Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 8 december 2014, nr. WJZ/14011574, tot kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw (Regeling kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 4 van het Besluit kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

CO2-jaarvracht:

totale CO2-emissie van de inrichting in een kalenderjaar;

emissieaangifte:

aangifte van de CO2-jaarvracht van de inrichting;

inrichting:

inrichting als bedoeld in artikel 15.51 van de wet;

inrichting regime A:

inrichting die in een kalenderjaar 305 ton CO2 of meer emitteert;

inrichting regime B:

inrichting die in een kalenderjaar minder dan 305 ton CO2 emitteert.

Artikel 2

  • 1. De minister houdt een register bij van inrichtingen.

  • 2. Degene die een inrichting drijft meldt zich voor registratie aan bij de minister.

  • 3. Bij beëindiging laat degene die de inrichting dreef zich uit het register uitschrijven.

  • 4. Het tweede lid is niet van toepassing op inrichtingen die zijn ingeschreven op grond van artikel 2:1 van Verordening PT CO2 sectorsysteem glastuinbouw 2011.

Artikel 3

  • 1. Degene die een inrichting regime A drijft dient over het voorafgaande kalenderjaar vóór 1 juli bij de minister een emissieaangifte in.

  • 2. Degene die een inrichting regime B drijft dient eenmalig op het moment dat de inrichting een kalenderjaar in werking is een emissieaangifte in over dat kalenderjaar.

  • 3. Degene die een inrichting drijft bepaalt de CO2-jaarvracht over 2014 overeenkomstig de in bijlage 1 opgenomen berekeningsmethode en over 2015 en volgende jaren overeenkomstig de in bijlage 2 opgenomen berekeningsmethode.

  • 4. Bij niet tijdige indiening van de emissieaangifte stelt de minister de CO2-jaarvracht ambtshalve vast.

  • 5. Degene die een inrichting drijft bewaart gedurende tenminste vijf jaren na indiening de gegevens en uitgevoerde berekeningen die ten grondslag liggen aan de CO2-jaarvracht en de facturen en andere schriftelijke afleveringsbewijzen van gas, elektriciteit en warmte.

Artikel 4

  • 1. De minister stelt op basis van de jaarlijkse emissieaangiften van inrichtingen regime A en de eenmalig door inrichtingen regime B ingediende emissieaangiften de door de inrichtingen gezamenlijk in een kalenderjaar geëmitteerde hoeveelheid CO2 vast.

  • 2. De afrekening van de verschuldigde vergoeding vindt plaats op basis van de formule, bedoeld in artikel 3 van het Besluit kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw, waarbij voor het jaar 2014 de formule zoals deze luidde op 31 december 2014, van toepassing is.

Artikel 5

  • 1. Het register van inrichtingen van het Productschap Tuinbouw, bedoeld in artikel 2.1 van Verordening PT CO2 sectorsysteem glastuinbouw 2011, wordt overgedragen aan de minister en in het register, bedoeld in artikel 2, eerste lid, opgenomen.

  • 2. De in 2012, 2013 en 2014 bij het Productschap Tuinbouw ingediende emissieaangiften worden overgedragen aan de minister.

Artikel 6

Archiefbescheiden van het Productschap Tuinbouw betreffende zaken die op basis van deze regeling worden behartigd door de minister, worden overgedragen aan de minister, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1955 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling kostenverevening reductie

CO2-emissies glastuinbouw.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 8 december 2014

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

BIJLAGE 1

Methode voor de bepaling van de CO 2-jaarvracht over 2014

  • 1. De CO2-jaarvracht van de inrichting wordt bepaald door de CO2-emissie behorende bij het totale gasverbruik van de inrichting (Eg) en behorende bij warmte afgenomen van een inrichting waarop de titels 15.13 en 16.2 van de Wet niet van toepassing zijn (Ew) te verminderen met de CO²2-emissie gerelateerd aan het gasverbruik ten behoeve van de totale elektriciteitslevering vanuit de inrichting aan het elektriciteitsnet (Ee);

  • 2. De CO2-emissie, in ton CO2, gerelateerd aan het totale gasverbruik (Eg) wordt berekend volgens de formule:

    An x 31.65 x 56.8 / 1.000.000.

    Hierbij staat An voor de in het betrokken kalenderjaar verbruikte hoeveelheid gas in normaal kubieke meters;

  • 3. De CO2-emissie, in ton CO2, gerelateerd aan de aan het elektriciteitsnet geleverde elektriciteit (Ee) wordt berekend volgens de formule:

    B x 0,2736.

    B staat voor de in het betrokken kalenderjaar aan het elektriciteitsnet geleverde elektriciteit in megawattuur.

  • 4. De CO2-emissie, in ton CO2, gerelateerd aan de warmte afgenomen van een inrichting waar de titels 15.13 en 16.2 van de Wet niet op van toepassing zijn (Ew), wordt berekend op basis van de door de toeleverancier van de warmte aangeleverde gegevens over:

    • het totale gasverbruik van de installatie(s);

    • de totale elektriciteitsproductie van de installatie(s);

    • de totale warmte productie van de installatie(s);

    • de geleverde hoeveelheid warmte aan de inrichting waarvan de jaarvracht bepaald moet worden.

    Indien bovengenoemde gegevens niet beschikbaar zijn, wordt de Ew in ton CO2 bepaald op basis van een gecertificeerde meting van de toegeleverde hoeveelheid warmte in Gigajoule (GJ) vermenigvuldigd met de factor 0,055 ton CO2 /GJ.

  • 5. Het gasverbruik van de inrichting wordt bepaald op basis van de jaarfactuur van de energiemaatschappij en op basis van andere schriftelijke afleveringsbewijzen van gas.

  • 6. De hoeveelheid door de inrichting aan het elektriciteitsnet geleverde elektriciteit wordt bepaald op basis van de eindafrekening voor het betrokken jaar van de energiemaatschappij.

BIJLAGE 2

Methode voor de bepaling van de CO2-jaarvracht over 2015 en volgende jaren

  • 1. De CO2-jaarvracht van de inrichting wordt bepaald door de CO2-emissie behorende bij het totale gasverbruik van de inrichting (Eg) en behorende bij warmte afgenomen van een inrichting waarop de titels 15.13 en 16.2 van de wet niet van toepassing zijn (Ew).

  • 2. De CO2-emissie, in ton CO2, gerelateerd aan het totale gasverbruik (Eg) wordt berekend volgens de formule:

    An x 31.65 x 56.8 / 1.000.000.

    Hierbij staat An voor de in het betrokken kalenderjaar verbruikte hoeveelheid gas in normaal kubieke meters.

  • 3. De CO2-emissie, in ton CO2, gerelateerd aan de warmte afgenomen van een inrichting waar de titels 15.13 en 16.2 van de wet niet op van toepassing zijn (Ew), wordt berekend op basis van de door de toeleverancier van de warmte aangeleverde gegevens over:

    • het totale gasverbruik van de installatie(s);

    • de totale elektriciteitsproductie van de installatie(s);

    • de totale warmte productie van de installatie(s);

    • de geleverde hoeveelheid warmte aan de inrichting waarvan de jaarvracht bepaald moet worden.

    Indien bovengenoemde gegevens niet beschikbaar zijn, wordt de Ew in ton CO2 bepaald op basis van een gecertificeerde meting van de toegeleverde hoeveelheid warmte in Gigajoule (GJ) vermenigvuldigd met de factor 0,055 ton CO2 /GJ.

  • 4. Het gasverbruik van een inrichting wordt bepaald op basis van de jaarfactuur van de energiemaatschappij en op basis van andere schriftelijke afleveringsbewijzen van gas.

TOELICHTING

1. Inleiding

De totstandkoming van de Regeling kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw (hierna: Regeling kostenverevening) houdt verband met de opheffing van de product- en bedrijfschappen. In het Regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ (hierna: het Regeerakkoord) is afgesproken dat de product- en bedrijfschappen worden opgeheven en dat de publieke taken van deze bedrijfslichamen worden overgenomen door de Minister van Economische Zaken. De Wet opheffing bedrijfslichamen treedt in werking op 1 januari 2015. In de periode vanaf 1 januari 2014 zijn op verschillende momenten taken overgenomen van de bedrijfslichamen door de centrale overheid. De resterende taken worden per 1 januari 2015 overgenomen. Daartoe strekt de Regeling kostenverevening. De taak die wordt overgenomen van het Productschap Tuinbouw is de uitvoering van het kostenvereveningssysteem ter beperking van de CO2-emissies door de glastuinbouwsector, gebaseerd op de Wet milieubeheer (hierna: Wm) en het Besluit kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw (hierna: Besluit kostenverevening).

Daarnaast wordt de Wm met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Inrichtingen die jaarlijks minder dan 305 ton CO2 emitteren gaan meebetalen bij overschrijding van de voor de glastuinbouw voor een kalenderjaar vastgestelde hoeveelheid emissies. Deze wijziging ten opzichte van de uitvoering van het systeem is eveneens in de Regeling kostenverevening opgenomen. Verder valt vanaf 1 januari 2015 ook de CO2-emissie van aan het elektriciteitsnet geleverde elektriciteit onder het kostenvereveningssysteem.

2. Inhoud van de Regeling

Op grond van artikel 4 van het Besluit kostenverevening kan de Minister van Economische Zaken regels stellen over de uitvoering van het kostenvereveningssysteem. Deze regels zijn opgenomen in de artikelen 3 en 4 van de Regeling kostenverevening.

Ingevolge artikel 3 dienen inrichtingen (glastuinbouwbedrijven als bedoeld in artikel 15.51 van de Wm) zich bij de Minister van Economische Zaken te registreren. Inrichtingen die al onder het uitvoeringsregime van het Productschap Tuinbouw zijn geregistreerd hoeven zich echter niet opnieuw te laten registreren.

Tevens dient ingevolge artikel 3 een inrichting die in een kalenderjaar 305 ton CO2 of meer emitteert (inrichting regime A) jaarlijks een emissieaangifte te doen; een inrichting die in een kalenderjaar minder dan 305 ton CO2 emitteert (inrichting regime B) dient eenmalig een emissieaangifte in.

In de bijlagen bij de Regeling kostenverevening is de berekening voor de CO2-jaarvracht opgenomen, die met de emissie-aangifte wordt gedaan. Bijlage 1 is voor aangiften over het jaar 2014, waarbij de CO2-emissie als gevolg van aan het elektriciteitsnet geleverde elektriciteit (Ee) in de berekening in mindering wordt gebracht. In de berekening in bijlage 2 is dit onderdeel vervallen (2015 en latere jaren). Er geldt een bewaartermijn van vijf jaar voor alle stukken die betrekking hebben op de onderbouwing van de ingediende aangifte.

Artikel 4 van de Regeling kostenverevening concretiseert de aan de Minister van Economische Zaken in het Besluit kostenverevening toegekende bevoegdheid tot het per inrichting berekenen en opleggen van een verschuldigde vergoeding, indien de inrichtingen gezamenlijk meer emitteren dan de CO2-emissieruimte voor de glastuinbouwsector in dat betreffende jaar. Dit is de emissieruimte voor de teelt van glastuinbouwproducten (groenten, bloemen en planten) en exclusief de CO2-emissie van de glastuinbouwbedrijven die vallen binnen het Europese CO2-emissiehandelssysteem (EU ETS). De deelnemende tuinders dragen bij aan deze betaling naar rato van het eigen gasverbruik. Met ingang van 2015 zullen niet alleen de inrichtingen regime A bij overschrijding van het emissieplafond de vergoeding verschuldigd zijn, maar ook de inrichtingen regime B.

Om vast te stellen hoeveel er betaald moet worden is tussen overheid en de sector in een convenant1 afgesproken dat de CO2-prijs per ton CO2 zou worden gebaseerd op de CO2-prijs binnen het EU-ETS in het betreffende jaar. Hierbij wordt uitgegaan van de meest liquide handel in CO2, die plaats vindt in futures waarmee partijen hun toekomstige vraag naar emissierechten afdekken. De in de Regeling kostenverevening gehanteerde prijs is de gemiddelde closing prijs van de december futures verhandeld via de Intercontinental Exchange (ICE) zoals genoteerd van 1 tot en met 16 december.

Artikel 5 betreft een overgangsbepaling, teneinde de Minister van Economische Zaken gebruik te kunnen laten maken van de aan het Productschap Tuinbouw verstrekte gegevens voor de berekening van de CO2-jaarvracht, de door de inrichtingen gezamenlijk geëmitteerde hoeveelheid CO2 en de bij het Productschap Tuinbouw ingediende emissieaangiften. Het register van het Productschap Tuinbouw wordt tevens overgedragen aan de Minister van Economische Zaken.

Teneinde te voldoen aan artikel 4, eerste lid, van de Archiefwet 1995 regelt artikel 6 dat de archiefbescheiden betreffende de uitvoering van het CO2-vereveningssysteem glastuinbouw worden overgedragen aan de Minister van Economische Zaken, voor zover zij niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

3. Uitvoering en handhaving

De uitvoering en administratieve afhandeling van het kosten- vereveningssysteem is overgedragen aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Per taak is bezien op welke wijze deze kan worden ingevuld en uitgevoerd. Hoofdlijn bij de overname van taken is dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het stelsel van de wet die de grondslag biedt om de desbetreffende taak over te nemen. Dat betekent dat de handhavingsinstrumenten worden ingezet waarin de desbetreffende wet voorziet. Hierdoor zal niet langer sprake zijn van tuchtrechtelijke handhaving van de taken die worden overgenomen.

4. Regeldruk effecten

De Regeling kostenverevening strekt ertoe de uitvoering van het systeem van kostenverevening in verband met de reductie van CO2-emissies in de glastuinbouw te regelen. Voorheen werd hierin voorzien door de Verordening PT CO2-sectorsysteem glastuinbouw 2011 van het Productschap Tuinbouw. Voor de over te nemen taken in het kader van de opheffing van de bedrijfslichamen geldt het uitgangspunt dat de regelgeving geen wijzigingen ten opzichte van de bestaande verplichtingen inhoudt.

Gelet op dit uitgangspunt wordt geen afweging gemaakt van minder belastende alternatieven. Om die reden is het kwantificeren van het regeldrukeffect van de voorschriften die worden overgenomen niet van invloed op de inhoud van deze Regeling kostenverevening. Omdat het berekenen van de regeldruk wel noodzakelijk is om de overgang van taken te verwerken in de regeldrukboekhouding, zal de regeldruk als gevolg van de reeds bestaande voorschriften op een later moment gekwantificeerd worden.

Voor inrichtingen met een jaarlijkse uitstoot van minder dan 305 ton CO2 worden administratieve verplichtingen vanaf 2015 gewijzigd ten opzichte van de productschapsregelgeving, als gevolg van het vervallen van de de- minimisverklaring. Het regeldrukeffect hiervan is in beeld gebracht bij de meest recente wijziging van het Besluit kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw.

5. Inwerkingtreding

De Regeling kostenverevening treedt in werking met ingang 1 januari 2015. Deze datum is in lijn met het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten voor regelgeving, dat inhoudt dat ministeriële regelingen slechts inwerkingtreden per 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Convenant CO2 emissieruimte binnen het CO2 sectorsysteem glastuinbouw voor de periode 2013–2020, 23 april 2012.

Naar boven