvraag

  • 1. De werkgever dient een aanvraag tot aanwijzing van categorieën of eenheden als bedoeld in artikel 184, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering in bij de Korpschef.

  • 2. De eerste aanvraag van een titel van opsporingsbevoegdheid gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. een aanstellingscontract/arbeidsovereenkomst;

    • b. een bewijs van bekwaamheid;

    • c. een verklaring omtrent het gedrag. De verklaring omtrent gedrag mag niet ouder zijn dan drie maanden;

    • d. 1 recente pasfoto.

  • 3. Een verzoek om verlenging van een titel van opsporingsbevoegdheid gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. een bewijs van bekwaamheid;

    • b. een Verklaring Omtrent het Gedrag. De verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden.

Indien de persoon al de BavPol-status heeft, gaat het verzoek voor de aanvraag van opsporingsbevoegdheid tevens vergezeld van:

  • a. Een kopie van de akte van beëdiging;

  • b. Een kopie van de akte van opsporingsbevoegdheid.

C. Aanvraag individuele akte onder het Besluit buitengewone agenten van politie BES

Documenten bij aanvraag

  • 1. De werkgever dient een aanvraag tot aanwijzing van categorieën of eenheden als bedoeld in artikel 184, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering in bij de Korpschef.

  • 2. De eerste aanvraag van een titel van opsporingsbevoegdheid gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. een aanduiding van de feiten waarvoor opsporingsbevoegdheid wordt aangevraagd;

    • b. een aanduiding van het grondgebied waarvoor de opsporingsbevoegdheid moet gelden;

    • c. een aanstellingscontract/arbeidsovereenkomst;

    • d. een bewijs van bekwaamheid;

    • e. een Verklaring Omtrent het Gedrag. De verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden;

    • f. 1 recente pasfoto.

  • 3. Een verzoek om verlenging van een titel van opsporingsbevoegdheid gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. een bewijs van bekwaamheid;

    • b. een Verklaring Omtrent het Gedrag. De verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden;

Indien de persoon al de BavPol status heeft, gaat het verzoek voor de aanvraag van opsporingsbevoegdheid tevens vergezeld van:

  • a. Een kopie van de akte van beëdiging;

  • b. Een kopie van de akte van opsporingsbevoegdheid.

De aanvraagformulieren voor de BAvPol-werkgevers zijn te verkrijgen via Politie Caribisch Nederland.

De Minister van Veiligheid en Justitie, namens deze, G.N. Roes Directeur-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

BIJLAGEN

I. Politiebevoegdheden en geweldsmiddelen

Politiebevoegdheden

Gebruik van geweld

Artikel 13 lid 1 rijkswet Politie bevat de bevoegdheid geweld te gebruiken: “De ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn taak geweld te gebruiken tegen personen en goederen of vrijheidsbeperkende beperkende middelen te gebruiken tegen personen, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de hieraan verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf”. Onder geweld wordt verstaan: elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken (artikel 1 van de Ambtsinstructie). Onder het aanwenden van geweld wordt verstaan: het gebruiken van geweld en het dreigen met geweld. Het slechts vastpakken van een verdachte valt niet onder het aanwenden van geweld. Het duwen in een bepaalde richting of het met kracht tegenhouden van een verdachte valt wel onder het aanwenden van geweld. De geweldsbevoegdheid wordt gerelateerd aan de toe te kennen of toegekende opsporingsbevoegdheid.

Veiligheidsfouillering

Artikel 13 lid 4 luidt: “De ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, is bevoegd tot het onderzoek aan de kleding van personen bij de uitoefening van een hem wettelijk toegekende bevoegdheid of bij een handeling ter uitvoering van de politietaak, indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat een onmiddellijk gevaar dreigt voor hun leven of veiligheid, die van de ambtenaar zelf of van derden en dit onderzoek noodzakelijk is ter afwending van dit gevaar”. De veiligheidsfouillering bestaat uit het met de hand aftasten van de kleding van de betrokkene. Het gaat daarbij om het zoeken naar gevaarlijke voorwerpen. De bevoegdheid om de veiligheidsfouillering toe te passen wordt, evenals de geweldsbevoegdheid, gerelateerd aan de toe te kennen of toegekende opsporingsbevoegdheid.

Geweldsmiddelen

Handboeien4

Een BavPol’er kan worden aangewezen om handboeien te gebruiken (art. 31, eerste lid, van de Ambtsinstructie). Bij de beslissing omtrent het al dan niet toekennen, gelden de criteria a. tot en met d. zoals beschreven in paragraaf 2.2.2. De toekenning van de bevoegdheid om handboeien te gebruiken is in sterke mate afhankelijk van de in redelijkheid te verwachten kans dat de BavPol’er bij de vervulling van zijn functie met (dreiging met) geweld wordt geconfronteerd. Het gebruik van de handboeien is uitsluitend toegestaan indien de BavPol’er heeft voldaan aan de bekwaamheidseisen.

Het dragen van handboeien door een BavPol’er op het moment dat aan hem niet de bevoegdheid tot het gebruik van de handboeien is toegekend, is niet toegestaan. Hoewel het slechts dragen van handboeien niet wettelijk is verboden, wordt het niet wenselijk geacht dat BavPol’er’s aan wie niet de bevoegdheid is toegekend de handboeien daadwerkelijk te gebruiken, deze zichtbaar dragen. Het zichtbaar dragen van handboeien kan enerzijds gezien worden als ‘passief gebruik’ in het kader van de taakuitoefening, anderzijds kan het dragen van handboeien leiden tot het actieve onbevoegde gebruik ervan.

Wapenstok

Een BavPol’er kan worden uitgerust met een wapenstok. Bij de toekenning gelden de criteria a. tot en met d. zoals beschreven in paragraaf 2.2.2. Evenals bij de toekenning van de handboeien is ook de toekenning van de bevoegdheid om een wapenstok te gebruiken in sterke mate afhankelijk van de in redelijkheid te verwachten kans dat de BavPol’er bij de vervulling van zijn functie met (bedreiging met) geweld wordt geconfronteerd. Het gebruik van de wapenstok is uitsluitend toegestaan indien de BavPol’er heeft voldaan aan de bekwaamheidseisen als gesteld in artikel 31 van het Besluit BavPol.

Pepperspray

Een BavPol’er kan worden uitgerust met pepperspray. Bij de toekenning gelden de criteria a. tot en met d. zoals beschreven in paragraaf 2.2.2. Daarnaast gelden de volgende criteria.

  • a. Het is bezwaarlijk of onmogelijk om op een andere, minder ingrijpende wijze in de beveiliging van de betrokkene te voorzien.

  • b. Artikelen 21 tot en met 23 van de ambtsinstructie zijn van overeenkomstige toepassing op de BavPol’er’s.

Ten aanzien van de nazorg na gebruik van pepperspray wordt verwezen naar artikel 2 lid 1 onder b van de Uitrustingsregeling voor de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. In deze regeling is een bepaling opgenomen dat de met pepperspray bewapende ambtenaren dienen te beschikken over de voorgeschreven middelen voor het kunnen verlenen van een adequate nazorg. Dit nazorgprotocol is van overeenkomstige toepassing op BavPol’er’s die beschikken over pepperspray.

Vuurwapen

Bij de beoordeling of er sprake is van noodzaak tot bewapening met een vuurwapen worden, naast de in paragraaf 2.2.2 beschreven criteria a. tot en met d. aanvullend de volgende criteria gehanteerd.

  • Er moet een redelijke verwachting bestaan dat de BavPol’er bij de uitoefening van zijn functie in de (onvoorziene) omstandigheden komt te verkeren, dat hij of anderen met onmiddellijk schietwapengebruik of onmiddellijke dreiging met een schietwapen wordt geconfronteerd.

  • Het is, indien zich een geval als onder 1. genoemd voordoet, bezwaarlijk of onmogelijk om een beroep te doen op de reguliere politie.

  • Het is bezwaarlijk of onmogelijk om op een andere, minder ingrijpende wijze in de beveiliging van de betrokkene te voorzien.

Het gebruik van het vuurwapen is uitsluitend toegestaan indien de BavPol’er heeft voldaan aan de bekwaamheidseisen als gesteld in artikel 31 van het Besluit BavPol. Deze opleidingseis is overeenkomstig de opleidingseis welke geldt in Europees Nederland.

Surveillancehond

Het formele kader voor de toekenning van de bevoegdheid tot gebruik van een politie surveillancehond wordt bepaald door artikel19 e.v. van het Besluit bewapening en overige uitrusting politie BES. Het inzetten van een politie surveillancehond is slechts geoorloofd onder het direct en voortdurend toezicht van een geleider bij de surveillancedienst. De geleider dient in het bezit te zijn van certificaat. Een keuringscommissie verstrekt aan de geleider een certificaat op naam van de combinatie van de geleider en de politie surveillancehond, indien die combinatie onder leiding van die geleider aan de keuringseisen heeft voldaan.

In de Regeling politie surveillancehonden wordt het kader aangegeven met betrekking tot de keuring en de keuringseisen voor de combinatie. De keuringseisen zijn opgenomen in het Keuringsreglement politie surveillancehond. Evenals bij de toekenning van de hierboven beschreven geweldsmiddelen is ook de toekenning van de bevoegdheid om een politie surveillancehond in te zetten in sterke mate afhankelijk van de in redelijkheid te verwachten kans dat de BavPol’er bij de vervulling van zijn functie met geweld of de dreiging met geweld wordt geconfronteerd.

Het gebruik van uitrustingsstukken

Op het moment dat er wijzigingen plaatsvinden in de uitrustingsstukken of bewapening die door de politie worden gebruikt, bijvoorbeeld het holster of munitie, kunnen deze wijzigingen ook gelden voor de BavPol’ers. De keuze voor en evaluatie van uitrusting en bewapening moet wel op eenduidig wijze plaatsvinden. Zo wordt eenduidigheid in bewapening en uitrustingsstukken nagestreefd.

Ten aanzien van de BavPol’ers, tevens zijnde ambtenaren van politie (Buitengewoon opsporingsambtenaar van politie), is niet de Vuurwapenwet BES van toepassing, maar het Besluit bewapening en overige uitrusting politie BES. Het toekennen van wapenstok, pepperspray en vuurwapen aan Buitengewoon opsporingsambtenaren van politie geschiedt afzonderlijk en valt buiten de reikwijdte van deze circulaire. De bevoegdheid tot het gebruik van handboeien kan wel op basis van deze circulaire worden toegekend.

II. Ontheffingen voor bekwaamheidseis

BavPol werkgevers kunnen beroep doen op de volgende ontheffingsmogelijkheden (bij basisbekwaamheidseis of verzwaard BavPol-examen).

  • Gelijkwaardige opleiding

  • Semi-permanente ontheffing

  • Tijdelijke ontheffing

  • Beperkte opsporingsbevoegdheden

  • Discretionaire ontheffing

  • Senioren ontheffing

Gelijkwaardige opleiding

In individuele gevallen kan bij een eerste aanvraag ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend indien één van de volgende getuigschriften wordt overgelegd:

  • Diploma van één van de initiële politie-opleidingen van de Politie Academie; het gaat hierbij om:

    • assistent politiemedewerker (niveau 2)

    • politiemedewerker (niveau 3)

    • allround politiemedewerker (niveau 4)

    • politiekundige bachelor (niveau 5)

    • politiekundige master (niveau 6)

  • Diploma reservepolitie;

  • Diploma vrijwillig ambtenaar van politie;

  • Diploma surveillant van politie;

  • Diploma opsporingsambtenaar Koninklijke Marechaussee;

  • Diploma van de Nederlandse Politie Academie;

De geldigheidsduur van de ontheffing is maximaal vijf jaren na de datum waarop het betreffende getuigschrift is behaald. Daarna dient het reguliere BavPol-examen te worden afgelegd, dan wel te worden deelgenomen aan het aanvullende opleidingstraject van het domein of het (eigen) scholingstraject van de werkgever. Tevens kan een éénmalige en maximaal vijf jaar geldende ontheffing worden toegekend aan een (nieuw) voorgedragen functionaris, die beschikt over één van de hierboven genoemde getuigschriften, maar deze langer dan vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag heeft behaald. Voorwaarde is dan wel, dat deze functionaris enige tijd daarvoor op basis van dit getuigschrift een executieve functie bij de politie of de Koninklijke Marechaussee heeft vervuld.

De termijn waarbinnen na de uitdiensttreding uit de executieve functie de aanvraag om te worden aangesteld als BavPol’er moet worden ingediend, is vijf jaar. Deze éénmalige en maximaal vijf jaar geldende ontheffing wordt geacht te zijn ingegaan op de dag waarop de aanvrager uit de executieve dienst is ontslagen.

Voorbeeld:

Een politieambtenaar verlaat de executieve functie op 01-01-2013. Deze persoon heeft tot 01-01-2018 ontheffing van de bekwaamheidseis, ongeacht het tijdstip van indiensttreding bij de BavPol-werkgever. Krijgt deze persoon eerst op 01-01-2015 een BavPol-werkgever, dan is de ontheffing van de bekwaamheidseis nog slechts drie jaar geldig. In dat geval wordt een akte van opsporingsbevoegdheid voor de beperkte periode verstrekt.

Voor opsporingsambtenaren die van een uittredingsregeling, zoals TOR (Tijdelijke Ouderen Regeling), gebruik maken en derhalve hun executieve status behouden, geldt onverminderd de eis van het bekleden van een executieve functie. Als uitgangsdatum wordt de datum van het ingaan van de uittredingsregeling gehanteerd.

Bij de (nieuwe) aanvraag moet een kopie van het besluit waarbij iemand uit executieve dienst is ontslagen, worden gevoegd.

Uitzondering

Het is niet mogelijk om naast de functie van politieambtenaar of opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee ook te worden aangesteld in de functie van BavPol’er.

Semi-permanente ontheffing

Aan werkgevers met een uitgebreid eigen scholingstraject kan een zogenaamde semi-permanente ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend. De werkgever voorziet in dit geval in een eigen opleiding, afgesloten met een examen dat in eigen beheer wordt afgenomen.

Voor toekenning van deze ontheffing moet voldaan zijn aan de onderstaande voorwaarden.

  • a. De (beoogd) BavPol’er wordt geacht bekwaam te zijn, indien hij met goed gevolg een op zijn functie toegesneden opleiding/ examen heeft voltooid.

  • b. De onder a. bedoelde opleiding omvat tenminste de door mij goedgekeurde en gepubliceerde eindtermen. De eindtermen van de opleiding worden door mij in overleg met degenen die betrokken zijn bij het formuleren van de eindtermen van de (eigen) opleiding getoetst. De (eigen) opleiding dient te worden afgesloten met een toets.

  • c. De onder b. bedoelde toetsing van de kandidaten ter afsluiting van de opleiding geschiedt onder verantwoordelijkheid van een examencommissie, waarvan een lid van het openbaar ministerie (OM) deel uitmaakt. Het lid van het OM dient hiertoe door het College van procureurs-generaal te zijn aangewezen.

  • d. Er dient een systeem van periodieke toetsing en her- en bijscholing te gelden voor de BavPol’ers, zodat gewaarborgd is dat het verworven kennisniveau op een hoog peil blijft gehandhaafd. De her- en bijscholing dient te worden afgesloten met een toets. Hierop ziet de examencommissie toe.

Deze ontheffing van de bekwaamheidseis kan ook aan individuele BavPol’ers worden toegekend, bijvoorbeeld als zij deelnemen aan het scholingsprogramma bij een werkgever die over een semi-permanente ontheffing beschikt.

Tijdelijke ontheffing

Onder de tijdelijke ontheffing wordt verstaan een ontheffing die voor een bepaalde periode kan worden verleend teneinde de werkgever in staat te stellen om de bij hem in dienst zijnde BavPol’ers bij te scholen en in staat te stellen om het vereiste examen af te leggen. Deze ontheffingsmogelijkheid bestaat alleen voor reeds in dienst zijnde BavPol’ers, dus uitdrukkelijk niet voor nieuwe aanvragen tot aanstelling als BavPol’er.

Voorts kan van deze ontheffing slechts gebruik worden gemaakt in de volgende gevallen

  • er is sprake van een nieuw opleidingsprogramma

  • er is sprake van een ingrijpende wijziging van de opleidingsmethode bij de werkgever

  • door het opleidingsinstituut wordt de BavPol’er onvoldoende mogelijkheid geboden het opleidingsprogramma binnen de daartoe gestelde termijnen met goed gevolg te voltooien.

  • ten gevolge van het wegvallen van een tijdelijke ontheffings- c.q. vrijstellingsregeling (zoals bijvoorbeeld deze bestond voor financieel rechercheurs), de BavPol’er die daadwerkelijk met opsporingstaken belast is en in lopende onderzoeken betrokken is, de gelegenheid nodig heeft om binnen een termijn van een jaar te rekenen vanaf het moment van wegvallen van de tijdelijke ontheffingsregeling, alsnog zich aanvullend moet opleiden, teneinde aan de eindtermen te kunnen blijven voldoen.

De termijn waarvoor de ontheffing geldt, wordt in overleg met de betreffende werkgever vastgesteld, maar bedraagt maximaal vijf jaar.

Beperkte opsporingsbevoegdheden

Indien de uitoefening van de opsporingsbevoegdheid zodanig beperkt en gering van omvang is dat in verhouding daarmee het behalen van het examen een onevenredige belasting vormt, kan door de werkgever van de BavPol’er een verzoek om ontheffing worden gedaan.

Voorbeelden van deze functies zijn de teleservicemedewerkers bij de politie (de functie beperkt zich tot het (telefonisch) aannemen van aangiftes, zonder daderindicatie, zonder dat getuigen worden gehoord en gericht op relatief eenvoudige strafbare feiten) dan wel functies waarbij de BavPol’er geen contact heeft met het publiek en waarbij de opsporingsbevoegdheid slechts marginaal nodig is voor de werkzaamheden (functies waarbij door een BavPol’er slechts technische processen-verbaal worden opgemaakt zonder dat getuigen of verdachten behoeven te worden gehoord).

Op basis van de door de werkgever aangedragen gegevens en het advies van de toezichthouder en de direct toezichthouder wordt besloten tot het al dan niet verlenen van ontheffing. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.

Discretionaire ontheffing

Aan personen die niet beschikken over een geldig diploma of getuigschrift kan in uitzonderlijke gevallen ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend. Gezien het belang dat wordt gehecht aan het basiskennisniveau van elke BavPol’er kan slechts om ontheffing van de bekwaamheidseis worden verzocht in het volgende gevallen.

Indien een persoon vanwege bepaalde redenen het examen niet heeft behaald dan wel niet heeft kunnen deelnemen aan het examen kan door de werkgever van de BavPol’er een verzoek om ontheffing worden gedaan. Daarbij moet gemotiveerd worden aangegeven dat het noodzakelijk is dat deze persoon over opsporingsbevoegdheid blijft beschikken en dat hij om bepaalde redenen het examen niet heeft behaald c.q. het onmogelijk was om deel te nemen aan het examen. Een dergelijk verzoek kan alleen worden gedaan bij een aanvraag tot verlenging van de opsporingsbevoegdheid.

Op basis van de aangedragen gegevens en zo nodig in te winnen advies van de toezichthouder en direct toezichthouder kan worden besloten tot het al dan niet verlenen van ontheffing. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.

Daarnaast kan het voorkomen dat een verplichting uit het Besluit BavPol dan wel deze Circulaire nog niet uitvoerbaar is. In deze gevallen kan de Minister er toe besluiten om ontheffing te verlenen voor de betreffende bekwaamheidseisen.

Senioren ontheffing

De leeftijdsgrens voor de seniorenontheffing is 60 jaar. Op verzoek van de BavPol’er-werkgever kan aan een persoon van 60 jaar of ouder éénmalig ontheffing van de bekwaamheidseis worden verleend op grond van het zogenaamde seniorenbeleid. Betreffende persoon dient voor het verloop van de geldige akte de leeftijd van 60 jaar te hebben bereikt. De ontheffing kan worden toegekend naar aanleiding van een aanvraag tot verlenging van een nog niet verlopen en al eerder aan die persoon verleende titel van opsporingsbevoegdheid, die was toegekend op basis van een daarvoor behaald geldig diploma of getuigschrift. Bij de verlengingsaanvraag dient een bewijs van een opleidingsinstituut te worden overgelegd, waaruit blijkt dat de betrokken persoon recentelijk met getoonde inzet heeft deelgenomen aan een BavPol’er-opleiding.

De seniorenontheffing wordt slechts eenmalig verleend en geldt voor een periode van vijf jaar. Indien na afloop van de benoemingstermijn waarvoor de ontheffing is verleend, de wens bestaat om opnieuw een verlenging aan te vragen, dan dient de opleiding wederom te worden gevolgd en dient ook het vereiste examen met goed gevolg te worden afgelegd. De ontheffing kan niet worden verleend aan personen van 60 jaar of ouder voor wie een eerste aanvraag tot benoeming als BavPol’er wordt ingediend. De aanvraag voor de ontheffing moet worden ingediend vier maanden voordat de geldende akte verloopt.

Procedure

Aanvragen om ontheffing van de bekwaamheidseis dienen door de werkgever bij de Minister van Veiligheid en Justitie (Korpschef Caribisch Nederland) te worden ingediend.5 Een aanvraag om ontheffing van de bekwaamheidseis kan voor één, voor alle of voor een deel van de bij een werkgever in dienst zijnde BavPol’ers worden gedaan. Op basis van de aanvraag wordt bij afzonderlijke beschikking dan wel bij categoriale aanwijzing een besluit genomen. Een aanvraag om ontheffing kan tegelijkertijd met de aanvraag voor een categoriale aanwijzing of voor de titel opsporingsbevoegdheid van de aanstaande BavPol’er worden ingediend.

III. Overzicht wetgeving BES met strafbare feiten

Onderstaand overzicht betreft wetten in formele zin6 waarin één of meer strafbare feiten zijn opgenomen (of van zijn afgeleid) en waarin dus een opsporings- en handhavingstaak besloten ligt en een BavPol’er voor kan worden aangewezen. Lijst is niet een limitatieve opsomming en toekenning van opsporingsbevoegdheid geschiedt o.b.v. onderlinge behoefte-afstemming.

Wet

Algemene Politie Keur Bonaire

Arbeidsgeschillenwet 1946 BES

Arbeidsveiligheidwet BES

Arbeidswet 2000 BES

Archiefwet BES

Auteurswet BES

Begrafeniswet BES

Belastingwet BES

Cessantiawet BES

Crematiewet BES

Dienstplichtwet BES

Douane- en Accijnswet BES

Drank- en Horecaverordening Bonaire (decentrale regelgeving)

Eilandsverordening Natuurbeheer Bonaire

Handelsregisterwet 2009 BES

Havenbeveiligingswet BES

IJkwet BES

Leerplichtwet BES

Loodsenwet 2001 BES

Loterijwet BES

Luchtvaartwet BES

Monumentenwet BES

Opiumwet BES

Petroleumwet Saba Bank BES

Prijzenwet BES

Stuwadoorswet 1946 BES

Vaartuigenwet 1930 BES

Vakantiewet 1949 BES

Veiligheidswet BES

Vergunningwet BES

Verordening Mariën Milieu Bonaire

Visserijwet BES

Vuurwapenwet BES

Wapenwet BES

Warenwet BES

Wegenverkeersverordening Bonaire

Wet aansprakelijkheid bestuurders, rijbevoegdheid en rijvaardigheid BES

Wet aansprakelijkheid olietankschepen BES

Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen BES

Wet administratieve rechtspraak BES

Wet algemene ouderdomsverzekering BES

Wet algemene verzekering bijzondere ziektekosten BES

Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES

Wet ambtenarenrechtspraak 1951 BES

Wet arbeid vreemdelingen BES

Wet basisadministraties persoonsgegevens BES

Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES

Wet drinkwater BES

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

Wet electriciteitsconcessies BES

Wet financiële markten BES

Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES

Wet huurcommissieregeling BES

Wet identificatieplicht BES

Wet identiteitskaarten BES

Wet Inspectie Biociden BES

Wet maritiem beheer BES

Wet minimumlonen BES

Wet ongevallenverzekering BES

Wet op de geneesmiddelenvoorziening BES

Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES

Wet op de weerkorpsen BES

Wet op het notarisambt BES

Wet op het ter beschikking stellen arbeidskrachten BES

Wet opruiming van schepen en wrakken BES

Wet organisatie bloedvoorziening BES (indien aangewezen)

Wet overeenkomsten langs elektronische weg BES

Wet post BES

Wet schadefonds olietankschepen BES

Wet sociale kanstrajecten jongeren BES

Wet speelverguningsrecht hazardspelen BES

Wet studiefinanciering BES

Wet telecommunicatievoorzieningen BES

Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme BES

Wet toelating en uitzetting BES

Wet tot inschrijving arbeidskrachten 1945 BES

Wet tot regeling van het toezicht op krankzinnigen BES

Wet Verdrag Chemische Wapens Bes

Wet verklaringen van overlijden BES

Wet vestiging bedrijven BES

Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES

Wet voorkoming van verontreiniging door schepen BES

Wet voorschriften bestrijdingsmiddelen BES

Wet voortgezet onderwijs BES

Wet winkelsluiting BES

Wet ziekteverzekering BES

Wet zorginstellingen BES

Wet, houdende bepalingen tegen verstekelingen BES

Wetboek van Strafrecht BES

Wetboek van Strafvordering BES

IV. Eindtermen kenniselementen Bavpol basisbekwaamheid 20137

Taak

Deeltaak

BES

1.1 Een wet

 

• Staatsvormbegrip en wetgevende bevoegdheid ‘gedecentraliseerde eenheidsstaat’

• begrippen ‘wet in formele zin’ en ‘wet in materiële zin’

• Artikel 81 GW

– regering en Staten-Generaal gezamenlijk

   

Regering

• Artikel 42 GW

– KKoning en ministers

– Oonschendbaarheid Koning

– Mministers verantwoordelijk

   

Staten-Generaal

• Artikel 50 GW

– Vvertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk

• Artikel 51 lid 1 GW

– Samenstelling

• Artikel 52 lid 1 GW

– Zzittingsduur Eerste en Tweede Kamer 4 jaar

• Artikel 54 lid 1 GW

– Lleden Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen

• Artikel 55 GW

– Lleden Eerste Kamer worden gekozen door leden provinciale staten

1.2 Een AMvB

 

• Artikel 89 lid 1 GW

– Algemeen verbindende voorschriften van de regering

1.3 Een provinciale verordening

 

Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

• Artikel 149: Bevoegdheid Eilandsraad tot vaststellen Eilandsverordeningen

   

de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eurstatius en Saba

• Artikel 2: Openbaar lichaam Bonaire

• Artikel 3 Openbaar lichaam Sint Eustatius

• Artikel 4: Openbaar lichaam Saba

• Artikel 5: Samenstelling openbaar lichaam

• Artikel 6: Volksvertegenwoordiging

• Artikel 7: Verkiezing leden Eilandsraad

• Artikel 8: Zittingsduur eilandsraad

• Artikel 9: Aantal leden Eilandsraad

• Artikel 10: Voorzitter eilandsraad

• Artikel 11: Lidmaatschap Eilandsraad

• Artikel 15: Afleggen eed/belofte

• Artikel 37: Benoeming eilandgedeputeerden

• Artikel 38: Aantal eilandgedeputeerden

• Artikel 39: Lidmaatschap eilandsraad

   

Artikel 127 GW

• Bevoegdheid gemeenteraad tot vaststellen gemeentelijke verordeningen

   

Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustattius en Saba

• Artikel 2: Openbaar lichaam Bonaire

• Artikel 3: Openbaar lichaam Sint Eustatius

• Artikel 4: Openbaar lichaam Saba

• Artikel 6: Eilandsraad

• Artikel 7: Verkiezing leden eilandsraad

• Artikel 8: Zittingsduur eilandsraad 4 jaar

• Artikel 9: Aantal leden eilandsraad

• Artikel 10: Gezaghebber = voorzitter eilandsraad

   

Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

• Artikel 11: lidmaatschap eilandsraad

• Artikel 36: Samenstelling bestuurscollege

• Artikel 37: Benoeming eilandgedeputeerden

• Artikel 38: Aantal eilandgedeputeerden

• Artikel 39: Lidmaatschap eilandsraad

   

Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

• Artikel 73 Sv BES

• Gezaghebber wordt bij KB voor 6 jaar benoemd

2.1 Functioneert overeenkomstig het bepaalde in het WvSv

 

Artikel 185 Sv BES

2.2 Functioneert overeenkomstig het bepaalde in het Besluit BOA m.b.t.

2.2.1 Voorwaarden voor het verkrijgen van opsporingsbevoegdheid

• Artikel 4 Besluit buitengewone agenten van politie BES

• Artikel 12 lid 1 en 2 Besluit buitengewone agenten van politie BES

• Artikel 13 Besluit buitengewone agenten van politie BES

• Artikel 18 Besluit Buitengewone agenten van politie BES

• Voorgesteld wordt om ook artikel 2 Besluit Buitengewone agenten van politie BES toe te voegen

• – aanstellingseisen

 

2.2.2 Het verlenen van opsporingsbevoegdheid

• Artikel 5 Besluit buitengewone agenten van politie BES

• Artikel 6 Besluit buitengewone agenten van politie BES

• Artikel 9 Besluit buitengewone agenten van politie BES

 

2.2.3 Het vervallen van opsporingsbevoegdheid

• Artikel 11 lid 3 Besluit buitengewone agenten van politie BES

• Artikel 45 lid 1 en lid 2 Besluit buitengewone agenten van politie BES

 

2.2.4 De instructie aan de BOA

• Hoofdstukken 4 en 5 Besluit buitengewone agenten van politie BSDe herkenbaarheid van de BAVPOL

– Insigne

Geen examenstof:

• Artikel 24 lid 3 Besluit buitengewone agenten van politie BES

• Artikel 31 lid 2 en lid 3 Besluit buitengewone agenten van politie BES

• Artikel 30 Besluit buitengewone agenten van politie BES

• Artikel 31 lid 1 Besluit buitengewone agenten van politie BES

• Artikel 29 Besluit buitengewone agenten van politie BES: ´tenzij bij wet anders is bepaald´

 

2.2.5 Het toezicht over de BOA

• Artikel 42 Besluit buitengewone agenten van politie BES

– Toezicht

• Artikel 46 Besluit buitengewone agenten van politie BES

• Artikel 47 Besluit buitengewone agenten van politie BES

– (taken) toezichthouder

• Artikel 48 Besluit buitengewone agenten van politie BES

– (taken) direct toezichthouder

• Artikel 50 lid 3 Besluit buitengewone agenten van politie BES

– Registratiesysteem

• Artikel 50 lid 1 Besluit buitengewone agenten van politie BES

– Klachten

2.3 Het toezicht v.w.b. de samenwerking met de politie

 

• Artikel 29 lid 2 en lid 3 Besluit buitengewone agenten van politie BES

• Artikel 47 Besluit buitengewone agenten van politie BES

 

2.3.1 op grond van kennis over de taak van de politie

• Artikel 5 rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van BES

 

2.3.2 op grond van kennis over de taak van de politie

• Artikel 3 rijkswet van politie van Curaçao, van Sint Maarten en van BES

• Artikel 9 rijkswet van politie van Curaçao, van Sint Maarten en van BES

 

2.3.3 op grond van kennis over de organisatie van de politie

• Artikel 4 rijkswet van politie van Curaçao, van Sint Maarten en van BES

• Artikel 6 rijkswet van politie van Curaçao, van Sint Maarten en van BES

De politie kent geen regionale of landelijke eenheid en geen wijkagent. Wel is in artikel 2 Landsverordening Politie bepaald dat het politiekorps in ieder geval uit de volgende organisatieonderdelen bestaat:

– De Dienst Basis politiezorg

– De Dienst opsporing

• Artikel 2 Landsverordening politie

De Politieregeling 1999 (Landsverordening van 16 april 1999) is m.i. niet meer van kracht voor de BES

 

2.3.4 op grond van kennis over het werkgebied van de politie

• Artikel 12 rijkswet van politie van Curaçao, van Sint Maarten en van de BES

 

2.3.5 op grond van kennis over de bevoegdheden van de politie

• Artikel 13 lid 1 rijkswet van politie van Curaçao, van Sint Maarten en van de BES

• Artikel 13 lid 4 rijkswet van politie van Curaçao, van Sint Maarten en van de BES

• Artikel 13 lid 6 rijkswet van politie van Curaçao, van Sint Maarten en van de BES

• Artikel 9 Besluit buitengewone agenten van politie BES

• BAVPOL moet zijn aangewezen

• Uitoefening bevoegdheden dient in verhouding tot beoogd doel redelijk en gematigd te zijn

 

2.3.6 op grond van kennis over het bevoegd gezag over de politie

• Artikel 16 rijkswet van politie van Curaçao, van Sint Maarten en van de BES

• Artikel 53 lid 2 Veiligheidswet BES

– Gezaghebber roept eilandelijk beleidsteam bijeen

 

2.3.7 op grond van kennis over het toezicht over de politie

• Artikel 50 rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van BES

• Artikel 59 Veiligheidswet BES

– Rijksvertegenwoordiger kan aanwijzingen geven over het te voeren beleid

2.4 het toezicht v.w.b. het opsporen van strafbare feiten

 

• Minister van Veiligheid en Justitie

• Artikel 13 rijkswet OM van Curaçao, van Sint Maarten en BES

• Artikelen 2 t/m 5 rijkswet OM van Curaçao, van Sint Maarten en BES

• Artikel 4 t/m 6 rijkswet Openbaar Ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en BES

– Begrip College van Procureurs-generaal en hun taak

• Artikel 210 Sv BES

– Benoeming Rechter-commissaris

• Artikel 210 Sv BES

– Rechter-commissaris

– Drieledige taak

– Begrip ‘Raadsheer-commissaris’

• Artikel 183 lid 1 en lid 2 Sv BES

– Officier van Justitie

– Leiding opsporingsonderzoek

• Artikel 191 Sv BES

– Hulpofficier van Justitie

– Praktische leiding

• Artikel 1 Sv BES

– Begrip opsporingsambtenaar

• Artikel 184 lid 1 en lid 2 Sv BES

– Opsporingsambtenaren met algemene opsporingsbevoegdheden

• Artikel 185 Sv BES

– Opsporingsambtenaren met aangewezen opsporingsbevoegdheid

• Artikel 1 Sv BES

– Begrip ‘opsporingsonderzoek’

– Doelstelling opsporingsonderzoek

• Artikel 187 Sv BES

– Instellen opsporingsonderzoek door Officier van Justitie

• Artikel 219 Sv BES

– Bevoegdheid ‘Rechter-commissaris’

• Artikel 56 lid 1 Sv BES

• Artikel 221 lid 1 Sv BES

• Artikel 222 lid 1 Sv BES

• Artikel 226 lid 1 Sv BES

– Slechts globale kennis vereist van:

– Rol Rechter-commissaris

– Zijn taak en positie t.o.v. de OvJ, de verdachte en diens raadsman

3.1 Handelt op grond van kennis van afgelegde eden / beloften

   

3.2 Handelt naar afgelegde ambtseed / ambtsbelofte en eed van zuivering door zich te onthouden van (ambts)misdrijven

3.2.1 m.b.t. schending van bijzondere ambtsplicht

• Artikel 46 Sr BES1

 

3.2.2 m.b.t. omkoping

• Artikel 378 lid 1 Sr BS

• Artikel 379 lid 1 Sr BES

• Artikel 183 lid 1 Sr BES

• Artikel 183a lid 1 Sr BES

 

3.2.3 m.b.t. meineed

• Artikel 213 Sr BES

 

3.2.4 m.b.t. valsheid in geschrifte

• Artikel 230 lid 1 en lid 2 Sr BES

 

3.2.5 m.b.t. huisvredebreuk

• Artikel 386 Sr BES

• Artikel 144 Sr BES

4.1 Verzamelt en/of ontvangt gegevens m.b.t. mogelijk strafbare feiten tot opsporing n.a.v. eigen bevindingen

 

• Begrippen

– Op klacht vervolgbaar

– Ambtshalve vervolgbaar

4.2 Verzamelt en/of ontvangt gegevens m.b.t. mogelijk strafbare feiten tot opsporing n.a.v. het doen van aangifte

 

Aangifte

• Begrip aangifte

• Artikel 199 Sv BES

– Bevoegdheid

• Artikel 201 Sv BES

– Vormvereisten

• Artikel 163 lid 5 Sv

– Verplichting tot opnemen

• Artikel 72 lid 1 Sr BES

– Verjaringstermijn overtreding

• Artikel 194 Sr BES

– Valse aangifte

4.3 Verzamelt en/of ontvangt gegevens m.b.t. mogelijk strafbare feiten tot opsporing n.a.v. het doen van een klacht

 

Klacht

• Begrippen

– Klacht

– Relatieve klacht

– Absolute klacht

• Artikel 202 Sv BES

– Vormvereisten

• Artikel 203 Sv VES

– Bevoegdheid en verplichting

• OM in voorkomende gevallen niet ontvankelijk te vervolgen zonder klacht

– Beledeging (artikel 278 Sr BES en artikel 279 Sr BES)

– Familiebetrekkingen (artikel 329 Sr BES)

• Artikel 194 Sr BES

– Valse klacht

• Artikel 69 Sr BES

– Termijn intrekking klacht

Geen examenstof:

• Overige absolute klachtdelicten

5. Beoordelen middels het combineren, analyseren en interpreteren of de verzamelde en/of ontvangen informatie strafrechtelijk relevant is

 

• Begrip ‘materieel strafrecht’ versus ‘formeel strafrecht’

• Vindplaatsen materieel strafrecht

– Wetboek van Strafrecht BES

– Bijzondere wetten

– AMvB

– Verordeningen van provincie, gemeente

– Keuren

5.1 Beoordeelt door het toepassen van verworven kennis en inzicht in algemene (begrips)bepalingen m.b.t. het legaliteitsbeginsel

 

• Artikel 16 GW

• Artikel 1 Sr BES

• Artikel 96 Sr BES (slotbepaling)

5.2 Beoordeelt door het toepassen van verworven kennis en inzicht in algemene (begrips)bepalingen m.b.t. de toepasselijkheid van de Nederlandse strafwet

 

• Artikel 2 Sr BES

• Artikel 3 Sr BES

– Territorialiteitsbeginsel

– Vlagbeginsel

5.3 Beoordeelt door het toepassen van verworven kennis en inzicht in algemene (begrips)bepalingen m.b.t. een feit als zijnde een strafbaar feit

 

• Definitie strafbaar feit

– Menselijke gedraging

– Wettelijke delictsomschrijving

– Wederrechtelijk

– Aan schuld te wijten

• Wettelijke delictsomschrijving

– Kwalificatie (indien van toepassing)

– Norm

– Bestanddelen

– Sanctie

• Schuld in ruime zin

– Opzet

– Schuld in enge zin

• Strafbare feiten te verdelen in

– Misdrijven

– overtredingen

• Artikel 9 lid 1 onder a Sr BES

– Begrip hoofdstraffen en daarvan te kennen de termen gevangenisstraf, hechtenis en geldboete

Geen examenstof

• Schakeringen van opzet

Vormen van schuld in enge zin

5.4 Beoordeelt door het toepassen van verworven kennis en inzicht in algemene (begrips)bepalingen m.b.t. wettelijke strafuitsluitings-gronden

 

• Artikel 39 Sr BES

– Ontoerekenbaarheid

• Artikel 42 Sr BES

– Overmacht

• Artikel 43 Sr BES

– Noodweer(-exces)

• Artikel 44 Sr BES

– Wettelijk voorschrift

• Artikel 45 Sr BES

– Ambtelijk bevel

Geen examenstof:

• Onderscheid en onderverdeling in schulduitsluitings- en rechtvaardigings-gronden

5.5 Beoordeelt door het toepassen van verworven kennis en inzicht in algemene (begrips)bepalingen m.b.t. poging en voorbereiding

 

• Artikel 47 Sr BES

• Artikel 48a lid 1 Sr BES

• Artikel 48b Sr BES

• Voorbereidingshandelingen

• Uitvoeringshandelingen

• Vrijwillig terugtreden bij poging (omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk)

• Maximum van de hoofdstraf met een derde verminderd

Geen examenstof:

• De absolute en relatieve middelen- en objectenleer

5.6 Beoordeelt door het toepassen van verworven kennis en inzicht in algemene (begrips)bepalingen m.b.t. vormen van deelneming aan strafbare feiten

 

• Artikel 49 Sr BES

• Daders

• Plegers

• Medeplegers

• Doen plegers

• Uitlokkers

• Artikel 50 Sr BES

• Artikel 51 Sr BES

– Medeplichtigen

– Maximum van de hoofdstraf me een derde verminderd

• Artikel 54 Sr BES

– Medeplichtigheid aan overtreding is niet strafbaar

5.7 Beoordeelt door het toepassen van verworven kennis en inzicht in algemene (begrips)bepalingen m.b.t. rechtspersonen

 

• Artikel 53 lid 1 Sr BES

• Artikel 1 lid 2 Boek 2 BW BES

– Publiekrechtelijk rechtspersoon

• Artikel 1 lid 1 BW Boek 2 BES

– Privaatrechtelijk rechtspersoon

NB:

Het kunnen opsommen van genoemde rechtspersonen volstaat

5.8 Beoordeelt door het toepassen van verworven kennis en inzicht in algemene (begrips)bepalingen m.b.t. samenloop van strafbare feiten

 

• Artikel 57 Sr BES

5.9 Beoordeelt door het toepassen van verworven kennis en inzicht in algemene (begrips)bepalingen m.b.t. jeugdige personen

 

• Artikel 477 Sv BES

• Artikelen 40 en 41 Sr BES

– Strafrechtelijke minderjarigheid

Geen examenstof:

– De in artikel 41 Sr BES genoemde wetsartikelen

6 Stelt een onderzoek in teneinde bewijsmateriaal te verzamelen

 

• Begrip ´formeel strafrecht´ versus ´materieel strafrecht´

• Bronnen ´formeel strafrecht´

– Wetboek van Strafvordering BES

– Bijzondere wetten BES

– rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

– rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van BES

• Artikel 9 Sv BES

6.1 Stelt een onderzoek in teneinde bewijsmateriaal te verzamelen door een persoon aan te merken als verdachte

 

• Artikel 47 lid 1 en lid 2 Sv BES

– Het begrip verdachte

6.2 Stelt een onderzoek in teneinde bewijsmateriaal te verzamelen door rechtmatig toepassen van opsporingsbevoegd-heden

 

• Begrippen:

– Opsporingsbevoegdheden

– Toezichtsbevoegdheden

– Problematiek van ´de twee petten´

• Rechtmatigheid

– Wetmatigheid

– Proportionaliteit

– Subsidiariteit

– Fairplay

– Misbruik bevoegdheden

• Gevolgen van ontbreken rechtmatigheid

– Onrechtmatig verkregen bewijs

– Onrechtmatige overheidsdaad

Geen examenstof:

• Definitie onrechtmatige daad

 

6.2.1 Stelt een onderzoek in teneinde bewijsmateriaal te verzamelen t.a.v. jeugdige personen

• Artikel 478 Sv BES

– Staande houden

– Aanhouden

– Onderzoek aan de kleding

– Inbeslagneming

– Ophouden voor onderzoek

 

6.2.2 Stelt een onderzoek in teneinde bewijsmateriaal te verzamelen bij vrijwillige medewerking van de betrokkene(n)

• Voorwaarden voor vrijwilligheid

– Toestemming moet blijken

– Toestemming moet in vrijheid zijn gegeven

– Betrokkene(n) moet(en) zich bewust zijn van bepaalde rechten afstand te doen

 

6.2.3 Stelt een onderzoek in teneinde bewijsmateriaal te verzamelen bij niet vrijwillige medewerking van betrokkene(n)

• Verdachte niet tot medewerking verplicht (gedoogplicht)

 

6.2.4 Stelt een onderzoek in teneinde bewijsmateriaal in geval van herhaalde toepassing van eenzelfde bevoegdheid binnen één zaak

• Wijziging in omstandigheden

 

6.2.5 Stelt een onderzoek in teneinde bewijsmateriaal te verzamelen in geval van voortgezette toepassing van bevoegdheden

• Geweerarrest, NJ1936, nr. 250

 

6.2.6 Stelt een onderzoek in teneinde bewijsmateriaal te verzamelen onder bescherming van wettelijke regels m.b.t. de handelende opsporingsambtenaar en diens handelen

• Artikel 185 Sr BES

– Ambtsdwang

• Artikel 186 Sr BES

– Wederspannigheid

• Artikel 190 eerste alinea Sr BES

– Niet voldoen aan bevel of vordering

• Artikel 191 Sr BES

– Opschudding veroorzaken en zich niet verwijderen na bevoegd gegeven bevel

• Artikel 282 Sr BES

– Belediging als klachtdelict

• Artikel 279 Sr BES

– Belediging van een ambtenaar

• Geen klachtdelict

• Strafverzwaring

 

6.3.1 Stelt een onderzoek in door het toepassen van dwangmiddelen t.a.v. de persoonlijke vrijheid m.b.t. het staande houden

Van een verdachte

• Artikel 72 Sv BES

– Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd

– Opgave van naam, voornamen, geboortedatum, adres en woon-of verblijfplaats te vorderen

– Doel staande houding

Van een getuige

• Een getuige mag worden staande gehouden om naamsgegevens 72 lid 1 Sv BES te vorderen

• Een getuige die een valse naam opgeeft, is strafbaar (cf. arrest HR 11-11-1947, NJ 1948, 126)

Valse naam

• Artikel 454 sub 3 Sr BES

– Opgeven valse naam

 

6.3.2 Stelt een onderzoek in door het toepassen van dwangmiddelen t.a.v. de persoonlijke vrijheid m.b.t. identiteit

• Artikel 4 lid 1 1 Boek 1 BW BES

– Voornaam, natuurlijk persoon

• Artikel 5 lid 1 Boek 1 BW BES

– Geslachtsnaam kind

• Artikel 6 Boek 1 BW BES

– Bewijs geslachtsnaam

• Artikel 9 lid 1 en lid 3 Boek 1 BW BES

– Gebruik geslachtsnaam gehuwde vrouw/man

 

6.3.3 Stelt een onderzoek in door het toepassen van dwangmiddelen t.a.v. de persoonlijke vrijheid m.b.t. toonplicht aangewezen identiteitsbewijs

• Artikel 1a Wet identiteitskaarten BES

– Verplichting in bezit zijn van een geldige identiteitskaart

– Ingeschreven in bevolkingsregister openbaar lichaam en 12 jaar of ouder is

• Artikel 1`lid 1 Wet identificatieplicht BES

– Bij zich hebben van identiteitsbewijs vanaf 12 jaar

• Artikel 1 lid 3 Wet identificatieplicht BES

– Verplichting tot ter inzage geven van aangewezen identiteitsbewijzen

• Artikel 2 Wet identificatieplicht BES

– Geldige identiteitskaart BES zijn:

– Geldig reisdocument als bedoeld in artikel 2 lid 1 Paspoortwet

– Geldig rijbewijs als bedoeld in wegenverkeerswetgeving BES

– Document waarover een vreemdeling op grond van de Wet Toelating en Uitzetting BES moet beschikken

– het door de Minister van Justitie vastgestelde identiteitsdocument, dat betrekking heeft op de minderjarige, die ingevolge de Wet identiteitskaarten BES niet verplicht is om in het bezit te zijn van een identiteitskaart.

• Begrip geautomatiseerde basisadministratie met gegevens over de bevolking

 

6.3.4 Stelt een onderzoek in door het toepassen van dwangmiddelen t.a.v. de persoonlijke vrijheid m.b.t. Bevoegdheid inzage vorderen identiteitsbewijs

• Artikel 13 lid 7 rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van BES

– Bevoegde opsporingsambtenaren

• Personen hebben alleen een verplichting om een identiteitsbewijs te tonen t.o.v. opsporingsambtenaren 184 en 185 Sv BES- Toezichthouder

Strafbaarstelling niet tonen identiteitsbewijs

Artikel 1 Wet Identificatieplicht BES

– Overtreding

 

6.3.5 Stelt een onderzoek in door het toepassen van dwangmiddelen t.a.v. de persoonlijke vrijheid m.b.t. vaststellen identiteit

• Bewijsvoering identiteit

– Afschrift geboorteakte

• Artikel 27a Sv bestaat in de BES niet, dit is door de WIVVG in Nederland in werking getreden

 

6.3.6 Stelt een onderzoek in door het toepassen van dwangmiddelen t.a.v. de persoonlijke vrijheid m.b.t. toekenning strafrechtsketennummer

• Artikel 27b lid 1 Sv bestaat in de BES niet, zij hebben geen SKN

 

6.3.7 Stelt een onderzoek in door het toepassen van dwangmiddelen t.a.v. de persoonlijke vrijheid m.b.t. het aanhouden van een verdachte

• Artikel 6 Sv BES

– Begrip ‘heterdaad’/ ‘buiten heterdaad’

• Onderzoek onafgebroken voortgezet

– Arrest HR 17/5/1949 (NJ1949, nr. 553)

• Artikel 15 lid 1 GW

• Artikel 73 lid 1 Sv BES

– Bevoegdheid

– Burger en opsporingsambtenaar

• Artikel 1 Sv BES

– Begrip ‘voorlopige hechtenis’

• Artikel 100 lid 1 Sv BES

– Voor welke strafbare feiten

• Artikel 74 lid 1 t/m lid 3 Sv BES

– Afgeleide bevoegdheid

• Artikel 76 Sv BES

– Betreden van plaatsen ter aanhouding

• Artikel 76 lid 3 Sv BES en artikel 77 lid 1 Sv BES

– Ter aanhouding verdachte elke plaats doorzoeken

• Artikel 77 lid 2 t/m lid 4 Sv BES

– Bij dringende noodzakelijkheid en indien het optreden van de OvJ niet kan worden afgewacht

– De artikelen 155 t/m 164 Sv BES zijn van toepassing

 

6.3.8 Stelt een onderzoek in door het toepassen van dwangmiddelen t.a.v. de persoonlijke vrijheid m.b.t. Verplichtingen / bevoegdheden opsporingsambtenaren ter vaststelling van de identiteit

• Artikel 78 Sv BES geeft opsporingsambtenaren de mogelijkheid om in bepaalde gevallen de kleding te onderzoeken.

 

6.3.9 Stelt een onderzoek in door het toepassen van dwangmiddelen t.a.v. de persoonlijke vrijheid m.b.t. het geleiden van een verdachte voor de hulpofficier van justitie

• Artikel 73 Sv BES

• Artikel 74 Sv BES

– Bevoegdheid en verplichtingen na aanhouding

 

6.3.10 Stelt een onderzoek in door het toepassen van dwangmiddelen t.a.v. de persoonlijke vrijheid m.b.t. het ophouden van een verdachte voor onderzoek

• Begrip ‘onderzoek’

• Artikel 80 Sv BES

– Duur verhoor

– Uren die niet meetellen

– Aanvang termijn ophouden voor onderzoek (arrest HR 30-08-2004 bevel ophouden Hulpofficier van Justitie)

• Na voorgeleiding (artikel 80 Sv BES)

– In verzekering gesteld

– Voor Rechter-commissaris geleid

– In vrijheid gesteld

Tenzij opgehouden voor onderzoek

 

6.3.11 Stelt een onderzoek in door het toepassen van dwangmiddelen t.a.v. de persoonlijke vrijheid m.b.t. het verhoren van een verdachte

• Gevolgen ‘Salduz’- arrest

– Recht op consulstatiebijstand verdachten

– Tevens recht op verhoorbijstand minderjarige verdachten

Slechts globale kennis vereist van:

– Recht advocaat te raadplegen alvorens de verdachte te worden gehoord

– Gevolgen schending van dit recht

• Artikel 50 Sv BES

– Verklaring in vrijheid afgelegd

– Niet verplicht tot antwoorden (zwijgrecht)

• Artikel 50 Sv BES

– Verdachte mededelen dat hij niet tot antwoorden verplicht is (cautieplicht)

• (mogelijk) gevolg als zwijgrecht niet is medegedeeld (niet is voldaan aan de cautieplicht)

• Artikel 50 Sv BES

– Mededeling zwijgrecht opgenomen in proces-verbaal

– Verklaring (bekentenis) verdachte zoveel mogelijk in zijn eigen woorden

– (mogelijk) gevolg als zwijgrecht niet is medegedeeld (niet voldaan aan de cautieplicht)

• Artikel 18 lid 1 GW

– Een ieder kan zich in rechte doen bijstaan

• Artikel 48 Sv BES

• – bijstand van een raadsman

• Artikel 70 lid 1 Sv BES

– Vrij verkeer tussen verdachte en raadsman

• Artikel 70 lid 2 Sv BES

– Beperking vrij verkeer tussen verdachte en raadsman door Officier van Justitie

• Artikel 65 Sv BES

– Toevoeging vervangend raadsman

• Artikel 51 Sv BES

• Artikel 52 Sv BES

• Artikel 51 lid 4 Sv BES

• Artikel 53 Sv BES

• Artikel 58 Sv BES

– Kennisneming, afschrift, verzoek voegen / kennisnemen processtukken

– Bevoegdheid Officier van Justitie en rol Rechter-commissaris

– Parket / griffie

 

6.3.12 Stelt een onderzoek in door het toepassen van dwangmiddelen t.a.v. de persoonlijke vrijheid m.b.t. het ophouden van een verdachte ter vaststelling van zijn identiteit

– Verantwoordelijkheid Officier van Justitie

– Achterwege laten door Officier van Justitie na door hem gevorderde machtiging van de Rechter-commissaris

• Artikel 80 Sv BES

– Termijn

– Uren die niet meetellen

– Gedagtekend en ondertekend

– Omschrijving strafbaar feit en feiten of omstandigheden

– Naam of aanwijzen verdachte

– Afschrift bevel aan verdachte

 

6.3.13 Stelt een onderzoek in door het toepassen van dwangmiddelen t.a.v. de persoonlijke vrijheid m.b.t. het in verzekering stellen van een verdachte

• Artikel 83 Sv BES

– Begrip ‘inverzekeringstelling’

• Artikel 86 Sv BES

– Voor welke feiten

– Duur bevel inverzekeringstelling en mogelijkheid tot verlening

 

6.3.14 Stelt een onderzoek in door het toepassen van dwangmiddelen t.a.v. de persoonlijke vrijheid m.b.t het in bewaring stellen van een verdachte

• Begrip ‘inbewaringstelling’

• Artikel 92 Sv BES

– Rechter-commissaris op vordering van de Officier van Justitie

• Artikel 93 Sv BES

– Termijn

– Invrijheidstelling bij vervallen gronden voor bevel

 

6.4.1 Strafvorderlijke fouillering ter inbeslagneming

• Artikel 11 GW

• Begrippen

– Onderzoek aan de kleding

– Onderzoek aan het lichaam

– Onderzoek in het lichaam

• Artikel 78 lid 1, lid 3 en lid 4 Sv BES

– (Hulp)officier van Justitie

– Onderzoek aan lichaam of kleding van aangehouden verdachte

– Ernstige bezwaren

– In het belang van het onderzoek

– Begrip ‘onderzoek in het lichaam’

– Alleen door een arts

– Op een besloten plaats

– Voor zover als mogelijk door een persoon van hetzelfde geslacht

• Artikel 78 lid 1, lid 3 en lid 4 Sv BES

– Officier van Justitie

– Ernstige bezwaren

– In het belang van het onderzoek

– Begrip ‘onderzoek in het lichaam’

– Alleen door een arts

– Op een besloten plaats

– Voor zover als mogelijk door een ambtenaar van hetzelfde geslacht

• Artikel 78 lid 2 Sv BES

– Overige opsporingsambtenaren

– Onderzoek aan kleding aangehouden verdachte

– Ernstige bezwaren

6.5 door het in beslag nemen van voorwerpen

 

– Artikel 1 Boek 3 BW BES

– Begrip goederen

– Artikel 2 Boek 3 BW BES

– Begrip zaken

– Artikel 3 Boek 3 BW BES

– Onroerende zaken

– Roerende zaken

– Artikel 1 Boek 5 BW BES

– Begrip eigendom

– Artikel 107 Boek 3 BW BES

– Bezit

– Houderschap

– Artikel 1 Sv BES

– Begrip ‘inbeslagneming’

– Artikel 119 Sv BES

– Voorwerpen welke voor inbeslagneming vatbaar zijn

– Artikel 120 Sv BES

– Bevoegdheid tot inbeslagneming

– Artikel 121 Sv BES

– Het betreden van plaatsen ter inbeslagnemin g

– Het nemen van bevriezingsmaatregelen is vermoedelijk niet geregeld in Sv BES

– Artikel 123 Sv BES

Uitlevering bevelen van voorwerpen ter inbeslagnemingArtikel 121 lid 2 en lid 3 Sv BES

Het stelselmatig onderzoek doen in vervoermiddelen.

– Inbeslagneming en vrijwillige medewerking

– Artikel 144 Sv BES

– Beslissingsbevoegdheid ten aanzien van beslag

– Artikel 141 lid 2 en lid 3 Sv BES

– Landsbesluit houdende algemene maatregelen aangewezen bewaarder

6.6 Door het betreden / binnenreden van plaatsen

 

• Begrippen

– Plaatsen

– Woning

– Bewoner

– Toestemming

– Betreden

• Artikel 12 GW

• Artikel 76 lid 1 en lid 2 Sv BES

– Burger

– Opsporingsambtenaar

• Artikel 77 lid 1 t/m lid 4 Sv BES

• Artikel 121 Sv BES

• Artikel 162 lid 1, lid 2 en lid 4 Sv BES

– Legitimatieplicht

– Mededeling doel binnentreden

– Uitzondering: ernstig en onmiddellijk gevaar

– Vragen om blijk toestemming

• Artikel 156 lid 1 Sv BES

– Personen bevoegd tot het afgeven van een machtiging

• Artikel 160 lid 2 Sv BES

– Vergezelling door derden

• Artikel 161 Sv BES

– Toegang of doorgang verschaffen

• Artikel 163 Sv BES

– Schriftelijk verslag

• Artikel 163 lid 3 Sv BS

• Artikel 163 lid 3 Sv BES

• Artikel 164 Sv BES

– Betreden beschermde plaatsen

7.1. Maakt naar aanleiding van het verrichte opsporingsonderzoek een proces-verbaal op dat kan leiden tot vervolging en behandeling ter terechtzitting

7.1.1. de beslissing tot vervolging

• Begrip ‘vervolging’

• Artikel 207 Sv BES

– Vervolgingsbeslissing na opsporingsonderzoek zo spoedig mogelijk

– Opportuniteitsbeginsel

• Artikel 44 Sv BES

– Verdere vervolging na voorbereidend onderzoek zo spoedig mogelijk

– Opportuniteitsbeginsel

– Seponeren

7.1. Maakt naar aanleiding van het verrichte opsporingsonderzoek een proces-verbaal op dat kan leiden tot vervolging en behandeling ter terechtzitting op grond van inzicht in de functie van het proces-verbaal m.b.t.

7.1.2 de gerechtelijke beslissing

• Artikel 381 Sv BES

• Artikel 382 lid 1 sub e Sv BES

• Artikel 387 lid 1 sub e Sv BES

7.2. Maakt naar aanleiding van het verrichte opsporingsonderzoek een proces-verbaal op dat kan leiden tot vervolging en behandeling ter terechtzitting dat voldoet aan de wettelijke eisen m.b.t.

7.2.1 de verplichting van de opsporingsambtenaar

• Artikel 186 Sv BES

 

7.2.2 het moment van opmaken

• Artikel 186 Sv BES

– Zo spoedig mogelijk

 

7.2.3 de wijze van opmaken

• Artikel 196 Sv BES

– Op ambtseed / ambtsbelofte

– Persoonlijk

– Dagtekenen

– Ondertekenen

– Redenen van wetenschap

– Met ondertekend proces-verbaal gelijkgesteld langs elektronische weg opgemaakt of omgezet proces-verbaal

– Afnemen belofte door hovj

 

7.2.4 de inhoud

• Artikel 387 Sv BES

• Begrippen

– Feiten

– Omstandigheden

– Waarneming

– Ondervinding

7.4 maakt naar aanleiding van een geconstateerde onregelmatigheid of overtreding een (mini) proces-verbaal op dat kan leiden tot vervolging en behandeling ter terechtzitting

 

• Verder uitgewerkt in bijlage Circulaire Bekwaamheid Buitengewoon Opsporingsambtenaar

8.1 Kan een verdachte tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt informeren over de mogelijke gevolgen daarvan op grond van kennis omtrent de taken van het Openbaar Ministerie

 

• Artikel 9 rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van BES

– Strafrechtelijke handhaving rechtsorde en

– Overige bij wet vastgestelde taken

• Artikel 183 lid 1 Sv BES

– Taak Officier van Justitie

• Artikel 284 lid 1 Sv BES

• Artikel 285 lid 1 en lid 2 Sv BES

– Dagvaarding

• Artikel 605 Sv BES

– Het doen uitvoeren van rechterlijke beslissingen

8.2 Kan een verdachte tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt informeren over de mogelijke gevolgen daarvan op grond van kennis omtrent de organisatie van het Openbaar Ministerie

 

• Artikel 10 rijkswet openbare ministeries van Curaçao. Van Sint Maarten en BES

– Taken en bevoegdheden OM

• Begrippen

– Staande magistratuur

• Artikel 2 rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en BES

– Parket procureur-generaal

– Parket in eerste aanleg

8.3 Kan een verdachte tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt informeren over de mogelijke gevolgen daarvan op grond van kennis omtrent de Procureur-generaal bij de Hoge Raad2

 

• Artikel 117 lid 1 GW

• Artikel 116 Wet RO

– Geeft leiding aan parket Hoge Raad der Nederlanden

• Artikel 11 lid 1 en lid 2 sub a en c Wet RO

– Taak procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden

 

8.4.1 Op grond van kennis omtrent de organisatie van de rechtspraak m.b.t. de onderscheiden rechterlijke colleges

• Artikel 2 rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

– Gerechten in eerste aanleg

– Het Hof

– Hoge Raad der Nederlanden

– Begrip ‘zittende magistratuur’

• Artikel 10 rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

– 4 Gerechten

– 1 Gemeenschappelijk Hof van Justitie

Hoge Raad der Nederlanden

• Artikel 72 lid 1 Wet RO

– Begrip ‘Raadsheren’

• Artikel 75lid 2 Wet RO

– Meervoudige kamer (5 leden)

Gemeenschappelijk Hof van Justitie

• Artikel 1 rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

– Rechter

• Artikel 18 rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

– Meervoudige kamer

Gerechten in eerste aanleg

• Artikel 10 lid 4 rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

– Rechters

• Artikel 12 lid 2 rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

– Meervoudige kamer (3 rechters)

• Artikel 12 lid 3 rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

– Verdeling rechterlijke werkzaamheden door het bestuur van het Hof

Enkelvoudige kamer

• Artikel 12 lid 1 rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

– Enkelvoudige kamer (alleensprekende rechter)

– Politierechter en kinderrechter zijn niet apart benoemd in BES, behalve de kinderrechter bij het familierecht

 

8.4.2 Op grond van kennis omtrent de organisatie van de rechtspraak m.b.t. de competenties van rechterlijke colleges (rechtsprekende rechter) in strafzaken

Absolute competentie

• Begrip

• Artikel 119 GW

– Hoge Raad der Nederlanden

• Artikel 76 lid 1 Wet RO

– Ambtsmisdrijven

• Artikel 78 lid 1 Wet RO

– Cassatie en cassatie in het belang der wet

• Artikel 454 Sv BES

– Herziening

Gemeenschappelijk Hof van Justitie

• Artikel 17 rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

– Hoger beroepszaken van de Gerechten in eerste aanleg

• Artikel 18 rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

– Enkel- en meervoudige kamers

Gerechten in eerste aanleg

• Artikel 11 rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

– In eerste aanleg alle:

○ Alle burgerzaken

○ Alle strafzaken

○ vordering tot vergoeding kosten en schade benadeelde partij

○ Alle bestuursrechtelijke zaken

Politierechter

Politierechter en kinderrechter zijn niet apart benoemd in BES., behalve de kinderrechter bij het familierecht

Kinderrechter

Politierechter en kinderrechter zijn niet apart benoemd in BES, behalve de kinderrechter bij het familierecht

Relatieve competentie

• Artikel 10 Sv BES en artikel 12 Sv BES

Geen examenstof:

• Artikel Sv BES

• De uitzonderingen genoemd in artikel ---- Sv BES

 

8.4.3 Op grond van kennis omtrent de organisatie van de rechtspraak m.b.t. de waarborgen voor een deugdelijke rechtspraak

• Artikel 17 GW

• Artikel 116 lid 1 en lid 2 GW

• De wet wijst aan / regelt onafhankelijkheid

• Artikel 117 lid 1 en lid 4 GW

• Artikel 23 rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

• Benoeming voor het leven bij koninklijk besluit

• Rechtspositie geregeld bij wet

• Artikel 121 GW

• Artikel 5 lid 1 en lid 2 rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

• Artikel 5 lid 3 rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

– Openbaarheid terechtzittingen

– Vonnis gemotiveerd

– Uitspraak openbaar

Geen examenstof:

• De in artikel 121 GW bedoelde uitzonderingen

 

8.4.4 Op grond van kennis omtrent de organisatie van de rechtspraak m.b.t. de rechterlijke beslissing

• Artikel 381 Sv BES

• Artikel 382 Sv BES

– Bewijs en bewijsmiddelen

• Artikel 387 lid 2 Sv BES

– Proces-verbaal opsporingsambtenaar

• Artikel 395 lid 1 Sv BES

• Artikel 396 lid 1 en lid 2 Sv BES

– Veroordeling

– Vrijspraak

– Ontslag van rechtsvervolging

• Begrippen

• Vonnis

• Arrest

• Hoger Beroep

• Cassatie

• Herziening

9. Doet het proces-verbaal toekomen aan de juiste functionaris

 

• Artikel 194 lid 1 Sv BES

10. De BOA draagt bij constateringen van onrechtmatigheden en overtredingen zorg voor de acceptatie van de opgelegde sanctie

 

• Verder uitgewerkt in bijlage B-1b Circulaire Bekwaamheid Buitengewoon Opsporingsambtenaar3 (Zie bijlage 1)

11. De BOA waarborgt eigen veiligheid – veiligheid van de burger en omstanders

 

• Verder uitgewerkt in Bijlage B-1b

Circulaire bekwaamheid Buitengewoon opsporingsambtenaar (Zie bijlage 1)

X Noot
1

Met het eventueel ontwikkelen van lesmateriaal dienen casussen ontwikkeld te worden die aansluiten bij de belevingswereld van de plaatselijke bevolking

X Noot
2

De Hoge Raad is alleen voor het Koninkrijk der Nederlanden, zodat de eindtermen die betrekking hebben op de Hoge Raad één op één overgezet kunnen worden. Dit geeft wel verwarring met het Parket van de procureur-generaal dat is gevestigd in Curaçao.

X Noot
3

Het (aan)leren van de bekwaamheden – zoals vermeld in bijlage B-1b Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar is belangrijk en kost meer tijd dan het aanleren van de kenniselementen zoals vermeld in bijlageB-1A van de Circulaire Bekwaamheid Buitengewoon opsporingsambtenaar.

V. Exameneisen en prestatie-indicatoren

Grijze regels zijn de exameneisen, te lezen als: De kandidaat

vaardigheidstoets

bereidt zich voor.

Resultaat

Taak, visie en advies wat betreft de uitvoering van de werkzaamheden ontvangen/gevraagd.

Prestatie-indicatoren

Neemt informatie op en past deze gericht toe

Bestudeert (indien nodig) bijbehorende wet en regelgeving.

Geeft aan hoe in gegeven situatie gehandeld kan worden

vaardigheidstoets met trainingsacteur

houdt toezicht en signaleert.

Resultaat

Volgens instructies gereageerd op (mogelijke) onregelmatigheden en overtredingen.

Prestatie-Indicatoren

Observeert (globaal) de omgeving.

Herkent/signaleert onregelmatigheden tijdig.

Schat situaties die een gevaar kunnen opleveren juist in door snel veel informatie op te nemen en intensief gebruik van zijn zintuigen.

Weegt op juiste wijze de risico’s af die hijzelf en anderen lopen.

Concludeert correct of optreden nodig, gewenst en verantwoord is.

Kan zijn optreden achteraf op een verantwoorde wijze onderbouwen.

Straalt door houding en voorkomen gezag uit.*

Spreekt burgers met overtuiging aan op ongewenst gedrag zodat zij luisteren en de aanwijzingen opvolgen. *

Toont zich betrouwbaar burger.

Gaat met respect om met mensen van verschillende geaardheid en culturele achtergrond.

Is actief en duidelijk aanwezig en aanspreekbaar.

Legt duidelijk en in begrijpelijke bewoordingen aan de burger de redenen uit waarom hij hem aanspreekt.*

Houdt zijn gevoelens onder controle.

Neemt op basis van vooraf vastgestelde prioriteitstelling op heldere en duidelijke wijze de maatregelen die nodig zijn om ongewenst gedrag te stoppen

vaardigheidstoets met trainingacteur

treedt sanctionerend op.

Resultaat

Heeft met behulp van de juiste procedures de wet gehandhaafd met de beschikbare (sanctie)middelen.

Prestatie-Indicatoren

Stelt vast of het nodig is, of er een juridische grond is en of hij de bevoegdheid heeft om een sanctie op te leggen.

Legt op duidelijke en standvastige wijze de juiste sanctie op en leidt het gesprek.*

Geeft duidelijke uitleg over de redenen van de sanctie.*

Reageert rustig op agressief gedrag van de verdachte/overtreder

Laat persoonlijke vooroordelen geen rol spelen bij het opleggen van een sanctie.

Past procedures en wettelijke richtlijnen bij het opleggen van de sanctie correct toe.*

Houdt zijn gevoelens onder controle.

Blijft effectief presteren onder druk.

Vaardigheidstoets

handelt sancties af.

Resultaat

Verwerkt op juiste wijze combibon administratief.

Prestatie-Indicatoren

Laat persoonlijke vooroordelen en/of relaties geen rol spelen.

Verwerkt alle relevante informatie op gestructureerde wijze in combibon.*

Combineert en controleert de beschikbare gegevens.

Past in voorkomende situaties de voor hem van toepassing zijnde wet- en regelgeving, bevoegdheden, rechtsgebieden en bezwaarprocedures toe.

Kandidaten worden getoetst op de bovenstaande prestatie-indicatoren. Deze prestatie-indicatoren zijn opgenomen in het beoordelingsmodel en verwerkt in een beoordelingsformulier dat 14 beoordelingsonderdelen bevat. De cesuur voor een voldoende beoordeling is als volgt:

Voldoende: De 4 kritische onderdelen in het beoordelingsformulier (*samengesteld op basis van de schuin gedrukte prestatie-indicatoren) zijn minimaal met een voldoende afgerond én van de overige 10 onderdelen in het beoordelingsformulier (samengesteld op basis van de overige bovenstaande prestatie-indicatoren) zijn tenminste 7 onderdelen met minimaal een voldoende afgerond.


X Noot
1

De bevoegdheid tot het opsporen van de in de akte van beëdiging vermelde strafbare feiten is gebonden aan een geldigheidsduur van maximaal vijf jaren en kan steeds met vijf jaren worden verlengd. In het laatste geval zal door het Ministerie van Veiligheid en Justitie opnieuw worden getoetst op noodzakelijkheid, betrouwbaarheid en bekwaamheid voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden.

X Noot
2

Artikel 2, Besluit buitengewone agenten van Politie BES

X Noot
3

Korps Politie Caribisch Nederland, Postbus 360 Kralendijk, Bonaire

X Noot
4

Handboeien zijn volgens de Bewapeningsregeling politie en de Vuurwapenwet BES geen geweldsmiddel, maar worden voor de toepassing van deze circulaire wel als geweldsmiddel beschouwd. Voor de toekenning van handboeien aan BavPol’er’s worden derhalve dezelfde criteria gehanteerd als voor de toekenning van de overige geweldsmiddelen.

X Noot
5
X Noot
6

Gebaseerd op wetgeving die is gepubliceerd op http://www.wetten.overheid.nl, aangevuld met eilandsverordeningen en -besluiten

X Noot
7

De eindtermen kenniselementen Basisbekwaamheid 2013 zijn van toepassing op de opsporingsambtenaren (politie BOA’s en hulpagent van politie) als bedoeld in artikel 184 lid 1 onder 3 Wetboek van Strafvordering BES en niet op de BOA als bedoeld in artikel 185 Wetboek van Strafvordering BES. Voor de opleiding van de in 185 Wetboek van Strafvordering BES dient de wetgeving voor de domeinen 1 tot en met 5 ‘vertaald’ te worden naar de wetgeving zoals deze op de BES-eilanden van kracht is.

Naar boven