Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 31 oktober 2014, nr. 673806, houdende de instelling van de Taskforce beter benutten onderwijs en openbaar vervoer (Instellingsbesluit Taskforce beter benutten onderwijs en openbaar vervoer)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In dit besluit wordt onder Minister verstaan: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 2. Instelling

Er is een Taskforce beter benutten onderwijs en openbaar vervoer, verder aan te duiden als de taskforce.

Artikel 3. Taken

De taskforce heeft de volgende taken:

  • a. Identificeren van (toekomstige) spitsproblematiek in het openbaarvervoersysteem op nationaal en regionaal niveau waarbij studenten een significant deel van de reizigers vormen.

  • b. Uitwerken van de geïdentificeerde spitsproblemen, waarbij per geval oplossingsrichtingen en aanbevelingen worden geformuleerd. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van kennis uit bestaande initiatieven.

  • c. Stimuleren van experimenteerruimte en pilots om spitsproblematiek terug te dringen door gebouwen van onderwijsinstellingen en het openbaarvervoersysteem beter te benutten en het aantal reiskilometers van studenten in de spitsen te verlagen, waarbij de kwaliteit van onderwijs centraal blijft staan.

  • d. Opstellen van conclusies en aanbevelingen over het beter benutten van gebouwen van de onderwijsinstellingen en het openbaarvervoersysteem.

  • e. Opstellen van een vervolgaanpak voor de periode tot 2025 (incl. de doelstelling van € 750 miljoen euro).

Artikel 4. Instellingsduur

De taskforce wordt ingesteld met ingang van 1 september 2014 en wordt opgeheven per 31 december 2015 of zoveel eerder wanneer het eindrapport van de taskforce is opgeleverd en aanvaard.

Artikel 5. Leden

  • 1. Tot voorzitter van de taskforce wordt benoemd:

    • mevrouw drs. J.J.N. Baljeu, te Rotterdam

  • 2. Als leden van de taskforce worden benoemd:

    • De heer drs. J.H. Schutte, te Wageningen

    • De heer mr. drs. J.B. Dijkstra, te Heemstede

    • De heer drs. W.J. Vossers, te Gouda

  • 3. In aansluiting op het vorige lid kan de Minister, wanneer daar aanleiding toe bestaat, aanvullende leden benoemen, tot een maximum van tien leden.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de Minister een ander lid benoemen.

  • 5. De leden van de taskforce nemen deel aan de beraadslagingen en besluitvorming zonder last of ruggespraak.

  • 6. De Minister draagt zorg voor een adequate ondersteuning van de taskforce.

Artikel 6. Secretariaat

  • 1. De taskforce wordt bijgestaan door een secretariaat.

  • 2. De leden van het secretariaat zijn voor hun werkzaamheden voor de taskforce uitsluitend verantwoording schuldig aan de taskforce.

  • 3. De leden van het secretariaat zijn geen lid van de taskforce.

  • 4. Indien ambtenaren tot secretaris of medewerker worden benoemd, zijn zij tegenover anderen dan de taskforce verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen in het verband van de werkzaamheden van de taskforce bekend is geworden.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1. De taskforce stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De taskforce kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is. Het kan daarbij gaan om experts op de relevante onderwerpen, inclusief, op persoonlijke titel, ambtelijke deskundigen.

Artikel 8. Vergoeding

  • 1. De voorzitter van de taskforce, voor zover niet vallend onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, ontvangt per maand een vergoeding.

  • 2. De toepasselijke salarisschaal voor de voorzitter is 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor voor de voorzitter is in beginsel 16/36.

  • 3. De Minister kan de in het tweede lid genoemde arbeidsduurfactor nader vaststellen indien de omvang van de werkzaamheden van de voorzitter daartoe aanleiding geeft.

  • 4. Voor de overige en eventuele aanvullende leden kan de Minister een vergoeding en nadere arbeidsduurfactor vaststellen.

  • 5. De voorzitter en andere leden van de taskforce ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland.

Artikel 9. Kosten van de taskforce

  • 1. De kosten van de taskforce komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister.

  • 2. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor vergaderingen en voor secretariële en inhoudelijke ondersteuning;

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

    • c. de kosten voor publicatie van rapportages.

Artikel 10. Informatieplicht

De taskforce verstrekt aan de Minister desgevraagd de door de Minister gewenste inlichtingen.

Artikel 11. Verantwoording

De taskforce biedt de Minister uiterlijk 31 december 2015 een eindrapport aan met conclusies en aanbevelingen over het beter benutten van gebouwen van de onderwijsinstellingen en het openbaarvervoersysteem. Het rapport bevat ook een voorstel voor de vervolgaanpak voor de periode tot 2025 (incl. de doelstelling van € 750 miljoen euro).

Artikel 12. Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen en andere producten welke door of namens de taskforce worden vervaardigd, worden niet door de taskforce openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht.

Artikel 13. Intellectuele eigendom

De leden van de taskforce werken mee aan het tot stand komen van een overeenkomst indien dit naar het oordeel van de Minister noodzakelijk is om te komen tot het kosteloos overdragen aan de Minister van rechten met betrekking tot intellectuele eigendom.

Artikel 14. Archiefbescheiden

De taskforce draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie FM&ICT van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 15. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2014.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 31 december 2016.

Artikel 16. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Taskforce beter benutten onderwijs en openbaar vervoer.

Dit besluit zal met de bijbehorende toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

TOELICHTING

De regering stelt zich ten doel de uitgaven aan het studentenreisproduct te beperken tot 850 miljoen euro in 2020 en 750 miljoen euro per jaar (prijspeil 2014) vanaf 2025. Belangrijk bij het realiseren van deze besparing is de gebouwen van onderwijsinstellingen en het openbaarvervoersysteem beter te benutten.

Omdat betere benutting van gebouwen van onderwijsinstellingen en het openbaarvervoersysteem vraagt om nauwe samenwerking door diverse partijen uit zeer verschillende sectoren (o.a. ov-bedrijven, onderwijsinstellingen en studenten), heeft de ministerraad mij gevraagd een tijdelijke taskforce op te richten die zich hierop gaat toeleggen en mij hierover zal adviseren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven