Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 december 2014, nr. 2014-0000 104920, houdende regels over de bezoldiging en de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband in de zin van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Uitvoeringsregeling WNT)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 1.9, onderdelen a tot en met c, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder ‘wet’: de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

Artikel 2 De componenten van de bezoldiging van de functionaris in dienstbetrekking

  • 1. Ten aanzien van de functionaris in dienstbetrekking wordt, voor zover niet in het tweede lid uitgezonderd, in ieder geval tot de bezoldiging in de zin van de wet gerekend:

    • a. het bruto loon;

    • b. de vakantietoeslag;

    • c. de eindejaarsuitkering;

    • d. het tantième, de gratificatie, de bonus, de winstdeling of andere incidentele (variabele) beloning;

    • e. de uitkering of verstrekking die wordt toegekend na het bereiken van een bepaalde diensttijd;

    • f. de periodieke en de eenmalige bindingspremie;

    • g. de periodieke en de eenmalige mobiliteitstoeslag;

    • h. de periodieke en de eenmalige toeslag of toelage onder een andere benaming;

    • i. de afkoopsom van niet-opgenomen vakantie- of compensatiedagen;

    • j. het presentiegeld en het vacatiegeld;

    • k. het voordeel, bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964, wegens de terbeschikkingstelling van een auto (mede) voor privégebruik (fiscale bijtelling);

    • l. de belastbare vergoeding of verstrekking in natura;

    • m. de werkgeversbijdrage voor sparen levensloopregeling;

    • n. het werkgeversdeel van de premie voor een vrijwillige sociale verzekering;

    • o. de werkgeversbijdrage aan de premie voor een andere vrijwillige verzekering;

    • p. de werkgeversbijdrage ter compensatie van belastingnadelen;

    • q. het werkgeversdeel van premies voor of bijdragen aan pensioenregelingen;

    • r. het werkgeversdeel van premies voor of bijdragen aan regelingen voor vervroegde uittreding;

    • s. de werkgeversbijdrage aan een nettopensioenregeling;

    • t. de belaste kilometervergoeding eigen voertuig;

    • u. overige belastbare vergoedingen gebruik eigen motorvoertuig;

    • v. de belaste vergoeding verhuiskosten;

    • w. overige vaste en variabele belastbare vergoedingen ter dekking van zakelijke kosten;

    • x. de cadeaubon;

    • y. doorbetaling van de in dit lid genoemde componenten tijdens ziekte, tijdens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, tijdens een sabbatical, tijdens schorsing van de functionaris hangende een onderzoek en tijdens vakantie;

    • z. doorbetaling van de in dit lid genoemde componenten over een periode waarin een functionaris, niet zijnde een topfunctionaris, vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult.

  • 2. Ten aanzien van de functionaris in dienstbetrekking wordt in ieder geval niet tot de bezoldiging in de zin van de wet gerekend:

    • a. de reservering voor de vakantietoeslag;

    • b. de reservering voor afkoop van niet-opgenomen vakantiedagen of compensatiedagen;

    • c. de afkoopsom van of de opname van het levenslooptegoed;

    • d. de reservering voor een sabbatical;

    • e. vergoedingen en verstrekkingen die als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 zijn aangewezen, waaronder begrepen de gerichte vrijstellingen als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, van die wet en op nihil gestelde verstrekkingen als bedoeld in artikelen 3.7, 3.9 en 3.10 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (werkkostenregeling).

  • 3. Indien een functionaris deelneemt aan een collectieve pensioenregeling die uitgaat van een individueel actuarieel juiste premie kan voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel q, tot de bezoldiging worden gerekend het werkgeversdeel van een fictieve premie die blijkens een berekening van de pensioenuitvoerder voor de functionaris zou zijn betaald indien de pensioenregeling gebaseerd zou zijn op een doorsneepremie. Het werkgeversdeel van de fictieve doorsneepremie wordt berekend aan de hand van de formule:

    y= ((a / b) x c) – d

    waarin:

    • y = het werkgeversdeel van de fictieve doorsneepremie voor de functionaris;

    • a = het totaalbedrag aan pensioenpremies voor alle deelnemers aan de collectieve regeling;

    • b = het totaalbedrag aan pensioengevend inkomen van alle deelnemers aan de collectieve regeling;

    • c = het pensioengevend inkomen van de functionaris;

    • d = het werknemersdeel van de reële pensioenpremie van de functionaris.

Artikel 3 De toerekening van componenten van de bezoldiging aan enig kalenderjaar

  • 1. Een component van de bezoldiging wordt toegerekend aan de bezoldiging van het kalenderjaar waarin deze component in de salarisadministratie wordt verwerkt of, indien de component niet in de salarisadministratie wordt opgenomen, in het jaar waarin de component ten laste van het resultaat van de rechtspersoon of instelling komt.

  • 2. Voor de toetsing aan het toepasselijk bezoldigingsmaximum kan, in afwijking van het eerste lid, een component van de bezoldiging die betrekking heeft op een ander kalenderjaar dan waarin deze in de salarisadministratie wordt verwerkt, onderscheidenlijk ten laste van het resultaat van de rechtspersoon of instelling komt, toegerekend worden aan het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft.

Artikel 4 De uitkeringen wegens beëindiging dienstverband

  • 1. Tot de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband in de zin van de wet wordt, voor zover niet in het tweede lid uitgezonderd, in ieder geval gerekend:

    • a. de tussen partijen of de tussen de werkgever en de functionaris overeengekomen vergoeding wegens beëindiging van het dienstverband;

    • b. de uitkering van een bedrag ineens of in termijnen uit hoofde van een afvloeiingsregeling;

    • c. de door de rechter vastgestelde uitkering wegens beëindiging van het dienstverband, met dien verstande dat de betaling van een door de rechter vastgestelde uitkering die het maximum, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, en 3.7, eerste lid, van de wet overschrijdt, niet onverschuldigd is.

  • 2. Tot de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband wordt niet gerekend de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband die voortvloeit uit een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst of een wettelijk voorschrift, doch slechts voor zover de uitkering rechtstreeks, dwingend en eenduidig daaruit voortvloeit.

Artikel 5 Intrekking Regeling bezoldigingscomponenten WNT

  • 1. De Regeling bezoldigingscomponenten WNT wordt ingetrokken.

  • 2. Op de vermelding in het financieel verslaggevingsdocument op grond van de artikelen 4.1 en 4.2 van de wet en op de vermelding in het overzicht, bedoeld in artikel 7.1 van de wet, blijft over het jaar 2014 de Regeling bezoldigingscomponenten WNT, zoals deze luidde op 31 december 2014, van toepassing.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 7 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling WNT.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling op grond van artikel 1.9 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) bevat:

  • a. een opsomming van componenten die in ieder geval tot de bezoldiging in de zin van de WNT worden gerekend,

  • b. een opsomming van componenten die in ieder geval niet tot de bezoldiging in de zin van de WNT worden gerekend,

  • c. een regeling over de toerekening van componenten van de bezoldiging aan kalenderjaren, en

  • d. een globale opsomming van componenten die in ieder geval tot de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband in de zin van de WNT worden gerekend en een detaillering van de uitzondering voor uitkeringen die voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst of wettelijk voorschrift.

De onderhavige regeling geldt uiteraard ook indien bij ministeriële regeling op grond van de WNT een maximum voor de bezoldiging is gesteld.

In de Beleidsregels toepassing WNT 2013 en 2014 zijn eveneens paragrafen opgenomen over de bezoldiging en de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband. Gezien de expliciete grondslagen in artikel 1.9 WNT om bij ministeriële regeling nadere regels over deze onderwerpen te stellen, komen bedoelde paragrafen in de Beleidsregels toepassing WNT 2015 te vervallen. Voordeel hiervan is ook dat deze onderwerpen – naast de WNT – op één plaats worden gereguleerd, onderscheidenlijk toegelicht. Zoals in deze toelichting nog nader aan de orde zal komen, bevat de onderhavige regeling nog geen complete uitwerking van het bezoldigingsbegrip en van het begrip ‘uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband’. De regeling zal in het jaar 2015 nog worden aangevuld, te weten met een nadere regeling van hetgeen tot de bezoldiging behoort van de topfunctionaris zonder dienstbetrekking en met een meer gedetailleerde regeling van hetgeen tot de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband wordt gerekend. Tot die tijd wordt volstaan met de informatie (vragen en antwoorden) hierover op de website www.topinkomens.nl van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.1

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015 en komt in de plaats van de Regeling bezoldigingscomponenten WNT. Laatstgenoemde regeling stelde nadere regels over de bezoldiging en over de toerekening van componenten van de bezoldiging aan enig kalenderjaar. Met de inwerkingtreding van de Reparatiewet WNT met ingang van 28 november 2014, bevat de WNT ook een grondslag om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen over hetgeen in het kader van de WNT tot de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband wordt gerekend. De onderhavige regeling is daarom uitgebreider dan de Regeling bezoldigingscomponenten WNT en bovendien enigszins gewijzigd, onder meer wegens de inwerkingtreding van de Reparatiewet WNT. Dit zal hierna nog worden toegelicht. De Regeling bezoldigingscomponenten WNT is met deze regeling met ingang van 1 januari 2015 ingetrokken, doch blijft echter van toepassing voor de verantwoording over het jaar 2014.2

2. De bezoldiging

2.1. Algemeen

De WNT bepaalt dat tot de bezoldiging in de zin van die wet wordt gerekend de som van de beloning, de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en de beloningen betaalbaar op termijn, met uitzondering van de omzetbelasting.3 Voor de situatie dat de functie wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, volgt uit de WNT dat de som van de vergoedingen voor het vervullen van de functie tot de bezoldiging in de zin van de WNT wordt aangemerkt. Vergoedingen die bij een functievervulling op grond van een dienstbetrekking onbelast zouden zijn en de omzetbelasting zijn in deze situatie echter (eveneens) uitgezonderd van het bezoldigingsbegrip.4

In deze regeling wordt in artikel 2 het bezoldigingsbegrip nader uitgewerkt voor de situatie dat de functie in dienstbetrekking wordt vervuld. Het artikel heeft zowel betrekking op topfunctionarissen, als op ‘gewone’ functionarissen.

Er is vooralsnog niet voor gekozen om in deze regeling ook nadere regels te stellen over het bezoldigingsbegrip voor de situatie dat geen sprake is van een dienstbetrekking. Uit de wettelijke definitie volgt reeds dat in principe alle kosten die de WNT-instelling vergoedt voor het vervullen van de functie (inclusief bureaukosten) tot de bezoldiging worden gerekend.5 De achtergrond bij de keuze om in deze regeling nog geen nadere regels hierover te stellen, is dat in het voorstel van wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT een grondslag is opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen over de maximale bezoldiging indien de functie van topfunctionaris voor een periode van maximaal twaalf maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking.6 Ik acht het wenselijk dat het bezoldigingsbegrip voor de functionaris zonder dienstbetrekking in dat kader – vanzelfsprekend binnen de wettelijke definitie – nader wordt bezien. Tot die tijd wordt voor de uitleg van dit begrip verwezen naar de website www.topinkomens.nl van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Wat betreft het jaar van verantwoording van de componenten van de bezoldiging in de financiële verslaggevingdocumenten is artikel 3 van de regeling van belang. In paragraaf 2.3 van deze toelichting wordt hier nader op ingegaan. Voor een goed begrip van de onderhavige paragraaf wordt op deze plaats reeds opgemerkt dat in genoemd artikel wordt bepaald dat de componenten worden verantwoord in het jaar waarin het betreffende component in de salarisadministratie wordt verwerkt, of als de posten niet via de salarisadministratie lopen, in het jaar waarin de component ten laste van het resultaat van de rechtspersoon of instelling komt.

2.2. De bezoldiging van de (top)functionaris in dienstbetrekking

2.2.1 Algemeen

De (top)functionaris in dienstbetrekking betreft zowel de functionaris die op basis van een aanstelling of arbeidsovereenkomst bij een WNT-instelling werkzaam is, als de functionaris die een fictieve dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 heeft.7

De in artikel 2, eerste lid, van deze regeling opgenomen opsomming van componenten die tot de bezoldiging in de zin van de WNT worden aangemerkt is niet-limitatief, dat wil zeggen dat een tegemoetkoming aan de functionaris onder een andere benaming toch tot de bezoldiging gerekend kan worden indien deze onder de algemene definitie van bezoldiging in de WNT valt. De meest gangbare componenten zijn echter alle in deze regeling opgesomd.

In onderstaand overzicht worden voor een goede toepassing in de praktijk de in artikel 2 genoemde componenten verder toegelicht. Naast de toerekening van componenten aan de categorieën beloning, onkostenvergoeding en beloningen betaalbaar op termijn, worden er onderstaand enkele toelichtende opmerkingen gemaakt ten behoeve van de uitvoering.

Tot de bezoldiging van de (top)functionaris in dienstbetrekking dienen op grond van deze regeling in ieder geval de volgende componenten te worden gerekend:

Onderdeel,

Artikel 2, lid 1,

Component

Opmerkingen/toelichting

 

BELONING

 

a

het bruto loon

Een andere benaming hiervoor is het bruto salaris.

b

de vakantietoeslag

 

c

de eindejaarsuitkering

 

d

het tantième, de gratificatie, de bonus, de winstdeling of andere incidentele (variabele) beloning

De artikelen 2.11 en 3.8 WNT bevatten een wettelijk verbod op variabele beloningen aan topfunctionarissen. Topfunctionarissen kunnen uitsluitend een variabele beloning ontvangen indien het overgangsrecht hierop van toepassing is (artikel 7.3, lid 7, WNT) of de variabele beloning is uitgezonderd in artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit WNT.

e

de uitkering of verstrekking die wordt toegekend na het bereiken van een bepaalde diensttijd

Het gaat hier om ambtsjubileumgratificaties en diensttijdgratificaties inclusief de uitkering van proportionele ambtsjubileumgratificaties bij een einde dienstverband. Er wordt bij de verantwoording van de individuele beloning geen rekening gehouden met mutaties in de reservering. Ondanks het wettelijke verbod op variabele beloningen voor topfunctionarissen, is op grond van artikel 2, onder a, van het Uitvoeringsbesluit WNT een jubileumgratificatie toegestaan.

f

de periodieke en de eenmalige bindingspremie

Ondanks het wettelijke verbod op variabele beloningen voor topfunctionarissen, is op grond van artikel 2, onder b, van het Uitvoeringsbesluit WNT een eenmalige bindingspremie toegestaan

g

de periodieke en de eenmalige mobiliteitstoeslag

Ondanks het wettelijke verbod op variabele beloningen voor topfunctionarissen, is op grond van artikel 2, onder c, van het Uitvoeringsbesluit WNT een eenmalige mobiliteitspremie toegestaan

h

de periodieke en de eenmalige toeslag of toelage onder een andere benaming

De artikelen 2.11 en 3.8 WNT bevatten een wettelijk verbod op variabele beloningen aan topfunctionarissen. Naast de variabele beloningen die zijn uitgezonderd in artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit WNT, kunnen topfunctionarissen uitsluitend een variabele beloning ontvangen indien het overgangsrecht hierop van toepassing is (artikel 7.3, lid 7, WNT).

i

de afkoopsom van niet-opgenomen vakantie- of compensatiedagen

 

j

het presentiegeld en het vacatiegeld

 

k

het voordeel, bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964, wegens de terbeschikkingstelling van een auto (mede) voor privégebruik (fiscale bijtelling)

Te waarderen op de bijtelling voor de loonheffing. Een eigen bijdrage van de werknemer voor een door de werkgever ter beschikking gestelde auto wordt in mindering gebracht.

l

de belastbare vergoeding of verstrekking in natura

Te waarderen op basis van regels loonheffing. Voorbeelden: medische verzorging, terbeschikkingstelling van huisvesting of de computer of werkkleding die niet onder de werkkostenregeling valt.

m

de werkgeversbijdrage voor sparen levensloopregeling

 

n

het werkgeversdeel van de premie voor een vrijwillige sociale verzekering

Hieronder vallen niet de premies van verzekeringen die kwalificeren als ‘beloningen betaalbaar op termijn’.

o

de werkgeversbijdrage aan de premie voor een andere vrijwillige verzekering

Vrijwillig betekent niet op grond van een wettelijk voorschrift of een algemeen verbindend verklaarde cao.

p

de werkgeversbijdrage ter compensatie van belastingnadelen

Een voorbeeld hiervan is de compensatie voor de fiscale bijtelling voor de auto van de zaak.

x

de cadeaubon

Dit geldt voor topfunctionarissen uitsluitend indien het overgangsrecht uit artikel 7.3, lid 7 van toepassing is, wanneer de cadeaubon als vorm van prestatiebeloning wordt gebruikt.

y

doorbetaling van de in dit lid genoemde componenten tijdens ziekte, (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, een sabbatical, tijdens schorsing van de functionaris hangende een onderzoek en tijdens vakantie

 

z

doorbetaling van de in dit lid genoemde componenten over een periode waarin een functionaris, niet zijnde een topfunctionaris, vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult

 
 

ONKOSTENVERGOEDING

 

t

de belaste kilometervergoeding eigen voertuig

Een onbelaste vergoeding wordt niet tot de bezoldiging gerekend.

u

overige belastbare vergoedingen gebruik eigen motorvoertuig

 

v

de belaste vergoeding verhuiskosten

Een onbelaste vergoeding wordt niet tot de bezoldiging gerekend.

w

overige vaste en variabele belastbare vergoedingen ter dekking van zakelijke kosten

Een onbelaste vergoeding wordt niet tot de bezoldiging gerekend.

 

BELONINGEN BETAALBAAR OP TERMIJN

 

q

het werkgeversdeel van premies voor of bijdragen aan pensioenregelingen

Dit pensioen betreft zowel ouderdoms- en nabestaandenpensioen, als arbeidsongeschiktheidspensioen. De overgangspremie VPL1 dient eveneens te worden meegeteld. Zie artikel 2, derde lid, en paragraaf 2.2.2 voor de situatie dat sprake is van een individuele premie.

NB de werknemersbijdrage is onderdeel van het bruto loon en wordt dus niet afzonderlijk vermeld.

r

het werkgeversdeel van premies voor of bijdragen aan regelingen voor vervroegde uittreding

De dotatie aan voorzieningen in eigen beheer voor VUT en prepensioen dienen voor de individuele functionaris op individuele basis te worden gewaardeerd.

s

de werkgeversbijdrage aan een nettopensioenregeling (tweede pijler)

 
X Noot
1

VPL staat voor VUT/prepensioen/Levensloopregeling, zie de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling.

In artikel 2, tweede lid, van de regeling worden componenten opgesomd die in ieder geval niet tot de bezoldiging worden gerekend. Uit de WNT volgt reeds dat de werkgeversbijdrage aan verplichte sociale verzekeringen niet tot de beloning en daarmee niet tot de bezoldiging wordt gerekend. 8 Het gaat hier om door werkgevers wettelijk of krachtens een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde premies voor volksverzekeringen of werknemersverzekeringen. Daarnaast volgt uit de WNT dat de bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband wordt aangemerkt.9 Dit geldt zo sinds de inwerkingtreding van de Reparatiewet WNT in november 2014. Benadrukt wordt, dat dit uitsluitend geldt voor de topfunctionarissen, en niet voor ‘gewone’ functionarissen. Door de Reparatiewet WNT is het bezoldigingsbegrip van de WNT voor topfunctionarissen veranderd, waardoor de componenten ‘loondoorbetaling na beëindiging werkzaamheden’ en ‘doorbetaling loon bij non-actiefstelling tijdens verplicht in acht te nemen opzegtermijn’, anders dan op grond van de Regeling bezoldigingscomponenten WNT, geen bezoldiging meer zijn voor de topfunctionaris, maar tot de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband van de topfunctionaris worden gerekend.10 In artikel 2, tweede lid, van deze regeling worden hieraan een aantal componenten toegevoegd die evenmin tot de bezoldiging in de zin van de WNT behoren.

Hieronder volgt een overzicht van onderdelen die op grond van de WNT en deze regeling niet tot de bezoldiging worden gerekend:

Onderdeel (artikel 2, tweede lid,)

Component

opmerking

 

het werkgeversdeel van premies voor verplichte sociale verzekeringen

Zie artikel 1.1, onderdeel f, WNT.

 

de bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult

Zie de artikelen 2.10, derde lid, en 3.7, derde lid, WNT.

a

de reservering voor de vakantietoeslag

 

b

de reservering voor de afkoopsom van niet-opgenomen vakantiedagen

Alhoewel de levensloopregeling is afgeschaft, geldt nog wel een overgangsregeling.

c

de afkoopsom van of de opname van levenslooptegoed

 

d

de reservering voor een sabbatical

 

e

vergoedingen en verstrekkingen die onder de werkkostenregeling vallen

Zie hierover uitgebreid paragraaf 2.3.3

2.2.2 De omrekening van een individuele actuarieel juiste pensioenpremie

In deze regeling is een voorziening opgenomen voor het geval een functionaris deelneemt aan een pensioenregeling die uitgaat van een individueel actuarieel juiste premie (artikel 2, derde lid). Bij een doorsneepremie geldt voor alle deelnemers aan een pensioenregeling hetzelfde premiepercentage. Er zijn ook pensioenregelingen die uitgaan van individueel actuarieel juiste premies. De pensioenpremie wordt bij deze regelingen per werknemer berekend en is leeftijdsafhankelijk. Binnen dergelijke regelingen is de premie voor oudere werknemers hoger dan voor jongere werknemers, bij eenzelfde pensioenopbouw. Voor oudere topfunctionarissen met zo’n regeling wordt doorgaans een hogere premie betaald dan bij een doorsneepremie, waardoor zij, zonder nadere voorziening, een lagere maximale beloning met hun werkgever moeten afspreken. Dit acht ik ongerechtvaardigd.

Daarom is het voor WNT-instellingen met een collectieve pensioenregeling die uitgaat van individueel actuarieel juiste premies op grond van deze regeling toegestaan de individuele premie om te rekenen naar een fictieve doorsneepremie, ofwel de pensioenpremie die voor de topfunctionaris zou worden betaald als de regeling zou uitgaan van een doorsneepremie. De WNT-instelling mag bij het berekenen van de totale bezoldiging vervolgens de fictieve doorsneepremie gebruiken.

Voor de omrekening gelden op grond van artikel 2, derde lid, enkele voorwaarden. Omrekening is alleen toegestaan voor functionarissen die deelnemen aan een collectieve pensioenregeling die uitgaat van individueel actuarieel juiste premies. De omrekening geschiedt door de pensioenuitvoerder. Deze doet in een schriftelijke verklaring verslag van de omrekening. Deze berekening is vanzelfsprekend onderdeel van de accountantscontrole. De pensioenpremie voor het zogenaamde nettopensioen dat op 1 januari 2015 wordt geïntroduceerd kan niet worden omgerekend.

De omrekening geschiedt op het niveau van de pensioenregeling waaraan wordt deelgenomen op basis van de feitelijke pensioenpremies. Het fictieve werkgeversdeel dat meetelt voor de WNT wordt berekend door het totaal van de premies van de pensioenregeling dat in het toepassingsjaar is afgedragen door het totaal van de pensioengevende inkomens aan die pensioenregeling. Dit percentage wordt vervolgens vermenigvuldigd met het pensioengevend inkomen van de desbetreffende topfunctionaris. Op die manier komt men tot een fictieve doorsneepremie. Om vervolgens tot het werkgeversdeel te komen wordt van de fictieve doorsneepremie het reële werknemersdeel afgetrokken.

2.2.3 De werkkostenregeling
2.2.3.1 Algemeen

In lijn met de Regeling bezoldigingscomponenten WNT die met de onderhavige regeling wordt ingetrokken, worden loonbestanddelen die een werkgever onder de Werkkostenregeling (hierna: de WKR) als eindheffingsbestanddeel aanmerkt, op grond van deze regeling niet tot de bezoldiging gerekend. In de toelichting op de Regeling bezoldigingscomponenten WNT is reeds toegelicht dat de Belastingdienst bij het gebruik van de WKR immers redelijke grenzen stelt aan wat er onder de regeling als eindheffingsbestanddeel kan worden aangemerkt. Binnen dat systeem van de WKR worden voldoende ‘checks and balances’ aanwezig geacht om te waarborgen dat de WKR niet op een onbedoelde manier wordt gebruikt. Constructies of methoden die het ontduiken van het toepasselijke maximum in de WNT beogen, zijn niet toegestaan.11 Ook in de Beleidsregels toepassing WNT 2015 wordt toegelicht, dat constructies in de toepassing van de WKR die het ontwijken of ontduiken van de WNT beogen, zoals oneigenlijk gebruik van individualiseerbare ongebruikelijke eindheffingsbestanddelen, niet zijn toegestaan. Dit is tevens toegelicht in de beantwoording van Kamervragen over dit onderwerp.12

In aanvulling op de Regeling bezoldigingscomponenten WNT is in deze Regeling toegevoegd dat binnen de WKR in ieder geval de gerichte vrijstellingen als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 alsmede de verstrekkingen die op nihil zijn gewaardeerd van het bezoldigingsbegrip zijn uitgezonderd. Enkele van de gerichte vrijstellingen en op nihil gestelde verstrekkingen waren reeds vermeld in artikel 2, tweede lid, componenten f, g, h en i, van de Regeling bezoldigingscomponenten WNT. Die zijn thans alle ondergebracht in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van de onderhavige regeling. Hierna zal nader op de gerichte vrijstellingen en op nihilwaarderingen worden ingegaan.

2.2.3.2 Gerichte vrijstellingen

De werkgever kan binnen de WKR, naast de vrije ruimte, gebruik maken van de zogenoemde gerichte vrijstellingen. Deze gerichte vrijstellingen bevatten geen beloningskarakter en worden derhalve op grond van de onderhavige regeling niet tot de bezoldiging gerekend. Het betreft namelijk vergoedingen en verstrekkingen waarbij het zakelijke karakter overheerst. Benadrukt wordt dat het daarbij moet gaat om vergoedingen en verstrekkingen die binnen de normen blijven die voor deze gerichte vrijstellingen gelden.

Gerichte vrijstellingen zijn opgesomd in artikel 31a, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals die met ingang van 1 januari 2015 luidt. Indien aan de daartoe gestelde vereisten wordt voldaan, kunnen de volgende vergoedingen en verstrekkingen als gerichte vrijstellingen worden aangemerkt:

  • vervoer in het kader van de dienstbetrekking, waaronder woon-werkverkeer;

  • tijdelijk verblijf in het kader van de dienstbetrekking, zoals overnachtingen tijdens dienstreizen en maaltijden met een meer dan bijkomstig zakelijk karakter;

  • onderhoud en verbetering van kennis en vaardigheden ter vervulling van de dienstbetrekking, zoals cursussen en congressen;

  • het volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning;

  • extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking;

  • verhuizing in het kader van de dienstbetrekking;

  • gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur, die naar het redelijke oordeel van de werkgever noodzakelijk zijn voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking;

  • bij ministeriële regeling aan te wijzen voorzieningen die geheel of gedeeltelijk op een bij die ministeriële regeling aan te wijzen werkplek worden gebruikt of verbruikt, en

  • branche-eigen producten van het bedrijf van de werkgever of van het bedrijf van een met de werkgever verbonden vennootschap.

2.2.3.3 Nihilwaarderingen

Verstrekkingen die als eindheffingsbestanddeel zijn aangewezen en die op nihil kunnen worden gewaardeerd (de zogenoemde verstrekkingen met nihilwaardering) worden evenmin tot de bezoldiging gerekend. Bedoelde verstrekkingen zijn opgesomd in artikelen 3.7, 3.9 en 3.10 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011, zoals die met ingang van 1 januari 2015 luidt. Het gaat hier met name om voorzieningen op de werkplek of voorzieningen waarvan voor de functievervulling redelijkerwijs gebruik moet worden gemaakt.

De waarde van de volgende verstrekkingen kan, indien aan de daartoe gestelde vereisten wordt voldaan, op nihil worden gesteld:

  • voorzieningen waarvan het niet gebruikelijk is deze elders te gebruiken of verbruiken (ter beschikking gestelde voorzieningen op de werkplek);

  • ter beschikking gestelde werkkleding;

  • consumpties op de werkplek die geen deel uitmaken van een maaltijd;

  • huisvesting en inwoning, met inbegrip van (indien mede verstrekt) het genot van energie, water en bewassing, ter vervulling van de dienstbetrekking;

  • een in het kader van de dienstbetrekking ter beschikking gestelde openbaarvervoerkaart of voordeelurenkaart, en

  • het rentevoordeel van een door de werkgever dan wel door een met de werkgever verbonden vennootschap aan de functionaris verstrekte geldlening, waaronder in ieder geval het rentevoordeel van de personeelslening als de functionaris daarmee een fiets, elektrische fiets of elektrische scooter koopt.

2.3. De toerekening van componenten aan een kalenderjaar

De uitgangspunten inzake de toerekening van componenten van de bezoldiging aan een kalenderjaar zoals opgenomen in de Beleidsregels toepassing WNT 2013 en 2014 zijn in artikel 3 van deze regeling overgenomen. Het artikel houdt in dat een component wordt verantwoord in het jaar waarin de betreffende post in de salarisadministratie wordt verwerkt, of als de post niet via de salarisadministratie loopt, in het jaar waarin de post ten laste van het resultaat van de instelling komt.

Een component wordt in beginsel in het jaar waarin deze in het financieel jaarverslag wordt verantwoord aan de toepasselijke WNT-norm getoetst. De uitzondering hierop zijn nabetalingen van componenten van de bezoldiging in een ander jaar dan waarin het recht hierop ontstaat. Deze mogen worden meegenomen in de toetsing van het jaar waarin de rechten ontstonden. Dit omdat deze nabetalingen in het jaar van uitbetaling zouden kunnen leiden tot een overschrijding van de toepasselijke WNT-norm.

3. De uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband

Artikel 4, eerste lid, van de regeling bevat een globale uitwerking van het begrip ‘de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband’. De WNT bepaalt dat voor de toepassing van de WNT onder dit begrip wordt verstaan: de som van de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband en de beloningen betaalbaar op termijn die betrekking hebben op de beëindiging van het dienstverband, met uitzondering van uitkeringen die voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde cao of een wettelijk voorschrift.13 Er is vooralsnog niet voor gekozen in deze regeling gedetailleerde regels op te nemen over hetgeen tot de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband in de zin van de WNT wordt begrepen. Gekozen is voor een globale opsomming van enkele vormen van ontslaguitkeringen, te weten de door partijen overeengekomen ontslaguitkering, de ontslaguitkering die voortvloeit uit een afvloeiingsregeling en de door de rechter vastgestelde ontslaguitkering. De belangrijkste reden dat afgezien is van een gedetailleerde regeling is dat met ingang van 1 juli 2015 de herziening van het ontslagrecht ingevolge de Wet werk en zekerheid in werking treedt en werknemers, waaronder ook topfunctionarissen, bij ontslag onder voorwaarden aanspraak kunnen maken op een transitievergoeding. Het is gewenst dat een gedetailleerde regeling van de ontslaguitkering op grond van de WNT, hierop afgestemd wordt.

Zoals hiervoor al aan de orde kwam, wordt er in dit verband op gewezen dat met ingang van de inwerkingtreding van de Reparatiewet WNT de bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult als uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband worden aangemerkt. Zie in dit verband de artikelen 2.10, derde lid, en 3.7, derde lid, WNT. De consequentie hiervan is dat de doorbetaling van ‘bezoldiging’ van de topfunctionaris tijdens een periode van non-activiteit vooruitlopend op het einde dienstverband is toegestaan, voor zover deze tezamen met de overige uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband het maximum voor de ontslaguitkering niet te boven gaat.14 Opgemerkt wordt daarbij dat voor zover sprake is van non-activiteit omdat de topfunctionaris vakantiedagen opneemt, arbeidsongeschikt is, dan wel is geschorst hangende een onderzoek, geen sprake is van non-activiteit in de zin van de wet. Betalingen over deze periodes worden derhalve wel als bezoldiging aangemerkt. Zie in dit verband artikel 2, eerste lid, onderdeel y, van de regeling. Voorts wordt er op gewezen dat de betaling van componenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, na beëindiging werkzaamheden, voor zover deze betrekking hebben op de periode dat de topfunctionaris nog wel werkzaamheden verrichtte vanzelfsprekend eveneens tot de bezoldiging worden gerekend, ook al worden deze tijdens een periode van non-activiteit uitbetaald.

Voor een goede uitvoering van de wet wordt onderstaand een overzicht gegeven van de uitkeringen die op grond van de WNT en de onderhavige regeling in ieder geval aangemerkt worden als uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband in de zin van de WNT, met daarbij een opmerking:

Onderdeel artikel 4, lid 1,

Component

Opmerkingen/toelichting

a

De tussen partijen overeengekomen vergoeding wegens beëindiging van het dienstverband

O.a. gouden handdruk, een loonsuppletieregeling, golden parachute, kantonrechtersformule, stimuleringspremie ter bevordering van vrijwillige uitstroom. Deze worden gerapporteerd op basis van cumulatieve uitbetalingen in het jaar van toekennen. Reserveringen worden niet in de verantwoording opgenomen.

b

De uitkering van een bedrag ineens of in termijnen uit hoofde van een afvloeiingsregeling

Bij posten die niet via de salarisadministratie lopen kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het afstorten van een bedrag bij een verzekeraar voor een stamrecht voor de betrokken functionaris. Dergelijke posten worden verantwoord in het jaar waarin deze ten laste van het resultaat komen. Bijvoorbeeld: kantonrechtersformule, golden parachute regelingen, gouden handdrukken.

c

De door de rechter vastgestelde uitkering wegens beëindiging van het dienstverband

Betalingen die voortvloeien uit een rechterlijke uitspraak worden niet getoetst aan de maximumnorm. Als partijen de rechter gezamenlijk verzoeken om de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder toekenning van een door hen vooraf afgesproken vergoeding, is er feitelijk geen sprake van een vergoeding die door de (kanton)rechter is vastgesteld; er vindt in de regel geen rechterlijke toets plaats. De ontbindingsbeschikking als zodanig is wel formeel van kracht, maar de afspraak tussen partijen kan strijdig zijn met de WNT als de afgesproken ontslagvergoeding uitstijgt boven het maximum.

 

De bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult

Zie artikel 2.10, lid 3, en artikel 3.7, lid 3. Indien sprake is van vakantie, arbeidsongeschiktheid of van een schorsing van de functionaris, hangende een onderzoek, is geen sprake van het niet-vervullen van taken in de zin van deze artikelen.

Artikel 4, tweede lid, van deze regeling bevat voorts een nadere regeling over de uitzondering in de wettelijke definitiebepaling van het begrip ‘de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband’ dat geen sprake is van dergelijke uitkeringen in de zin van de WNT, als ze voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde cao of een wettelijk voorschrift. In genoemd lid worden, overeenkomstig de interpretatie die hieraan door de ministers tot op heden is gegeven, nadere regels gesteld over deze uitzondering. De nadere regels houden in dat uitsluitend die uitkeringen zijn uitgezonderd, die rechtstreeks, dwingend en eenduidig uit deze cao’s en de wettelijke voorschriften voortvloeien. De rechtvaardiging hiervan is gelegenheid in het feit dat hierdoor – conform de bedoeling van de wetgever – uitsluitend uitkeringen worden uitgezonderd waarbij partijen geen invloed op de hoogte daarvan hebben. Van een dergelijke uitkering is bijvoorbeeld geen sprake indien de cao voorziet in een ontslaguitkering naar billijkheid, omdat de partijen in dat geval invloed hebben op de hoogte van de uitkering. In dat geval is sprake van een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband in de zin van de WNT en geldt derhalve de maximering als bedoeld in de artikelen 2.10 en 3.7 van deze wet. Indien overigens een nieuwe cao is afgesloten en in alle redelijkheid kan worden verwacht dat deze cao algemeen verbindend zal worden verklaard, bijvoorbeeld omdat de cao in het verleden steeds algemeen verbindend is verklaard, dan is het logisch om reeds te werk te gaan volgens de cao als ware hij algemeen verbindend verklaard. Het is aan de instelling zelf om een inschatting te maken of het nodig is hierover bij de topfunctionaris een voorbehoud te maken.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

En voorts de parlementaire geschiedenis bij de WNT en de wijzigingswetten hierop.

X Noot
2

Artikel 5, tweede lid, van de regeling.

X Noot
3

Artikel 1.1, onderdeel e, van de WNT.

X Noot
4

Artikel 1.1, onderdeel e, van de WNT.

X Noot
5

Met uitzondering van de omzetbelasting en met uitzondering van de kosten die bij een functievervulling in dienstbetrekking onbelast zouden zijn.

X Noot
6

Kamerstukken I 2014/15, 33 978, nr. A. Zie artikel I, onderdelen B en E, van het wetsvoorstel.

X Noot
7

Artikel 1.1, onderdeel g, van de WNT. Bij een fictieve dienstbetrekking bestaat geen werkgever-werknemer-relatie, maar is de betrokken (top)functionaris wel in de salarisadministratie opgenomen. Een groot deel van de interne toezichthouders heeft een fictieve dienstbetrekking.

X Noot
8

Artikel 1.1, onderdeel f, van de WNT.

X Noot
9

Artikel 2.10, derde lid, en artikel 3.7, derde lid, van de WNT.

X Noot
10

Voor de ‘gewone’ functionarissen is doorbetaling van bezoldiging tijdens non-activiteit vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel z, van de regeling, wel bezoldiging in de zin van de WNT.

X Noot
12

Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 10.

X Noot
13

Artikel 1.1, onderdeel i, van de WNT.

X Noot
14

Zie paragraaf 6 van de memorie van toelichting bij de Reparatiewet WNT. Kamerstukken II 2014/2015, 34 017, nr. 3.

Naar boven