Pensioenovereenkomst ABP, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 4, zesde lid, van de Wet Privatisering ABP, gezien het verzoek van de Stichting Pensioenfonds ABP van 13 november 2014, gedaan namens de sociale partners in de Raad voor het Overheidspersoneel, tot plaatsing in de Staatscourant;

Maakt bekend:

Dat de Pensioenovereenkomst van 15 maart 1995, laatstelijk gewijzigd ingevolge de publicatie in de Staatscourant van 30 december 2013, redactioneel gewijzigd wordt en als volgt luidt:

Pensioenovereenkomst (inclusief pensioenovereenkomst voor beroepsmilitairen)

De overheidswerkgevers verenigd in de Stichting Verbond Sectorwerkgevers Overheid (VSO), te weten de werkgevers van het personeel in de sectoren Rijk, Defensie, Primair onderwijs, Voortgezet onderwijs, Politie, Rechterlijke macht, Gemeenten, Waterschappen, Provincies, Academische Ziekenhuizen, Hoger Beroepsonderwijs, Wetenschappelijk onderwijs, Onderzoekinstellingen, Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (hierna: de sectorwerkgevers)

en

De Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP FNV), de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel (CCOOP), het Ambtenarencentrum (AC), de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid en Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF) (hierna: de centrales)

Overwegende dat

  • artikel 4 van de Wet Privatisering ABP (hierna: WPA) regelt dat de meerderheid van sectorwerkgevers en de meerderheid van de centrales bevoegd zijn om de overeenkomst over pensioen zoals die in 1995 voor de eerste keer is gesloten en nadien is gewijzigd, aan te passen;

  • het pensioen van de beroepsmilitair naast artikel 4 van de WPA, zijn grondslag vindt in artikel 2 van de Kaderwet militaire pensioenen en dat waar de regeling voor de militairen afwijkt, het gewenst is voor die afwijking een aparte bepaling in deze overeenkomst op te nemen;

  • op basis van de Kaderwet militaire pensioenen door sociale partners in de sector Defensie ten aanzien van de pensioenregeling voor beroepsmilitairen een afwijkend premieverhaal kan worden overeengekomen;

  • deze overeenkomst zich beperkt tot de inhoud van de pensioenregeling;

  • de sectorwerkgevers en de centrales uit oogpunt van leesbaarheid, waar de Pensioenwet dit toestaat, voor de inhoud van de pensioenregeling willen volstaan met een verwijzing naar de tekst van het pensioenreglement;

  • de Pensioenwet op deze pensioenovereenkomst van toepassing is en die wet verplicht om een aantal onderwerpen in de pensioenovereenkomst op te nemen;

  • de sectorwerkgevers en centrales met deze wijziging niet beogen een wijziging te brengen in de verantwoordelijkheden en bevoegdheidsverdeling tussen de Pensioenkamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid en het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP (hierna: het pensioenfonds);

  • het bestuur van het pensioenfonds heeft medegedeeld in geval de financiële positie van de het pensioenfonds aanleiding kan geven om in positieve zin af te wijken van het bestaande indexatiebeleid de Pensioenkamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid te betrekken in de gedachtevorming over aanvullende beleidsmaatregelen waarbij de onderlinge bevoegdheidsverdeling ongewijzigd blijft;

  • de centrale Vut-overeenkomst die gebaseerd is op de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel ondanks de samenhang tussen pensioen en FPU niet in deze overeenkomst wordt geïntegreerd;

  • de verschuldigde premies voor voorwaardelijke inkoop en de verschuldigde Vut-fondsbijdrage zijn opgenomen in deze overeenkomst, omdat deze premies als een gezamenlijke premie worden geheven.

komen het onderstaande overeen

Artikel 1. De pensioenregeling

  • 1. Voor de werknemers geldt een pensioenregeling. Werknemers zijn:

    • a. de overheidswerknemer, bedoeld in artikel 2 WPA (hierna: de overheidswerknemer);

    • b. de beroepsmilitair of daarmee gelijkgestelde, die op basis van het Algemeen militair ambtenarenreglement werkzaam is (hierna: de beroepsmilitair).

  • 2. De inhoud van de pensioenregeling is vastgelegd in het pensioenreglement van het pensioenfonds.

  • 3. De begrippen genoemd in deze overeenkomst zijn bedoeld zoals omschreven in het pensioenreglement.

Artikel 2. Karakter van de pensioenregeling

  • 1. De pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst. De pensioenregeling kent een vrijwillige aanvullende module die het karakter heeft van een premieovereenkomst.

  • 2. De verwerving van pensioenaanspraken in het kader van de uitkeringsovereenkomst vindt gedurende de deelneming ten minste evenredig in de tijd plaats.

  • 3. De uitkering wordt vastgesteld in Nederlands wettig betaalmiddel.

Artikel 3. Wijziging van de inhoud van de pensioenregeling

  • 1. De sectorwerkgevers en de centrales kunnen de inhoud van de pensioenregeling wijzigen.

  • 2. Besluitvorming over wijziging van de inhoud vindt plaats in de Pensioenkamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid.

  • 3. Voorstellen tot wijziging van de inhoud van hoofdstuk 17 van het pensioenreglement en artikel 5 van deze pensioenovereenkomst behoeven voorafgaande instemming van het Sectoroverleg Defensie.

  • 4. Een besluit tot wijziging van de pensioenregeling kan worden genomen door de meerderheid van de sectorwerkgevers en de meerderheid van de centrales. Op welke wijze de meerderheid tot stand komt bij de sectorwerkgevers respectievelijk de centrales is vastgelegd in een convenant.

  • 5. Bij een wijziging van de inhoud van de regeling wordt door het pensioenfonds het pensioenreglement vastgesteld in overeenstemming met de pensioenovereenkomst.

Artikel 4. Premieverhaal overheidswerknemers

  • 1. De overheidswerkgever als bedoeld in artikel 1, onderdeel m, WPA, verhaalt een deel van de aan het pensioenfonds verschuldigde premies op de overheidswerknemer door middel van een inhouding op het salaris.

  • 2. Het premieverhaal bedraagt 30 procent van de verschuldigde premie voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen, Anw-compensatie en ABP Arbeidsongeschiktheidspensioen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid bedraagt het premieverhaal in 2015:

    • a. 32 procent van de verschuldigde premie voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen1;

    • b. 75 procent van de verschuldigde premie voor Anw-compensatie;

    • c. 25 procent van de verschuldigde premie voor ABP Arbeidsongeschiktheidspensioen.

  • 4. De som van de verschuldigde premie voor voorwaardelijke inkoop als bedoeld in overgangsbepaling D bij artikel 7.5 van het pensioenreglement en de verschuldigde Vutfondsbijdrage, als bedoeld in artikel 19 van het FPU-reglement, komt in 2015 volledig voor rekening van de overheidswerkgever.

  • 5. De verschuldigde premie voor voorwaardelijke inkoop als bedoeld in overgangsbepaling D bij artikel 7.5 van het pensioenreglement komt in 2016 tot en met 2022 volledig voor rekening van de overheidswerkgever.

  • 6. Indien de premie als benoemd in het vijfde lid hoger is dan 2,6% van het pensioengevend inkomen, wordt het premieverhaal ouderdoms- en nabestaandenpensioen als bedoeld in het tweede lid verhoogd. Hierbij geldt dat het meerdere voor 30% wordt verhaald op de overheidswerknemer.

  • 7. In het kader van de aanvullende regeling voortvloeiende uit het Arbeidsvoorwaarden Akkoord sector Politie 2005-2007 vindt premieverhaal voor het product PartnerPlusPensioen Politie plaats volgens het door sociale partners in de sector politie bepaalde in de sectorale rechtspositieregeling.

  • 8. Het eerste tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het verhaal van de pensioenpremie op de gewezen overheidswerknemers die een ontslaguitkering ontvangen.

  • 9. Verhaal van pensioenpremie vindt niet plaats indien deze is verschuldigd:

    • a. tijdens het recht op suppletie over de inkomsten van de overheidswerknemer die genoten worden in verband met de dienstverhouding van waaruit het recht op suppletie is ontstaan; of

    • b. tijdens het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet dan wel tijdens het recht op een bovenwettelijke uitkering toegekend ter zake van werkloosheid ontstaan door ontslag uit een dienstverhouding bij een overheidswerkgever.

  • 10. Van de overheidswerknemer die slechts een gedeelte van zijn inkomen geniet omdat hij wegens ziekte verhinderd is zijn betrekking uit te oefenen, wordt het premieverhaal naar evenredigheid verminderd.

  • 11. Van de overheidswerknemer die geen of slechts gedeeltelijk inkomen geniet wegens schorsing of omdat hij zonder daartoe verkregen verlof zijn betrekking niet uitoefent, is het verhaal gelijk aan de verschuldigde pensioenpremies die geacht kunnen worden betrekking te hebben op de tijd waarvoor de schorsing geldt of de betrekking niet wordt uitgeoefend.

  • 12. In geval de overheidswerknemer, anders dan voor het vervullen van een politieke functie waarin pensioenaanspraken worden verkregen, verzoekt geheel of gedeeltelijk te worden ontheven van zijn betrekking, kan de overheidswerkgever als voorwaarde stellen dat de door hem verschuldigde pensioenpremies geheel of voor een groter deel dan de in het tweede tot en met zesde lid genoemde percentages ten laste worden gebracht van de overheidswerknemer.

  • 13. In geval de overheidswerknemer in verband met levensloopverlof verzoekt geheel of gedeeltelijk te worden ontheven van zijn betrekking, kan op sectoraal niveau een ander dan het bij verlof gebruikelijke premieverhaal worden overeengekomen.

Artikel 5. Premieverhaal beroepsmilitairen

  • 1. De Minister van Defensie verhaalt een in het sectoroverleg Defensie overeengekomen en in overeenstemming met de Pensioenkamer vastgesteld deel van de aan het pensioenfonds verschuldigde premies op de beroepsmilitair door middel van een inhouding op het salaris.

  • 2. Het premieverhaal bedraagt:

    • a. 30 procent van de verschuldigde premie voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen;

    • b. 75 procent van de verschuldigde premie voor Anw-compensatie.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid bedraagt de jaarlijkse mutatie van het werkgeversaandeel in de verschuldigde premie voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen van militairen nooit meer dan de relatieve – i.c. procentuele – stijging, c.q. nooit minder dan de relatieve – i.c. procentuele – daling, van de premie voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen bedoeld in artikel 4. Indien sprake is van een grotere stijging, c.q. een kleinere daling wordt het meerdere volledig verhaald op de beroepsmilitairen via een opslag op het premieverhaal voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen. De opslag kan in enig jaar worden verlaagd als gevolg van een kleinere stijging of een grotere daling ten opzichte van de ontwikkeling van de premie voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen bedoeld in artikel 4. Het werkgeversaandeel in de verschuldigde premie voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen bedraagt echter nooit meer dan 70%.

  • 4. Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het verhaal van pensioenpremie op de gewezen beroepsmilitairen die een ontslaguitkering ontvangen.

  • 5. Verhaal van pensioenpremie vindt niet plaats indien deze is verschuldigd:

    • a. tijdens het recht op suppletie over de inkomsten van de beroepsmilitair die genoten worden in verband met de dienstverhouding van waaruit het recht op suppletie is ontstaan; of

    • b. tijdens het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet dan wel tijdens het recht op een bovenwettelijke uitkering toegekend ter zake van werkloosheid ontstaan door ontslag uit een dienstverhouding bij de Minister van Defensie.

  • 6. Van de beroepsmilitair die slechts een gedeelte van zijn inkomen geniet omdat hij wegens ziekte verhinderd is zijn betrekking uit te oefenen, wordt het premieverhaal naar evenredigheid verminderd.

  • 7. Van de beroepsmilitair die geen of slechts gedeeltelijk inkomen geniet wegens schorsing of omdat hij zonder daartoe verkregen verlof zijn betrekking niet uitoefent, is het verhaal gelijk aan verschuldigde pensioenpremies die geacht kunnen worden betrekking te hebben op de tijd waarvoor de schorsing geldt of de betrekking niet wordt uitgeoefend.

  • 8. In geval de beroepsmilitair, anders dan voor het vervullen van een politieke functie waarin pensioenaanspraken worden verkregen, verzoekt geheel of gedeeltelijk te worden ontheven van zijn betrekking, kan de Minister van Defensie als voorwaarde stellen dat de door hem verschuldigde pensioenpremies geheel of voor een groter deel dan de in het tweede lid genoemde percentages ten laste worden gebracht van de beroepsmilitair.

  • 9. In geval de beroepsmilitair in verband met levensloopverlof verzoekt geheel of gedeeltelijk te worden ontheven van zijn betrekking, kan op sectoraal niveau een ander dan het bij verlof gebruikelijke premieverhaal worden overeengekomen.

Artikel 6. Voorwaardelijke indexatie (toeslagverlening)

  • 1. De sectorwerkgevers en de centrales hebben de ambitie om de pensioenen en pensioenaanspraken bestendig en volledig te indexeren overeenkomstig de algemene bezoldigingswijzigingen van het overheidspersoneel.

  • 2. Indexatie is voorwaardelijk en afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds.

  • 3. Het na-indexeren van in het verleden niet verleende volledige indexatie is onderdeel van de in het eerste lid genoemde ambitie.

Artikel 7. Werking

  • 1. Deze overeenkomst vervangt de pensioenovereenkomst van 15 maart 1995, laatstelijk gewijzigd in gevolge de publicatie in de Staatscourant van 30 december 2013.

  • 2. Deze overeenkomst treedt op 1 januari 2015 in werking en is aangegaan voor onbepaalde tijd.


X Noot
1

Waaronder begrepen de eenmalige premie ten behoeve van verlengen van de looptijd van verschillende pensioensoorten tot de AOW-leeftijd voor lopende uitkeringen.

Naar boven