De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 3, eerste lid, juncto artikel 9, van de Kaderwet SZW-subsidies
en 34a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
Besluit:
ARTIKEL I
De Tijdelijke regeling inkomensondersteuning AOW-pensioengerechtigden wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder lettering van de onderdelen b en c tot onderdelen c en d, wordt na onderdeel
a een onderdeel ingevoegd, luidende:
- b. Minister:
-
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;.
2. Na onderdeel d (nieuw) wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel d (nieuw)
van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- e. Wet SUWI:
-
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
B
In artikel 4, derde lid, wordt ‘vervolgens jaarlijks’ vervangen door: vervolgens jaarlijks
per 1 januari.
C
Na artikel 7 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 7a. Financiering en verantwoording uitvoering door de SVB
-
1. De Minister verstrekt maandelijks ten laste van ’s Rijks kas aan de SVB een uitkering
voor de lasten van de door de SVB betaalde inkomensondersteuning als bedoeld in deze
regeling en de daaraan verbonden uitvoeringskosten.
-
2. De SVB verantwoordt de lasten van de inkomensondersteuning en uitvoeringskosten afzonderlijk.
-
3. Hoofdstuk 8 van de Wet SUWI is van overeenkomstige toepassing voor begroting, beheer
en verantwoording door de SVB van de uitvoering van deze regeling.
Artikel 7b. Raming baten en lasten
Voor de eerste kalenderdag van elke maand verstrekt de SVB aan de Minister een opgave
van het totaalbedrag aan de voor de komende maand geraamde baten en lasten met betrekking
tot de toekenning van inkomensondersteuning, uitgesplitst naar lasten inkomensondersteuning
per maand en uitvoeringskosten per maand.
Artikel 7c. Betaling voorschot
-
1. De Minister stort op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel a, van
de Regeling Wfsv, maandelijks een voorschot op het bedrag, bedoeld in artikel 7b,
van:
-
a. de geraamde lasten inkomensondersteuning met als valutadatum de tweeëntwintigste dag
van elke maand, en
-
b. de geraamde uitvoeringskosten met als valutadatum de vijftiende dag van elke maand.
-
2. De Minister kan, na overleg met de SVB, van de in het eerste lid, onderdelen a en
b, bedoelde bedragen afwijken.
Artikel 7d. Afrekening
-
1. In de jaarrekening, bedoeld in artikel 49 van de Wet SUWI, worden de baten en lasten,
alsmede de ontvangen voorschotten, bedoeld in artikel 7c, eerste lid, uitgesplitst
naar lasten inkomensondersteuning en uitvoeringskosten van de toekenning van inkomensondersteuning
opgenomen.
-
2. Na goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel
34, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, rekent de Minister de
baten en lasten, alsmede de ontvangen voorschotten, met betrekking tot het desbetreffende
kalenderjaar af, met als valutadatum 1 juni van het hierop volgende kalenderjaar.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
Den Haag, 4 december 2014
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma
TOELICHTING
Algemeen
Omdat invoering van de huishoudentoeslag per 2015 niet mogelijk is gebleken vanwege
juridische en uitvoeringstechnische consequenties heeft het kabinet naar een pakket
van alternatieve maatregelen gezocht. Onderdeel van dit pakket zijn de op 25 juni
2014 vastgestelde Tijdelijke regeling inkomensondersteuning AOW-pensioengerechtigden
(tijdelijke regeling) en het besluit van 27 juni 20141 waarbij het bedrag van de koopkrachttegemoetkoming voor oudere belastingplichtigen
(kob) op € 0 is vastgesteld.
De tijdelijke regeling geeft recht op een inkomensondersteuning waarvan de hoogte
gerelateerd is aan het aantal jaren dat men voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) verzekerd
is geweest (AOW-opbouwjaren). Het vervallen van de kob en het invoeren van een AOW-opbouw
afhankelijke inkomensondersteuning zal voor een aantal mensen leiden tot het geheel
of ten dele verliezen van hun recht op uitkering. De regering heeft het daarom, gelet
op artikel 1 van Protocol nr. 1 bij het EVRM, van belang geacht evenbedoeld besluit
en tijdelijke regeling medio 2014 vast te stellen, zodat belanghebbenden tot aan de
beoogde datum van inwerkingtreding (1 januari 2015) op de maatregelen kunnen anticiperen.
Op 4 september 2014 heeft de regering een wetsvoorstel bij het parlement ingediend
teneinde per 1 januari 2015 de AOW-opbouwafhankelijke inkomensondersteuning structureel
te regelen in de AOW en de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen
(Wet mkob) in te trekken.2
Omdat er van uit is gegaan dat het wetsvoorstel voor 1 januari 2015 tot wet zou zijn
verheven en met ingang van die datum in werking zou treden en er dus geen noodzaak
zou zijn om de tijdelijke regeling in werking te laten treden, is niet voorzien in
regeling van de financiering en verantwoording van de uitvoering door de SVB.
Omdat thans niet kan worden uitgesloten dat de parlementaire behandeling van het genoemde
wetsvoorstel niet voor het eind van het jaar zal zijn afgerond en in dat geval de
tijdelijke regeling en het evengenoemde besluit per 1 januari 2015 in werking zullen
moeten treden, wordt zekerheidshalve in deze regeling voorzien in het alsnog opnemen
van een regeling voor de financiering en verantwoording door de SVB.
Artikelsgewijs
Artikel I, onder A
Met dit onderdeel wordt in artikel 1 van de tijdelijke regeling een definitie gegeven
van de termen Minister en Wet SUWI die worden gebruikt in de nieuw opgenomen artikelen
7a tot en met 7d.
Artikel I, onderdeel B
In artikel 4, derde lid, was verzuimd aan te geven dat de jaarlijkse aanpassingen
na 1 januari 2015 ook steeds per 1 januari dienen plaats te vinden.
Artikel I, onderdeel C
Met dit onderdeel worden in de regeling vier nieuwe artikelen opgenomen over de financiering
van de regeling, de verantwoording van de uitvoering door de SVB, de raming van baten
en lasten, de betaling van maandelijkse voorschotten en de afrekening per kalenderjaar.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma