Regeling van de Minister van Financiën van 9 december 2014, FM 2014/1900 M, directie Financiële Markten,tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Wft in verband met de invoering van een nieuw wettelijk kader voor geregistreerde gedekte obligaties (Wijziging van de Uitvoeringsregeling Wft ter zake geregistreerde gedekte obligaties)

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 40j van het Besluit prudentiële regels Wft;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervallen de definities ‘aanbiedingsprogramma’, ‘aanvraag’, ‘gedekte obligaties’ en ‘juridisch adviseur’.

B

Hoofdstuk 9a komt te luiden:

HOOFDSTUK 9A. GEREGISTREERDE GEDEKTE OBLIGATIES

Bepalingen ter uitvoering van artikel 40j van het Besluit prudentiële regels Wft

Artikel 20a

Een bank die een verzoek doet als bedoeld in artikel 3:33a, eerste lid, van de wet, overlegt aan de Nederlandsche Bank ten aanzien van de uitgegeven of uit te geven obligaties per categorie:

  • a. een juridische opinie van een juridische deskundige die onafhankelijk is van de verzoekende bank, waaruit de Nederlandsche Bank kan concluderen dat ten aanzien van de obligaties wordt voldaan aan artikel 40d, eerste lid, van het Besluit prudentiële regels Wft;

  • b. de gegevens en bescheiden waarop de juridische opinie, bedoeld in onderdeel a, is gebaseerd;

  • c. een plan voor adequaat beheer van de dekkingsactiva voor de situatie waarin de bank in de toestand komt te verkeren dat zij het beheer van de dekkingsactiva niet langer zelf kan voeren;

  • d. de overeenkomst of overeenkomsten van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva met zijn bestuurder;

  • e. de overeenkomst met een externe accountant voor de controle van de dekkingsactiva, bedoeld in artikel 20f, eerste lid;

  • f. een schriftelijke verklaring van een bestuurder van de bank die het verzoek doet, inhoudende dat de obligaties voldoen aan de artikelen 40d tot en met 40h van het Besluit prudentiële regels Wft; en

  • g. alle overige gegevens en bescheiden die de Nederlandsche Bank nodig acht in het belang van de beoordeling van het verzoek.

Artikel 20b
  • 1. Een bank die een geregistreerde gedekte obligatie uitgeeft, draagt er zorg voor dat de bestuurder van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva:

    • a. een trustkantoor is dat over een vergunning beschikt op grond van de Wet toezicht trustkantoren; of

    • b. een rechtspersoon of natuurlijke persoon naar buitenlands recht is aan wie het op grond van het op die rechtspersoon van toepassing zijnde recht is toegestaan om vergelijkbare werkzaamheden te verrichten als een trustkantoor als bedoeld in onderdeel a en waarop toezicht- en reguleringsvereisten worden toegepast die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke in Nederland worden toegepast.

  • 2. Een bank die een geregistreerde gedekte obligatie uitgeeft, draagt er zorg voor dat de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva geen rechtshandelingen verricht waardoor op die rechtspersoon verplichtingen komen te rusten die gelijk of hoger gerangschikt zijn ten opzichte van de verplichting tot het voldoen van de hoofdsom en rente aan de houders van de geregistreerde gedekte obligaties, tenzij deze dienen voor of verband houden met het beheer, de risicobeheersing, de betaling en de administratie van de geregistreerde gedekte obligaties of de dekkingsactiva.

  • 3. Een bank die een geregistreerde gedekte obligatie uitgeeft, draagt er zorg voor dat de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva, alleen derivatencontracten of andere contracten ten behoeve van risicomitigatie aangaat:

    • a. voor zover dit dienstig is met het oog op risicobeheersing ten behoeve van de houders van de geregistreerde gedekte obligaties;

    • b. die de wederpartij geen bevoegdheid geven om die derivatencontracten of andere contracten ten behoeve van risicomitigatie, op te zeggen, te ontbinden, of de uitvoering daarvan anderszins te beperken of op te schorten vanwege verlies van kredietwaardigheid van de bank; en

    • c. die in geval van verlies van voldoende kredietwaardigheid van de wederpartij, de wederpartij verplichten om gepaste zekerheid te verschaffen of zich als wederpartij te doen vervangen.

Artikel 20c
  • 1. Een bank die een geregistreerde gedekte obligatie uitgeeft, draagt er zorg voor dat de debiteur van de dekkingsactiva zijn woonplaats heeft, respectievelijk is gevestigd of zijn zetel heeft, binnen de grenzen van de lidstaten van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of derde landen die door Europese Commissie op grond van artikel 107, vierde lid, van de verordening kapitaalvereisten zijn aangemerkt als landen die toezicht- en reguleringsvereisten toepassen die tenminste gelijkwaardig zijn aan die welke in de Europese Unie worden toegepast.

  • 2. Een bank die een geregistreerde gedekte obligatie uitgeeft, draagt er zorg voor dat, indien van toepassing, het onderpand behorend bij de dekkingsactiva is gelegen binnen de grenzen van de leden van de lidstaten van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of één van de derde landen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 20d
  • 1. Bij de toepassing van artikel 40f, eerste en tweede lid, van het Besluit prudentiële regels Wft, is de waarde van de dekkingsactiva die behoren tot de soorten die een bank die geregistreerde gedekte obligaties uitgeeft, heeft opgegeven als primair gehanteerde dekkingsactiva, overeenkomstig artikel 40e, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit prudentiële regels Wft, het nominale bedrag.

  • 2. Op de waarde van de dekkingsactiva, bedoeld in artikel 40f van het Besluit prudentiële regels Wft, eerste en tweede lid, worden in mindering gebracht:

    • a. de dekkingsactiva ten aanzien waarvan zich wanbetaling met betrekking tot een specifieke debiteur wordt geacht te hebben voorgedaan als bedoeld in artikel 178 van de verordening kapitaalvereisten;

    • b. dekkingsactiva bestaande uit een vordering ten aanzien waarvan een ander tegenover de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva gerechtigd is tot een deel van de inkomsten uit die vordering, naar rato van de gerechtigheid van die ander in die vordering; en

    • c. blootstellingen als bedoeld in artikel 129, eerste lid, onderdeel c en derde alinea, van de verordening kapitaalvereisten, voor zover het blootstellingen betreft met betrekking tot de bank die geregistreerde gedekte obligaties uitgeeft, of met betrekking tot rechtspersonen die tot dezelfde groep behoren.

  • 3. Bij de toepassing van de artikelen 40f, derde lid, en 40g, eerste lid, van het Besluit prudentiële regels Wft, is de waarde van de in die artikelen bedoelde dekkingsactiva respectievelijk liquide activa de marktwaarde volgens een internationaal geaccepteerde boekhoudstandaard. In afwijking van de vorige volzin, is de waarde van dekkingsactiva respectievelijk liquide activa die bestaan uit giraal geld de nominale waarde.

  • 4. Op de dekkingsactiva, bedoeld in artikel 40f, eerste en tweede lid, zijn de artikelen 208 en 229, eerste lid, van de verordening kapitaalvereisten van toepassing, voor zover het dekkingsactiva betreft als bedoeld in artikel 129, eerste lid, onderdelen d, onder i, e, en f, van de verordening kapitaalvereisten.

  • 5. Het onderpand van dekkingsactiva die bestaan uit leningen of woonkredieten als bedoeld in artikel 129, eerste lid, onderdelen d, onder i, e, en f, van de verordening kapitaalvereisten, wordt ten minste jaarlijks geherwaardeerd. De Nederlandsche Bank kan vereisen dat de herwaardering bedoeld in de vorige volzin vaker plaatsvindt.

Artikel 20e
  • 1. Als liquide activa als bedoeld in artikel 40g van het Besluit prudentiële regels Wft worden aangemerkt:

    • a. blootstellingen als bedoeld in artikel 129, eerste lid, onderdeel a, van de verordening kapitaalvereisten;

    • b. blootstellingen als bedoeld in artikel 129, eerste lid, onderdeel b, van de verordening kapitaalvereisten;

    • c. blootstellingen als bedoeld in artikel 129, eerste lid, onderdeel c, van de verordening kapitaalvereisten; en

    • d. blootstellingen ten aanzien waarvan de Nederlandsche Bank ontheffing heeft verleend, bedoeld in de derde alinea van artikel 129, eerste lid, van de verordening kapitaalvereisten.

  • 2. In aanvulling op artikel 40g, eerste lid, onderdelen a en b, van het Besluit prudentiële regels Wft, draagt een bank die geregistreerde gedekte obligaties uitgeeft, er zorg voor dat de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva, voldoende liquide activa aanhoudt of door middel van dekkingsactiva genereert, om te kunnen voldoen aan betalingsverplichtingen voor de volgende zes maanden jegens derden die, indien die bank in de toestand komt te verkeren dat zij het beheer van de dekkingsactiva niet langer zelf kan voeren, ten opzichte van de verplichting tot het voldoen van hoofdsom en rente aan de houders van de geregistreerde gedekte obligaties, gelijke of hoger gerangschikte vorderingen hebben jegens de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva.

Artikel 20f
  • 1. Een bank die een geregistreerde gedekte obligatie uitgeeft, draagt er zorg voor dat voorafgaand aan de eerste uitgifte onder een categorie geregistreerde gedekte obligaties een overeenkomst wordt aangegaan met een externe accountant voor controle van de dekkingsactiva.

  • 2. De externe accountant voor controle van de dekkingsactiva, bedoeld in het eerste lid, heeft ten minste de volgende contractuele verplichtingen:

    • a. ten minste jaarlijks controleren of de bank, bedoeld in het eerste lid, op correcte wijze heeft berekend dat zij voldoet aan artikel 40f, eerste en tweede lid, van het Besluit prudentiële regels Wft; en

    • b. ten minste jaarlijks controleren of de bank, bedoeld in het eerste lid, op correcte wijze heeft berekend dat zij voldoet aan artikel 40g, eerste lid, van het Besluit prudentiële regels Wft.

  • 3. De overeenkomst met de accountant voor de controles, bedoeld in het tweede lid, bevat waarborgen dat deze controles gehandhaafd blijven nadat de bank, bedoeld in het eerste lid, in de toestand komt te verkeren dat zij het beheer van de dekkingsactiva niet langer zelf kan voeren.

  • 4. Een bank die een geregistreerde gedekte obligatie uitgeeft, draagt er zorg voor dat, zolang die bank niet in de toestand komt te verkeren dat zij het beheer van de dekkingsactiva niet langer zelf kan voeren, een externe accountant ten minste jaarlijks steekproefsgewijs de dossiers die betrekking hebben op de dekkingsactiva controleert.

Artikel 20g
  • 1. Een bank die een geregistreerde gedekte obligatie uitgeeft, voert regelmatig stresstesten uit om vast te stellen of in situaties van financiële stress sprake blijft van een gezonde verhouding tussen de totale uitstaande geregistreerde gedekte obligaties van die bank en de totale geconsolideerde balans van die bank, bedoeld in artikel 40i, eerste en tweede lid, van het Besluit prudentiële regels Wft.

  • 2. De in het eerste lid genoemde stresstesten hebben minimaal betrekking op:

    • a. het kredietrisico;

    • b. het renterisico;

    • c. het valutarisico;

    • d. het liquiditeitsrisico; en

    • e. andere risico’s die de Nederlandsche Bank relevant acht.

  • 3. Bij het uitvoeren van de in het eerste lid genoemde stresstesten wordt rekening gehouden met relevante risico-mitigerende factoren, zoals derivatencontracten en andere contracten ten behoeve van risicomitigatie.

Artikel 20h
  • 1. Een bank die een geregistreerde gedekte obligatie uitgeeft:

    • a. toont ten minste één maal per kwartaal aan de Nederlandsche Bank aan dat de geregistreerde gedekte obligatie voldoet aan de artikelen 40e, tweede tot en met vijfde lid, 40f en 40g van het Besluit prudentiële regels Wft, door aan de Nederlandsche Bank rapportages te verstrekken over de dekkingsactiva en de daar tegenoverstaande verplichtingen en deze toe te lichten;

    • b. toont ten minste jaarlijks aan de Nederlandsche Bank aan dat de bank voldoet aan artikel 40h; en

    • c. verstrekt ten minste jaarlijks aan de Nederlandsche Bank de informatie die de Nederlandsche Bank nodig heeft om haar bevoegdheid ingevolge artikel 40i uit te oefenen.

  • 2. Een bank die een geregistreerde gedekte obligatie uitgeeft, verstrekt aan de Nederlandsche Bank binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening en het jaarverslag van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva. De bank vermeldt daarbij of de jaarrekening al dan niet is vastgesteld en goedgekeurd in overeenstemming met de statuten of oprichtingsakte van die rechtspersoon.

  • 3. Een bank die een geregistreerde gedekte obligatie uitgeeft, en die gedurende de looptijd van de geregistreerde gedekte obligatie voornemens is significante wijzigingen aan te brengen in de voorwaarden die van toepassing zijn op die geregistreerde gedekte obligatie, doet daarvan voorafgaand aan het doorvoeren daarvan mededeling aan de Nederlandsche Bank.

  • 4. Een bank die een geregistreerde gedekte obligatie uitgeeft, verstrekt aan de Nederlandsche Bank alle relevante gegevens en bescheiden met betrekking tot de geregistreerde gedekte obligatie die de Nederlandsche Bank nodig acht in het belang van het uitoefenen van toezicht daarop, zo vaak als de Nederlandsche Bank dit nodig acht.

Artikel 20i
  • 1. Een bank die een geregistreerde gedekte obligatie uitgeeft, verschaft per categorie minimaal elk kwartaal ten minste de volgende gegevens aan de houders van die geregistreerde gedekte obligaties:

    • a. informatie over de krediet-, markt-, valuta-, rente- en liquiditeitsrisico’s verbonden aan de dekkingsactiva en de geregistreerde gedekte obligaties;

    • b. de totale nominale waarde van de uitstaande geregistreerde gedekte obligaties;

    • c. de totale waarde en samenstelling van de dekkingsactiva en de geografische verdeling van de dekkingsactiva;

    • d. de verhouding tussen de totale waarde van de dekkingsactiva volgens artikel 40f, eerste lid, van het Besluit prudentiële regels Wft en de totale nominale waarde van de uitstaande geregistreerde gedekte obligaties;

    • e. de verhouding tussen waarde die dekkingsactiva dienen te hebben op grond van de toepasselijke voorwaarden en de totale nominale waarde van de uitstaande geregistreerde gedekte obligaties;

    • f. de totale waarde en de samenstelling van de liquide activa en de verhouding daarvan tot de betalingsverplichtingen als bedoeld in artikel 40g eerste lid, onderdelen a tot en met c, van het Besluit prudentiële regels Wft;

    • g. de looptijdstructuur van de dekkingsactiva en de uitstaande geregistreerde gedekte obligaties;

    • h. het percentage dekkingsactiva met meer dan negentig achterstallige dagen; en

    • i. informatie over de wederpartijen van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva.

  • 2. De in het eerste lid genoemde informatie is voldoende gedetailleerd om de houders van de geregistreerde gedekte obligaties in staat te stellen om een adequate risicoanalyse uit te voeren.

ARTIKEL II

In afwijking van de artikelen 20a tot en met 20i van de Uitvoeringsregeling Wft blijven de artikelen 20a tot en met 20c van de Uitvoeringsregeling Wft, zoals die artikelen op 31 december 2014 luidden, tot en met 31 december 2015 van toepassing op:

  • a. obligaties die behoren tot voor 1 januari 2015, overeenkomstig artikel 124b van het Besluit prudentiële regels Wft, zoals dat artikel op 31 december 2014 luidde, geregistreerde categorieën; en

  • b. categorieën obligaties ten aanzien waarvan voor 1 januari 2015 een verzoek tot opname in een openbaar register overeenkomstig artikel 124b van het Besluit prudentiële regels Wft, zoals dat artikel op 31 december 2014 luidde, is gedaan, waarop de Nederlandsche Bank voor 1 januari 2015 niet heeft beslist.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

TOELICHTING

Algemeen

Op grond van artikel 40j van het Besluit prudentiële regels Wft (hierna: het Besluit), worden bij of krachtens ministeriële regeling nadere regels gesteld met betrekking tot: (a) de veiligstelling van de dekkingsactiva en de veiligstelling van betaling op de geregistreerde gedekte obligaties op adequate, transparante en verantwoorde wijze en (b) de door een bank die een geregistreerde gedekte obligatie uitgeeft, aan de houders daarvan of aan de Nederlandsche Bank te verstrekken informatie. De regeling met betrekking tot geregistreerde gedekte obligaties in het Besluit is op haar beurt een uitwerking van artikel 3:33a en 3:33b van de Wet op het financieel toezicht (hierna: de wet).

Onderhavige regeling vervangt de bestaande regeling met betrekking tot geregistreerde gedekte obligaties in artikel 20a, 20b en 20c van de Uitvoeringsregeling Wft (hierna: de Uitvoeringsregeling), welke een uitwerking vormen van artikel 124b, eerste lid (oud), van het Besluit. De wijzigingen van deze regeling zijn de uitwerking van de wijzigingen die in het Besluit zijn aangebracht.

Een deel van de voorschriften uit de oude Uitvoeringsregeling Wft wordt geschrapt, omdat deze inmiddels in het Besluit prudentiële regels zijn opgenomen. Van ander deel is de essentie gehandhaafd. Voor wat betreft dat laatste, gaat het in hoofdlijnen om:

  • het vereiste van een bij registratie over te leggen juridische opinie en onderliggende bescheiden;

  • het vereiste van een bij registratie over te leggen schriftelijke verklaring van een bestuurder dat de geregistreerde obligaties voldoen aan de regelgeving;

  • de verplichting voor de uitgevende banken om aan DNB te rapporteren, zodat DNB kan nagaan of aan de voorschriften wordt voldaan.

Daarnaast bevat deze regeling een aantal nieuwe elementen. De belangrijkste elementen die worden toegevoegd, zijn, kort gezegd:

  • een door de uitgevende bank op te stellen plan waarin zij beschrijft hoe adequaat beheer van de dekkingsactiva zal zijn gewaarborgd in de situatie dat de uitgevende bank in gebreke blijft;

  • de bestuurder van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva, dient een trustkantoor onder toezicht van DNB te zijn (of een vergelijkbare entiteit naar buitenlands recht);

  • de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva mag enkel verplichtingen aangaan die in het belang zijn van de obligatiehouders, voor zover het verplichtingen betreft die gelijk of hoger gerangschikt zijn dan de betalingsverplichtingen jegens obligatiehouders;

  • derivaten en andere instrumenten voor risicomitigatie dienen te voldoen aan bepaalde kwalitatieve eisen;

  • regels voor waardering van de dekkingsactiva en liquide activa;

  • een definitie van liquide activa;

  • een aanvullende verplichting om liquide activa aan te houden voor betalingsverplichtingen jegens derden die vergeleken met de houders van de geregistreerde gedekte obligaties een gelijke of hoger gerangschikte vordering hebben;

  • controle van de dekkingsactiva door een externe accountant;

  • uitvoering van regelmatige stresstesten;

  • rapportage door de uitgevende bank aan obligatiehouders.

Tot slot is in deze regeling een aantal bepalingen opgenomen dat in essentie overeenkomt met vereisten die voorheen in het Besluit stonden. Te denken valt aan eisen met betrekking tot de jurisdictie van de dekkingsactiva en de scheiding tussen de uitgevende bank en de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva.

Gevolgen voor het bedrijfsleven

De gevolgen van deze wijziging van de regelgeving voor het bedrijfsleven zijn naar verwachting beperkt omdat de nieuwe regels grotendeels overeenkomen met de contractuele verplichtingen van de uitgevende banken onder de bestaande categorieën. Als opgemerkt in de toelichting op het Besluit, is het doel van de regelgeving onder meer om de financieringskosten van uitgevende banken te verlagen. Naar verwachting hebben de wijzigingen, inclusief de wijzigingen die wel enige extra inspanningen van de uitgevende banken vergen, per saldo een drukkend effect op de kosten van uitgevende banken. De nieuwe regels zullen de obligatiehouders meer zekerheid verschaffen. Naar verwachting zal dit leiden tot meer interesse bij investeerders in Nederlandse geregistreerde gedekte obligaties, hetgeen een drukkend effect heeft op de daarop te betalen rente.

Om banken de gelegenheid te geven hun uitstaande geregistreerde gedekte obligatie aan te passen aan de nieuwe regelgeving als onderdeel van de reguliere periodieke updates van hun geregistreerde gedekte obligaties, is voor bestaande programma’s en al in behandeling zijnde verzoeken voorzien in een overgangstermijn van een jaar om aan de nieuwe regels te voldoen.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Deze definities vervallen omdat zij ofwel door de wijzigingen in het Besluit en de wet overbodig zijn geworden ofwel omdat zij in de tekst van de bepalingen kunnen worden verwerkt.

B
Artikel 20a

In dit artikel is beschreven welke informatie een bank bij De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) moet aanleveren indien zij een obligatie wil registreren als geregistreerde gedekte obligatie. In lijn met het oude artikel 20a, eerste lid, onderdeel a, is in onderdeel a opgenomen dat de bank die om registratie verzoekt, een juridische opinie van een juridische deskundige moet overleggen, waaruit DNB kan concluderen dat is voldaan aan het vereiste tot veiligstelling van de dekkingsactiva (artikel 40d van het Besluit). Aangezien in deze regeling geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om veiligstelling van de dekkingsactiva op andere wijze te bewerkstelligen dan door overgang als beschreven in artikel 40d, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit, dient veiligstelling plaats te vinden door overgang van dekkingsactiva naar een andere rechtspersoon als bedoeld in dat onderdeel. De opinie dient te bevestigen dat rechtsgeldig in de desbetreffende aan de opinie ten grondslag liggende bescheiden is vastgelegd dat de dekkingsactiva ten behoeve van onder meer de obligatiehouders zijn veiliggesteld op voornoemde wijze. Vanzelfsprekend behoeft de opinie enkel betrekking te hebben op juridische oordeelsvorming.

Onder een juridisch adviseur wordt verstaan een juridisch geschoolde deskundige persoon die onafhankelijk is van de uitgevende bank en die vanuit zijn wettelijke of professionele taak een juridische opinie kan afgeven waaruit DNB kan concluderen dat ten aanzien van de obligaties wordt voldaan aan artikel 40d, eerste lid van het Besluit. De onafhankelijke oordeelsvorming van de juridisch adviseur dient buiten twijfel te staan. Dit impliceert dat de adviseur niet werkzaam is bij de uitgevende bank, of daaraan is verbonden, hetgeen overigens niet uitsluit dat de adviseur betrokken is bij de vormgeving van de uitgifte, de overgang van de dekkingsactiva, of anderszins (vaker) de uitgevende bank adviseert. Advocaten, bedrijfsjuristen, notarissen of vergelijkbare beroepsbeoefenaren kunnen bijvoorbeeld deskundig worden geacht.

Op grond van onderdeel b dient DNB tevens de schriftelijke bescheiden met betrekking tot de uitgifte waarop de juridische opinie is gebaseerd te ontvangen. Gedacht kan worden aan transactiedocumenten zoals de overeenkomsten met betrekking tot de overgang van de dekkingsactiva en de overeenkomsten waarin is vastgelegd dat de dekkingsactiva dienen ter dekking van de verplichtingen van de uitgevende bank onder de desbetreffende obligaties. Ook kan worden gedacht aan administratieve documenten met betrekking tot de dekkingsactiva.

Onderdeel c betreft, ten opzichte van de tot dusver geldende regels, een nieuw over te leggen document: een plan voor beheer van de dekkingsactiva als de uitgevende bank in de toestand komt te verkeren dat zij het beheer van de dekkingsactiva niet langer zelf kan voeren. In een going concern situatie is het gebruikelijk dat de bank het beheer van de dekkingsactiva zelf uitvoert, waaronder het innen van de betalingen van schuldenaren van de dekkingsactiva. Dit vindt doorgaans plaats op grond van een beheersovereenkomst tussen de bank die de geregistreerde gedekte obligaties uitgeeft en de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva.

De toepasselijke voorwaarden definiëren gebeurtenissen die ertoe leiden dat de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva het beheer van de dekkingsactiva overneemt of een overeenkomst aangaat met een derde om het beheer daarvan uit te voeren. Als die gebeurtenissen zich voordoen, is de situatie ingetreden dat de bank in de toestand is komen te verkeren dat zij het beheer van de dekkingsactiva niet langer zelf kan voeren. Ook los van de toepasselijke voorwaarden zal de bank het beheer van de dekkingsactiva niet langer kunnen voeren indien haar faillissement wordt uitgesproken. In voornoemde situaties moet gewaarborgd zijn dat het beheer van de dekkingsactiva effectief door of namens de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva kan worden overgenomen. Om aan te tonen dat de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva hiertoe in staat is, dient de uitgevende bank een specifiek plan aan te leveren waarin de operationele procedures en interne controles voor het management van de categorie gedekte obligaties beschreven worden. Dit plan dient daarenboven de aanwezige waarborgen voor continuering hiervan in te omvatten voor de situaties waarin de bank in de toestand komt te verkeren dat zij het beheer van de dekkingsactiva niet langer zelf kan voeren.

In de beschrijving van de bovengenoemde waarborgen komen ten minste de volgende elementen aan de orde:

  • Een overzicht van de activiteiten die worden uitgevoerd met betrekking tot het beheer, de risicobeheersing, de betaling en de administratie van de geregistreerde gedekte obligaties, en waar van toepassing, de dekkingsactiva.

  • Welke omstandigheden, zoals verlies van voldoende kredietwaardigheid of insolventie van de uitgevende bank, een overdracht van bovengenoemde activiteiten naar de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva vereisen.

  • Welke omstandigheden, zoals verlies van voldoende kredietwaardigheid of insolventie van de wederpartij, een overdracht van bovengenoemde activiteiten naar een andere wederpartij vereisen.

  • De operationele aspecten van de overdracht van bovengenoemde activiteiten, waaronder IT- en personeelgerelateerde aspecten.

  • Indien wederpartijen die bovengenoemde activiteiten uitvoeren, mogelijkheden hebben om bij verlies van kredietwaardigheid van de uitgevende bank de overeenkomst met de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva te beëindigen of op te schorten, dient dit te worden aangegeven en dient de bank uiteen te zetten hoe de continuïteit van het beheer, betaling en administratie van dekkingsactiva niettemin is gewaarborgd. Beëindigen of opschorten in dergelijke gevallen, is overigens uitgesloten voor derivatencontracten en andere contracten ten behoeve van risicomitigatie (zie artikel 20b, tweede lid, onderdeel b).1 Overeenkomsten die gericht zijn op waarborging van operationele processen zijn in beginsel niet aan te merken als contracten ten behoeve van risicomitigatie.

Onderdeel d betreft de overeenkomst met de bestuurder van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva. Hierbij dient – afhankelijk van de gekozen inkleding van de rechtsverhouding tussen de bestuurder en de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva – in de eerste plaats gedacht te worden aan de managementovereenkomst en de bestuurdersovereenkomst.

Onderdeel f schrijft voor dat een bestuurder van de uitgevende bank, dat wil zeggen de rechtspersoon die de obligaties uitgeeft, dient te verklaren dat de obligaties voldoen aan artikel 40d tot en met 40h van het Besluit (hetgeen impliceert dat tevens wordt verklaard dat de obligaties voldoen aan de uitwerking daarvan in deze regelgeving).

Op grond van onderdeel g kan DNB nadere informatie opvragen ter beoordeling van het verzoek.

Artikel 20b

Artikel 20b bevat eisen betreffende de governance van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva en de rechtshandelingen die deze verricht.

Het eerste lid bepaalt dat de bestuurder van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva een vergunninghoudend trustkantoor is of een vergelijkbare natuurlijke persoon of rechtspersoon waarop buitenlands recht van toepassing is. DNB houdt op grond van de Wet toezicht trustkantoren toezicht op trustkantoren die in Nederland zijn gevestigd of in Nederland diensten verrichten. De Wet toezicht trustkantoren bevat regels voor waarborging van de betrouwbaarheid en geschiktheid van personen die bij het trustkantoor werkzaam zijn. Het toezicht op het trustkantoor en daarmee op de bestuurder van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva, blijft bestaan na faillissement of afwikkeling van de uitgevende bank. Indien het bestuur wordt gevormd door een vergelijkbare natuurlijke of rechtspersoon naar buitenlands recht, dient het toezicht daarop en de regulering daarvan tenminste gelijkwaardig te zijn, dit ter beoordeling aan DNB. Indien de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva, zoals gebruikelijk, in Nederland is gevestigd, zal ook een buitenlands trustkantoor dat daaraan diensten verleent, overigens al snel binnen het bereik van de Wet toezicht trustkantoren komen (zie artikel 2, tweede lid, van de Wet toezicht trustkantoren).

Het tweede lid heeft tot doel om te voorkomen dat op voornoemde rechtspersoon verplichtingen komen te rusten die ten koste gaan van het verhaal van de obligatiehouders. Daartoe is bepaald dat de uitgevende bank er zorg voor draagt dat de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva kort gezegd alleen rechtshandelingen aangaat die nodig of wenselijk zijn voor het vervullen van zijn taak. Hierbij dient bijvoorbeeld gedacht te worden aan derivatencontracten voor risicobeheersing, overeenkomsten met een servicer voor inning van de betalingen op de dekkingsactiva, overeenkomsten met een accountant voor auditing van de dekkingsactiva en overeenkomsten met bestuurders van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingactiva. De uitgevende bank dient hiertoe in de statuten van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva een doelomschrijving op te (doen) nemen die in lijn is met dit lid.

Het derde lid bevat voorschriften die specifiek zijn gericht op derivatencontracten en andere contracten ten behoeve van risicomitigatie. Onderdeel a bepaalt, in lijn met het eerste lid, dat derivatencontracten en andere contracten ten behoeve van risicomitigatie uitsluitend mogen worden gebruikt voor zover dit de risicobeheersing in het belang van obligatiehouders ten goede komt. Gebruikte instrumenten kunnen bijvoorbeeld zijn: valutaswaps, renteswaps en total return swaps.

Onderdeel b en c stellen kwaliteitseisen aan de gebruikte derivatencontracten en andere contracten ten behoeve van risicomitigatie. Het doel hiervan is om in het belang van de obligatiehouders het tegenpartijrisico van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva te beperken.

Ter zekerstelling van de kasstromen uit derivatencontracten of andere contracten ten behoeve van risicomitigatie bepaalt onderdeel b dat deze geen voorwaarden mogen bevatten die bij verlies van kredietwaardigheid van de uitgevende bank de wederpartij van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva de mogelijkheid geven om deze om die reden op te zeggen, te ontbinden of de uitvoering daarvan anderszins te beperken of op te schorten.

Onderdeel c heeft betrekking op verlies van kredietwaardigheid van de wederpartij met wie de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva een derivatencontract of ander contract ten behoeve van risicomitigatie heeft afgesloten. In de overeenkomst met deze wederpartij dient te zijn opgenomen dat deze bij verlies van voldoende kredietwaardigheid zekerheid dient te verschaffen of zich als wederpartij moet laten vervangen. Wat ‘voldoende kredietwaardigheid’ is, is ter beoordeling aan DNB. Anders dan bij onderdeel b wordt gesproken van verlies van ‘voldoende’ kredietwaardigheid omdat niet elk verlies van kredietwaardigheid gevolgen behoeft te hebben. ‘Gepaste zekerheid’ kan onder meer bestaan uit het verschaffen van onderpand of een garantie van een derde, voldoende kredietwaardige partij. Uiteraard impliceert onderdeel c ook dat de wederpartij bij het aangaan van de transactie over voldoende kredietwaardigheid moet beschikken.

Artikel 20c

Artikel 20c bevat restricties ten aanzien van de jurisdictie van de debiteur van de dekkingsactiva en de jurisdictie van het onderpand dat aan de dekkingsactiva verbonden is, bijvoorbeeld een onroerende zaak of een schip. De toegestane jurisdicties zijn in beginsel beperkt tot de Europese Economische Ruimte. Ook toegelaten zijn jurisdicties die voldoen aan de kwaliteitseisen van artikel 107, vierde lid, van de verordening kapitaalvereisten. Doel van artikel 20c is om te waarborgen dat de verkoop of uitwinning van de dekkingsactiva en het bijbehorend onderpand juridisch afdwingbaar is. Nadere waarborgen in dit verband zijn opgenomen in artikel 20d, vierde lid.

Artikel 20d

Artikel 20d bevat regels voor de waardering van de dekkingsactiva en liquide activa met het oog op toepassing van de regels voor minimale hoeveelheden dekkingsactiva van artikel 40f, eerste en tweede lid, respectievelijk de liquiditeitsbuffer van artikel 40g, eerste lid, van het Besluit.

Het eerste lid bepaalt dat dekkingactiva die overeenkomstig artikel 40e, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit worden gehanteerd als primaire dekkingsactiva, worden gewaardeerd op de nominale waarde. Dat wil zeggen, op het bedrag van de vordering waaruit het betreffende dekkingsactivum bestaat. In het (in de praktijk moeilijk voorstelbare) geval dat de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva samen met een derde rechthebbende is van de vordering, dient de waarde van het dekkingsactivum naar rato van die deelgerechtigdheid verminderd te worden.

Het tweede lid schrijft met het oog op de soliditeit van de berekening van de waarde van de dekkingsactiva voor dat een drietal soorten activa niet meetelt bij de bepaling van de waarde van de dekkingsactiva.

Ten eerste geldt dit voor activa ten aanzien waarvan zich wanbetaling heeft voorgedaan als bedoeld in onderdeel a. Ten tweede geldt dit op grond van onderdeel b voor vorderingen ten aanzien van de opbrengst waarvan een ander dan de rechthebbende van dekkingsactiva gerechtigd is. In dit geval betreft het niet een situatie zoals hiervoor, waarin een derde mede als rechthebbende van het dekkingsactivum moet worden aangemerkt, maar een situatie waarin hij op grond van de wet of op grond van een rechtshandeling zodanige rechten heeft ten aanzien van dat specifieke dekkingsactivum, dat hij tenminste gedeeltelijk als ‘economisch eigenaar’ moet worden aangemerkt. Het betreft dan rechten die (a) betrekking hebben op een specifiek dekkingsactivum (een algemeen verhaalsrecht op het vermogen van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva is onvoldoende); en (b) gelijk of hoger gerangschikt zijn vergeleken met de aanspraken van de obligatiehouders.

Dit doet zich in de praktijk voor wanneer de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva een overeenkomst aangaat met een bank of verzekeraar waarin wordt afgesproken dat die bank of verzekeraar obligatoir gerechtigd wordt tot een deel van de opbrengst van een individuele hypotheeklening. Als tegenprestatie verplicht de bank of verzekeraar zich veelal om aan de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva te betalen de (opgebouwde of periodieke) betalingen van de consumenten aan wie een hypotheeklening is verstrekt uit hoofde van een bankspaardeposito eigen woning of een spaarverzekering waarmee die consument een aanspraak opbouwt voor de aflossing van zijn hypotheeklening. Als de betreffende hypotheeklening wordt afgelost (al dan niet in geval van uitwinningen), is de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva veelal verplicht de bank of verzekeraar bij voorrang een deel van die aflossing te betalen ter grootte van de aanspraak van de bank of verzekeraar. Voor de dekkingsactiva waarin de bank of verzekeraar inderdaad bij voorrang gerechtigd is, is een aftrek op grond van deze bepaling voorgeschreven.2

Onderdeel c beoogt te voorkomen dat blootstellingen van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva aan de uitgevende bank in aanmerking komen als dekkingsactiva. Hierbij valt te denken aan giraal geld dat de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva aanhoudt bij de uitgevende bank of aan obligaties van die bank. Een dergelijke vordering biedt geen extra verhaal voor de houders van de geregistreerde gedekte obligaties. Blootstellingen jegens rechtspersonen die in de zin van artikel 2:24b Burgerlijk Wetboek tot dezelfde groep behoren als de uitgevende bank komen evenmin in aanmerking. De blootstellingen bedoeld in dit onderdeel kunnen overigens wel in aanmerking komen als liquide activa (zie artikel 20e).

Het derde lid bevat de regels voor waardering van activa waarop het eerste lid geen betrekking heeft, te weten dekkingsactiva die niet primair als dekkingsactiva worden gehanteerd als bedoeld in artikel 40f, derde lid, en liquide activa als bedoeld in artikel 40g van het Besluit. Gelet op het soort activa dat dit betreft – voornamelijk staatsobligaties, obligaties van banken en giraal geld – en op de functie die zij vervullen, is waardering op marktwaarde het meest passend. Dit dient te gebeuren conform een internationaal geaccepteerde boekhoudstandaard zoals de International Financial Reporting Standards (IFRS) of de Nederlandse versie van de Generally Accepted Accountancy Principles (‘Dutch GAAP’). Het voorgaande lijdt uitzondering wanneer het dekkingsactivum bestaat uit giraal geld (species van blootstellingen aan instellingen als bedoeld in artikel 129, eerste lid, onderdeel c, van de verordening kapitaalvereisten).

In het vierde lid zijn specifieke normen opgenomen ter waarborging van de deugdelijkheid van onderpand van, kort gezegd, hypotheekleningen aan consumenten en bedrijven. Alleen hypotheekleningen aan consumenten en bedrijven die aan deze waarderings- en degelijkheidsnormen voldoen, komen in aanmerking als dekkingactiva bij de toepassing van het eerste en tweede lid van artikel 40f van het Besluit.

In aanvulling op het vierde lid, schrijft het vijfde lid voor dat het onderpand van de dekkingsactiva die bestaan uit hypotheekleningen aan consumenten en bedrijven tenminste jaarlijks worden geherwaardeerd. Dit kan bijvoorbeeld geschieden door middel van indexatie. Voor hypotheekleningen aan consumenten is dit voorschrift een verzwaring ten opzichte van artikel 208, derde lid, onderdeel a, van de verordening kapitaalvereisten.

Artikel 20e

Artikel 20e geeft een opsomming van de soorten activa die uitgevende banken kunnen gebruiken om te voldoen aan hun verplichtingen tot het aanhouden van liquide activa ingevolge artikel 40g van het Besluit. De liquide activa bedoeld in de onderdelen b, c, en d, zullen tot de vereiste minimale kredietkwaliteitscategorie, vermeld in de relevante onderdelen van artikel 129, eerste lid, van de verordening kapitaalvereisten moeten behoren.

Als waarborg dat de liquide activa voldoende zijn om de in artikel 40g, eerste lid, onderdeel a en b, van het Besluit, genoemde verplichtingen jegens obligatiehouders te kunnen nakomen, is in artikel 20e voorgeschreven dat de uitgevende bank er zorg voor dient te dragen dat de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva tevens doorlopend liquide activa aanhoudt of door dekkingsactiva genereert voor bepaalde verplichtingen van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva.

Het betreft de verplichtingen van voornoemde rechtspersoon die jegens haar opeisbaar zijn als de uitgevende bank in de toestand komt te verkeren dat zij het beheer van de dekkingsactiva niet langer zelf kan voeren. In dat geval zal voornoemde rechtspersoon het beheer van de dekkingsactiva zelf moeten (doen) uitvoeren. De verplichtingen die hierdoor op voornoemde rechtspersoon komen te rusten in de eerste zes maanden, mogen niet ten koste gaan van de capaciteit om de verplichtingen jegens obligatiehouders in die periode te voldoen. Daarom is bepaald dat ook voor dergelijke additionele verplichtingen die gelijk of hoger gerangschikt zijn dan de betalingsverplichting jegens de obligatiehouders, liquide activa beschikbaar moeten zijn.

De hoogte van de in dit onderdeel bedoelde verplichtingen kan worden vastgesteld aan de hand van de relevante overeenkomsten die de uitgevende bank of de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva is aangegaan voor het beheer, de betaling en de administratie van de geregistreerde gedekte obligaties, met bijvoorbeeld de bestuurder, externe accountant en servicer. Voor zover nog geen overeenkomsten zijn aangegaan of wijzigingen zullen optreden, kan de hoogte van de verplichtingen door DNB worden geschat.

Overeenkomsten voor risicobeheersing in de vorm van derivatencontracten en andere risicomitigatie-instrumenten die al in aanmerking worden genomen op grond van artikel 40g, eerste lid, onderdeel a en b jo. derde lid, vallen niet onder de aanvullende verplichting van dit onderdeel.

Artikel 20f

Artikel 20f voorziet in externe controle met betrekking tot de waardering van de dekkingsactiva en de berekening of de uitgevende bank voldoet aan de eisen voor de minimale hoeveelheid dekkingsactiva van artikel 40f en de liquiditeitsbuffer van artikel 40g van het Besluit.

Het eerste lid bepaalt dat de uitgevende bank hiertoe een overeenkomst aangaat of doet aangaan met een externe accountant, te weten een accountant die niet in dienst is bij de uitgevende bank. De overeenkomst wordt gesloten door de uitgevende bank of de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva.

Op grond van het tweede lid dient de externe accountant de berekening van de minimale hoeveelheid dekkingsactiva en de liquiditeitsbuffer jaarlijks te controleren. De externe accountant controleert in dit kader of de benodigde gegevens voorhanden zijn om de berekening te maken en of deze op juiste wijze is uitgevoerd.

De overeenkomst met de externe accountant moet ingevolge het derde lid waarborgen bevatten dat controles worden voortgezet als de uitgevende bank in de toestand komt te verkeren dat zij het beheer van de dekkingsactiva niet langer zelf kan voeren. Voor een beschrijving van wanneer van deze toestand sprake is, wordt verwezen naar de toelichting op artikel 20a, onderdeel c. Voornoemde waarborgen kunnen bijvoorbeeld erin bestaan dat de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva partij is bij de overeenkomst en dat de toestand van de uitgevende bank op grond van die overeenkomst geen invloed heeft op de verplichtingen van de externe accountant.

Het vierde lid schrijft voor dat een externe accountant jaarlijks een steekproef houdt ter controle van de dossiers met betrekking tot de dekkingsactiva. Deze controle betreft de waardering van de dekkingsactiva en de administratie die op de dekkingsactiva betrekking heeft. Betreffende dossiers kunnen behalve in fysieke, ook in elektronische vorm worden bewaard. Deze verplichting is opgenomen in een apart lid, omdat het derde lid hierop niet van toepassing is. De uitgevende bank heeft de mogelijkheid de steekproeven te regelen in een aparte overeenkomst met een externe accountant en niet op te nemen in de overeenkomst bedoeld in het eerste lid.

DNB ontvangt de verslagen van de uitkomsten van de controles van de externe accountant bedoeld in dit artikel op grond van artikel 20h.

Artikel 20g

In artikel 40i van het Besluit is kort gezegd bepaald dat DNB erop toeziet dat uitgifte van geregistreerde gedekte obligaties geen afbreuk doet aan een gezonde verhouding tussen de uitstaande geregistreerde gedekte obligaties en de totale consolideerde balans van de uitgevende bank. Artikel 20g schrijft voor dat de uitgevende bank met het oog op voornoemde toets regelmatig stresstesten uitvoert. Hoe vaak ‘regelmatig’ is, is ter beoordeling aan DNB, waarbij zij rekening houdt met fluctuaties ten aanzien van de relevante risico’s.

De uitgevende bank dient ervoor te zorgen dat voldoende dekkingsactiva en liquide activa aanwezig zijn die voldoen aan de vereisten van de regelgeving. Onderdeel van voornoemde gezonde verhouding is daarom dat de uitgevende bank op haar balans activa voorhanden heeft die zij als dekkingsactiva kan doen overgaan, mochten de bestaande dekkingsactiva niet langer aan de vereisten voldoen. Om de capaciteit van de uitgevende bank te dien aanzien te testen, is van belang dat de uitgevende bank stresstesten uitvoert waarin wordt bezien of in tijden van verslechterende marktomstandigheden en toegenomen risico’s voldoende dekkingsactiva kunnen overgaan naar de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva, zonder dat afbreuk gedaan wordt aan de gezonde balansverhoudingen van de uitgevende bank.

Een relevant risico in dit verband is het kredietrisico verbonden aan de dekkingsactiva, dat zowel de kans op wanbetaling als de kans op daling van de waarde van het onderpand omvat. Daarnaast zijn de liquiditeitsrisico’s van de uitgevende bank relevant: wanneer de uitgevende bank in toenemende mate aangewezen raakt op gedekte financiering (al dan niet van de centrale bank) bestaat de kans dat dat afbreuk doet aan het uitgangspunt van een gezonde balansverhouding. Andere aspecten die, afhankelijk van de omstandigheden, relevant kunnen zijn, zijn veranderingen in de renteomgeving en de wisselkoersen die kunnen leiden tot een daling van de waarde van de dekkingsactiva en tot hogere verplichtingen ten aanzien van de uitgegeven obligaties. De risico’s verbonden aan de laatste twee factoren kunnen overigens zijn gemitigeerd door derivaten, zoals valutaswaps en renteswaps. Ingevolge het derde lid zal DNB daar rekening mee houden.

Artikel 20h

Artikel 20h betreft de rapportageverplichtingen van de uitgevende bank jegens DNB na registratie, voor de periode dat geregistreerde gedekte obligaties uitstaan (zie voor de eisen bij registratie, artikel 20a). Op basis hiervan kan de DNB toetsen of de uitgevende bank voldoet aan de eisen van de regelgeving. De rapportage-eisen zijn grotendeels gelijk aan de reeds bestaande rapportageverplichtingen op grond van artikel 20c van de Uitvoeringsregeling, zoals dit tot dusver gold.

In het derde lid is de bepaling opgenomen dat de uitgevende bank voornemens van significante wijzigingen van de toepasselijke voorwaarden, voorafgaand aan het doorvoeren daarvan, dient te melden bij DNB. Het gaat bij ‘significante wijzigingen’ om alle wijzigingen waarvan de uitgevende bank redelijkerwijs dient te begrijpen dat deze relevant zijn voor de uitoefening van het toezicht. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan vervanging van de bestuurder van de rechtspersoon die rechthebbende is van de dekkingsactiva, of vervanging of toevoeging van een wederpartij van die rechtspersoon. Van een ‘voornemen’ is in ieder geval sprake zodra er door de bevoegde personen binnen de uitgevende bank interne besluitvorming over de significante wijziging heeft plaatsgevonden.

Nieuw is dat in het vierde lid is bepaald dat DNB de mogelijk heeft om aanvullende relevante gegevens en bescheiden op te vragen, indien zij dit nodig acht. Op grond hiervan, kan DNB onder meer vaker verzoeken om informatie aan te leveren dan in de voorgaande leden van artikel 20h is bepaald.

Artikel 20i

Artikel 20i betreft de informatieverplichting van de uitgevende bank jegens obligatiehouders. Dit transparantievereiste is opgenomen om obligatiehouders inzicht te geven in de waarde, dekking en risico’s van hun investering.

Artikel II

Evenals in het Wijzigingsbesluit financiële markten 2015 is gebeurd voor de nieuwe bepalingen voor geregistreerde gedekte obligaties in het Besluit, is in deze regeling overgangsrecht opgenomen dat betrekking heeft op reeds uitgeven categorieën geregistreerde gedekte obligaties en categorieën ten aanzien waarvan reeds een verzoek tot registratie is gedaan. Consistent met voornoemd wijzigingsbesluit blijven de relevante bepalingen van de Uitvoeringsregeling, zoals deze op 31 december 2014 golden, op die gevallen tot en met 31 december 2015 van toepassing.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Onder de term ‘contracten ten behoeve van risicomitigatie’ dient hetzelfde te worden verstaan als ‘risicomitigatie-instrumenten’ genoemd in artikel 40g, derde lid, van het Besluit prudentiële regels Wft. De reden dat hier gebruik wordt gemaakt van andere terminologie is omdat in deze regeling regels worden gesteld ten aanzien van de contractuele aspecten van risicomitigatie-instrumenten.

X Noot
2

Ter voorkoming van misverstanden is het van belang op te merken dat onderdeel b ziet op een aanspraak van een derde op het betreffende dekkingsactivum en niet ziet op mogelijke risico's die zouden kunnen leiden tot een vermindering van de lening of waarde van het dekkingsactivum, zoals verweren van betreffende debiteur tegen betaling of verrekening. Om die reden leidt het risico van verrekening van een bankspaardeposito eigen woning met een hypotheeklening op grond van artikel 3:265d van de wet dus ook niet tot een aftrek op grond van dit lid.

Naar boven