Wijzigingen Organisatiebesluit BZK 2012

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met de Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011 en artikel 19 van het Organisatiebesluit BZK 2012;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Organisatiebesluit BZK 2012 als volgt te wijzigen:

A

Aan artikel 2, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • j. het Bureau Digitale Overheid.

B

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

  • 1. Er is een Audit Committee (AC).

  • 2. Het Audit Committee bestaat uit de Secretaris-generaal, de directeur-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk en daarnaast uit tenminste twee externe leden.

  • 3. De betrokken directeur Auditdienst Rijk en de betrokken directeur Financieel Economische Zaken ondersteunen het Audit Committee als deskundigen bij zijn advisering van het departementale management.

  • 4. Het Audit Committee staat onder voorzitterschap van één van de externe leden.

  • 5. Een vertegenwoordiger van de Algemene Rekenkamer is agendalid.

  • 6. Het Audit Committee vergadert minimaal vier maal per jaar.

  • 7. De overige functionarissen van BZK kunnen verzocht worden onderdelen van de vergadering bij te wonen door de voorzitter van het Audit Committee dan wel door de Secretaris-generaal.

  • 8. Al hetgeen in de vergaderingen aan de orde komt is vertrouwelijk, voor zover niet anders is besloten of indien bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 9. De directie Financieel-economische Zaken voert het secretariaat van het Audit Comittee.

    Het Audit Comittee regelt de eigen werkwijze en legt dit vast in het huishoudelijk reglement.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel e, vervalt: en het Audit Comité.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • l. het verlenen van goedkeuring tot het bewust afwijken van de aanbestedingsregels.

3. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De Secretaris-generaal is niet belast met de inhoudelijke leiding van het onder artikel 2, eerste lid, onderdeel j, genoemde organisatieonderdeel.

D

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een hoofd en een plaatsvervangend hoofd.’ vervangen door: een directeur-generaal en een plaatsvervangend directeur-generaal.

2. Het derde lid komt te luiden:

De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

  • a. de Directie Inlichtingen;

  • b. de Directie Operatiën;

  • c. de Directie Veiligheidsonderzoeken & Bedrijfsvoering;

  • d. de Centrale Staf.

E

Onder vernummering van artikel 16 tot en met 22 tot 17 tot en met 23, wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16

  • 1. Het Bureau Digitale Overheid staat onder leiding van de Nationaal Commissaris Digitale Overheid.

  • 2. Het Bureau Digitale Overheid ondersteunt de Nationaal Commissaris Digitale Overheid bij zijn taak.

  • 3. Het Bureau Digitale Overheid is in beheersmatige zin ondergebracht bij de Secretaris-generaal.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat:

  • a. Artikel I, onderdeel B, en artikel I, onderdeel C, onderdeel 1, terugwerken tot en met 1 juni 2014;

  • b. Artikel I onderdeel A, artikel I, onderdeel C, onderdeel 3, en artikel I, onderdeel E, terugwerken tot en met 1 augustus 2014;

  • c. Artikel I, onderdeel C, onderdeel 2, terugwerkt tot en met 15 augustus 2014;

Artikel I, onderdeel D, in werking treedt met ingang van 1 januari 2015.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (artikel 2) en onderdeel E (artikel 16)

De oprichting per 1 augustus 2014 van het Bureau Digitale Overheid (BDO) houdt in dat het Organisatiebesluit 2012 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gewijzigd moet worden.

Het BDO staat onder leiding van een directeur en ondersteunt als klein, hoogwaardig en multidisciplinair team de Nationaal Commissaris Digitale Overheid (NCDO). De directeur BDO legt verantwoording af aan de NCDO.

De NCDO is door de regering aangesteld. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft over dit onderwerp een brief (dd. 28 mei 2014, kenmerk 2014-0000287834) aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden.

De NCDO heeft de opdracht om beleidsontwikkeling en vernieuwing aan te jagen. De taken van de NCDO zijn:

  • het bevorderen van het tot stand komen van (voorzieningen voor) de Digitale Overheid;

  • het zorgdragen voor een goed beheer van essentiële voorzieningen op het gebied van de digitale overheid;

  • het stimuleren van het gebruik van die voorzieningen.

De regering heeft verder een ministeriële commissie Digitale Overheid ingesteld, waar de NCDO beleidsmatig aan rapporteert. Namens de medeoverheden en uitvoeringsorganisaties zullen adviserende leden aan deze commissie deelnemen.

De NCDO legt beheersmatige verantwoordelijkheid af aan de Secretaris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en inhoudelijk legt hij verantwoording af aan de Ministeriële commissie voorgezeten door de minister-president.

Onderdeel B (artikel 5)

Onderdeel B beschrijft de gewijzigde opzet van het Audit Committee (AC) van het ministerie. De externe leden krijgen een andere rol binnen de vergadering. Eén van de externe leden is benoemd tot voorzitter van het AC. Verder wordt de agenda door de externe leden bepaald. De secretaris van het AC voorziet de externe leden van onderwerpen die geagendeerd kunnen worden voor de vergadering. De externe leden worden geacht ook zelf onderwerpen aan te dragen voor de vergadering. In het huishoudelijk reglement van het AC wordt vastgelegd wat de reikwijdte is van de onderwerpen die besproken worden in het AC. De reikwijdte van de onderwerpen die besproken worden tijdens de vergaderingen wordt bepaald door de Regeling Audit Committees 2012.

Op verzoek van de Algemene Rekenkamer stelt het AC haar in de gelegenheid om de vergadering of delen daarvan bij te wonen. Tot slot zijn niet alle leden van de bestuursraad lid van het AC. De overige functionarissen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen door de voorzitter of door de Secretaris-generaal verzocht worden onderdelen van de vergadering bij te wonen.

Onderdeel C (artikel 6)

In onderdeel C wordt geregeld dat het besluit om af te wijken van de plicht om Europees aan te besteden uitsluitend door de Secretaris-generaal wordt genomen.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft twee procedures, waarbij voorheen het diensthoofd, de directeur agentschap of de directeur RCN in uitzonderingssituaties vooraf gemotiveerd instemden met afwijkingen van de plicht om Europees aan te besteden.

De eerste procedure staat bekend als de Waiverprocedure, waarbij de criteria voor uitzonderingen gebaseerd zijn op het aanbestedingsrecht.

De tweede procedure, het managementbesluit voor inkoopopdrachten, wordt gebruikt wanneer de Waiverprocedure niet kan worden toegepast.

Onderdelen D (artikel 13)

Onderdeel D betreft een wijziging in de functiebenaming van de leiding van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). Het besluit om de functie van hoofd AIVD te wijzigingen in directeur-generaal AIVD is door de regering genomen naar aanleiding van het advies van de commissie-Dessens, die de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 heeft geëvalueerd.

In onderdeel E is de nieuwe organisatie van de AIVD opgenomen. Aanleiding voor de wijziging van de organisatie is de taakstelling die de AIVD is opgelegd in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte II. Deze taakstelling is bijgesteld in het najaar van 2013 in het zogenaamde ‘Herfstakkoord’.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven