ARTIKEL I
De Paspoortuitvoeringsregeling Caribische landen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel f, wordt ‘basisregistratie personen als bedoeld in artikel 1.2 van de
Wet basisadministratie persoonsgegevens’ vervangen door: basisregistratie personen.
2. In onderdeel p wordt ‘artikel 50 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens’
vervangen door: artikel 4.9 van de Wet basisregistratie personen.
4. In onderdeel t, wordt ‘het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’
vervangen door: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
B
Artikel 3, zevende lid, komt te luiden:
-
7. De in het eerste lid, onder a, en derde lid genoemde reisdocumenten en de Nederlandse
identiteitskaart, bedoeld in het vierde lid, vermelden het burgerservicenummer van
de houder, tenzij aan de houder geen burgerservicenummer is toegekend.
C
Het opschrift van artikel 3a komt te luiden:
Artikel 3a. Reisdocumenten zonder vingerafdrukken.
D
In de artikelen 4, 39, tweede lid, 56, tweede lid, 61, 69, tweede en vijfde lid, 70,
71, eerste lid, 72, 75, derde en vierde lid, 76, 77, zesde lid, 81, 82, onderdeel
b, 87, eerste lid, 89, tweede lid, 93, 97, tweede en vierde lid, 98, eerste, vijfde
en elfde lid, 99, vierde lid, 101, derde lid, 111, 112, tweede lid, 113, eerste lid
en 114, eerste lid, wordt ‘het agentschap BPR’ telkens vervangen door: de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
E
Artikel 10 komt te luiden:
Artikel 10. geldigheid
-
1. Het nationaal paspoort is geldig voor tien jaren en voor alle landen. Indien de aanvrager
bij de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is het nationaal
paspoort in afwijking van de eerste zin geldig voor vijf jaren en voor alle landen.
-
2. Indien als gevolg van een tijdelijke verhindering bij de aanvrager geen vingerafdrukken
in het nationaal paspoort worden opgenomen, bedraagt in afwijking van het eerste lid
de geldigheidsduur van het betreffende nationaal paspoort één jaar.
F
Artikel 20, eerste lid, komt te luiden:
G
In artikel 29, tweede lid wordt ‘vijf jaar’ vervangen door: tien jaar indien de aanvrager
bij de aanvraag de leeftijd van achttien jaar heeft bereikten en vijf jaar indien
de aanvrager bij de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt.
H
Artikel 40a komt te luiden:
Artikel 40a Vingerafdrukken
-
1. Bij het indienen van een aanvraag voor een reisdocument worden de afdrukken van twee
vingers van de aanvrager genomen. Voor de aanvraag van een nooddocument worden geen
vingerafdrukken genomen.
-
2. Bij een aanvrager als bedoeld in de eerste zin van het eerste lid worden platte afdrukken
van de linker- en rechter wijsvinger opgenomen voor opslag in het reisdocument. Indien
de kwaliteit van de vingerafdrukken van de wijsvingers onvoldoende is, worden platte
afdrukken van de middelvingers, ringvingers of duimen opgenomen.
-
3. Indien van slechts één vinger de afdruk van voldoende kwaliteit kan worden opgenomen,
wordt uitsluitend de afdruk van die vinger opgeslagen in het reisdocument.
-
4. In afwijking van het eerste lid wordt van het opnemen van vingerafdrukken afgezien
indien de aanvrager op het moment van het indienen van de aanvraag de leeftijd van
twaalf jaar nog niet heeft bereikt.
-
5. Indien de daartoe aangewezen ambtenaar van oordeel is dat het fysiek dan wel als
gevolg van een tijdelijke verhindering onmogelijk is om van de aanvrager te verlangen
dat bij hem op het moment van het indienen van de aanvraag twee vingerafdrukken worden
opgenomen, wordt in ieder geval de afdruk opgenomen van de vinger waarbij dit volgens
de daartoe aangewezen ambtenaar wel mogelijk is. Bij gerede twijfel of het fysiek
dan wel als gevolg van een tijdelijke verhindering onmogelijk is om twee vingerafdrukken
op te nemen, kan van de aanvrager worden verlangd, dat deze daartoe een door een bevoegde
arts of medische instelling ondertekende verklaring overlegt.
-
6. Indien van de aanvrager geen vingerafdrukken worden opgenomen, wordt in de aanvraag
de reden voor het niet opnemen vermeld.
I
Artikel 62 komt te luiden:
Artikel 62. Algemeen
Tot uitreiking van het aangevraagde reisdocument wordt slechts overgegaan, nadat de
identiteit van de aanvrager in zijn aanwezigheid is vastgesteld, tenzij artikel 28,
derde lid, van de wet van toepassing is.
J
Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt ‘het hoofd van de Nederlandse consulaire post in het buitenland
indien deze het reisdocument heeft verstrekt’ vervangen door: de Minister van Buitenlandse
Zaken indien het reisdocument is verstrekt in het buitenland.
2. In onderdeel c wordt ‘een gemeentelijke basisadministratie’ vervangen door ‘de basisregistratie
personen’.
3. Onderdeel d komt te luiden:
-
d. de burgemeester van de gemeente of de gezaghebber van het openbaar lichaam waarvan
de houder blijkens de basisregistratie personen onderscheidenlijk de basisadministratie
ingezetene is, of laatstelijk ingezetene was, indien het reisdocument niet in het
buitenland of door de in a en c genoemde autoriteit is verstrekt.
K
Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
-
4. De in de reisdocumentenadministratie opgenomen gegevens, met uitzondering van de
gegevens, bedoeld in artikel 3, negende lid, van de wet worden na de datum van verstrekking
bewaard gedurende een periode van:
-
a. 11 jaar indien de geldigheidsduur van het verstrekte document 5 jaar of korter is
of indien het verstrekte document niet wordt uitgereikt;
-
b. 16 jaar indien de geldigheidsduur van het verstrekte document langer dan 5 jaar is.
2. Het vijfde lid vervalt.
L
In de aanhef van artikel 86 wordt ‘Onverminderd het bepaalde in artikel 65, tweede
lid, van de wet’ vervangen door: Onverminderd het bepaalde in artikel 3, negende lid,
van de wet.
M
In de artikelen 77, vierde lid, 89, eerste lid, 99, derde lid, en 101, tweede lid,
wordt ‘tenminste’ telkens vervangen door: ten minste.
N
In artikel 97, vierde lid, wordt ‘Het agentschap BPR’ vervangen door: De Minister
van Binnenlandse Zaken en Konkinkrijksrelaties.
O
Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tabel van onderdeel I wordt in de kolom Standaardclausule I (uitgeschreven)
‘Wife’ vervangen door ‘wife’, ‘Espouse’ vervangen door ‘éspouse’, ‘Husband’ vervangen
door ‘husband’, ‘Epoux’ vervangen door ‘époux’, ‘ formerly’ vervangen door ‘formerly’,
‘ former’ vervangen door ‘former’, ‘ anciennement’ vervangen door ‘anciennement’ en
‘geregistreerde’ vervangen door ‘geregistreerd’.
2. In onderdeel ‘II’ wordt ‘Zie pagina/See page/Voir page’ vervangen door: zie/see/voir
p.
3. In onderdeel V wordt ‘tekening’ vervangen door: ondertekening.
4. Onderdeel XIb komt te luiden:
P
Bijlage F wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komt het onderdeel dat aanvangt met ‘burgerservicenummer’ te luiden:
Burgerservicenummer.
2. In het eerste lid vervalt het onderdeel ‘Documentnummer ouder (als ks)’.
Q
In bijlage J, onderdeel ‘Autoriteit’ vervallen ‘Ambassadeur te, Consul-Generaal te’,
‘Consul te’ en ‘Hfd. cons. afd. te’.
ARTIKEL II
-
1. Artikel I, onderdelen A, onder 1 en 2, C, H, J, onder 2 en 3, K, onder 2, en L, van
deze regeling treden inwerking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant
waarin deze regeling wordt geplaatst en werken terug tot en met 20 januari 2014.
-
2. Artikel I, onderdelen A, onder 3 en 4, B, D tot en met G, I, J, onder 1, K, onder
1, en M tot en met Q van deze regeling treden in werking met ingang van 9 maart 2014.
TOELICHTING
Algemeen
Deze wijziging van de Paspoortuitvoeringsregeling Caribische Landen (PUCAR) vloeit
voort uit de wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van
de Nederlandse identiteitskaart) (33440-(R1990)).
Die wet voorziet in een wijziging van de status van de Nederlandse identiteitskaart,
zodat Nederlandse identiteitskaarten kunnen worden uitgegeven waarin niet langer vingerafdrukken
meer worden opgenomen. Daarnaast wordt ten aanzien van de overige documenten geregeld
dat bij de aanvraag geen vier, maar twee vingerafdrukken worden opgenomen, en dat
deze na de uitreiking niet meer worden opgeslagen in de reisdocumentenadministratie.
De vingerafdrukken worden bewaard totdat de uitreiking van het paspoort of ander reisdocument
in de reisdocumentenadministratie is geregistreerd. Als het aangevraagde document
niet wordt uitgereikt, worden de vingerafdrukken bewaard totdat de reden voor het
niet-uitreiken is geregistreerd.
Daarnaast wordt met de voornoemde wijziging van de Paspoortwet de geldigheid van het
paspoort en de Nederlandse identiteitskaart verlengd van 5 tot 10 jaar voor personen
van 18 jaar en ouder. De geldigheid van de overige reisdocumenten blijft ongewijzigd.
Voorts worden met de wijzigingen van voornoemde wet in de Paspoortwet niet langer
de hoofden van de buitenlandse posten aangemerkt als bevoegde autoriteit voor het
in ontvangst nemen van aanvragen en voor verstrekking van reisdocumenten, maar in
plaats daarvan de minister van Buitenlandse Zaken. Dit met als doel om het postennet
in het buitenland efficiënter en goedkoper te kunnen laten werken, waardoor de minister
van Buitenlandse Zaken zijn taken met een hogere kwaliteit, meer continuïteit en efficiënter
kan (laten) uitvoeren.
Als gevolg van deze wijzigingen dienen ook de uitvoeringsregelingen die op de Paspoortwet
zijn gebaseerd, te worden gewijzigd. De onderhavige wijziging voorziet hierin.
Van deze gelegenheid wordt gebruik gemaakt om enkele kleinere wijzigingen door te
voeren. De PUCAR wordt in de eerste plaats op enkele onderdelen in overeenstemming
gebracht met de Wet basisregistratie personen, waardoor diverse verwijzingen naar
de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn vervangen door verwijzingen
naar de nieuwe basisregistratie personen. Daarnaast wordt een aantal redactionele
wijzigingen doorgevoerd.
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt, net als de wijziging van de Paspoortwet waarop deze wijziging
is gebaseerd, gefaseerd in werking.
Het grootste deel van de wijzigingen van de onderhavige regeling treedt in werking
op 9 maart 2014 (artikel IV, tweede lid), op hetzelfde moment waarop voornoemde wijziging
van de Paspoortwet in zijn geheel in werking treedt. Vanaf dat moment zullen voor
personen van 18 jaar en ouder paspoorten en de Nederlandse identiteitskaarten worden
uitgegeven met een geldigheidsduur van 10 jaar. Ook zullen vanaf dat moment niet langer
de hoofden van de buitenlandse posten worden aangemerkt als bevoegde autoriteit voor
het in ontvangst nemen van aanvragen en voor verstrekking van reisdocumenten, maar
in plaats daarvan de minister van Buitenlandse Zaken.
Een aantal bepalingen treedt eerder in werking dan op 9 maart 2014 (artikel IV, eerste
lid). Het betreft bepalingen die voortvloeien uit bepalingen van de wijziging van
de Paspoortwet die reeds op 29 januari 2014 in werking zijn getreden. Het betreft
met name verwijzingen in de regeling naar de op 6 januari 2014 in werking getreden
Wet basisregistratie personen en een aantal bepalingen die verband houden met de gewijzigde
wettelijke status van de NIK en het feit dat wettelijk is bepaald dat niet langer
vingerafdrukken worden opgenomen in de NIK.
Om mogelijke onduidelijkheden hieromtrent te voorkomen treden deze wijzigingen in
werking op de dag na publicatie van de Staatscourant en werken zij terug tot 29 januari
2014, het moment waarop voornoemde wijziging van de Paspoortwet, waarop zij zijn gebaseerd,
in werking is getreden.
Artikelsgewijs
– Artikel I, onderdeel A, onder 1 en 2, en onderdeel J, onder 2 en 3
Op 6 januari 2014 is de Wet basisregistratie personen in werking getreden. Hierdoor
dient in de PUCAR een aantal verwijzingen naar de gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens te worden vervangen door verwijzingen naar de nieuwe basisregistratie
personen.
– Artikel I, onderdeel A, derde onderdeel, onderdeel D, onderdeel P
In de PUCAR is een aantal taken rechtstreeks belegd bij een agentschap van het ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te weten het agentschap BPR. Door deze
rechtstreekse toebedeling van taken aan het agentschap BPR kan de indruk ontstaan
dat het agentschap BPR deze taken onder eigen verantwoordelijkheid uitvoert in plaats
van onder de volledige verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties. Dit is niet het geval. De minister van Binnenlandse Zaken
is volledig verantwoordelijk voor de taken die in deze regelingen aan het agentschap
BPR zijn toebedeeld. Met deze wijzigingen wordt deze verantwoordelijkheidsverdeling
beter tot uitdrukking gebracht door de desbetreffende taken niet langer toe te bedelen
aan het agentschap BPR, maar aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Deze kan vervolgens ambtenaren van het agentschap BPR mandateren teneinde deze taken
namens hem, en onder zijn verantwoordelijkheid, uit te voeren. Om dezelfde reden wordt
in artikel I, onderdeel A, vierde onderdeel ‘het ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties’ vervangen door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Deze wijzigingen brengt aldus als zodanig geen wijziging met zich mee voor de uitvoeringspraktijk.
– Artikel I, onderdeel B en onderdeel Q
Deze wijzigingen vloeien voort uit artikel 1, onderdeel C, tweede onderdeel, van voornoemde
wijziging van de Paspoortwet, waarmee artikel 3, vierde lid, van de Paspoortwet is
gewijzigd. Met de wijziging van artikel 3, vierde lid, van de wet wordt beoogd dat
het burgerservicenummer niet alleen wordt vermeld op bijvoorbeeld paspoorten, verstrekt
aan Nederlanders die als ingezetene zijn ingeschreven in een gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens, maar ook op paspoorten die worden verstrekt aan Nederlanders, woonachtig
in het buitenland, voor zover deze over een burgerservicenummer beschikken. Daartoe
is bepaald dat in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen in een reisdocument
het burgerservicenummer van de houder wordt vermeld. Met de onderhavige wijziging
wordt invulling gegeven aan deze delegatiegrondslag door te bepalen dat de nader genoemde
reisdocumenten en de identiteitskaart het burgerservicenummer van de houder vermelden,
behoudens in die gevallen waarin aan de houder geen burgerservicenummer is toegekend.
Met deze uitbreiding van de gevallen waarin het burgerservicenummer op het reisdocument
wordt vermeld, dient ook de toevoeging ‘alleen voor Nederlanders in een gemeentelijke
basisadministratie zijn in geschreven’ in Bijlage F van de drie uitvoeringsregelingen
te worden geschrapt (artikel I, onderdeel Q).
– Artikel I, onderdeel C
In artikel 3a zijn de reisdocumenten genoemd die niet worden voorzien van vingerafdrukken.
Voor het inwerkingtreden van artikel I, onderdeel C, eerste onderdeel, van voornoemde
wijziging van de Paspoortwet werd alleen een nooddocument als bedoeld in artikel 2,
eerste lid, onder f, van de Paspoortwet niet voorzien van vingerafdrukken. Met het
inwerkingtreden van de desbetreffende wijziging van de Paspoortwet wordt echter ook
de Nederlandse identiteitskaart niet langer voorzien van vingerafdrukken.
Ten aanzien van de Nederlandse identiteitskaart is dit geregeld op het niveau van
de wet (artikel 3, tweede lid, Paspoortwet) en niet, zoals in het geval van de nooddocument
op het niveau van de PUCAR.
Nu reeds in de wet is geregeld dat de Nederlandse identiteitskaart niet is voorzien
van vingerafdrukken, is het niet nodig dit nogmaals in artikel 3a van de uitvoeringsregelingen
te regelen. Teneinde misverstanden te voorkomen is wel het opschrift van artikel 3a
gewijzigd om hiermee tot uitdrukking te brengen dat dit artikel uitsluitend betrekking
heeft op reisdocumenten die niet zijn voorzien van vingerafdrukken.
– Artikel I, onderdeel E, onderdeel F, onderdeel G en onderdeel L, eerste onderdeel
Deze wijzigingen hebben betrekking op de verlenging van de geldigheidsduur van nationale
paspoorten, faciliteitenpaspoorten en diplomatieke paspoorten voor volwassenen van
vijf naar tien jaar. Voor het tijdstip om vast te stellen of iemand de leeftijd van
achttien jaar heeft bereikt wordt het moment gehanteerd waarop de aanvraag wordt ingediend.
Hiermee wordt aangesloten op de praktijk dat op het moment van de aanvraag ook wordt
bepaald of de aanvrager op grond van zijn leeftijd vingerafdrukken moet laten opnemen.
Daarnaast moeten op het moment van de aanvraag de leges worden voldaan. De hoogte
van de leges van het paspoort verschilt al gelang de leeftijd van de aanvrager.
In verband met de verlenging van de geldigheidsduur met 5 jaar is met betrekking tot
de betreffende documenten de bewaartermijn van de aanvraaggegevens met vijf jaar verlengd.
Om die reden is artikel 83, vierde lid van de PUCAR gewijzigd (artikel I, onderdeel
L, eerste onderdeel).
– Artikel I, onderdeel H, onderdeel K, tweede onderdeel en onderdeel L
De wijzigingen van deze onderdelen houden verband met het hiervoor genoemde besluit
om bij de aanvraag van een reisdocument niet langer vier vingerafdrukken op te nemen,
maar om te volstaan met het opnemen van de twee vingerafdrukken die op grond van Europese
regelgeving verplicht zijn voor de opslag in de chip van het reisdocument. Om dit
mogelijk te maken zijn de artikelen van de PUCAR, die betrekking hebben op het opnemen
van de vingerafdrukken van een aanvrager van een reisdocument en het opslaan daarvan
in de reisdocumentenadministratie aangepast.
Omdat met voornoemde wijziging van de Paspoortwet in de Paspoortwet zelf is bepaald
dat de bij de aanvraag van een reisdocument opgenomen vingerafdrukken worden bewaard
totdat de uitreiking van het aangevraagde reisdocument, dan wel de reden voor het
niet uitreiken daarvan, in de administratie is geregistreerd (artikel 3, negende lid,
Paspoortwet) kan de overeenkomstige bepaling uit de PUCAR (artikel 73, vijfde lid)
komen te vervallen.
– Artikel I, onderdeel I
Vanaf 26 juni 2012 is het niet langer mogelijk kinderen bij te schrijven in reisdocumenten.
In artikel 62 zijn nog steeds verwijzingen naar de kinderbijschrijvingen opgenomen
omdat deze abusievelijk niet zijn geschrapt bij de wijziging van de PUCAR van 26 juni
2012. Met deze wijziging wordt deze omissie hersteld.
– Artikel I, onderdeel M
Met deze wijziging wordt een taalfout hersteld.
– Artikel I, onderdeel J en onderdeel Q
Met voornoemde wijziging van de Paspoortwet wordt bij de verstrekking van reisdocumenten
in het buitenland niet langer het hoofd van de consulaire post aangemerkt als verstrekkende
autoriteit genoemd, maar de minister van Buitenlandse Zaken. Artikel 81, onderdeel
b, en bijlage J worden met het oog hierop aangepast.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk.