ARTIKEL I
De Regeling Geneesmiddelenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7.1 wordt in onderdeel f ‘€ 2.600’ vervangen door: € 3.500.
B
In artikel 7.3 wordt, onder verlettering van de onderdelen c tot en met f tot d tot
en met g, onderdeel b vervangen door:
-
b. € 13.810 indien het verzoek betrekking heeft op een geneesmiddel met een bekende werkzame
stof en dat verzoek door die verzoeker niet eerder aan het College is gedaan met het
oog op de aanvraag van een handelvergunning in een of meer andere lidstaten;
-
c. € 4.400 indien het verzoek betrekking heeft op een geneesmiddel met een bekende werkzame
stof en dat verzoek door die verzoeker reeds eerder aan het College is gedaan met
het oog op de aanvraag van een handelvergunning in een of meer andere lidstaten;.
C
In artikel 7.6 wordt ‘€ 1.465’ vervangen door: € 1.600.
D
Artikel 7.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt ‘ € 32,–’ vervangen door: € 35.
2. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot het vierde tot en met
zesde lid, wordt na het tweede lid ingevoegd:
3. Het vierde lid wordt vervangen door:
4. In het vijfde lid wordt ‘bedoeld in het eerste tot en met derde lid’ vervangen door:
bedoeld in het eerste tot en met vierde lid.
5. In het zesde lid wordt ‘1 oktober’ vervangen door: 1 november.
E
In artikel 7.8 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door
een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Artikel I, onderdeel
D, onder 5, werkt terug tot en met 1 oktober 2014.
TOELICHTING
De onderhavige wijzigingen zijn technisch van aard en dragen het karakter van onderhoud.
Artikel I
Onderdelen A, C, D, onder 1 en 3
Op grond van artikel 10 van de Geneesmiddelenwet worden tarieven vastgesteld ter dekking
van de kosten die het College maakt bij de uitvoering van een aantal wettelijke taken.
In de loop van de jaren zijn een aantal tarieven in onvoldoende een weerspiegeling
gaan vormen van het beslag op de capaciteit van het College. Met de wijzigingen in
deze onderdelen worden de tarieven verhoogd om die beter te laten aansluiten bij de
werkzaamheden die het College bij die taken daadwerkelijk verricht.
Onderdeel B
Artikel 7.3 heeft betrekking op de gevallen waarin de houder van een door het College
afgegeven handelsvergunning, een handelsvergunning voor hetzelfde geneesmiddel wil
aanvragen in een andere lidstaat (artikel 3.4, eerste lid). In dat geval verzoekt
hij het College het beoordelingsrapport (dat eerder is opgesteld bij de beoordeling
van de aanvraag van een handelsvergunning in Nederland) bij te werken en naar de bevoegde
instantie te sturen van die lidstaat. Voor die werkzaamheden van het College is de
aanvrager een vergoeding verschuldigd, waarvan de hoogte is geregeld in artikel 7.3.
Dat tarief bedraagt op grond van artikel 7.3, onderdeel b, € 13.810. In de praktijk
komt het voor dat na verloop van tijd de aanvrager, na bijvoorbeeld eerst een bijgewerkt
beoordelingsrapport te hebben gevraagd voor de aanvraag van een handelsvergunning
in Duitsland (waarvoor een vergoeding van € 13.810 is betaald), voor hetzelfde geneesmiddel
met een bekende werkzame stof toelating wenst in België. In een dergelijk geval behoeft
het College aan de behandeling van het verzoek ten behoeve van de handelsvergunning
in België veel minder tijd en energie te besteden dan in het eerdere verzoek ten behoeve
van toelating in Duitsland. De wijziging in dit onderdeel strekt ertoe om in dergelijke
gevallen, waarin dezelfde aanvrager voor dezelfde werkzame stof als het ware een herhaald
verzoek doet (voor België, in het voorbeeld), voor het herhaalde verzoek een sterk
verlaagde vergoeding vast te stellen, die in overeenstemming is met de daadwerkelijke
inspanning van het College voor dat verzoek. Dat tarief bedraagt € 4.400.
Om die reden is in onderdeel b van artikel 7.3 tot uitdrukking gebracht dat het hogere
tarief betrekking heeft op ‘eerste’ verzoeken, en in een nieuw onderdeel b dat het
lagere tarief betrekking heeft op een herhaald verzoek (‘repeat use’).
Ter voorkoming van misverstand zij er nog op gewezen dat in het verleden het College
in de gevallen waarin sprake was van een herhaald verzoek, afzag van het vragen van
een vergoeding. Dat kwam het College juister voor dan het in rekening brengen van
een tarief dat de werkelijke kosten sterk te boven ging. Met de nieuwe regeling kan
het College in alle gevallen een vergoeding in rekening brengen die recht doet aan
de verrichte werkzaamheden.
Onderdeel D, onder 2 en 4
In onderdeel 2 wordt een nieuw derde lid ingevoegd in artikel 7.7. Hiermee is een
aparte vergoeding vastgesteld voor gevallen waarin Nederland is opgetreden als referentielidstaat.
De reden daarvan is dat het College ten behoeve daarvan meer inzet moet plegen dan
bij andere handelsvergunningen of parallelhandelsvergunningen.
De wijziging in onderdeel 4 is technisch van aard en houdt rekening met het nieuw
ingevoegde derde lid.
Onderdeel D, onder 5
De afhandeling van tijdig ingediende verzoeken tot intrekking van de handelsvergunning
door het College verloopt sneller dan enige tijd geleden. Om die reden is er ruimte
om het tijdstip waarop het verzoek tot intrekking moet zijn gedaan een maand naar
achteren te schuiven (1 november in plaats van 1 oktober). Daardoor zijn vergunninghouders
flexibeler bij hun strategiebepaling voor het nieuwe jaar.
Onderdeel E
In de praktijk is gebleken dat in sommige gevallen met name kleinere ontwikkelaars
en onderzoekers in de vroege fase van ontwikkeling van geneesmiddelen behoefte hebben
aan een wetenschappelijk advies dat hen goed op weg helpt, maar niet noodzakelijkerwijs
alle aspecten behoeft te omvatten die aan de orde komen in een eenvoudig advies (waarvoor
de vergoeding € 3.500 bedraagt). Dat kan de tijdige beschikbaarheid van geneesmiddelen
voor de patiënt bevorderen. Om die reden is in artikel 7.8 de mogelijkheid geopend
om een eenvoudig deeladvies aan te vragen. Het CBG noemt dit een ‘advies op maat’.
Dit deeladvies van het CBG is vergelijkbaar met de mogelijkheid die de European Medicine
Agency (EMA) biedt voor korting op het tarief voor wetenschappelijk advies voor kleine
bedrijven. Het deeladvies heeft gezien de vroege fase van ontwikkeling over het algemeen
primair betrekking op de farmaceutische of de preklinische aspecten van een geneesmiddel.
Het eenvoudig deeladvies onderscheidt zich van het eenvoudig advies doordat de aanvrager
de aanvraag kan specificeren door aan te geven dat een deeladvies wordt gevraagd over
slechts een deel van de farmaceutische of de preklinische aspecten die in een eenvoudig
advies aan de orde zouden komen. Naar verwachting is het tijdsbeslag dat is verbonden
aan een eenvoudig deeladvies ongeveer de helft van dat van een eenvoudig advies. Om
die reden is het tarief vastgesteld op € 1.750.
Artikel II
De wijzigingen treden in werking met ingang van 1 januari 2015. De wijzigingen zijn
door het CBG in een eerdere fase bekend gemaakt bij het veld, nadat het voornemen
daartoe met het veld is besproken en toegelicht. Om die reden kan in dit geval de
termijn tussen publicatie en inwerkingtreding korter zijn dan twee maanden.
De wijziging in artikel 7.7, zesde lid, werkt terug tot en met 1 oktober 2014. Dat
betekent dat indien een verzoek tot intrekking van de handelsvergunning is gedaan
op of na 1 oktober 2014 maar vóór 1 november 2014, voor het jaar 2015 geen jaarlijkse
vergoeding is verschuldigd. De terugwerkende kracht is derhalve niet belastend.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers