Mededeling in het kader van het project Weguitbreiding Schiphol – Amsterdam – Almere, Rijkswaterstaat

Op grond van artikel 20 van de Tracéwet bevordert de Minister van Infrastructuur en Milieu een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten op de aanvragen om vergunningen en van de overige ambtshalve te nemen besluiten met het oog op de uitvoering van een Tracébesluit. Op dit besluit is de Crisis- en herstelwet van toepassing.

In het kader van deze coördinatie geeft de Minister van Infrastructuur en Milieu kennis van het feit dat het volgende besluit is genomen.

Welk besluit is genomen en ligt ter inzage?

Voor de uitvoering van het tracébesluit Weguitbreiding Schiphol – Amsterdam – Almere is onderstaand besluit genomen, overeenkomstig de procedure van artikel 20, lid 4, van de Tracéwet in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

In opdracht van Rijkswaterstaat realiseert SAAone de verbreding van de A1/A6 tussen de knooppunten Diemen, Muiderberg en de aansluiting Almere Havendreef.

Deze werkzaamheden maken deel uit van de weguitbreiding Schiphol – Amsterdam – Almere (SAA). De extra rijstroken zorgen ervoor dat de doorstroming verbetert en daarmee de bereikbaarheid van de noordelijke Randstad.

Bij besluit van 31 oktober 2014, kenmerk 142145, is door burgemeester en wethouders van de gemeente Almere een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor het cluster SAA A1/A6, 132 verleend. Het besluit heeft betrekking op de bouw van een tweede (aansluitend) viaduct (K46A) en het aanpassen van het bestaande viaduct (K46) in de A6 over de Poortdreef te Almere.

Het besluit is niet gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbesluit. Het definitieve besluit is op 7 november 2014 bekendgemaakt.

Waar en wanneer kunt u de stukken inzien?

Het besluit en de bijbehorende stukken liggen van 8 november 2014 tot en met 19 december 2014 tijdens kantooruren ter inzage bij de gemeente Almere, Stadhuisplein 1 te Almere.

Hoe kunnen belanghebbenden beroep indienen?

Van 8 november 2014 tot en met 19 december 2014 staat voor belanghebbenden beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het instellen van beroep tegen het besluit geschiedt door indiening van een ondertekend beroepschrift dat ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het is gericht, alsmede de gronden van het beroep bevat.

Het beroepschrift moet worden gericht aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.

Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en dient ten minste te bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht, dat wil zeggen in ieder geval de vermelding van het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en, zo mogelijk, de datum en het kenmerk van het besluit;

  • een opgave van de redenen waarom u zich niet met het besluit kunt verenigen.

Tevens dient ten behoeve van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zo mogelijk, een afschrift van het besluit waartegen het beroep is gericht te worden overgelegd.

Op dit besluit is hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat de belanghebbende in het beroepschrift moet aangeven welke zijn beroepsgronden zijn. Na afloop van de beroepstermijn kunnen deze gronden niet meer worden aangevuld.

In het beroepschrift dient tevens te worden vermeld dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is.

Het instellen van beroep schorst de werking van het besluit niet.

Indien beroep is ingesteld, kan een verzoek worden gedaan tot het treffen van een voorlopige voorziening, bijvoorbeeld inhoudende een schorsing van het besluit.

Het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.

Bij het verzoek moet een afschrift van het beroepschrift worden overgelegd.

Het verzoek dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht, dat wil zeggen in ieder geval de vermelding van het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en de datum en het nummer of kenmerk van het besluit;

  • de gronden van het verzoek (motivering).

Voor het indienen van een beroepschrift en/of een verzoekschrift om een voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd.

Meer informatie?

Voor nadere informatie met betrekking tot het besluit kunt u zich wenden tot de heer J. Zegstroo, telefoon 036 – 527 75 83.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, namens deze, het hoofd van de afdeling BJV-Projectadvisering bij de Corporate Dienst van Rijkswaterstaat, A.K. van de Ven

Naar boven