TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling op grond van artikel 1.9 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen
publieke en semipublieke sector (WNT) bevat:
-
a. een opsomming van componenten die in ieder geval tot de bezoldiging in de zin van
de WNT worden gerekend,
-
b. een opsomming van componenten die in ieder geval niet tot de bezoldiging in de zin van de WNT worden gerekend,
-
c. een regeling over de toerekening van componenten van de bezoldiging aan kalenderjaren,
en
-
d. een globale opsomming van componenten die in ieder geval tot de uitkeringen wegens
beëindiging van het dienstverband in de zin van de WNT worden gerekend en een detaillering
van de uitzondering voor uitkeringen die voortvloeien uit een algemeen verbindend
verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst of wettelijk voorschrift.
De onderhavige regeling geldt uiteraard ook indien bij ministeriële regeling op grond
van de WNT een maximum voor de bezoldiging is gesteld.
In de Beleidsregels toepassing WNT 2013 en 2014 zijn eveneens paragrafen opgenomen
over de bezoldiging en de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband. Gezien
de expliciete grondslagen in artikel 1.9 WNT om bij ministeriële regeling nadere regels
over deze onderwerpen te stellen, komen bedoelde paragrafen in de Beleidsregels toepassing
WNT 2015 te vervallen. Voordeel hiervan is ook dat deze onderwerpen – naast de WNT
– op één plaats worden gereguleerd, onderscheidenlijk toegelicht. Zoals in deze toelichting
nog nader aan de orde zal komen, bevat de onderhavige regeling nog geen complete uitwerking
van het bezoldigingsbegrip en van het begrip ‘uitkeringen wegens beëindiging van het
dienstverband’. De regeling zal in het jaar 2015 nog worden aangevuld, te weten met
een nadere regeling van hetgeen tot de bezoldiging behoort van de topfunctionaris
zonder dienstbetrekking en met een meer gedetailleerde regeling van hetgeen tot de
uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband wordt gerekend. Tot die tijd
wordt volstaan met de informatie (vragen en antwoorden) hierover op de website www.topinkomens.nl van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.1
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015 en komt in de plaats
van de Regeling bezoldigingscomponenten WNT. Laatstgenoemde regeling stelde nadere
regels over de bezoldiging en over de toerekening van componenten van de bezoldiging
aan enig kalenderjaar. Met de inwerkingtreding van de Reparatiewet WNT met ingang
van 28 november 2014, bevat de WNT ook een grondslag om bij ministeriële regeling
nadere regels te stellen over hetgeen in het kader van de WNT tot de uitkeringen wegens
beëindiging van het dienstverband wordt gerekend. De onderhavige regeling is daarom
uitgebreider dan de Regeling bezoldigingscomponenten WNT en bovendien enigszins gewijzigd,
onder meer wegens de inwerkingtreding van de Reparatiewet WNT. Dit zal hierna nog
worden toegelicht. De Regeling bezoldigingscomponenten WNT is met deze regeling met
ingang van 1 januari 2015 ingetrokken, doch blijft echter van toepassing voor de verantwoording
over het jaar 2014.2
2. De bezoldiging
2.1. Algemeen
De WNT bepaalt dat tot de bezoldiging in de zin van die wet wordt gerekend de som
van de beloning, de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en de beloningen
betaalbaar op termijn, met uitzondering van de omzetbelasting.3 Voor de situatie dat de functie wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking,
volgt uit de WNT dat de som van de vergoedingen voor het vervullen van de functie
tot de bezoldiging in de zin van de WNT wordt aangemerkt. Vergoedingen die bij een
functievervulling op grond van een dienstbetrekking onbelast zouden zijn en de omzetbelasting
zijn in deze situatie echter (eveneens) uitgezonderd van het bezoldigingsbegrip.4
In deze regeling wordt in artikel 2 het bezoldigingsbegrip nader uitgewerkt voor de
situatie dat de functie in dienstbetrekking wordt vervuld. Het artikel heeft zowel
betrekking op topfunctionarissen, als op ‘gewone’ functionarissen.
Er is vooralsnog niet voor gekozen om in deze regeling ook nadere regels te stellen
over het bezoldigingsbegrip voor de situatie dat geen sprake is van een dienstbetrekking.
Uit de wettelijke definitie volgt reeds dat in principe alle kosten die de WNT-instelling
vergoedt voor het vervullen van de functie (inclusief bureaukosten) tot de bezoldiging
worden gerekend.5 De achtergrond bij de keuze om in deze regeling nog geen nadere regels hierover te
stellen, is dat in het voorstel van wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT een grondslag
is opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen over de maximale
bezoldiging indien de functie van topfunctionaris voor een periode van maximaal twaalf
maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking.6 Ik acht het wenselijk dat het bezoldigingsbegrip voor de functionaris zonder dienstbetrekking
in dat kader – vanzelfsprekend binnen de wettelijke definitie – nader wordt bezien.
Tot die tijd wordt voor de uitleg van dit begrip verwezen naar de website www.topinkomens.nl van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Wat betreft het jaar van verantwoording van de componenten van de bezoldiging in de
financiële verslaggevingdocumenten is artikel 3 van de regeling van belang. In paragraaf
2.3 van deze toelichting wordt hier nader op ingegaan. Voor een goed begrip van de
onderhavige paragraaf wordt op deze plaats reeds opgemerkt dat in genoemd artikel
wordt bepaald dat de componenten worden verantwoord in het jaar waarin het betreffende
component in de salarisadministratie wordt verwerkt, of als de posten niet via de
salarisadministratie lopen, in het jaar waarin de component ten laste van het resultaat
van de rechtspersoon of instelling komt.
2.2. De bezoldiging van de (top)functionaris in dienstbetrekking
2.2.1 Algemeen
De (top)functionaris in dienstbetrekking betreft zowel de functionaris die op basis
van een aanstelling of arbeidsovereenkomst bij een WNT-instelling werkzaam is, als
de functionaris die een fictieve dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting
1964 heeft.7
De in artikel 2, eerste lid, van deze regeling opgenomen opsomming van componenten
die tot de bezoldiging in de zin van de WNT worden aangemerkt is niet-limitatief,
dat wil zeggen dat een tegemoetkoming aan de functionaris onder een andere benaming
toch tot de bezoldiging gerekend kan worden indien deze onder de algemene definitie
van bezoldiging in de WNT valt. De meest gangbare componenten zijn echter alle in
deze regeling opgesomd.
In onderstaand overzicht worden voor een goede toepassing in de praktijk de in artikel
2 genoemde componenten verder toegelicht. Naast de toerekening van componenten aan
de categorieën beloning, onkostenvergoeding en beloningen betaalbaar op termijn, worden
er onderstaand enkele toelichtende opmerkingen gemaakt ten behoeve van de uitvoering.
Tot de bezoldiging van de (top)functionaris in dienstbetrekking dienen op grond van
deze regeling in ieder geval de volgende componenten te worden gerekend:
Onderdeel,
Artikel 2, lid 1,
|
Component
|
Opmerkingen/toelichting
|
|
BELONING
|
|
a
|
het bruto loon
|
Een andere benaming hiervoor is het bruto salaris.
|
b
|
de vakantietoeslag
|
|
c
|
de eindejaarsuitkering
|
|
d
|
het tantième, de gratificatie, de bonus, de winstdeling of andere incidentele (variabele)
beloning
|
De artikelen 2.11 en 3.8 WNT bevatten een wettelijk verbod op variabele beloningen
aan topfunctionarissen. Topfunctionarissen kunnen uitsluitend een variabele beloning
ontvangen indien het overgangsrecht hierop van toepassing is (artikel 7.3, lid 7,
WNT) of de variabele beloning is uitgezonderd in artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit
WNT.
|
e
|
de uitkering of verstrekking die wordt toegekend na het bereiken van een bepaalde
diensttijd
|
Het gaat hier om ambtsjubileumgratificaties en diensttijdgratificaties inclusief de
uitkering van proportionele ambtsjubileumgratificaties bij een einde dienstverband.
Er wordt bij de verantwoording van de individuele beloning geen rekening gehouden
met mutaties in de reservering. Ondanks het wettelijke verbod op variabele beloningen
voor topfunctionarissen, is op grond van artikel 2, onder a, van het Uitvoeringsbesluit
WNT een jubileumgratificatie toegestaan.
|
f
|
de periodieke en de eenmalige bindingspremie
|
Ondanks het wettelijke verbod op variabele beloningen voor topfunctionarissen, is
op grond van artikel 2, onder b, van het Uitvoeringsbesluit WNT een eenmalige bindingspremie
toegestaan
|
g
|
de periodieke en de eenmalige mobiliteitstoeslag
|
Ondanks het wettelijke verbod op variabele beloningen voor topfunctionarissen, is
op grond van artikel 2, onder c, van het Uitvoeringsbesluit WNT een eenmalige mobiliteitspremie
toegestaan
|
h
|
de periodieke en de eenmalige toeslag of toelage onder een andere benaming
|
De artikelen 2.11 en 3.8 WNT bevatten een wettelijk verbod op variabele beloningen
aan topfunctionarissen. Naast de variabele beloningen die zijn uitgezonderd in artikel
2 van het Uitvoeringsbesluit WNT, kunnen topfunctionarissen uitsluitend een variabele
beloning ontvangen indien het overgangsrecht hierop van toepassing is (artikel 7.3,
lid 7, WNT).
|
i
|
de afkoopsom van niet-opgenomen vakantie- of compensatiedagen
|
|
j
|
het presentiegeld en het vacatiegeld
|
|
k
|
het voordeel, bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964, wegens
de terbeschikkingstelling van een auto (mede) voor privégebruik (fiscale bijtelling)
|
Te waarderen op de bijtelling voor de loonheffing. Een eigen bijdrage van de werknemer
voor een door de werkgever ter beschikking gestelde auto wordt in mindering gebracht.
|
l
|
de belastbare vergoeding of verstrekking in natura
|
Te waarderen op basis van regels loonheffing. Voorbeelden: medische verzorging, terbeschikkingstelling
van huisvesting of de computer of werkkleding die niet onder de werkkostenregeling
valt.
|
m
|
de werkgeversbijdrage voor sparen levensloopregeling
|
|
n
|
het werkgeversdeel van de premie voor een vrijwillige sociale verzekering
|
Hieronder vallen niet de premies van verzekeringen die kwalificeren als ‘beloningen
betaalbaar op termijn’.
|
o
|
de werkgeversbijdrage aan de premie voor een andere vrijwillige verzekering
|
Vrijwillig betekent niet op grond van een wettelijk voorschrift of een algemeen verbindend
verklaarde cao.
|
p
|
de werkgeversbijdrage ter compensatie van belastingnadelen
|
Een voorbeeld hiervan is de compensatie voor de fiscale bijtelling voor de auto van
de zaak.
|
x
|
de cadeaubon
|
Dit geldt voor topfunctionarissen uitsluitend indien het overgangsrecht uit artikel
7.3, lid 7 van toepassing is, wanneer de cadeaubon als vorm van prestatiebeloning
wordt gebruikt.
|
y
|
doorbetaling van de in dit lid genoemde componenten tijdens ziekte, (gedeeltelijke)
arbeidsongeschiktheid, een sabbatical, tijdens schorsing van de functionaris hangende
een onderzoek en tijdens vakantie
|
|
z
|
doorbetaling van de in dit lid genoemde componenten over een periode waarin een functionaris,
niet zijnde een topfunctionaris, vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband
geen taken meer vervult
|
|
|
ONKOSTENVERGOEDING
|
|
t
|
de belaste kilometervergoeding eigen voertuig
|
Een onbelaste vergoeding wordt niet tot de bezoldiging gerekend.
|
u
|
overige belastbare vergoedingen gebruik eigen motorvoertuig
|
|
v
|
de belaste vergoeding verhuiskosten
|
Een onbelaste vergoeding wordt niet tot de bezoldiging gerekend.
|
w
|
overige vaste en variabele belastbare vergoedingen ter dekking van zakelijke kosten
|
Een onbelaste vergoeding wordt niet tot de bezoldiging gerekend.
|
|
BELONINGEN BETAALBAAR OP TERMIJN
|
|
q
|
het werkgeversdeel van premies voor of bijdragen aan pensioenregelingen
|
Dit pensioen betreft zowel ouderdoms- en nabestaandenpensioen, als arbeidsongeschiktheidspensioen.
De overgangspremie VPL1 dient eveneens te worden meegeteld. Zie artikel 2, derde lid, en paragraaf 2.2.2
voor de situatie dat sprake is van een individuele premie.
NB de werknemersbijdrage is onderdeel van het bruto loon en wordt dus niet afzonderlijk
vermeld.
|
r
|
het werkgeversdeel van premies voor of bijdragen aan regelingen voor vervroegde uittreding
|
De dotatie aan voorzieningen in eigen beheer voor VUT en prepensioen dienen voor de
individuele functionaris op individuele basis te worden gewaardeerd.
|
s
|
de werkgeversbijdrage aan een nettopensioenregeling (tweede pijler)
|
|
X Noot
1VPL staat voor VUT/prepensioen/Levensloopregeling, zie de Wet aanpassing fiscale behandeling
VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling.
In artikel 2, tweede lid, van de regeling worden componenten opgesomd die in ieder
geval niet tot de bezoldiging worden gerekend. Uit de WNT volgt reeds dat de werkgeversbijdrage
aan verplichte sociale verzekeringen niet tot de beloning en daarmee niet tot de bezoldiging
wordt gerekend. 8 Het gaat hier om door werkgevers wettelijk of krachtens een algemeen verbindend verklaarde
collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde premies voor volksverzekeringen of werknemersverzekeringen.
Daarnaast volgt uit de WNT dat de bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris
vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult als
uitkering wegens beëindiging van het dienstverband wordt aangemerkt.9 Dit geldt zo sinds de inwerkingtreding van de Reparatiewet WNT in november 2014.
Benadrukt wordt, dat dit uitsluitend geldt voor de topfunctionarissen, en niet voor
‘gewone’ functionarissen. Door de Reparatiewet WNT is het bezoldigingsbegrip van de
WNT voor topfunctionarissen veranderd, waardoor de componenten ‘loondoorbetaling na
beëindiging werkzaamheden’ en ‘doorbetaling loon bij non-actiefstelling tijdens verplicht
in acht te nemen opzegtermijn’, anders dan op grond van de Regeling bezoldigingscomponenten
WNT, geen bezoldiging meer zijn voor de topfunctionaris, maar tot de uitkeringen wegens
beëindiging van het dienstverband van de topfunctionaris worden gerekend.10 In artikel 2, tweede lid, van deze regeling worden hieraan een aantal componenten
toegevoegd die evenmin tot de bezoldiging in de zin van de WNT behoren.
Hieronder volgt een overzicht van onderdelen die op grond van de WNT en deze regeling
niet tot de bezoldiging worden gerekend:
Onderdeel (artikel 2, tweede lid,)
|
Component
|
opmerking
|
|
het werkgeversdeel van premies voor verplichte sociale verzekeringen
|
Zie artikel 1.1, onderdeel f, WNT.
|
|
de bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging
van het dienstverband geen taken meer vervult
|
Zie de artikelen 2.10, derde lid, en 3.7, derde lid, WNT.
|
a
|
de reservering voor de vakantietoeslag
|
|
b
|
de reservering voor de afkoopsom van niet-opgenomen vakantiedagen
|
Alhoewel de levensloopregeling is afgeschaft, geldt nog wel een overgangsregeling.
|
c
|
de afkoopsom van of de opname van levenslooptegoed
|
|
d
|
de reservering voor een sabbatical
|
|
e
|
vergoedingen en verstrekkingen die onder de werkkostenregeling vallen
|
Zie hierover uitgebreid paragraaf 2.3.3
|
2.2.2 De omrekening van een individuele actuarieel juiste pensioenpremie
In deze regeling is een voorziening opgenomen voor het geval een functionaris deelneemt
aan een pensioenregeling die uitgaat van een individueel actuarieel juiste premie
(artikel 2, derde lid). Bij een doorsneepremie geldt voor alle deelnemers aan een
pensioenregeling hetzelfde premiepercentage. Er zijn ook pensioenregelingen die uitgaan
van individueel actuarieel juiste premies. De pensioenpremie wordt bij deze regelingen
per werknemer berekend en is leeftijdsafhankelijk. Binnen dergelijke regelingen is
de premie voor oudere werknemers hoger dan voor jongere werknemers, bij eenzelfde
pensioenopbouw. Voor oudere topfunctionarissen met zo’n regeling wordt doorgaans een
hogere premie betaald dan bij een doorsneepremie, waardoor zij, zonder nadere voorziening,
een lagere maximale beloning met hun werkgever moeten afspreken. Dit acht ik ongerechtvaardigd.
Daarom is het voor WNT-instellingen met een collectieve pensioenregeling die uitgaat
van individueel actuarieel juiste premies op grond van deze regeling toegestaan de
individuele premie om te rekenen naar een fictieve doorsneepremie, ofwel de pensioenpremie
die voor de topfunctionaris zou worden betaald als de regeling zou uitgaan van een
doorsneepremie. De WNT-instelling mag bij het berekenen van de totale bezoldiging
vervolgens de fictieve doorsneepremie gebruiken.
Voor de omrekening gelden op grond van artikel 2, derde lid, enkele voorwaarden. Omrekening
is alleen toegestaan voor functionarissen die deelnemen aan een collectieve pensioenregeling
die uitgaat van individueel actuarieel juiste premies. De omrekening geschiedt door
de pensioenuitvoerder. Deze doet in een schriftelijke verklaring verslag van de omrekening.
Deze berekening is vanzelfsprekend onderdeel van de accountantscontrole. De pensioenpremie
voor het zogenaamde nettopensioen dat op 1 januari 2015 wordt geïntroduceerd kan niet
worden omgerekend.
De omrekening geschiedt op het niveau van de pensioenregeling waaraan wordt deelgenomen
op basis van de feitelijke pensioenpremies. Het fictieve werkgeversdeel dat meetelt
voor de WNT wordt berekend door het totaal van de premies van de pensioenregeling
dat in het toepassingsjaar is afgedragen door het totaal van de pensioengevende inkomens
aan die pensioenregeling. Dit percentage wordt vervolgens vermenigvuldigd met het
pensioengevend inkomen van de desbetreffende topfunctionaris. Op die manier komt men
tot een fictieve doorsneepremie. Om vervolgens tot het werkgeversdeel te komen wordt
van de fictieve doorsneepremie het reële werknemersdeel afgetrokken.
2.2.3 De werkkostenregeling
2.2.3.1 Algemeen
In lijn met de Regeling bezoldigingscomponenten WNT die met de onderhavige regeling
wordt ingetrokken, worden loonbestanddelen die een werkgever onder de Werkkostenregeling
(hierna: de WKR) als eindheffingsbestanddeel aanmerkt, op grond van deze regeling
niet tot de bezoldiging gerekend. In de toelichting op de Regeling bezoldigingscomponenten
WNT is reeds toegelicht dat de Belastingdienst bij het gebruik van de WKR immers redelijke
grenzen stelt aan wat er onder de regeling als eindheffingsbestanddeel kan worden
aangemerkt. Binnen dat systeem van de WKR worden voldoende ‘checks and balances’ aanwezig
geacht om te waarborgen dat de WKR niet op een onbedoelde manier wordt gebruikt. Constructies
of methoden die het ontduiken van het toepasselijke maximum in de WNT beogen, zijn
niet toegestaan.11 Ook in de Beleidsregels toepassing WNT 2015 wordt toegelicht, dat constructies in
de toepassing van de WKR die het ontwijken of ontduiken van de WNT beogen, zoals oneigenlijk
gebruik van individualiseerbare ongebruikelijke eindheffingsbestanddelen, niet zijn
toegestaan. Dit is tevens toegelicht in de beantwoording van Kamervragen over dit
onderwerp.12
In aanvulling op de Regeling bezoldigingscomponenten WNT is in deze Regeling toegevoegd
dat binnen de WKR in ieder geval de gerichte vrijstellingen als bedoeld in artikel
31a, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 alsmede de verstrekkingen die
op nihil zijn gewaardeerd van het bezoldigingsbegrip zijn uitgezonderd. Enkele van
de gerichte vrijstellingen en op nihil gestelde verstrekkingen waren reeds vermeld
in artikel 2, tweede lid, componenten f, g, h en i, van de Regeling bezoldigingscomponenten
WNT. Die zijn thans alle ondergebracht in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van
de onderhavige regeling. Hierna zal nader op de gerichte vrijstellingen en op nihilwaarderingen
worden ingegaan.
2.2.3.2 Gerichte vrijstellingen
De werkgever kan binnen de WKR, naast de vrije ruimte, gebruik maken van de zogenoemde
gerichte vrijstellingen. Deze gerichte vrijstellingen bevatten geen beloningskarakter
en worden derhalve op grond van de onderhavige regeling niet tot de bezoldiging gerekend.
Het betreft namelijk vergoedingen en verstrekkingen waarbij het zakelijke karakter
overheerst. Benadrukt wordt dat het daarbij moet gaat om vergoedingen en verstrekkingen
die binnen de normen blijven die voor deze gerichte vrijstellingen gelden.
Gerichte vrijstellingen zijn opgesomd in artikel 31a, tweede lid, van de Wet op de
loonbelasting 1964, zoals die met ingang van 1 januari 2015 luidt. Indien aan de daartoe
gestelde vereisten wordt voldaan, kunnen de volgende vergoedingen en verstrekkingen
als gerichte vrijstellingen worden aangemerkt:
-
– vervoer in het kader van de dienstbetrekking, waaronder woon-werkverkeer;
-
– tijdelijk verblijf in het kader van de dienstbetrekking, zoals overnachtingen tijdens
dienstreizen en maaltijden met een meer dan bijkomstig zakelijk karakter;
-
– onderhoud en verbetering van kennis en vaardigheden ter vervulling van de dienstbetrekking,
zoals cursussen en congressen;
-
– het volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit
werk en woning;
-
– extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van
de dienstbetrekking;
-
– verhuizing in het kader van de dienstbetrekking;
-
– gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur,
die naar het redelijke oordeel van de werkgever noodzakelijk zijn voor de behoorlijke
vervulling van de dienstbetrekking;
-
– bij ministeriële regeling aan te wijzen voorzieningen die geheel of gedeeltelijk op
een bij die ministeriële regeling aan te wijzen werkplek worden gebruikt of verbruikt,
en
-
– branche-eigen producten van het bedrijf van de werkgever of van het bedrijf van een
met de werkgever verbonden vennootschap.
2.2.3.3 Nihilwaarderingen
Verstrekkingen die als eindheffingsbestanddeel zijn aangewezen en die op nihil kunnen
worden gewaardeerd (de zogenoemde verstrekkingen met nihilwaardering) worden evenmin
tot de bezoldiging gerekend. Bedoelde verstrekkingen zijn opgesomd in artikelen 3.7,
3.9 en 3.10 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011, zoals die met ingang van
1 januari 2015 luidt. Het gaat hier met name om voorzieningen op de werkplek of voorzieningen
waarvan voor de functievervulling redelijkerwijs gebruik moet worden gemaakt.
De waarde van de volgende verstrekkingen kan, indien aan de daartoe gestelde vereisten
wordt voldaan, op nihil worden gesteld:
-
– voorzieningen waarvan het niet gebruikelijk is deze elders te gebruiken of verbruiken
(ter beschikking gestelde voorzieningen op de werkplek);
-
– ter beschikking gestelde werkkleding;
-
– consumpties op de werkplek die geen deel uitmaken van een maaltijd;
-
– huisvesting en inwoning, met inbegrip van (indien mede verstrekt) het genot van energie,
water en bewassing, ter vervulling van de dienstbetrekking;
-
– een in het kader van de dienstbetrekking ter beschikking gestelde openbaarvervoerkaart
of voordeelurenkaart, en
-
– het rentevoordeel van een door de werkgever dan wel door een met de werkgever verbonden
vennootschap aan de functionaris verstrekte geldlening, waaronder in ieder geval het
rentevoordeel van de personeelslening als de functionaris daarmee een fiets, elektrische
fiets of elektrische scooter koopt.
2.3. De toerekening van componenten aan een kalenderjaar
De uitgangspunten inzake de toerekening van componenten van de bezoldiging aan een
kalenderjaar zoals opgenomen in de Beleidsregels toepassing WNT 2013 en 2014 zijn
in artikel 3 van deze regeling overgenomen. Het artikel houdt in dat een component
wordt verantwoord in het jaar waarin de betreffende post in de salarisadministratie
wordt verwerkt, of als de post niet via de salarisadministratie loopt, in het jaar
waarin de post ten laste van het resultaat van de instelling komt.
Een component wordt in beginsel in het jaar waarin deze in het financieel jaarverslag
wordt verantwoord aan de toepasselijke WNT-norm getoetst. De uitzondering hierop zijn
nabetalingen van componenten van de bezoldiging in een ander jaar dan waarin het recht
hierop ontstaat. Deze mogen worden meegenomen in de toetsing van het jaar waarin de
rechten ontstonden. Dit omdat deze nabetalingen in het jaar van uitbetaling zouden
kunnen leiden tot een overschrijding van de toepasselijke WNT-norm.
3. De uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband
Artikel 4, eerste lid, van de regeling bevat een globale uitwerking van het begrip
‘de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband’. De WNT bepaalt dat voor
de toepassing van de WNT onder dit begrip wordt verstaan: de som van de uitkeringen
wegens beëindiging van het dienstverband en de beloningen betaalbaar op termijn die
betrekking hebben op de beëindiging van het dienstverband, met uitzondering van uitkeringen
die voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde cao of een wettelijk voorschrift.13 Er is vooralsnog niet voor gekozen in deze regeling gedetailleerde regels op te nemen
over hetgeen tot de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband in de zin
van de WNT wordt begrepen. Gekozen is voor een globale opsomming van enkele vormen
van ontslaguitkeringen, te weten de door partijen overeengekomen ontslaguitkering,
de ontslaguitkering die voortvloeit uit een afvloeiingsregeling en de door de rechter
vastgestelde ontslaguitkering. De belangrijkste reden dat afgezien is van een gedetailleerde
regeling is dat met ingang van 1 juli 2015 de herziening van het ontslagrecht ingevolge
de Wet werk en zekerheid in werking treedt en werknemers, waaronder ook topfunctionarissen,
bij ontslag onder voorwaarden aanspraak kunnen maken op een transitievergoeding. Het
is gewenst dat een gedetailleerde regeling van de ontslaguitkering op grond van de
WNT, hierop afgestemd wordt.
Zoals hiervoor al aan de orde kwam, wordt er in dit verband op gewezen dat met ingang
van de inwerkingtreding van de Reparatiewet WNT de bezoldiging over een periode waarin
de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken
meer vervult als uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband worden aangemerkt.
Zie in dit verband de artikelen 2.10, derde lid, en 3.7, derde lid, WNT. De consequentie
hiervan is dat de doorbetaling van ‘bezoldiging’ van de topfunctionaris tijdens een
periode van non-activiteit vooruitlopend op het einde dienstverband is toegestaan,
voor zover deze tezamen met de overige uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband
het maximum voor de ontslaguitkering niet te boven gaat.14 Opgemerkt wordt daarbij dat voor zover sprake is van non-activiteit omdat de topfunctionaris
vakantiedagen opneemt, arbeidsongeschikt is, dan wel is geschorst hangende een onderzoek,
geen sprake is van non-activiteit in de zin van de wet. Betalingen over deze periodes
worden derhalve wel als bezoldiging aangemerkt. Zie in dit verband artikel 2, eerste
lid, onderdeel y, van de regeling. Voorts wordt er op gewezen dat de betaling van
componenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, na beëindiging werkzaamheden, voor
zover deze betrekking hebben op de periode dat de topfunctionaris nog wel werkzaamheden
verrichtte vanzelfsprekend eveneens tot de bezoldiging worden gerekend, ook al worden
deze tijdens een periode van non-activiteit uitbetaald.
Voor een goede uitvoering van de wet wordt onderstaand een overzicht gegeven van de
uitkeringen die op grond van de WNT en de onderhavige regeling in ieder geval aangemerkt
worden als uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband in de zin van de WNT,
met daarbij een opmerking:
Onderdeel artikel 4, lid 1,
|
Component
|
Opmerkingen/toelichting
|
a
|
De tussen partijen overeengekomen vergoeding wegens beëindiging van het dienstverband
|
O.a. gouden handdruk, een loonsuppletieregeling, golden parachute, kantonrechtersformule,
stimuleringspremie ter bevordering van vrijwillige uitstroom. Deze worden gerapporteerd
op basis van cumulatieve uitbetalingen in het jaar van toekennen. Reserveringen worden
niet in de verantwoording opgenomen.
|
b
|
De uitkering van een bedrag ineens of in termijnen uit hoofde van een afvloeiingsregeling
|
Bij posten die niet via de salarisadministratie lopen kan worden gedacht aan bijvoorbeeld
het afstorten van een bedrag bij een verzekeraar voor een stamrecht voor de betrokken
functionaris. Dergelijke posten worden verantwoord in het jaar waarin deze ten laste
van het resultaat komen. Bijvoorbeeld: kantonrechtersformule, golden parachute regelingen,
gouden handdrukken.
|
c
|
De door de rechter vastgestelde uitkering wegens beëindiging van het dienstverband
|
Betalingen die voortvloeien uit een rechterlijke uitspraak worden niet getoetst aan
de maximumnorm. Als partijen de rechter gezamenlijk verzoeken om de arbeidsovereenkomst
te ontbinden onder toekenning van een door hen vooraf afgesproken vergoeding, is er
feitelijk geen sprake van een vergoeding die door de (kanton)rechter is vastgesteld;
er vindt in de regel geen rechterlijke toets plaats. De ontbindingsbeschikking als
zodanig is wel formeel van kracht, maar de afspraak tussen partijen kan strijdig zijn
met de WNT als de afgesproken ontslagvergoeding uitstijgt boven het maximum.
|
|
De bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging
van het dienstverband geen taken meer vervult
|
Zie artikel 2.10, lid 3, en artikel 3.7, lid 3. Indien sprake is van vakantie, arbeidsongeschiktheid
of van een schorsing van de functionaris, hangende een onderzoek, is geen sprake van
het niet-vervullen van taken in de zin van deze artikelen.
|
Artikel 4, tweede lid, van deze regeling bevat voorts een nadere regeling over de
uitzondering in de wettelijke definitiebepaling van het begrip ‘de uitkeringen wegens
beëindiging van het dienstverband’ dat geen sprake is van dergelijke uitkeringen in
de zin van de WNT, als ze voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde cao
of een wettelijk voorschrift. In genoemd lid worden, overeenkomstig de interpretatie
die hieraan door de ministers tot op heden is gegeven, nadere regels gesteld over
deze uitzondering. De nadere regels houden in dat uitsluitend die uitkeringen zijn
uitgezonderd, die rechtstreeks, dwingend en eenduidig uit deze cao’s en de wettelijke
voorschriften voortvloeien. De rechtvaardiging hiervan is gelegenheid in het feit
dat hierdoor – conform de bedoeling van de wetgever – uitsluitend uitkeringen worden
uitgezonderd waarbij partijen geen invloed op de hoogte daarvan hebben. Van een dergelijke
uitkering is bijvoorbeeld geen sprake indien de cao voorziet in een ontslaguitkering
naar billijkheid, omdat de partijen in dat geval invloed hebben op de hoogte van de
uitkering. In dat geval is sprake van een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband
in de zin van de WNT en geldt derhalve de maximering als bedoeld in de artikelen 2.10
en 3.7 van deze wet. Indien overigens een nieuwe cao is afgesloten en in alle redelijkheid
kan worden verwacht dat deze cao algemeen verbindend zal worden verklaard, bijvoorbeeld
omdat de cao in het verleden steeds algemeen verbindend is verklaard, dan is het logisch
om reeds te werk te gaan volgens de cao als ware hij algemeen verbindend verklaard.
Het is aan de instelling zelf om een inschatting te maken of het nodig is hierover
bij de topfunctionaris een voorbehoud te maken.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk