Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 14 november 2014, nummer 578511, tot wijziging van de Regeling toelating en uitzetting BES (derde wijziging)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 7, derde lid, van de Wet toelating en uitzetting BES;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling toelating en uitzetting BES als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 4.1 tot en met 4.6 komen te luiden:

Artikel 4.1

  • 1. Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet, is de vreemdeling die in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf, geldig voor het doel waar verblijf voor wordt gevraagd, geen leges verschuldigd.

  • 2. Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen of wijzigen onderscheidenlijk verlengen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet, is de vreemdeling die niet in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf geldig voor het doel waar verblijf voor wordt gevraagd, voor een verblijfsdoel als bedoeld in kolom I, het daarachter vermelde bedrag in kolom II onderscheidenlijk kolom III verschuldigd.

    I. Verblijfsdoel

    II. Verlening of wijziging

    III. Verlenging

    a. ‘gezinshereniging of gezinsvorming’

    USD 209

    USD 209

    b. ‘verblijf ter adoptie of als pleegkind’

    USD 49

    USD 49

    c. ‘het verrichten van arbeid in loondienst’

    USD 788

    USD 334

    d. ‘het verrichten van arbeid als zelfstandige’

    USD 1.159

    USD 334

    e. ‘voortgezet verblijf’

    USD 209

    USD 209

    f. ‘verblijf als gepensioneerde of rentenier’

    USD 788

    USD 334

    g. ‘wedertoelating’

    USD 882

    USD 334

    h. ‘het volgen van studie’

    USD 279

    USD 140

    i. ‘verblijf als stagiair’

    USD 696

    niet van toepassing

    j. ‘verblijf als praktikant’

    USD 696

    niet van toepassing

    k. ‘vervolging van mensenhandel’

    USD 0

    USD 0

    l. ‘verblijf als investeerder’

    USD 788

    USD 334

    m. ‘verblijf als vrijwilliger’

    USD 788

    USD 334

Artikel 4.2

  • 1. In afwijking van artikel 4.1 is de vreemdeling voor een aanvraag om verlening of wijziging van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet geen leges verschuldigd indien hij:

    • a. als minderjarig kind een aanvraag indient tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet, voor een verblijfsdoel als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, onder a, van het besluit, bij een vreemdeling die een aanvraag heeft ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd dan wel verblijf geniet als bedoeld in artikel 6 van de Wet, voor een verblijfsdoel als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, onder k, van het besluit;

    • b. als gezinslid van de houder van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 12a van de Wet, gelijktijdig met de hoofdpersoon is ingereisd dan wel binnen drie maanden nadat aan de hoofdpersoon deze verblijfsvergunning is verleend, is nagereisd, en niet dezelfde nationaliteit heeft als de hoofdpersoon, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet onder een beperking verband houdend met gezinshereniging indient;

    • c. een aanvraag indient in het geval, bedoeld in artikel 5.49, tweede lid, van het besluit;

    • d. een aanvraag indient tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet, om redenen verband houdend met bescherming aan de vreemdeling als bedoeld in artikel 12a van de Wet.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid kan de Minister in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken bepalen dat de vastgestelde leges niet zijn verschuldigd in het belang van de internationale betrekkingen.

Artikel 4.3

  • 1. In afwijking van artikel 4.1 is de vreemdeling voor een aanvraag om verlenging van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet geen leges verschuldigd indien:

    • a. deze aanvraag gelijktijdig is ontvangen met een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning, tenzij deze aanvragen zijn ontvangen een jaar of langer voordat de geldigheidsduur van de vergunning afloopt;

    • b. deze aanvraag gelijktijdig is ontvangen met een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 4.6, tenzij deze aanvragen zijn ontvangen een jaar of langer voordat de geldigheidsduur van de vergunning afloopt;

    • c. het minderjarige kind van de vreemdeling, die verblijf heeft op grond van artikel 5.2, eerste lid, onder k, van het besluit, een aanvraag indient tot het verlengen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet, voor een verblijfsdoel als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, onder a, van het besluit;

    • d. de vreemdeling in aanmerking komt voor verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 6 van de Wet, om redenen verband houdend met bescherming van de vreemdeling als bedoeld in artikel 12a van de Wet.

Artikel 4.4

In afwijking van artikel 4.1 is de vreemdeling geen leges verschuldigd ter zake van:

  • a. de afdoening van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet, voor een verblijfsdoel als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, onder a, van het besluit, indien hij om vrijstelling van leges verzoekt, daarbij een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 8 EVRM en aantoont niet te kunnen beschikken over middelen om aan de legesverplichting te kunnen voldoen.

  • b. de afdoening van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet voor een verblijfsdoel als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, onder a, van het besluit, indien hij ontheven is van de legesverplichting voor de behandeling van de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf, voorafgaande aan de ingediende aanvraag.

  • c. de afdoening van een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning, in een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6, van de Wet, voor een verblijfsdoel als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, onder a, van het besluit, indien deze vreemdeling om ontheffing van leges verzoekt, daarbij een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 8 EVRM en daarbij aantoont niet te kunnen beschikken over middelen om aan de legesverplichting te kunnen voldoen.

  • d. de afdoening van een aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet, welke is verleend is voor het verblijfsdoel ’uitoefenen van het gezinsleven conform artikel 8 EVRM’, indien deze vreemdeling om ontheffing van leges verzoekt, daarbij een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 8 EVRM en daarbij aantoont niet te kunnen beschikken over middelen om aan de legesverplichting te kunnen voldoen.

Artikel 4.5

  • 1. Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 van de Wet, is de vreemdeling een bedrag van USD 140 verschuldigd.

  • 2. Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 6.18, tweede lid, van het besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 6 van de Wet blijkt, is de vreemdeling een bedrag van USD 49 verschuldigd.

Artikel 4.6

In afwijking van de tarieftabel in artikel 4.1, rijen a en e, en artikel 4.5, eerste lid, is de minderjarige vreemdeling een bedrag van USD 49 verschuldigd.

B

Artikel 4.7 vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 november 2014

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling tot wijziging van de Regeling toelating en uitzetting BES bevat een aanpassing van de legestarieven.

Ingevolge artikel 7, derde lid, van de Wet is de vreemdeling in door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie te bepalen gevallen en volgens de door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie te bepalen regels, leges verschuldigd terzake van de afdoening van een aanvraag. Artikel 7, derde lid, van de Wet ziet op de aanvraag tot het verlenen, verlengen van de geldigheidsduur en wijzigen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.

De legestarieven zijn vastgesteld op 66% van de legestarieven die met ingang van 1 januari 2015 staan vermeld in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 en zijn vervolgens omgerekend in dollars. Het percentage van 66, dat verband houdt met de verschillen in koopkracht tussen Caribisch Nederland en Europees Nederland, is gelijk aan het percentage zoals ook is gehanteerd bij de invoering van de legestarieven in Caribisch Nederland in 2010. Omdat na 2010 veel wijzigingen hebben plaatsgevonden in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 worden de legesbedragen voor Caribisch Nederland met ingang van 1 januari 2015 weer in overeenstemming gebracht met de gewijzigde legesbedragen zoals die gelden in Europees Nederland. De legesbedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd en volgen hiermee de hoogte van de indexatie van de leges in Europees Nederland, met dien verstande dat de legesbedragen in Caribisch Nederland wegens de koopkrachtverschillen met Europees Nederland 34% lager blijven dan de relevante legesbedragen die in Europees Nederland in rekening worden gebracht.

Bij het vaststellen van de legestarieven is aangesloten bij de legessystematiek zoals die geldt in Europees Nederland. Dit betekent bijvoorbeeld dat voor de verlening van een verblijfsvergunning na een machtiging tot voorlopig verblijf geen leges worden geheven.

Artikelsgewijs

Artikel 4.1

In de tarieftabel van artikel 4.1 is bepaald welk legestarief van toepassing is op het afdoen van aanvragen tot het verlenen, wijzigen of verlengen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Voor het aanvragen van een aanvraag tot het wijzigen van de beperking gelden dezelfde legestarieven als voor een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd omdat het in beide gevallen om een eerste toets aan de voorwaarden bij het beoogde verblijfsdoel gaat en de behandelkosten derhalve dezelfde zijn.

Artikelen 4.2 en 4.3

In de artikelen 4.2 en 4.3 is bepaald welke categorieën vreemdelingen zijn vrijgesteld van leges voor het afdoen van een aanvraag tot het verlenen of verlengen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. In het tweede lid van artikel 4.2 is een voorziening getroffen die de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de bevoegdheid geeft om in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken te bepalen dat de vastgestelde leges niet zijn verschuldigd in het belang van de internationale betrekkingen. Daarbij zal het met name gaan om gevallen waarin de Minister van Buitenlandse Zaken met toepassing van artikel 3 van het Rijksbesluit op de consulaire tarieven heeft besloten dat de krachtens dat besluit vastgestelde vergoeding voor het behandelen van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf niet is verschuldigd. In die gevallen ligt het immers voor de hand om op dezelfde gronden niet over te gaan tot legesheffing ter afdoening van de daarop aansluitende en daarmee direct verband houdende aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.

Artikel 4.4

Vreemdelingen die bij de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor gezinshereniging of gezinsvorming een gerechtvaardigd beroep op artikel 8 EVRM doen, zijn vrijgesteld van de legesverplichting, mits zij kunnen aantonen dat zij niet over de vereiste middelen kunnen beschikken om de leges te kunnen voldoen. Tot de mogelijkheid van vrijstelling is besloten om te voorkomen dat de vreemdeling die in aanmerking komt voor verblijf op grond van artikel 8 EVRM, dit verblijf onmogelijk wordt gemaakt door de legesheffing. Ten behoeve van de vrijstelling van het legesvereiste wordt een beroep op artikel 8 EVRM gerechtvaardigd geacht indien verblijf in het kader van gezinshereniging of -vorming wordt beoogd.

Ook geldt de mogelijkheid van vrijstelling van leges in het geval van een aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning van de vreemdeling die verblijf heeft onder de beperking ‘uitoefenen van het gezinsleven conform artikel 8 EVRM’ en die bij de aanvraag om het verlengen van de verblijfsvergunning aantoont dat hij vanaf de datum van het verlenen van de verblijfsvergunning alles in het werk heeft gesteld om over voldoende middelen te beschikken, maar zonder succes.

Artikel 4.5

In artikel 4.5 wordt bepaald welk legestarief van toepassing is op het afdoen van aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. De leges voor het afdoen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd zijn bepaald op USD 140.

Artikel 4.6

Voor minderjarige vreemdelingen die in het kader van aanvragen om een verblijfsvergunning verband houden met gezinshereniging of gezinsvorming of een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aanvragen is het legestarief vastgesteld op USD 49.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven