Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 1 december 2014, nr. WJZ/14180189, tot wijziging van de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen in verband met noodzakelijke tariefswijzigingen

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 6, tweede en derde lid, van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘een bedrag verschuldigd van € 426’ telkens vervangen door ‘een bedrag verschuldigd van € 430’ en wordt ‘€ 527’ telkens vervangen door ‘€ 582’.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Indien een aanvraag tot kwekersrechtverlening en toelating van eenzelfde ras van een tuinbouwgewas in dezelfde teeltperiode plaatsvindt en niet gelijktijdig zijn ingediend, is de aanvrager voor de laatst ingediende aanvraag aan de Raad een bedrag verschuldigd van € 54.

3. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien een aanvraag tot kwekersrechtverlening en toelating van eenzelfde ras van een landbouwgewas in dezelfde teeltperiode plaatsvindt en niet gelijktijdig zijn ingediend, is de aanvrager voor de laatst ingediende aanvraag aan de Raad een bedrag verschuldigd van € 152.

B

Artikel 22, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien de Raad voornemens is uitvoering te geven aan artikel 19 van het besluit is de aanvrager, in afwijking van artikel 21, eerste en tweede lid, het bedrag verschuldigd dat gelijk is aan de vergoeding die de desbetreffende instelling voor die handeling rekent.

C

In artikel 32 wordt de zinsnede ‘een afschrift of uittreksel uit het register’ vervangen door: een gewaarmerkt afschrift of gewaarmerkt uittreksel uit het register’.

D

Bijlage 1 wordt vervangen door de bijlage, opgenomen in bijlage A bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 1 december 2014

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

BIJLAGE A, BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL C

Bijlage 1., behorende bij artikel 21, eerste lid, van de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen

Nr.

Gewasgroep

Bedrag

 

Landbouwgewassen

 

1

Zaadgewassen

€ 1.529

2

Vegetatief vermeerderde gewassen

€ 1.800

3

Oliehoudende gewassen

€ 1.945

4

Grasgewassen

€ 1.925

5

Bieten

€ 1.696

6

Instandhoudingsrassen van aardappelgewassen

€ 412

7

Instandhoudingsrassen van granen

€ 258

8

Andere landbouwgewassen

€ 1.974

 

Siergewassen

 

9

Gewassen met levende referentiecollectie, onderzoek onder glas, lange en korte teelt

€ 2.419

10

Gewassen met levende referentiecollectie, veldonderzoek, lange en korte teelt

€ 1.979

11

Gewassen zonder levende referentiecollectie, onderzoek onder glas, lange en korte teelt

€ 1.878

12

Gewassen zonder levende referentiecollectie, veldonderzoek, lange en korte teelt

€ 1.717

 

Groentegewassen

 

13

Veldonderzoek

€ 1.863

14

Veldonderzoek instandhoudingsrassen

€ 215

15

Veldonderzoek heropname versneld

€ 156

16

Velonderzoek heropname uitgebreid

€ 1.863

17

Onderzoek onder glas

€ 2.450

18

Onderzoek onder glas instandhoudingsrassen

€ 336

19

Onderzoek onder glas heropname versneld

€ 384

20

Onderzoek onder glas heropname uitgebreid

€ 2.450

 

Fruitgewassen

 

21

Fruitgewassen

€ 2.550

22

Struiken

€ 2.550

TOELICHTING

1. Inleiding

Onderhavige regeling wijzigt de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen (hierna: tarievenregeling). Op grond van artikel 6, tweede lid, van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 (hierna: Zzp 2005) stelt de Minister van Economische Zaken de tarieven vast voor de in dat lid genoemde activiteiten van de Raad voor plantenrassen (hierna: de Raad). De Minister baseert zich hierbij op een tariefsvoorstel van de Raad. Op grond van artikel 6, derde lid Zzp 2005 is het uitgangspunt dat de tarieven van de Raad niet meer belopen dan nodig is ter dekking van de gemaakte kosten die toerekenbaar zijn aan de in de wet genoemde activiteiten van de Raad (kostendekkendheid). Hierna zullen de tariefswijzigingen afzonderlijk worden toegelicht.

2. Tariefswijzigingen

De tarieven van de Raad blijven gelijk of stijgen door een indexatie met het gemiddelde inflatiecijfer. Voor de meeste tarieven betekent dit een ophoging van 1%. Bij de tarieven voor onderzoek heeft een kostencalculatie plaatsgevonden en is het tarief op basis daarvan met 2% geïndexeerd. Bij de hierna te noemen tariefswijzigingen heeft deze kostencalculatie tot een grotere stijging dan 2% geleid.

Het oude tarief in Bijlage 1, behorende bij artikel 21, eerste lid, van de tarievenregeling (hierna: bijlage) voor onderzoek onder glas van groentegewassen van € 2.315 was niet kostendekkend. Dit is het gevolg van de stijging van de aan de Raad in rekening gebrachte kosten voor het laten uitvoeren van gevalideerde en gestandaardiseerde resistentietoetsen. Voordat een ras kwekersrecht krijgt of een ras op de nationale rassenverkeerslijst komt, is technisch DUS-onderzoek nodig. Resistentiekenmerken gelden als onderscheidende eigenschap die relevant zijn voor het genoemde onderzoek. De kostprijs van dergelijke resistentietoetsen is onder andere afhankelijk van de gebruikte toetsmethoden en het aantal ziekten, waarop dient te worden getoetst. De Raad is genoodzaakt deze kosten in zijn geheel aan de aanvragers door te berekenen. Met ingang van 1 januari 2015 zal het tarief in twee stappen kostendekkend worden gemaakt.

Het tarief voor de aanvraag voor toelating van rassen van een landbouwgewas is naast de indexatie met het gemiddeld inflatiecijfer verhoogd met € 50,00. De kosten voor de behandeling van aanvragen voor deze rassen zijn hoger door het verplichte cultuur- en gebruikswaardeonderzoek (hierna: CGO). Het CGO is alleen verplicht voor rassen van landbouwgewassen. In 2012 is met de Raad afgesproken om deze tarieven van 2013 tot en met 2015 jaarlijks met een bedrag van €50,00 te verhogen, naast de verhoging als gevolg van indexatie, tot een maximale extra verhoging van het tarief van € 150,00. Voorheen werden de kosten die de Raad voor het CGO in rekening kreeg gebracht door de onderzoeksinstellingen gedeeltelijk uit een rijksbijdrage betaald. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de aanvrager de volledige kosten voor het CGO draagt.

Deze geleidelijke verhoging van het tarief voor aanvragen voor toelating van rassen van een landbouwgewas heeft ook invloed op de hoogte van het tarief voor een aanvullende aanvraag toelating van rassen van een landbouwgewassen (artikel 17, tweede lid, tarievenregeling). Hiervoor wordt een nieuw tarief geïntroduceerd van € 152,00 in het derde lid van artikel 17. In dit tarief is de geleidelijke doorberekening van het CGO-onderzoek aan de aanvrager van de afgelopen twee jaar verdisconteerd. Dit voorkomt een ongewenst tariefverschil bij gelijktijdig en niet-gelijktijdig ingediende aanvragen kwekersrecht en toelating van rassen van een landbouwgewas.

Om beter in artikel 17 van de tarievenregeling tot uitdrukking te laten komen dat voor de aanvullende aanvraag nog gebruik moet kunnen worden gemaakt van de resultaten van het eerder verrichte onderzoek is in het tweede en derde lid verduidelijkt dat het moet gaan om een niet gelijktijdige aanvraag die in dezelfde teeltperiode wordt gedaan.

In de bijlage zijn de drie gewasgroepen vezelgewassen, gewassen met een bijzonder onderzoeksprogramma en andere landbouwgewassen één gewasgroep geworden onder de vermelding ‘andere landbouwgewassen’. De reden hiervoor is dat dergelijke onderzoeken heel weinig voorkomen. Het nieuwe tarief van € 1.994 is vastgesteld door indexatie van het tarief voor het jaar 2014 van de drie gewasgroepen met het gemiddeld inflatiecijfer. Ook heeft een verhoging als gevolg van kostencalculatie plaatsgevonden.

In de bijlage zijn acht groepen siergewassen ingekort tot vier groepen. Voor gewassen met levende referentiecollectie, onderzoek onder glas en veldonderzoek respectievelijk gewassen zonder levende referentiecollectie, onderzoek onder glas en veldonderzoek worden lange en korte teelt voortaan in één tarief opgenomen. De acht afzonderlijke tarieven zijn eerst met een percentage van 2%, dat is bepaald op basis van kostencalculatie, geïndexeerd. Voor de bepaling van de hoogte van het nieuwe tarief is gebruik gemaakt van het gemiddelde van het geïndexeerde tarief van de betreffende gewasgroep van lange en korte teelt.

Ook zijn er een aantal nieuwe tarieven in de bijlage opgenomen. Het betreft de tarieven voor veldonderzoek heropname versneld, veldonderzoek heropname uitgebreid, onderzoek onder glas heropname versneld en onderzoek onder glas heropname uitgebreid. Dit tarief voor heropname is verschuldigd als de instandhouding van een ras, dat recent is geschrapt uit het Nederlands Rassenregister of uit de Europese rassenverkeerslijst, weer wordt opgenomen. Er is een uitgebreid onderzoek nodig als het DUS-onderzoek aan het betreffende ras niet eerder in opdracht van de Raad is uitgevoerd. Als een dergelijke onderzoek wel recent in opdracht van de Raad is uitgevoerd, dan kan een versneld onderzoek plaatsvinden.

Daarnaast is artikel 22, eerste lid van de tarievenregeling anders geformuleerd. De achtergrond hiervan is dat buitenlandse onderzoeksinstellingen soms meer dan het oude tarief van € 240 bij de Raad in rekening brengen. Om kostendekkend te blijven dient de Raad de door de buitenlandse onderzoeksinstellingen in rekening gebrachte bedragen ook volledig door te rekenen aan de aanvragers.

In artikel 32 is twee keer het woord ‘gewaarmerkt’ toegevoegd. Alleen in de situatie dat om een gewaarmerkt afschrift of gewaarmerkt uittreksel uit het Nederlands Rassenregister wordt verzocht, dan is door de aanvrager een vergoeding verschuldigd van € 4,– per bladzijde. De in artikel 32 bedoelde overheidsinformatie uit het Nederlands Rassenregister is ook online kosteloos beschikbaar. Door deze bepaling te verduidelijken wordt voorkomen dat strijd ontstaat met het in Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie neergelegde uitgangspunt dat eventueel gevraagde vergoedingen voor hergebruik van overheidsinformatie niet hoger mogen zijn dan de gemaakte kosten.

2. Regeldruk

De wijziging in deze Regeling hebben geen effecten op de regeldruk. De gestelde retributies vallen buiten de definitie van administratieve lasten en nalevingskosten. Om die reden zijn er geen gevolgen voor de regeldruk.

3. Vaste verandermomenten

In lijn met het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309) treedt deze wijzigingsregeling in werking per 1 januari 2015. Op grond van genoemd beleid geldt dat in beginsel twee maanden voor inwerkingtreding, publicatie van de ministeriële regeling dient plaats te vinden.

Dit was echter niet mogelijk door de gehanteerde begrotingssystematiek en het ontbreken van definitieve informatie, die nodig is voor het kunnen vaststellen van de onderhavige tarieven.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven