De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 3, tweede lid, 5, tweede, vierde en zesde lid, 7, tweede lid,
8, derde lid, 9 en 22 van de Wet arbeid vreemdelingen;
Besluit:
ARTIKEL I
Bijlage I van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 wordt als volgt
gewijzigd:
A
Het opschrift komt te luiden:
Bijlage I. Uitvoeringsregels, behorende bij de artikelen van de Regeling uitvoering
wet arbeid vreemdelingen 2014
B
In de tweede zin van paragraaf 4 wordt ‘bijlage I’ vervangen door: bijlage II.
C
Paragraaf 14 komt te luiden:
14. Minimumloon
In artikel 8, eerste lid, aanhef, onder f, van de Wav is bepaald dat een tewerkstellingsvergunning
of een gecombineerde vergunning wordt geweigerd als de vreemdeling met de desbetreffende
arbeid minder verdient dan het wettelijk minimummaandloon. Bij deeltijdarbeid en werk
voor kortere perioden dan een maand kunnen twee situaties worden onderscheiden:
-
a. aanvragen voor een vergunning voor deeltijdarbeid komen slechts voor inwilliging in
aanmerking als de totale beloning ten minste het wettelijk minimummaandloon bedraagt
voor een voltijds baan;
-
b. Aanvragen voor een vergunning voor kortere perioden dan een maand, ongeacht het aantal
uren dat arbeid wordt verricht, komen uitsluitend voor inwilliging in aanmerking als
de beloning ten minste het wettelijk minimumloon bedraagt naar rato van het aantal
gewerkte dagen.
Uitzonderingen op de regel dat het minimumloon moet worden uitbetaald zijn uitsluitend
mogelijk als dit op grond van artikel 8, tweede lid en derde lid, onder b en c, van
de Wav is toegestaan.
D
Paragraaf 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. De tweede zin komt te luiden: De gecombineerde vergunning wordt verleend of verlengd
zonder toets aan artikel 8, eerste lid, onder a en b en c, van de Wav, indien voor
het verrichten van die arbeid een specifieke opleiding, kennis of ervaring is vereist
en die arbeid van wezenlijk belang is voor de eredienst of het functioneren van de
religieuze of levensbeschouwelijke organisatie.
2. Na de derde zin wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Indien een tewerkstellingsvergunning wordt aangevraagd ten behoeve van de tewerkstelling
van de vreemdeling die als voorganger van de eredienst arbeid verricht bij een kerkgenootschap
of een ander genootschap op geestelijke of levensbeschouwelijke grondslag, wordt de
tewerkstellingsvergunning door het UWV verleend zonder toets aan artikel 8, eerste
lid, onder a en b en c, van de Wav, indien voor het verrichten van die arbeid een
specifieke opleiding, kennis of ervaring is vereist en die arbeid van wezenlijk belang
is voor de eredienst of het functioneren van de religieuze of levensbeschouwelijke
organisatie.
E
Paragraaf 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tweede zin wordt na ‘artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, d en f,’ ingevoegd:
van de Wav.
2. In de derde zin wordt na ‘artikel 8, eerste lid, onder a, b en c en f,’ ingevoegd:
van de Wav.
3. Aan de paragraaf wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
Indien een tewerkstellingsvergunning wordt aangevraagd ten behoeve van een kloosterling
of zendeling wordt de tewerkstellingsvergunning door het UWV verleend zonder toepassing
van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c, d en f van de Wav indien voldaan wordt aan
de navolgende voorwaarden:
-
a. de werkzaamheden die de vreemdeling ten behoeve van de religieuze of levensbeschouwelijke
organisatie verricht, zijn noodzakelijk om de doelstelling van de religieuze of levensbeschouwelijke
organisatie te verwezenlijken en komen direct voort uit het zijn van kloosterling
of zendeling;
-
b. er is geen sprake van een dienstbetrekking met die religieuze of levensbeschouwelijke
organisatie;
-
c. in de statuten van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie is het afleggen
van de gelofte van armoede voorgeschreven; en
-
d. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie toont schriftelijk aan dat de betrokken
geestelijk bedienaar de gelofte van armoede ook daadwerkelijk heeft afgelegd.
In het geval dat het afleggen van de gelofte van armoede niet in de statuten is voorgeschreven
geldt – indien de werkzaamheden die de geestelijk bedienaar ten behoeve van de religieuze
of levensbeschouwelijke organisatie verricht, noodzakelijk zijn om de doelstelling
van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie te verwezenlijken en er geen
sprake is van een dienstbetrekking met die religieuze of levensbeschouwelijke organisatie
– de vrijstelling van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c en f van de Wav slechts
indien:
-
a. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie waartoe de geestelijk bedienaar
behoort schriftelijk aantoont dat de geestelijk bedienaar geen beroep zal doen op
de algemene middelen, omdat hij gedurende zijn verblijf in Nederland maandelijks over
middelen beschikt die ten minste gelijk zijn aan het volledige minimummaandloon, bedoeld
in artikel 8, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, dan wel
-
b. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie waartoe de geestelijk bedienaar
behoort aantoont dat de geestelijk bedienaar geen beroep zal doen op de algemene middelen,
omdat de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie zorg zal dragen voor de kosten
van levensonderhoud, inwoning en alle noodzakelijke verzekeringen van de geestelijk
bedienaar en dat die kosten per maand ten minste gelijk zijn aan het volledige minimummaandloon,
bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
F
Paragraaf 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
28. In Nederland werkzame kennismigranten die woonachtig zijn in een andere EER-lidstaat
of Zwitserland
2. In de eerste zin wordt ‘EU-lidstaat’ vervangen door: EER-lidstaat of Zwitserland.
G
In de derde zin van paragraaf 29 wordt ‘artikel 2a, eerste lid, onder e, van het BuWav’
vervangen door: artikel 2a, eerste lid, onder c, van het BuWav.
H
Na paragraaf 30 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
30a. Stagiairs in het kader van het Young Workers Exchange Program
Voor vreemdelingen die voor korter dan drie maanden arbeid verrichten in het kader
van het Young Workers Exchange Program kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend
zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c en d en f, van de Wav.
Bij een verblijf van langer dan drie maanden, maar korter dan één jaar, geldt hetzelfde
voor het advies over het verlenen van de gecombineerde vergunning. De voorwaarden
voor deze uitzonderingsmogelijkheid zijn:
-
a. de stagiair heeft de Canadese nationaliteit;
-
b. de stagiair is ten minste 18 jaar en niet ouder dan 30 jaar;
-
c. de stagiair studeert of is op het moment van de aanvraag niet langer dan 12 maanden
geleden afgestudeerd blijkend uit een bewijs van inschrijving aan een onderwijsinstelling
voor hoger onderwijs of een door de bevoegde autoriteiten gewaarmerkt afschrift van
een diploma.
Voor deze stages geldt dat uit de verklaring van de beoogd werkgever blijkt dat de
stagiair werk zal gaan verrichten dat gerelateerd is aan de studie. Tevens wordt een
gefaseerd stageprogramma overgelegd waaruit blijkt wat de inhoud van de stage is.
De stagiair beschikt, met inbegrip van de stagevergoeding, over een inkomen dat niet
lager mag zijn dan 50% van het minimum(jeugd)loon, bedoeld in artikel 8, eerste lid,
onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Hierbij wordt rekening
gehouden met eigen middelen, zoals beurzen. In verband met een toets op de stagevergoeding
dient door de werkgever een afschrift van de stageovereenkomst te worden overlegd,
met daarin opgenomen de te verstrekken stagevergoeding aan de stagiair.
I
Paragraaf 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste zin wordt na ‘een tewerkstellingsvergunning worden verleend’ ingevoegd:
voor in de regel maximaal 24 weken.
2. In de zesde zin wordt ‘de in Nederlands gevestigde onderneming’ vervangen door: de
in Nederland gevestigde onderneming.
J
Paragraaf 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de derde zin wordt ‘tewerkstellingsplicht’ vervangen door: tewerkstellingsvergunningplicht.
2. In de zesde zin wordt ‘artikel 8, derde lid, onder a, b en c, van de Wav vervangen
door: artikel 8, derde lid, onder c, van de Wav.
3. De tabel in paragraaf 34 wordt vervangen door:
|
Beroepen/functie topsegment
|
Bruto maandsalaris1 vanaf
|
|
Aanvoerder 2de violen, altviolen en contrabassen
|
€ 2.383
|
|
Acteur
|
€ 4.233
|
|
Artistiek (adjunct) directeur dans/musical/cultuurwerkplaats
|
€ 2.987
|
|
Artistiek leider of artistiek adviseur muziek/opera
|
€ 4.020
|
|
Artistiek projectcoördinator cultuurwerkplaats
|
€ 2.118
|
|
Choreograaf
|
€ 3.200
|
|
Danser/musical artiest
|
€ 2.071
|
|
Dirigent
|
€ 4.000
|
|
Eerste concertmeester
|
€ 4.077
|
|
Eerste- of soloblazer, eerste harpist en eerste paukenist
|
€ 2.383
|
|
Kernbegeleiding afdelingen cultuurwerkplaats
|
€ 2.536
|
|
Ontwerper/vormgever (waaronder decor, kostuum, licht, geluid, video)
|
€ 1.921
|
|
Plaatsvervangend eerste concertmeester
|
€ 2.683
|
|
Regisseur
|
€ 4.233
|
|
Solist muziek/opera
|
€ 4.000
|
|
Solocellist
|
€ 3.017
|
|
Technische (project)specialist cultuurwerkplaats
|
€ 2.118
|
|
Zanger/musical artiest
|
€ 2.971
|
X Noot
1Bruto maandsalaris wordt van het jaarinkomen herleid.
K
Paragraaf 40 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste zin wordt ‘artikel 9, eerste lid, onder g, van de Wav’ vervangen door:
artikel 9, eerste lid, onder i, van de Wav.
2. In de vijfde zin wordt ‘artikel 9, eerste lid, onder h, van de Wav’ vervangen door:
artikel 9, eerste lid, onder j, van de Wav.
L
In de eerste en laatste zin van paragraaf 41 wordt ‘artikel 9, eerste lid, onder j,
van de Wav’ telkens vervangen door: artikel 9, eerste lid, onder g, van de Wav.
M
In de eerste en laatste zin van paragraaf 42 wordt ‘artikel 9, eerste lid, onder k,
van de Wav’ telkens vervangen door: artikel 9, eerste lid, onder h, van de Wav.
N
In de negende zin van paragraaf 50 wordt ‘paragraaf 0’ vervangen door: paragraaf 53.
ARTIKEL II
In Bijlage II van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 wordt onder
vernummering van het achtste tot en met het vijfendertigste lid tot het negende tot
en met zesendertigste lid en onder vervanging van de punt aan het eind van de eerste
zin van het zevende lid door een puntkomma, voor de tweede zin van het zevende lid
de aanduiding ‘8’ geplaatst.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
Den Haag, 10 december 2014
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher
TOELICHTING
Met deze wijzigingen van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en de bijhorende
Bijlage I, Uitvoeringsregels Wet arbeid vreemdelingen worden enkele wijzigingen doorgevoerd
die technisch van aard zijn, verduidelijking van het minimumloon betreffen, en aanpassingen
van de Regeling aan het Young Workers Exchange Program die voortvloeien uit het Memorandum
of Understanding tussen Canada en Nederland betreffen.
Artikel I, Onderdelen A, B, D, E, F, G, I, J, K, L, M en N en Artikel II
Deze technische wijzigingen betreffen het herstel van verwijzingsfouten en enkele
andere omissies, die het gevolg waren van de wijziging van de eerdere wijziging van
de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en de bijhorende Uitvoeringsregels
Wet arbeid vreemdelingen met ingang van 1 april 2014.
Artikel I, Onderdeel C
In paragraaf 14, onder artikel 8, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen zijn
de regels omtrent minimumloon verduidelijkt.
Artikel I, Onderdeel H
Tot slot is onder artikel 8, derde lid, van de Wet arbeid vreemdelingen een paragraaf
toegevoegd die ziet op het verrichten van arbeid door stagiairs met de Canadese nationaliteit
in het kader van het Young Workers Exchange Program. Het Young Workers Exchange Program
vloeit voort uit het Memorandum of Understanding tussen Canada en Nederland dat in
2002 is overeengekomen. De verplichtingen die reeds op basis van het MoU gelden en
in de Vreemdelingenwetgeving zijn opgenomen, zijn met deze wijziging nu ook in de
uitvoeringsregels vastgelegd. Ten behoeve van een stagiair met de Canadese nationaliteit
kan – als wordt voldaan aan een aantal voorwaarden – een tewerkstellingsvergunning
worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onder a, b, c en d en
f, van de Wet arbeid vreemdelingen. Bij een verblijf van langer dan drie maanden,
maar korter dan één jaar, geldt hetzelfde voor het advies over het verlenen van de
gecombineerde vergunning.
Artikel III
Deze wijzigingen treden in werking met ingang van 1 januari 2015.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher