Beschikking van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, houdende ontheffing voor NHV Helicopters van het verbod VFR-vluchten uit te voeren buiten de daglichtperiode, alsmede VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen beneden de minimum VFR-vlieghoogte die plaatsvinden binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied of boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenmenigten

Datum: 4 november 2014

Nummer: ILT-2014/65977

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gezien het verzoek om ontheffing van 31 oktober 2014 van Rohfilm GmbH, Contactpersoon: M. Witte, Eisenbahnstraße 99, 04315 Leipzig, tel.: 06 53565254; e-mail: contact@rohfilm.de;

Overwegende dat het doel van de vluchten is het maken van camerabeelden voor de film ‘Deadweight’ boven Pernis te Rotterdam;

Gelet op de artikelen 44, vijfde lid, en 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement;

BESLUIT:

Artikel 1

Deze beschikking is van toepassing op een helikopter van het type AS 365N3 met het nationaliteits- en inschrijvingskenmerk OO-NHX, dan wel een gelijkwaardige vervangende helikopter in gebruik bij Noordzee Helikopters Vlaanderen, waarmee VFR-vluchten worden uitgevoerd voor het vastleggen van beelden voor de film ‘Deadweight’.

Artikel 2

VFR-VLIEGEN BENEDEN DE MINIMUM VFR-VLIEGHOOGTE

Aan de gezagvoerders van de in artikel 1 genoemde helikopters wordt van 4 november 2014 tot en met 7 november 2014 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 45, eerste lid, onderdeel a, van het Luchtverkeersreglement om gedurende één avond 5 minuten een VFR-vlucht uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte die plaatsvindt binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied of boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen benodigd voor het uitvoeren van een hoist-operatie, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. de minimum VFR-vlieghoogte bedraagt 60 m (200 voet) boven de grond of het water, of zoveel lager als voor de uitvoering van de hoist-operatie noodzakelijk is, doch ten minste 30 m (100 ft) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 m van het luchtvaartuig;

  • b. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid worden zodanig gekozen dat:

    • 1°. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

    • 2°. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

    • 3°. in geval van een motorstoring op een veilige wijze op de nog werkende motor kan worden weggeklommen;

  • c. de gezagvoerder stelt zich van tevoren op de hoogte met betrekking tot plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding;

  • d. te allen tijde wordt de vlucht met een zodanige combinatie van hoogte en snelheid uitgevoerd dat de vlieger in staat is om in geval van een motorstoring de bebouwing te verlaten;

  • e. de vlucht wordt zodanig uitgevoerd dat niet wordt gevlogen in het gevaarlijke gebied van het hoogtesnelheidsdiagram, aangegeven in het vlieghandboek van de desbetreffende helikopter van het type AS 365N3;

  • f. er wordt niet bij voortduring laaggevlogen, doch slechts gedurende de periode dat dit voor de hoist-operatie noodzakelijk is en slechts op de locatie zoals deze van tevoren aan de Landelijke eenheid, afdeling Luchtvaart, is doorgegeven;

  • g. er worden geen passagiers vervoerd tijdens de vlucht, anders dan benodigd voor het uitvoeren van de vlucht.

Artikel 3

VFR-VLIEGEN BUITEN DE DAGLICHTPERIODE

Aan de gezagvoerders van de in artikel 1 genoemde helikopters wordt van 4 november 2014 tot en met 7 november 2014 ontheffing verleend van het verbod om gedurende één avond 5 minuten een VFR-vlucht uit te voeren buiten de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 60, onderdeel a, bedoelde luchtvaartgids, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. voor het uitvoeren van de vluchten zijn de luchtvaartuigen uitgerust met de instrumenten die zijn vereist voor het uitvoeren van een IFR-vlucht of voor het vliegen in het donker (OPS 3.865);

  • b. de gezagvoerders beschikken over een geldige CPL met bevoegdverklaring IR;

  • c. het vliegzicht bedraagt ten minste 5 kilometer en de afstand van het luchtvaartuig tot de wolken is groter dan 1.500 meter horizontaal en 300 meter verticaal.

Artikel 4

Algemene voorwaarde zowel voor VFR-vluchten beneden de minimale vlieghoogte als buiten de daglichtperiode

  • a. de gezagvoerder stelt zich vooraf op de hoogte van de obstakelsituatie;

  • b. vóór en ná de vlucht is de opdracht van de opdrachtgever ter inzage aanwezig zodat deze kan worden gecontroleerd door de Landelijke eenheid, afdeling Luchtvaart, of de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • c. vóór de vlucht wordt tijdig een vliegplan ingediend; vóór de vlucht in de CTR van Rotterdam coördineert men tijdig met de Operationele Helpdesk LVNL, tel.: 020 4062201 (0700 1700 LT); fax: 020 4063672; e-mail: ops_helpdesk@lvnl.nl; aan de voorwaarden door hen gesteld, wordt strikt de hand gehouden;

  • d. er dient, ná het ingediende vliegplan, eerst een klaring te zijn verkregen van de betrokken plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst voor vluchten die plaatsvinden binnen het plaatselijke luchtverkeersleidingsgebied;

  • e. tijdens het uitvoeren van de vlucht is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd;

  • f. tijdens het vliegen wordt het programma dat vooraf aan LVNL wordt doorgegeven, nageleefd;

  • g. één uur vóór de aanvang van de vlucht wordt ingelicht:

    de meldkamer van de Nationale Politie, afdeling Luchtvaart (tel.: 020 5025693 of fax: 020 5025699 of per e-mail: dlvplvt@klpd.politie.nl) en worden de volgende gegevens verstrekt:

    • 1°. naam gezagvoerder(s), registratie en model/type helikopter;

    • 2°. route en periode van de voorgenomen vlucht;

  • h. voorafgaand aan de vlucht besteedt de ontheffinghouder in de plaatselijke media aandacht aan de uit te voeren vlucht, waarbij ten minste het volgende wordt aangegeven:

    • 1°. het doel van de vlucht;

    • 2°. een zo exact mogelijke omschrijving van de locatie;

    • 3°. de dag;

    • 4°. het tijdstip van aanvang en de verwachte duur van de vlucht; en

    • 5°. dat klachten gemeld kunnen worden bij de ontheffinghouder en bij de Inspectie Leefomgeving en Transport, tel.: 088 4890000 of aviation-approvals@ilent.nl;

    de ontheffinghouder doet deze bekendmaking in de plaatselijke media en stuurt een kopie onder vermelding van het kenmerk van deze ontheffing, per e-mail (aviation-approvals@ilent.nl) aan de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Artikel 5

  • 1. De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerders bekend zijn met de inhoud van deze beschikking.

  • 2. Overtreding van de voorschriften van deze beschikking is een strafbaar feit.

  • 3. Bij het niet of niet volledig nakomen van de voorschriften en beperkingen, genoemd in de artikelen 2, 3 en 4, kan dat aanleiding zijn deze beschikking in te trekken.

Artikel 6

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 4 november 2014 en vervalt met ingang van 8 november 2014, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, DE INSPECTEUR ILT/LUCHTVAART M. van Velzen Senior Inspecteur

Bezwaarmogelijkheid

Tegen dit besluit kunt u binnen een termijn van 6 weken na dagtekening bezwaar indienen. Het bezwaar moet minimaal bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van de beschikking waartegen het bezwaar is gericht;

  • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaar kan onder vermelding van ‘bezwaar’ gestuurd worden naar het volgende adres:

Inspectie Leefomgeving en Transport

Postbus 16191

2500 BD Den Haag

Naar boven