Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 20 november 2014, nr. WJZ / 14164072, tot aanpassing van veterinaire regelgeving aan Verordening (EU) nr. 576/2013 en Richtlijn 2013/31/EU

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikelen 10, 11, 13, 77, 78, 81, 94, eerste lid, 96, 105, en 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, op artikel 2 van het Besluit uitvoer dieren en producten van dierlijke oorsprong, en op artikel 5 van het Besluit inzake het in de handel brengen van dieren en producten en de toepassing van maatregelen met betrekking tot in Nederland gebrachte dieren en producten;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling handel levende dieren en levende producten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de begripsbepaling van verordening (EU) nr. 139/2013 wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

Verordening (EU) nr. 576/2013:

verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (PbEU L 178);

2. De begripsbepaling van verordening (EG) nr. 998/2003 vervalt.

B

In artikel 2.2, vierde lid, wordt ‘verordening (EG) nr. 998/2003’ vervangen door: verordening (EU) nr. 576/2013.

C

Artikel 8.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. het identificatiedocument en het certificaat, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG, indien het honden, katten of fretten betreft.

2. Onderdeel f vervalt.

D

Artikel 8.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel e, komt te luiden:

  • e. indien het honden, katten of fretten betreft, voldaan is aan artikel 10, tweede lid, van richtlijn 92/65/EG.

2. Onderdelen f en g vervallen.

E

Artikel 8.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘of’ vervangen door een puntkomma.

2. In het eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door ‘, of’ een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 10, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het honden, katten of fretten betreft.

3. Het tweede en derde lid alsmede de aanduiding ’1’ voor het eerste lid vervallen.

F

Afdeling 8 van hoofdstuk 8, komt te luiden:

AFDELING 8. HET NIET-COMMERCIËLE VERKEER VAN HONDEN, KATTEN EN FRETTEN

Artikel 8.12

Indien honden, katten of fretten zonder handelsoogmerk anders dan in doorvoer buiten Nederland of in Nederland worden gebracht wordt, voor zover van toepassing, voldaan aan:

  • a. artikel 6 van verordening (EU) nr. 576/2013, tenzij artikel 44, eerste lid, van verordening (EU) nr. 576/2013 van toepassing is;

  • b. artikel 10, artikel 12, eerste lid, en artikel 27 van verordening (EU) nr. 576/2013, en indien van toepassing, aan de vereisten vastgesteld door de Europese Commissie op grond van artikel 13, eerste lid, en artikel 25, tweede lid, van verordening (EU) nr. 576/2013;

  • c. artikel 17, eerste lid, van verordening (EU) nr. 576/2013;

  • d. de vereisten vastgesteld door de Europese Commissie op grond van artikel 21, eerste lid, van verordening (EU) nr. 576/2013;

  • e. artikel 34, tweede lid, en artikel 35 van verordening (EU) nr. 576/2013;

  • f. de vereisten vastgesteld door de Europese Commissie op grond van artikelen 36, 38 en 39 van verordening (EU) nr. 576/2013.

Artikel 8.13
  • 1. De bevoegde autoriteit, bedoeld in verordening (EU) nr. 576/2013, is de minister.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is, ingeval de verordening de bevoegde autoriteit een taak opdraagt die niet bestaat in het nemen van een besluit, de bevoegde autoriteit de NVWA.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid is de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 25 onderdeel j, en artikel 34 van verordening (EU) nr. 576/2013, de douane.

  • 4. De gemachtigde dierenarts, bedoeld in artikel 3, onderdeel g, van verordening (EU) nr. 576/2013, is een dierenarts die overeenkomstig artikel 4.3, eerste lid, van de Wet dieren is geregistreerd.

  • 5. De officiële dierenarts, bedoeld in artikel 3, onderdeel h, van verordening (EU) nr. 576/2013, is een dierenarts, verbonden aan de NVWA.

  • 6. Het punt van binnenkomst voor reizigers, bedoeld in artikel 3, onderdeel k, van verordening (EU) nr. 576/2013, is een inspectiepost of douanekantoor als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene douaneregeling.

  • 7. De punten van binnenkomst voor reizigers zijn vastgelegd op een lijst die ter inzage ligt bij de minister, en voor een periode van drie jaar wordt bewaard.

  • 8. Geregistreerde militaire, speur- of reddingshonden kunnen via een ander punt van binnenkomst dan bedoeld in het zesde lid in Nederland worden gebracht indien:

    • a) een vergunning is aangevraagd en verkregen van de minister, en

    • b) de honden bij een punt van binnenkomst bedoeld in het zesde lid zijn onderworpen aan documenten- en identiteitscontroles als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van verordening (EU) nr. 576/2013.

Artikel 8.14
  • 1. De in artikel 6 van verordening (EU) nr. 576/2013 bedoelde identificatiedocumenten, die in Nederland worden uitgegeven, zijn elk voorzien van een unieke alfanumerieke code, die door de minister is verstrekt.

  • 2. De minister verstrekt de in het eerste lid bedoelde unieke alfanumerieke code uitsluitend aan een uitgever van identificatiedocumenten, die voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. de uit te geven identificatiedocumenten voldoen aan de vereisten gesteld bij of krachtens artikel 21, van verordening (EU) nr. 576/2013;

    • b. de uitgever verstrekt de identificatiedocumenten uitsluitend aan gemachtigde dierenartsen;

    • c. de uitgever houdt een administratie bij met de naam en contactgegevens van de gemachtigde dierenarts aan wie het identificatiedocument wordt verstrekt, onder vermelding van de unieke alfanumerieke code van het verstrekte identificatiedocument. De gegevens uit deze administratie worden gedurende drie jaar bewaard, en

    • d. de uitgever heeft zich bereid verklaard om de minister te voorzien van alle informatie die hij nodig heeft om te controleren of de uitgever voldoet aan de in de onderdelen a tot en met c gestelde voorwaarden.

Artikel 8.15
  • 1. De gemachtigde dierenarts vult het identificatiedocument als bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) nr. 576/2013 in, en vermeldt daarbij in rubriek XII van het paspoort:

    • a. het land van geboorte van het dier en, indien van toepassing,

    • b. de unieke alfanumerieke code van eerder voor het dier afgegeven paspoorten.

  • 2. De houder van het dier verstrekt de informatie die de gemachtigde dierenarts krachtens het eerste lid nodig heeft.

  • 3. De in artikel 22, derde lid, van Verordening (EU) nr. 576/2013 bedoelde periode bedraagt drie jaar.

Artikel 8.16

Het inplanten van een transponder door een ander dan een dierenarts, als bedoeld in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 576/2013, is toegestaan aan degene die beroepsmatig met een zekere regelmaat transponders inbrengt.

G

In artikel 11.7, tweede lid, wordt ‘geldigdheidsduur’ vervangen door: geldigheidsduur.

H

In artikel 11a.1 wordt ‘bedoeld in artikel 249 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap’ vervangen door: bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; en ‘artikel 18, tweede alinea, van verordening (EG) nr. 998/2003 wordt vervangen door: artikel 36 van verordening (EU) nr. 576/2013.

ARTIKEL II

De Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel bz, komt te luiden:

bz.

Verordening (EU) nr. 576/2013: Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (PbEU L 178).

B

In artikel 113c wordt ‘bijlage Iter, onderdeel 1, onder a, onder ii, van Verordening (EG) nr. 998/2003’ vervangen door: bijlage III, onderdeel 1, onder a, onder ii, van Verordening (EU) nr. 576/2013.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 november 2014

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

1. Algemeen

Onderhavige regeling wijzigt de Regeling handel levende dieren en levende producten (hierna: de Regeling handel), en de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s (hierna: de Regeling preventie). Met de wijziging worden Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (hierna: Verordening 576/2013) en Richtlijn 2013/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad wat betreft de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Unie van honden, katten en fretten (hierna: Richtlijn 92/65), geïmplementeerd. Verordening 576/2013 en Richtlijn 92/65 bevatten de veterinaire vereisten voor het niet-commerciële, respectievelijk het overige verkeer van gezelschapsdieren tussen lidstaten onderling, en vanuit derde landen.

Verordening 576/2013 actualiseert en vervangt Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (hierna: Verordening 998/2003). De belangrijkste voorschriften voor het niet commerciële verkeer van gezelschapsdieren, zoals de verplichting honden, katten en fretten te laten inenten tegen rabiës, te chippen en te laten vergezellen van een dierenpaspoort, zijn ongewijzigd.

Ten opzichte van Verordening 998/2003 normeert Verordening 576/2013 het afgifteproces van de paspoorten nader, voorziet zij in een procedure bij overmacht, en bevat zij een aanpassing in het kader van de afschaffing van bijzondere eisen voor het verkeer naar het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Malta of Zweden. Ten overvloede wordt opgemerkt dat de bepalingen van Verordening 576/2013 rechtstreeks werking hebben. Desalniettemin hebben Verordening 576/2013, en daarnaast Richtlijn 2013/31/EU aanpassing van de Regeling handel en van de Regeling preventie tot gevolg.

2. Paspoorten (Artikel 8.14 en 8.15 Regeling handel)

Algemeen

De artikelen 8.14 en 8.15 van de Regeling handel regelen de uitgifte aan en afgifte door gemachtigde dierenartsen van paspoorten. Allereerst verwijzen de artikelen naar enkele bepalingen van Verordening 576/2013, die zelf rechtstreeks werking hebben, en eisen stellen aan verschillende aspecten van de paspoorten. Enkele van die eisen zijn bijvoorbeeld, dat elk paspoort voorzien moet zijn van een unieke, alfanumerieke code, en dat de te drukken paspoorten voldoen aan de door de Commissie vastgestelde modellen.

Unieke alfanumerieke codes

Artikel 23 van Verordening 576/2013 bepaalt ten aanzien van de paspoorten, dat lidstaten verplicht zijn om zorg te dragen dat lege paspoorten uitsluitend ter beschikking worden gesteld aan gemachtigde dierenartsen. Deze plicht strekt ertoe te voorkomen dat lege paspoorten vrij in omloop komen en daarmee fraude in de hand werken. Hiertoe worden aan de uitgevers van de paspoorten eisen gesteld, die direct uit Verordening 576/2013 volgen. Zo zijn de uitgevers verplicht om een registratie bij te houden met de naam en contactgegevens van de gemachtigde dierenartsen, aan wie zij de paspoorten verstrekken, onder vermelding van de unieke alfanumerieke code van het uitgegeven paspoort. De gegevens van deze registratie worden tenminste drie jaar bewaard. Voorts dienen de te drukken paspoorten zelf ook te voldoen aan de vereisten, die bij of krachtens Verordening 576/2013 zijn vastgesteld. Tenslotte mogen de uitgevers de lege paspoorten uitsluitend verstrekken aan gemachtigde dierenartsen. Indien uitgevers niet meer voldoen aan de gestelde eisen, kan de minister stoppen met het aan hen verstrekken van de unieke alfanumerieke codes.

Uitvoeringsverordening 577/2013

Eisen ten aanzien van het document zelf, bedoeld in artikel 21 lid 2, van Verordening 576/2013, zijn daarnaast opgenomen in uitvoeringsverordening 577/2013. Uit de uitvoeringsverordening volgen de modellen, waaraan de paspoorten moeten voldoen, en de verplichting voor de gemachtigde dierenartsen om de paspoorten direct na invulling van de vereiste informatie te lamineren.

Aanvullende informatie in paspoort ten behoeve van toezicht op handel in honden

In het paspoort worden het land van geboorte, en, indien aan de orde, de alfanumerieke code van een eerder afgegeven paspoort genoteerd. Hiertoe is besloten om de traceerbaarheid van dieren te vergroten en het onjuist voorlichten van consumenten tegen te gaan. In de praktijk bleken buitenlandse dieren als Nederlandse dieren te worden gepresenteerd om bijvoorbeeld de Nederlandse consument te misleiden of om veterinaire- en welzijnsvoorschriften te vermijden bij het verkeer naar andere lidstaten, zoals België, die aanvullende eisen stellen aan de invoer.

3. Afschaffing vrijstelling voor ongevaccineerde dieren

De vrijstelling voor ongevaccineerde dieren vervalt. Op grond van artikel 5 van Verordening 998/2003 bestond de mogelijkheid voor lidstaten om vrijstelling te verlenen voor de invoer en het intracommunautaire verkeer van ongevaccineerde dieren van jonger dan 3 maanden. Deze vrijstelling was verwerkt in het oude artikel 8.15 van de Regeling handel. De actualisering door Verordening 576/2013 – in samenhang met het intensieve verkeer van jonge pups en een tweetal incidenten in de afgelopen jaren – heeft geleid tot een heroverweging van deze vrijstellingsmogelijkheid. In 2012 was daadwerkelijk sprake van een met rabiës geïnfecteerde pup, die was geïmporteerd uit Marokko. In 2013 bleek sprake te zijn van een vals positieve uitslag. Beide incidenten hebben de zeer grote impact van dit soort incidenten onderstreept. Tientallen personen en dieren moesten binnen enkele dagen worden opgespoord en behandeld door de GGD en NVWA. Het intensieve verkeer van pups, de impact van de incidenten, het fatale verloop van een rabiësinfectie indien onbehandeld en de toegenomen eenduidigheid van de regelgeving hebben uiteindelijk geleid tot de afschaffing van de vrijstelling.

Sinds het bestaan van de vrijstelling is een groot aantal lidstaten dat nog niet vrij is van rabiës toegetreden tot de EU. De handel uit deze landen is ten gevolge van het vrije verkeer in de jaren na hun toetreding flink toegenomen. Ook in 2007 (Bulgarije en Roemenië) en 2014 (Kroatië) zijn er nieuwe lidstaten bijgekomen die niet vrij zijn rabiës (EU bulletin: http://www.who-rabies-bulletin.org/). Naast het intensieve handelsverkeer is in Nederland ook sprake van intensieve aandacht voor hulp aan zwerfhonden uit dergelijke lidstaten en derde landen. Met het afschaffen van de vrijstelling ontstaat een helder regime voor alle honden, katten en fretten. Deze dieren moeten altijd zijn ingeënt tegen rabiës alvorens ingevoerd te kunnen worden.

De regeling heeft verder tot gevolg dat dieren pas vanaf 15 weken ingevoerd kunnen worden (vaccinatie op 12 weken en 3 weken wachttijd). Dit is een aanzienlijke verschuiving ten opzichte van de huidige leeftijd van 8 weken (leeftijd waarop honden en katten zonder het moederdier mogen worden vervoerd ingevolge de transportverordening). Deze beperking zal gevolgen met zich mee brengen voor de bedrijfsmatige handel in met name jonge pups, omdat deze wordt beperkt tot de pups van ouder dan 15 weken. In paragraaf 6 wordt hier nader op in gegaan.

4. Lasten voor bedrijfsleven en overheid/regeldruk

Algemeen

Met dit wijzigingsbesluit worden enkele administratieve verplichtingen, die voortvloeien uit Verordening 576/2013, verwerkt in de regeling handel. Voorts wordt een vrijstelling voor het verkeer van ongevaccineerde dieren beëindigd (de reden voor de beëindiging is opgenomen in paragraaf 3). Tot slot wordt ook de verplichting om het geboorteland van een hond, kat of fret op te nemen in het paspoort geregeld (een nadere uitleg hierover is opgenomen in paragraaf 2).

De regels gelden voor alle uitgevers van paspoorten voor honden, katten en fretten en dierenartsen die deze paspoorten afgeven. Naar schatting zullen in 2015 zes uitgevers actief zijn. Het aantal dierenartsen dat zich (ook) bezig houdt met gezelschapsdieren wordt geschat op 1.6881. Het aantal dieren dat een paspoort nodig heeft is onbekend omdat de huidige nummers van paspoorten in zeer grote getalen zijn uitgegeven en nu ook dieren zonder chip een paspoort krijgen hetgeen in de toekomst niet meer kan. Indien er van wordt uitgegaan dat de helft van alle honden in Nederland op enig moment een paspoort nodig heeft voor vakantie en het aantal pups dat wordt uitgevoerd naar andere lidstaten voor de helft doorvoer betreft kan worden ingeschat dat deze dierenartsen in totaal 91.746 keer een paspoort uitgeven.

Administratieve lasten

In totaal levert dit besluit een structurele verhoging van de administratieve lasten op van € 28.801 voor de 1.688 dierenartsen verdeeld over 1.122 praktijken die gezelschapsdieren behandelen, en de uitgevers van paspoorten voor honden, katten en fretten. Deze lasten bestaan uit het moeten bijhouden van extra gegevens in de administratie ingevolge artikel 22 en 23 van Verordening 576/2013. Dit betreft de locatie van de chip in het dier voor de dierenarts en het bijhouden van de verstrekte nummers aan dierenartsen door de uitgevers. De verordening schrijft ook voor dat gegevens zoals naam, diersoort, naw-gegevens van de eigenaar, of voor de uitgevers de gegevens van de dierenarts waaraan wordt geleverd, worden bewaard in de administratie. Omdat dierenartsen en uitgevers reeds beschikken over een administratie waarin deze gegevens worden bijgehouden, is geen sprake van eenmalige administratieve lasten voor het opzetten van de administratie. De gekozen bewaartermijn van 3 jaar is de minimale termijn voorgeschreven door de verordening. Tot slot maakt ook het noteren van het geboorteland van het dier in het paspoort onderdeel uit van deze lasten.

Van toezichtslasten is geen sprake, omdat de toezichthouder de administratie in kan zien, maar geen gegevens actief worden verstrekt.

Nalevingskosten

De eenmalige toename van de nalevingskosten bedraagt € 108.012. Dit betreft de aanschaf van een lamineerapparaat2 voor dierenartsen die gezelschapsdieren behandelen en de tijdsbesteding voor de aankoop van het apparaat. De structurele toename van de nalevingskosten bedraagt € 34.501 zijnde de kosten van het lamineren van een bladzijde uit het paspoort door de dierenarts(assistent) bij de afgifte van een paspoort. Dit betreft zowel de tijd gemoeid met het lamineren als de kosten voor lamineerfilm.

Overige bedrijfseffecten

Een overig bedrijfseffect betreft het niet langer toestaan van de import van honden, katten en fretten jonger dan 15 weken waar de grens voorheen lag op 8 weken zonder moederdier ingevolge de welzijnsregels voor transport3. Ongeveer 50 geregistreerde handelaren importeerden in 2013 (officieel) 11.181 honden, 3.476 katten en 171 fretten. Hoeveel dieren hiervan jonger dan 15 weken waren is niet bekend. Dat bij honden de overgrote meerderheid jonge pups betreft wordt aannemelijk geacht. Pups uit bepaalde lidstaten zijn goedkoper dan Nederlandse pups. Bij een prijs van 250 Euro per pup zou dit voor hondenhandelaren op een maximale derving van 2.795.250 Euro aan inkomsten neerkomen bij het volledig wegvallen van de vraag. Geschat wordt dat de vraag niet volledig wegvalt, maar in welke mate de vraag zal verminderen is moeilijk in te schatten. Voor katten en fretten worden geen effecten verwacht. De geïmporteerde dieren betreffen veelal de duurdere rasdieren. Raskittens blijven vaak tot 13 weken bij het ouderdier. Een extra wachttijd van 2 weken zal naar verwachting nauwelijks effect hebben. Ook zal een deel van deze cijfers dieren betreffen die naar tentoonstellingen reizen. Deze dieren zijn ouder dan 15 weken waardoor er geen effect ontstaat.

Verwacht wordt dat de vraag naar honden katten en fretten niet wordt beïnvloed door deze regelgeving. Omdat het aanbod goedkope pups uit andere lidstaten afneemt wordt wel verwacht dat deze regels leiden tot een grotere vraag naar Nederlandse pups. Door langere wachttijden en een eventuele hogere prijs voor pups neemt mogelijk ook de vraag naar asieldieren toe. Ten aanzien van de werkgelegenheid worden geen effecten verwacht.

5. Vaste verandermomenten

Met de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten (VVM) voor regelgeving. Dit beleid houdt in dat nieuwe regelingen slechts in werking treden op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober, en dat bekendmaking in de Staatscourant minimaal twee maanden voordien plaatsvindt. Deze regeling strekt tot implementatie van EU-regelgeving. Implementatie van EU-regelgeving is één van de uitzonderingsgronden met betrekking tot de vaste verandermomenten van regelgeving. Derhalve treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

6. Artikelen

Artikel I, onderdelen A en B

Door middel van de onderdelen A en B worden in enkele begripsbepalingen de verwijzingen naar Verordening 998/2003 vervangen.

Artikel I, onderdelen C tot en met E

Voor het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Malta en Zweden is de eis vervallen dat een titer van neutraliserende antilichamen van ten minste 0,5 IE/ml is vastgesteld en wordt opgenomen het paspoort. Het vereiste afwijkende bewijsstuk, zoals opgenomen in de artikelen 8.2, onderdeel f en 8.3, onderdeel g, van de Regeling handel, komt hiermee ook te vervallen.

Artikel I, onderdeel F

Artikel 8:12

Artikel 8:12 bevat aangepaste verwijzingen naar vereisten waaraan moet worden voldaan bij het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren, waaronder de plicht tot het identificeren van dieren, de plicht dieren te vaccineren, en verplichtingen ten aanzien van documentatie en identificatie van de dieren. Deze eisen variëren naar gelang de herkomst van de dieren. Nieuw is de verplichting voor eigenaren om bij invoer uit derde landen contact op te nemen met de bevoegde autoriteit op het punt van binnenkomst en om daarbij hun dier ter beschikking te stellen voor controle.

Artikel 8.13

Artikel 8.13 regelt verschillende aanwijzingen. Ten eerste wijst het de bevoegde autoriteiten aan voor de uitvoering van de taken uit Verordening 576/2013. De minister wordt in het artikel aangewezen als bevoegde autoriteit, voor zover het gaat om het nemen van besluiten. In afwijking hiervan worden de NVWA en in een enkel geval de douane aangewezen voor andere taken. De NVWA wordt aangewezen als bevoegde autoriteit, voor zover het gaat om andere taken dan het nemen van besluiten en in afwijking daarvan wordt de douane in het bijzonder aangewezen als bevoegde autoriteit ten aanzien van de documenten- en identiteitscontroles van gezelschapsdieren uit bepaalde gebieden en derde landen.

Voorts bepaalt artikel 8.13 welke personen kwalificeren als gemachtigde dierenarts of officiële dierenarts in de zin van Verordening artikel 576/2013.

Tenslotte regelt het artikel de punten van binnenkomst voor reizigers, en voorziet het in de mogelijkheid gebruik te maken van alternatieve punten van binnenkomst voor geregistreerde militaire, speur- of reddingshonden.

Artikel 8.14 en 8.15

Zoals hierboven in paragraaf 2 uitgebreider is toegelicht, verwijzen de artikelen 8.14 en 8.15 naar enkele bepalingen van Verordening 576/2013. Zo wordt elk paspoort voorzien van een unieke alfanumerieke code. Op grond van artikel 8.14 verstrekt de minister deze unieke alfanumerieke code alleen aan uitgevers, die voldoen aan de in het artikel gestelde eisen.

Artikel 8.16

Het inbrengen van een chip ter identificatie van een dier is op grond van het Besluit diergeneeskundigen toegestaan. Op grond van de Wet Dieren en het Besluit diergeneeskundigen mag deze ingreep worden uitgevoerd door een dierenarts of door iemand die beroepsmatig met een zekere regelmaat chips inplant.

Artikel II, onderdelen A en B

Ook de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s wordt aangepast naar aanleiding van Verordening 576/2013. De wijzigingen betreffen de verwijzingen naar de vaccinatievoorschriften, die zijn opgenomen in Verordening 576/2013, en het gebruik van sera en entstoffen.

Implementatietabel

Verordening (EU) nr. 576/2013

Regeling handel levende dieren en levende producten

Artikel 1

Behoeft geen implementatie

Artikel 2

Behoeft geen implementatie

Artikel 3, onderdelen a t/m f, i t/m j

Behoeft geen implementatie

Artikel 3, onderdeel g

Artikel 8.13, vierde lid

Artikel 3, onderdeel h

Artikel 8.13, vijfde lid

Artikel 3, onderdeel k

Artikel 8.13, zesde lid

Artikel 4

Behoeft geen implementatie

Artikel 5

Behoeft geen implementatie

Artikel 6

Artikel 8.12 onderdeel a, en artikel 8.15

Artikel 7

Behoeft geen implementatie

Artikel 8

Behoeft geen implementatie

Artikel 9

Behoeft geen implementatie

Artikel 10

Artikel 8.12 onderdeel b

Artikel 10, derde lid

Artikel 8.13, achtste lid

Artikel 11

Behoeft geen implementatie

Artikel 12, eerste lid

Artikel 8.12 onderdeel b

Artikel 13

Behoeft geen implementatie

Artikel 14

Behoeft geen implementatie

Artikel 15

Behoeft geen implementatie

Artikel 16

Behoeft geen implementatie

Artikel 17

Artikel 8.12, onderdeel c

Artikel 18

Artikel 8.16

Artikel 19

Behoeft geen implementatie

Artikel 20

Behoeft geen implementatie

Artikel 21

Artikel 8.12 onderdeel d

Artikel 22

Artikel 8.15

Artikel 23

Artikel 8.14

Artikel 24

Behoeft geen implementatie

Artikel 25

Behoeft geen implementatie

Artikel 25, eerste lid, onderdeel j

Artikel 8.13, derde lid

Artikel 26

Behoeft geen implementatie

Artikel 27

Artikel 8.12 onderdeel b

Artikel 28

Behoeft geen implementatie

Artikel 29

Behoeft geen implementatie

Artikel 30

Behoeft geen implementatie

Artikel 31

Behoeft geen implementatie

Artikel 32

Behoeft geen implemenatie

Artikel 33

Behoeft geen implementatie

Artikel 34, eerste lid

Artikel 8.13, derde lid

Artikel 34, derde lid

Artikel 8.13, zevende lid

Artikel 34

Artikel 8.12, onderdeel e

Artikel 35

Artikel 8.12, onderdeel e

Artikel 36

Artikel 8.12, onderdeel f, en artikel 11a.1

Artikel 37

Behoeft geen implementatie

Artikel 38

Artikel 8.12, onderdeel f

Artikel 39

Artikel 8.12, onderdeel f

Artikel 40

Behoeft geen implementatie

Artikel 41

Behoeft geen implementatie

Artikel 42

Behoeft geen implementatie

Artikel 43

Behoeft geen implementatie

Artikel 44

Artikel 8.12, onderdeel a

Artikel 45

Behoeft geen implementatie

Bijlage I

Behoeft geen implementatie

Bijlage II

Behoeft geen implementatie

Bijlage IV

Behoeft geen implementatie

Bijlage V

Behoeft geen implementatie

   
 

Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s

   

Bijlage III, onderdeel 1, onder II

Artikel 113c

Richtlijn 2013/31

Regeling handel levende dieren en levende producten

Artikel 1

Artikelen 8.2, 8.3 en 8.4

Artikel 2

Behoeft geen implementatie

Artikel 3

Behoeft geen implementatie

Artikel 4

Behoeft geen implementatie

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Rapport Feiten & Cijfers in de gezelschapsdierensector Has Kennistransfer/ Hogeschool Has Den Bosch, 2011.

X Noot
2

Prijzen variëren, geschat wordt dat gemiddeld 60 Euro een apparaat kan worden aangeschaft. Het betreft 1.688 dierenartsen in de gezelschapsdierensector

X Noot
3

VERORDENING (EG) Nr. 1/2005 VAN DE RAAD van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97

Naar boven