ARTIKEL I
De Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel f wordt ‘gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens als bedoeld
in artikel 2 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens’ vervangen
door: basisregistratie personen.
2. In onderdeel o wordt ‘artikel 50 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens’
vervangen door: artikel 4.9 van de Wet basisregistratie personen.
4. In onderdeel t wordt ‘het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’
vervangen door: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
5. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel dd door een puntkomma, wordt
een onderdeel toegevoegd, luidende:
- ee. ingezetene:
-
een ingezetene als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel f, van de Wet basisregistratie
personen, dan wel artikel 1, onderdeel h, van de Wet basisadministraties persoonsgegevens
BES.
B
Artikel 3, zevende lid, komt te luiden:
-
7. De in het eerste lid, onder a, en derde lid genoemde reisdocumenten en de Nederlandse
identiteitskaart, bedoeld in het vierde lid, vermelden het burgerservicenummer van
de houder, tenzij aan de houder geen burgerservicenummer is toegekend.
C
Het opschrift van artikel 3a komt te luiden:
Artikel 3a. Reisdocumenten zonder vingerafdrukken
D
In de artikelen 4, 12, eerste lid, 27, tweede lid, 44, tweede lid, 49, onderdeel b,
51, vierde lid, 58, eerste en derde lid, 59, 60, eerste lid, 61, 64, tweede lid, 65,
66, 67, zesde lid, 71, 75, eerste lid, 77, 79, tweede lid, 83, eerste, derde en vijfde
lid, 85, eerste lid, onderdeel b, 89, derde lid, 93, negende lid, 94, tweede lid,
95, 97, tweede lid, 98, eerste lid, 99, tweede en derde lid, 100e, tweede lid, 100m,
tweede lid, 100n, eerste, vijfde en elfde lid, 100o, vierde lid, 100q, vierde lid,
en 100s, eerste lid wordt ‘het agentschap BPR’ telkens vervangen door: de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
E
In artikel 6, eerste lid, wordt ‘personen die als ingezetene in de basisadministratie’
vervangen door ‘ingezetenen’ en vervalt: zijn ingeschreven.
F
In artikel 7 wordt ‘niet als ingezetene in de basisadministratie van een gemeente
zijn ingeschreven’ vervangen door: geen ingezetene van een gemeente zijn.
G
In artikel 9, eerste lid, wordt ‘als ingezetene in een basisadministratie is ingeschreven’
vervangen door ‘ingezetene is van een gemeente of openbaar lichaam’ en wordt ‘daarin’
vervangen door: in de basisadministratie.
H
Artikel 10 komt te luiden:
Artikel 10. Geldigheid
-
1. Het nationaal paspoort is geldig voor tien jaren en voor alle landen. Indien de aanvrager
bij de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is het nationaal
paspoort in afwijking van de eerste zin geldig voor vijf jaren en voor alle landen.
-
2. Indien als gevolg van een tijdelijke verhindering bij de aanvrager geen vingerafdrukken
in het nationaal paspoort worden opgenomen, bedraagt in afwijking van het eerste lid
de geldigheidsduur van het betreffende nationaal paspoort één jaar.
-
3. De Nederlandse identiteitskaart is geldig voor tien jaren. Indien de aanvrager bij
de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is de Nederlandse
identiteitskaart, in afwijking van de eerste zin geldig voor vijf jaren.
I
Artikel 12, tweede lid, onderdeel III, onder c, komt te luiden:
J
Artikel 18, eerste lid, komt te luiden:
K
In artikel 27, zesde lid, vervalt: van de gemeente waar de houder als ingezetene is
ingeschreven.
L
Artikel 28a komt te luiden:
Artikel 28a. Vingerafdrukken
-
1. Bij het indienen van een aanvraag voor een reisdocument worden de afdrukken van twee
vingers van de aanvrager opgenomen. Bij de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart
worden geen vingerafdrukken opgenomen.
-
2. Bij een aanvrager als bedoeld in de eerste zin van het eerste lid worden platte afdrukken
van de linker- en rechter wijsvinger opgenomen voor opslag in het reisdocument. Indien
de kwaliteit van de vingerafdrukken van de wijsvingers onvoldoende is, worden platte
afdrukken van de middelvingers, ringvingers of duimen opgenomen.
-
3. Indien van slechts één vinger de afdruk van voldoende kwaliteit kan worden opgenomen,
wordt uitsluitend de afdruk van die vinger opgenomen.
-
4. In afwijking van het eerste lid wordt van het opnemen van vingerafdrukken afgezien
indien de aanvrager op het moment van het indienen van de aanvraag de leeftijd van
twaalf jaar nog niet heeft bereikt.
-
5. Indien de daartoe aangewezen ambtenaar van oordeel is dat het fysiek dan wel als
gevolg van een tijdelijke verhindering onmogelijk is om van de aanvrager te verlangen
dat bij hem op het moment van het indienen van de aanvraag twee vingerafdrukken worden
opgenomen, wordt in ieder geval de afdruk opgenomen van de vinger waarbij dit volgens
de daartoe aangewezen ambtenaar wel mogelijk is. Bij gerede twijfel of het fysiek
dan wel als gevolg van een tijdelijke verhindering onmogelijk is om twee vingerafdrukken
op te nemen, kan van de aanvrager worden verlangd, dat deze daartoe een door een bevoegde
arts of medische instelling ondertekende verklaring overlegt.
-
6. Indien van de aanvrager geen vingerafdrukken worden opgenomen, wordt in de aanvraag
de reden voor het niet opnemen vermeld.
M
Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘in de basisadministratie’ vervangen door ‘ingezetene is’
en vervalt: als ingezetene is ingeschreven.
2. In het tweede lid wordt ‘waar de aanvrager inmiddels in de basisadministratie is
ingeschreven’ vervangen door: waarvan de aanvrager inmiddels ingezetene is.
3. In het derde lid wordt ‘de basisadministratie van zijn gemeente’ vervangen door:
de basisregistratie personen.
N
In de artikelen 54, eerste lid, 71, onderdeel b, 74, eerste lid, 76, eerste lid, en
77, eerste en tweede lid, wordt ‘als genoemd’ vervangen door: als bedoeld.
O
In artikel 54, tweede lid, wordt ‘als bedoeld in artikel 32 van de wet’ vervangen
door: , bedoeld in artikel 32 van de wet,.
P
Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘waar hij als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven’
vervangen door: waarvan hij ingezetene is.
2. In het derde lid vervalt ‘van de gemeente of het openbaar lichaam’ en wordt ‘waar’
vervangen door: waarin.
3. Het vierde lid komt te luiden:
-
4. De burgemeester verwijst de houder die een mededeling van vermissing van het aan
hem uitgereikte reisdocument wil doen en geen ingezetene van zijn gemeente is, naar
de burgemeester van de gemeente waar de houder ingezetene is dan wel naar een burgemeester
als bedoeld in artikel 7, indien de houder geen ingezetene van een gemeente is.
4. In het vijfde lid wordt ‘niet als ingezetenen zijn ingeschreven in de basisadministratie’
vervangen door: geen ingezetene zijn.
Q
Artikel 62, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘waar de houder als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven’
vervangen door: waarvan de houder ingezetene is.
2. In onderdeel b wordt ‘niet als ingezetene in enige basisadministratie is ingeschreven’
vervangen door: geen ingezetene van een gemeente of openbaar lichaam is.
R
Artikel 64, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘waar de houder van het reisdocument als ingezetene in de basisadministratie
staat ingeschreven’ vervangen door: waarvan de houder ingezetene is.
2. In onderdeel b wordt ‘in welke gemeente of in welk openbaar lichaam de houder als
ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie’ vervangen door: van welke gemeente
of welk openbaar lichaam de houder ingezetene is.
S
In artikel 67, eerste lid, onderdeel e, wordt ‘van zijn gemeente of openbaar lichaam
als ingezetene’ vervangen door: als ingezetene van zijn gemeente of openbaar lichaam.
T
In de artikelen 67, vierde lid, 79, eerste lid, 100o, derde lid, en 100q, derde lid,
wordt ‘tenminste’ telkens vervangen door: ten minste.
U
In artikel 68 vervalt: van de gemeente of het openbaar lichaam.
V
Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
2. In onderdeel b wordt ‘niet als ingezetene in een basisadministratie was ingeschreven’
vervangen door ‘geen ingezetene was’.
3. Onderdeel d komt te luiden:
-
d. de burgemeester van de gemeente of de gezaghebber van het openbaar lichaam waarvan
de houder ingezetene is, of laatstelijk ingezetene was, indien het reisdocument niet
in het buitenland of door de in onderdeel b of c genoemde autoriteit is verstrekt.
W
Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
-
4. De in de reisdocumentenadministratie opgenomen gegevens, met uitzondering van de
gegevens, bedoeld in artikel 3, negende lid, van de wet worden na de datum van verstrekking
bewaard gedurende een periode van:
-
a. 11 jaar indien de geldigheidsduur van het verstrekte document 5 jaar of korter is
of indien het verstrekte document niet wordt uitgereikt;
-
b. 16 jaar indien de geldigheidsduur van het verstrekte document langer dan 5 jaar is.
2. Het vijfde lid vervalt.
X
In de aanhef van artikel 73 wordt ‘Onverminderd het bepaald in artikel 65, tweede
lid, van de wet’ vervangen door: Onverminderd het bepaald in artikel 3, negende lid,
van de wet.
Y
Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘in de basisadministratie van zijn gemeente of openbaar lichaam
als ingezetene was ingeschreven’ vervangen door ‘ingezetene van zijn gemeente of openbaar
lichaam was’ en wordt ‘weer als ingezetene in een basisadministratie wordt ingeschreven’
vervangen door: weer ingezetene van een gemeente of openbaar lichaam wordt.
2. In het vierde lid wordt ‘waar de betrokken persoon als ingezetene in de basisadministratie
is, of voor het laatst was, ingeschreven’ vervangen door: waarvan de betrokken persoon
ingezetene is, of laatstelijk ingezetene was.
3. In het vijfde lid wordt ‘als ingezetene in een basisadministratie wordt ingeschreven,’
vervangen door ‘ingezetene wordt’ en wordt ‘waar de betrokken persoon laatstelijk
als ingezetene in de basisadministratie was ingeschreven’ vervangen door ‘waarvan
de betrokken persoon laatstelijk ingezetene was’.
Z
Het opschrift van Hoofdstuk X komt te luiden:
HOOFDSTUK X. PERSONEN DIE GEEN INGEZETENE ZIJN
AA
In de artikelen 76, tweede en derde lid, en 77, eerste lid, wordt ‘niet als ingezetene
in de basisadministratie is ingeschreven’ vervangen door: geen ingezetene is.
BB
Artikel 77 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘in de basisadministratie van diens gemeente
of openbaar lichaam als ingezetene was ingeschreven’ vervangen door: ingezetene was
van diens gemeente of openbaar lichaam.
2. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
3. In het tweede lid wordt ‘zijn administratie als bedoeld in artikel 74’ vervangen
door: de administratie, bedoeld in artikel 74.
4. In het derde lid wordt ‘de vermissing’ vervangen door: een vermissing.
CC
In artikel 83, vierde lid, en artikel 100m, vierde lid, wordt ‘Het agentschap BPR’
vervangen door: De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
DD
In artikel 87, tweede lid, wordt ‘terzake’ vervangen door: ter zake.
EE
In artikel 93, zevende lid, wordt ‘het Agentschap BPR’ vervangen door: de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
FF
In artikel 96 wordt ‘persoon, die blijkens de basisadministratie van zijn gemeente
of openbare lichaam als ingezetene is ingeschreven’ vervangen door: persoon die ingezetene
van zijn gemeente of openbaar lichaam is,.
GG
In artikel 100c, tweede lid, wordt ‘als ingezetene is ingeschreven in een basisadministratie
van een ander openbaar lichaam, in de basisadministratie van Aruba, Curaçao of Sint
Maarten, dan wel in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens’ vervangen
door: blijkens de basisadministratie ingezetene is van een ander openbaar lichaam
of een gemeente, dan wel als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie van
Aruba, Curaçao of Sint Maarten,.
HH
Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tabel van onderdeel I wordt in de kolom Standaardclausule I (uitgeschreven)
‘Wife’ vervangen door ‘wife’, ‘Espouse’ vervangen door ‘éspouse’, ‘Husband’ vervangen
door ‘husband’, ‘Epoux’ vervangen door ‘époux’, ‘ formerly’ vervangen door ‘formerly’,
‘ former’ vervangen door ‘former’, ‘ anciennement’ vervangen door ‘anciennement’ en
‘geregistreerde’ vervangen door: geregistreerd.
2. In onderdeel ‘II’ wordt ‘Zie pagina/See page/Voir page’ vervangen door: zie/see/voir
p.
3. In onderdeel V wordt ‘tekening’ vervangen door: ondertekening.
II
Bijlage F wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komt het onderdeel dat aanvangt met ‘burgerservicenummer’ te luiden:
Burgerservicenummer.
2. In het eerste lid vervalt het onderdeel ‘Documentnummer ouder (als ks)’.
JJ
In bijlage J, onderdeel ‘Autoriteit’ vervalt ‘Ambassadeur te’, ‘Consul-Generaal te’,
‘Consul te’ en ‘Hfd. cons. afd. te’.
ARTIKEL II
De Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel f, wordt ‘de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisadministratie persoonsgegevens’ vervangen
door: de basisregistratie personen.
2. In het eerste lid, onderdeel p, wordt ‘artikel 50 van de Wet gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens’ vervangen door: artikel 4.9 van de Wet basisregistratie personen.
3. Het eerste lid, onderdeel r, vervalt.
4. In het eerste lid, onderdeel t, wordt ‘het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’
vervangen door: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
5. In het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel bb
door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- cc. ingezetene:
-
een ingezetene als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel f, van de Wet basisregistratie
personen, dan wel artikel 1, onderdeel h, van de Wet basisadministraties persoonsgegevens
BES, dan wel de Landsverordening van Aruba, Curaçao of Sint Maarten waarbij de bevolkingsadministratie
is ingesteld.
6. In het tweede lid vervalt ’en de hoofden van de door hem aangewezen posten in het
buitenland’.
B
Artikel 3, zevende lid, komt te luiden:
-
7. De in het eerste lid, onder a, en derde lid, genoemde reisdocumenten en de Nederlandse
identiteitskaart, bedoeld in het vierde lid, vermelden het burgerservicenummer van
de houder, tenzij aan de houder geen burgerservicenummer is toegekend.
C
Het opschrift van artikel 3a komt te luiden:
Artikel 3a. Reisdocumenten zonder vingerafdrukken
D
In de artikelen 4, 11, eerste lid, 41, tweede lid, 58, tweede lid, 60, derde lid,
63, 71, 72, eerste lid, 76, tweede tot en met vierde lid, 76, eerste lid, 77, 78,
zesde lid, 80, 81, onderdeel b, 87, tweede lid, 91, 95, tweede en derde lid, 96, eerste,
vijfde en elfde lid, 97, vierde lid, 99, derde lid, 109, 110, tweede lid, 111, eerste
lid, en 112, eerste lid, wordt ‘het agentschap BPR’ telkens vervangen door: de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
E
In het opschrift van paragraaf 5 van hoofdstuk I wordt ‘autoriteiten’ vervangen door:
autoriteit.
F
In hoofdstuk I wordt na paragraaf 5 een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 5a. Aangewezen landen buiten de Europese Unie
Artikel 5a
Als landen buiten de Europese Unie, waar een daar woonachtige Nederlander binnen de
grenzen van de wet recht heeft op de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart,
als bedoeld in artikel 16a, eerste lid, van de wet worden aangewezen:
-
a. Andorra;
-
b. Liechtenstein;
-
c. Monaco;
-
d. Noorwegen;
-
e. San Marino;
-
f. Turkije;
-
g. IJsland;
-
h. Zwitserland.
G
Artikel 8 komt te luiden:
Artikel 8. Heffing en kwijtschelding van rechten
De Minister van Buitenlandse Zaken is ten aanzien van de aanvragen die hij in ontvangst
neemt, bevoegd tot heffing van rechten, dan wel tot het verlenen van gehele of gedeeltelijke
kwijtschelding van rechten als bedoeld in het Besluit paspoortgelden.
H
Artikel 10 komt te luiden:
Artikel 10. Geldigheid
-
1. Het nationaal paspoort is geldig voor tien jaren en voor alle landen. Indien de aanvrager
bij de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is het nationaal
paspoort in afwijking van de eerste zin geldig voor vijf jaren en voor alle landen.
-
2. Indien als gevolg van een tijdelijke verhindering bij de aanvrager geen vingerafdrukken
in het nationaal paspoort worden opgenomen, bedraagt in afwijking van het eerste lid
de geldigheidsduur van het betreffende nationaal paspoort één jaar.
-
3. De Nederlandse identiteitskaart is geldig voor tien jaren. Indien de aanvrager bij
de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is de Nederlandse
identiteitskaart in afwijking van de eerste zin geldig voor vijf jaren.
I
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘het hoofd van de post’ vervangen door: de Minister van Buitenlandse
Zaken.
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel III, onder c, komt te luiden:
b. Onderdeel IV, onder c, komt te luiden:
3. Het vierde lid komt te luiden:
-
4. De daartoe aangewezen ambtenaar voorziet het formulier op de bestemde plaats van
zijn handtekening en zendt het, vergezeld van (foto)kopieën van de in het bezit van
de aanvrager zijnde reisdocumenten, dan wel van de reisdocumenten waarin hij staat
bijgeschreven (met alle bestempelde visumbladzijden), alsmede van het verblijfsdocument
aan de Minister van Buitenlandse Zaken.
4. Het vijfde lid vervalt.
J
In artikel 12, eerste lid, vervalt ‘tussenkomst van’.
K
Artikel 15, derde lid, vervalt.
L
Artikel 19, derde lid, vervalt.
M
Artikel 22, eerste lid, komt te luiden:
N
In artikel 26, eerste lid, wordt in de aanhef ‘De verstrekking vindt slechts plaats
na machtiging van de Minister van Buitenlandse Zaken, die de in de aanvraag vermelde
verblijfsrechtelijke gegevens verifieert bij:’ vervangen door: De Minister van Buitenlandse
Zaken verifieert de in de aanvraag vermelde gegevens bij:.
O
In artikel 31, tweede lid wordt ‘vijf jaar’ vervangen door: tien jaar indien de aanvrager
bij de aanvraag de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, en vijf jaar indien de
aanvrager bij de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt.
P
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt: 2. De clausule wordt ondertekend door de Minister van
Buitenlandse Zaken of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar en gewaarmerkt met
het in artikel 102, eerste lid, bedoeld dienststempel.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt na
het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
Q
In artikel 35, eerste lid, vervalt de tweede zin.
R
In artikel 37, zesde lid, vervalt ‘, die als ingezetene in de basisadministratie is
ingeschreven,’ en wordt na ‘vermeld’ ingevoegd:, tenzij aan de aanvrager geen burgerservicenummer
is toegekend.
S
In artikel 39, tweede lid, wordt ‘voorzover’ vervangen door: voor zover.
T
Artikel 42a komt te luiden:
Artikel 42a. Vingerafdrukken
-
1. Bij het indienen van een aanvraag voor een reisdocument worden de afdrukken van twee
vingers van de aanvrager opgenomen. Voor de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart
en een nooddocument worden geen vingerafdrukken opgenomen.
-
2. Bij een aanvrager als bedoeld in de eerste zin van het eerste lid worden platte afdrukken
van de linker- en rechter wijsvinger opgenomen voor opslag in het reisdocument. Indien
de kwaliteit van de vingerafdrukken van de wijsvingers onvoldoende is, worden platte
afdrukken van de middelvingers, ringvingers of duimen opgenomen.
-
3. Indien van slechts één vinger de afdruk van voldoende kwaliteit kan worden opgenomen,
wordt uitsluitend de afdruk van die vinger opgenomen.
-
4. In afwijking van het eerste lid wordt van het opnemen van vingerafdrukken afgezien
indien de aanvrager op het moment van het indienen van de aanvraag de leeftijd van
twaalf jaar nog niet heeft bereikt.
-
5. Indien de daartoe aangewezen ambtenaar van oordeel is dat het fysiek dan wel als
gevolg van een tijdelijke verhindering onmogelijk is om van de aanvrager te verlangen
dat bij hem op het moment van het indienen van de aanvraag twee vingerafdrukken worden
opgenomen, wordt in ieder geval de afdruk opgenomen van de vinger waarbij dit volgens
de daartoe aangewezen ambtenaar wel mogelijk is. Bij gerede twijfel of het fysiek
dan wel als gevolg van een tijdelijke verhindering onmogelijk is om twee vingerafdrukken
op te nemen, kan van de aanvrager worden verlangd, dat deze daartoe een door een bevoegde
arts of medische instelling ondertekende verklaring overlegt.
-
6. Indien van de aanvrager geen vingerafdrukken worden opgenomen, wordt in de aanvraag
de reden voor het niet opnemen vermeld.
U
Artikel 58, zevende lid, komt te luiden:
V
In artikel 60, eerste lid, vervalt: op het ministerie of de tot uitreiking bevoegde
post.
W
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
-
1. De documenten die na controle van de zending, bedoeld in artikel 60, voor een andere
locatie blijken te zijn bestemd, worden teruggezonden naar het ministerie en alsnog
overeenkomstig artikel 58, zesde lid, beschikbaar gesteld aan de tot uitreiking daarvan
bevoegde ambtenaren.
2. In het tweede lid wordt ‘voor een andere uitgiftelocatie dan een post of het ministerie’
vervangen door: niet voor uitgifte door de minister van Buitenlandse Zaken.
X
In artikel 67, tweede lid, vervalt ‘aan het hoofd van de consulaire post’ en wordt
‘deze’ vervangen door: de Minister van Buitenlandse Zaken.
Y
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid vervalt onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot
eerste tot en met derde lid.
2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
-
1. Indien de minister van Buitenlandse Zaken een aanvraag in behandeling neemt dan wel
een ingehouden reisdocument ontvangt betreffende een persoon, die blijkens de in artikel
5 bedoelde administratie, in het register paspoortsignaleringen is opgenomen, verzoekt
hij terstond bij brief of per faxbericht aan de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties hem mede te delen of de desbetreffende persoon nog steeds in het
register paspoortsignaleringen is opgenomen.
3. In het tweede lid (nieuw) en derde lid (nieuw) wordt ‘tweede lid’ vervangen door:
eerste lid.
4. In het derde lid (nieuw) wordt ‘tweede en derde lid’ vervangen door: eerste en tweede
lid.
Z
Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, vervalt ‘of het hoofd van een post’.
2. In het tweede lid vervalt ‘van de autoriteit waar de in het eerste lid bedoelde mededeling
is gedaan’.
AA
Artikel 74, eerste lid, komt te luiden:
-
1. Indien de Minister van Buitenlandse Zaken een reisdocument heeft ingehouden, dan
wel indien bij hem een reisdocument is ingeleverd van een houder, die in verband met
het bepaalde in de artikelen 18 tot en met 24 van de wet, in het register paspoortsignaleringen
is opgenomen, houdt deze dit reisdocument onder zich totdat hij heeft beslist over
de vervallenverklaring daarvan.
BB
Artikel 75, eerste en tweede lid, alsmede de aanduiding ‘3.’ voor het derde lid vervallen.
CC
In artikel 76, eerste en tweede lid, wordt ‘Het hoofd van de post onderscheidenlijk
de Minister van Buitenlandse Zaken’ vervangen door: De Minister van Buitenlandse Zaken.
DD
In de aanhef van artikel 78, eerste lid, wordt ‘Het hoofd van de post’ vervangen door
‘De Minister van Buitenlandse Zaken’, vervalt ‘en de Minister van Buitenlandse Zaken
onttrekt’ en wordt na ‘verstrekt nooddocument’ een komma ingevoegd.
EE
Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘waar de houder als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven’
vervangen door: waarvan de houder ingezetene is.
2. In onderdeel c wordt ‘het hoofd van de Nederlandse consulaire post in het buitenland’
vervangen door: de Minister van Buitenlandse Zaken indien het reisdocument is verstrekt
in het buitenland,.
3. Onderdeel d komt te luiden:
FF
In de aanhef van artikel 81 vervalt ‘of het hoofd van de post’.
GG
Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
-
4. De in de reisdocumentenadministratie opgenomen gegevens, met uitzondering van de
gegevens, bedoeld in artikel 3, negende lid, van de wet worden na de datum van verstrekking
bewaard gedurende een periode van:
-
a. 11 jaar indien de geldigheidsduur van het verstrekte document 5 jaar of korter is,
of indien het verstrekte document niet wordt uitgereikt;
-
b. 16 jaar indien de geldigheidsduur van het verstrekte document langer dan 5 jaar is.
2. Het vijfde lid vervalt.
HH
In de aanhef van artikel 85 wordt ‘Onverminderd het bepaald in artikel 65, tweede
lid, van de wet’ vervangen door: Onverminderd het bepaalde in artikel 3, negende lid,
van de wet.
II
In de artikelen 86, eerste lid, 87, vierde lid, 88b, eerste lid, 90, eerste lid, 107,
derde, zevende, achtste en tiende lid, 108, eerste lid, vervalt ‘onderscheidenlijk
het hoofd van de post’.
JJ
Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘het hoofd van de post’ telkens vervangen door: een door
deze aangewezen ambtenaar.
2. In het derde lid wordt ‘De in het eerste lid bedoelde autoriteit’ vervangen door:
De Minister van Buitenlandse Zaken.
KK
Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd;
1. In het eerste lid wordt ‘de tot uitreiking bevoegde posten’ vervangen door: de daartoe
bestemde locatie.
2. In het tweede en derde lid wordt ‘bij de desbetreffende post’ vervangen door: op
de desbetreffende locatie in het buitenland.
LL
In artikel 95, vierde lid, wordt ‘Het agentschap BPR’ vervangen door: De Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
MM
Artikel 97 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid, onderdeel c, wordt ‘aan tot verstrekking bevoegde autoriteiten
beschikbaar zijn gesteld’ vervangen door: aan welke post beschikbaar zijn gesteld.
2. In het zesde lid wordt ‘aan welke autoriteit beschikbaar zijn gesteld’ vervangen
door: naar welke uitgiftelocatie zijn verzonden.
3. In het zevende lid, wordt ‘en de posten’ vervangen door: en de daartoe bestemde locatie
in het buitenland.
NN
Artikel 98, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
Artikel 98. Voorraadadministratie nooddocumenten
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Minister van Buitenlandse Zaken houdt per locatie een voorraadadministratie
bij van de beschikbaar gestelde nooddocumenten, uitgesplitst naar soort nooddocument.
3. Het vijfde en zesde lid komen te luiden:
-
5. Op de locaties waar een reisdocumentenstation aanwezig is, wordt de in het derde
en vierde lid bedoelde voorraadadministratie bijgehouden in het desbetreffende reisdocumentenstation.
-
6. Indien vanaf een locatie, als bedoeld in het vijfde lid, laissez-passer’s beschikbaar
worden gesteld ten behoeve van de uitgifte daarvan op een andere uitgiftelocatie,
wordt de laissez-passer’s en de desbetreffende uitgiftelocatie in het reisdocumentenstation
vermeld.
OO
Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘maakt de desbetreffende autoriteit’ vervangen door: maken
minimaal twee daartoe door de Minister van Buitenlandse Zaken aangewezen ambtenaren’.
2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
3. In het tweede lid (nieuw) vervalt ‘en in afschrift aan de Minister van Buitenlandse
Zaken’.
PP
Artikel 100, tweede lid, komt te luiden:
QQ
In de artikelen 106, derde lid, en 107, eerste lid, wordt ‘De verstrekkende autoriteit
beschikt’ vervangen door: De Minister van Buitenlandse Zaken beschikt per locatie.
RR
Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt ‘wijst een beveiligingsfunctionaris aan’ vervangen door: wijst
per locatie een beveiligingsfunctionaris aan.
2. Het vierde lid vervalt.
SS
Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tabel van onderdeel I wordt in de kolom Standaardclausule I (uitgeschreven)
‘Wife’ vervangen door ‘wife’, ‘Espouse’ vervangen door ‘éspouse’, ‘Husband’ vervangen
door ‘husband’, ‘Epoux’ vervangen door ‘époux’, ‘ formerly’ vervangen door ‘formerly’,
‘ former’ vervangen door ‘former’, ‘ anciennement’ vervangen door ‘anciennement’ en
‘geregistreerde’ vervangen door: geregistreerd.
2. In onderdeel ‘II’ wordt ‘Zie pagina/See page/Voir page’ vervangen door: zie/see/voir
p.
3. In onderdeel V wordt ‘tekening’ vervangen door: ondertekening.
TT
Bijlage F wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komt het onderdeel dat aanvangt met ‘burgerservicenummer’ te luiden:
Burgerservicenummer.
2. In het eerste lid vervalt het onderdeel ‘Documentnummer ouder (als ks)’.
UU
In bijlage J, onderdeel ‘Autoriteit’ vervalt ‘Ambassadeur te’, ‘Consul-Generaal te’,
‘Consul te’ en ‘Hfd. cons. afd. te’.
ARTIKEL III
De Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel f wordt ‘gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens als bedoeld
in artikel 2 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens’ vervangen
door: basisregistratie personen.
3. In onderdeel s wordt ‘het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’
vervangen door: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
B
In de artikelen 1, eerste lid, onderdeel n, 4, 16, tweede en vijfde lid, 30, tweede
lid, 31a, 33, 38, tweede lid, 42, eerste, derde en vierde lid, 43, eerste en vijfde
lid, 44, zesde lid, 45, vierde lid, 47, derde lid, 56, 57, tweede lid, 58, eerste
lid en 60, eerste lid, wordt ‘het agentschap BPR’ telkens vervangen door: de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
C
Artikel 3, zevende lid, komt te luiden:
-
7. De in het eerste lid, onder a, en derde lid genoemde reisdocumenten en de Nederlandse
identiteitskaart, bedoeld in het vierde lid, vermelden het burgerservicenummer van
de houder, tenzij aan de houder geen burgerservicenummer is toegekend.
D
Het opschrift van artikel 3a komt te luiden:
Artikel 3a. Reisdocumenten zonder vingerafdrukken
E
In artikel 9, derde lid, wordt ‘waar de betrokken aanvrager in de basisadministratie
is ingeschreven’ vervangen door: waarvan de betrokken aanvrager blijkens de basisregistratie
personen ingezetene is.
F
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
2. Het eerste lid, onderdeel e, vervalt onder vervanging van de puntkomma aan het slot
van onderdeel d door een punt.
3. In het vijfde lid vervalt ‘b en’.
G
In de artikelen 32, vierde lid, 38, eerste lid, 45, derde lid, en 47, tweede lid,
wordt ‘ tenminste’ vervangen door: ten minste.
H
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘waar de houder in de basisadministratie is ingeschreven’ vervangen
door: waarvan de houder blijkens de basisadministratie ingezetene is.
2. In onderdeel c wordt ‘het hoofd van de Nederlandse consulaire post in het buitenland’
vervangen door: de Minister van Buitenlandse Zaken indien het reisdocument is verstrekt
in het buitenland,.
3. Onderdeel d komt te luiden:
I
Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tabel van onderdeel I wordt in de kolom Standaardclausule I (uitgeschreven)
‘Wife’ vervangen door ‘wife’, ‘Espouse’ vervangen door ‘éspouse’, ‘Husband’ vervangen
door ‘husband’, ‘Epoux’ vervangen door ‘époux’, ‘ formerly’ vervangen door ‘formerly’,
‘ former’ vervangen door ‘former’, ‘ anciennement’ vervangen door ‘anciennement’ en
‘geregistreerde’ vervangen door: geregistreerd.
2. In onderdeel ‘II’ wordt ‘Zie pagina/See page/Voir page’ vervangen door: zie/see/voir
p.
3. In onderdeel V wordt ‘tekening’ vervangen door: ondertekening.
J
Bijlage F wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komt het onderdeel dat aanvangt met ‘burgerservicenummer’ te luiden:
Burgerservicenummer.
2. In het eerste lid vervalt het onderdeel ‘Documentnummer ouder (als ks )’.
K
In bijlage J, onderdeel ‘Autoriteit’ vervalt ‘Ambassadeur te’, ‘Consul-Generaal te’,
‘Consul te’ en ‘Hfd. cons. afd. te’.
ARTIKEL IV
-
1. Artikel I, onderdelen A, onder 1, 2 en 5, C, E tot en met G, I, K tot en met M, P
tot en met S, U, V, onder 2, W, onder 2, X tot en met AA, BB, onder 1, FF, GG, Artikel
II, onderdelen A, onder 1, 2 en 5, C, F, I, onder 2, R, T, EE, onder 1, GG, onder
2 en HH en artikel III, onderdelen A, onder 1, D, E en H, onder 1, van deze regeling
treden inwerking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant waarin deze
regeling wordt geplaatst en werken terug tot en met 20 januari 2014.
-
2. Artikel I, onderdelen A, onder 3 en 4, B, D, H, J, N, O, T, V, onder 1 en 3, W, onder
1, BB, onder 2 tot en met 4, CC tot en met EE en HH tot en met JJ, artikel II, onderdelen
A, onder 3, 4 en 6, B, D, E, G, H, I, onder 1, 3 en 4, J tot en met Q, S, U tot en
met DD, EE, onder 2 en 3, FF, GG, onder 1, en II tot en met UU en artikel III, onderdelen
A, onder 2 en 3, B, C, F, G, H, onder 2 en 3, en I tot en met K van deze regeling
treden in werking met ingang van 9 maart 2014.
TOELICHTING
Algemeen
Deze wijziging van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 (PUN), de Paspoortuitvoeringsregeling
Buitenland 2001 (PUB) en de Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001
(PUKMAR) vloeit voort uit de wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer
de status van de Nederlandse identiteitskaart) (33440-(R1990)).
Die wet voorziet in een wijziging van de status van de Nederlandse identiteitskaart,
zodat Nederlandse identiteitskaarten kunnen worden uitgegeven waarin niet langer vingerafdrukken
zijn opgenomen. Daarnaast wordt ten aanzien van de overige documenten geregeld dat
bij de aanvraag geen vier, maar twee vingerafdrukken worden opgenomen, en dat deze
na de uitreiking niet meer worden opgeslagen in de reisdocumentenadministratie.
Ook wordt met de voornoemde wijziging van de Paspoortwet de geldigheid van het paspoort
en de Nederlandse identiteitskaart verlengd van 5 tot 10 jaar voor personen van 18
jaar en ouder.
Voorts worden met de wijzigingen van voornoemde wet in de Paspoortwet niet langer
de hoofden van de buitenlandse posten aangemerkt als bevoegde autoriteit voor het
in ontvangst nemen van aanvragen en voor verstrekking van reisdocumenten, maar in
plaats daarvan de minister van Buitenlandse Zaken. Dit met als doel om het postennet
in het buitenland efficiënter en goedkoper te kunnen laten werken, waardoor de minister
van Buitenlandse Zaken zijn taken met een hogere kwaliteit, meer continuïteit en efficiënter
kan (laten) uitvoeren.
Als gevolg van deze wijzigingen dienen ook de uitvoeringsregelingen die op de paspoortwet
zijn gebaseerd, te worden gewijzigd. De onderhavige wijziging voorziet hierin.
Van deze gelegenheid wordt gebruik gemaakt om enkele andere kleine wijzigingen door
te voeren. Zo worden de Paspoortuitvoeringsregelingen op enkele onderdelen in overeenstemming
gebracht met de Wet basisregistratie personen, waardoor diverse verwijzingen naar
de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn vervangen door verwijzingen
naar de nieuwe basisregistratie personen.
Tevens wordt in de paspoortuitvoeringsregelingen een aantal redactionele wijzigingen
doorgevoerd.
Administratieve lasten
De onderhavige wijziging van de paspoortuitvoeringsregelingen heeft op zichzelf geen
gevolgen voor de administratieve lasten van burgers. De verlening van de geldigheidsduur
van reisdocumenten van vijf naar tien jaar heeft weliswaar een vermindering van administratieve
lasten voor de burgers te gevolg, maar deze vloeit rechtstreeks voort uit de voornoemde
wijziging van de Paspoortwet.
Zoals in de memorie van toelichting bij die wijziging uiteen is gezet, bedraagt deze
vermindering 43,5% ten opzichte van de nulmeting, namelijk 2 208 060 uur en € 3 213
432.00 als gevolg van de verlenging van de geldigheidsduur van paspoorten en 34,3
% van de administratieve lasten ten opzichte van de nulmeting, namelijk 1 597 579,7
uur en € 2 455 605,6 als gevolg van de verlenging van de geldigheidsduur van identiteitskaarten.
Deze reductie wordt pas effectief vijf jaar nadat de eerste paspoorten en Nederlandse
identiteitskaarten met een geldigheidsduur van tien jaar zijn verstrekt.
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt, net als de wijziging van de Paspoortwet waarop deze wijziging
is gebaseerd, gefaseerd in werking.
Het grootste deel van de wijzigingen van de onderhavige regeling treedt in werking
op 9 maart 2014 (artikel IV, tweede lid), op hetzelfde moment waarop voornoemde wijziging
van de Paspoortwet in zijn geheel in werking treedt. Vanaf dat moment zullen voor
personen van 18 jaar en ouder paspoorten en de Nederlandse identiteitskaarten worden
uitgegeven met een geldigheidsduur van 10 jaar. Ook zullen vanaf dat moment niet langer
de hoofden van de buitenlandse posten worden aangemerkt als bevoegde autoriteit voor
het in ontvangst nemen van aanvragen en voor verstrekking van reisdocumenten, maar
in plaats daarvan de minister van Buitenlandse Zaken.
Een aantal bepalingen treedt eerder in werking dan op 9 maart 2014 (artikel IV, eerste
lid). Het betreft bepalingen die voortvloeien uit bepalingen van de wijziging van
de Paspoortwet die reeds op 29 januari 2014 in werking zijn getreden. Het betreft
met name verwijzingen in de uitvoeringsregelingen naar de op 6 januari 2014 in werking
getreden Wet basisregistratie personen en een aantal bepalingen die verband houden
met de gewijzigde wettelijke status van de NIK en het feit dat wettelijk is bepaald
dat niet langer vingerafdrukken worden opgenomen in de NIK.
Om mogelijke onduidelijkheden hieromtrent te voorkomen treden deze wijzigingen in
werking op de dag na publicatie van de Staatscourant en werken zij terug tot 29 januari
2014, het moment waarop voornoemde wijziging van de Paspoortwet, waarop zij zijn gebaseerd,
in werking is getreden.
Ten aanzien van de inwerkingtreding van deze bepalingen wordt aldus afgeweken van
het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten, zoals vastgelegd in aanwijzing
174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De reden van deze afwijking is gelegen
in het feit dat de onderhavige wijzigingen moeten samenvallen met het moment dat voornoemde
wijzigingen van de Paspoortwet in werking treden.
Artikelsgewijs
– Artikel I, onderdeel A, eerste, tweede en vijfde onderdeel, onderdeel E, F, G, I,
K, M, P, Q, R, S, U, V, tweede en derde onderdeel, Y, Z, AA, BB, eerste onderdeel,
FF, GG, artikel II, onderdeel A, eerste, tweede en vijfde onderdeel, onderdeel I,
tweede onderdeel, onderdeel EE, eerste onderdeel, artikel III, onderdeel A, eerste
onderdeel, onderdeel E en onderdeel H, eerste onderdeel
Op 6 januari 2014 is de Wet basisregistratie personen in werking getreden. Hierdoor
dienen in de paspoortuitvoeringsregelingen diverse verwijzingen naar de gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens te worden vervangen door verwijzingen naar de
nieuwe basisregistratie personen. Omwille van de leesbaarheid van de regeling is er
hierbij voor gekozen om in de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 en de Paspoortuitvoeringsregeling
Buitenland 2001 een definitie op te nemen van het begrip ingezetene, waarbij wordt
aangesloten bij het begrip ingezetene zoals dat in de Wet basisregistratie personen
en de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES wordt gehanteerd (artikel I, onderdeel
A, vijfde onderdeel en artikel II, onderdeel A, vijfde onderdeel).
– Artikel I, onderdeel A, derde en vierde onderdeel, onderdeel D, onderdeel CC, onderdeel
EE, artikel II, onderdeel A, derde en vierde onderdeel, onderdeel D, onderdeel LL,
artikel III, tweede en derde onderdeel en onderdeel B
In de paspoortuitvoeringsregelingen is een aantal taken rechtstreeks belegd bij een
agentschap van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te weten
het agentschap BPR. Door deze rechtstreekse toebedeling van taken aan het agentschap
BPR kan de indruk ontstaan dat het agentschap BPR deze taken onder eigen verantwoordelijkheid
uitvoert in plaats van onder de volledige verantwoordelijkheid van de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit is niet het geval. De minister van
Binnenlandse Zaken is volledig verantwoordelijk voor de taken die in deze regelingen
aan het agentschap BPR zijn toebedeeld. Met deze wijzigingen wordt deze verantwoordelijkheidsverdeling
beter tot uitdrukking gebracht door de desbetreffende taken niet langer toe te bedelen
aan het agentschap BPR, maar aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Deze kan vervolgens ambtenaren van het agentschap BPR mandateren teneinde deze taken
namens hem, en onder zijn verantwoordelijkheid, uit te voeren. Om dezelfde reden wordt
in artikel I, onderdeel A, vierde onderdeel, artikel II, onderdeel A, vierde onderdeel,
en artikel III, derde onderdeel, ‘het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’
telkens vervangen door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Deze wijzigingen brengen aldus als zodanig geen wijziging met zich mee voor de uitvoeringspraktijk.
– Artikel I, onderdeel B en onderdeel II, artikel II, onderdeel B, onderdeel R en
onderdeel TT en artikel III, onderdeel C en onderdeel J
Deze wijzigingen vloeien voort uit artikel 1, onderdeel C, tweede onderdeel, van voornoemde
wijziging van de Paspoortwet, waarmee artikel 3, vierde lid, van de Paspoortwet is
gewijzigd. Met de wijziging van artikel 3, vierde lid, van de wet wordt beoogd dat
het burgerservicenummer niet alleen wordt vermeld op bijvoorbeeld paspoorten, verstrekt
aan Nederlanders die als ingezetene zijn ingeschreven in een gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens, maar ook op paspoorten die worden verstrekt aan Nederlanders, woonachtig
in het buitenland, voor zover deze over een burgerservicenummer beschikken. Daartoe
is bepaald dat in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen in een reisdocument
het burgerservicenummer van de houder wordt vermeld. Met de onderhavige wijziging
wordt invulling gegeven aan deze delegatiegrondslag door te bepalen dat de nader genoemde
reisdocumenten en de identiteitskaart het burgerservicenummer van de houder vermelden,
behoudens in die gevallen waarin aan de houder geen burgerservicenummer is toegekend.
Hiermee wordt ook op het reisdocument van Nederlanders die woonachtig zijn in het
buitenland en die beschikken over een burgerservicenummer, het burgerservicenummer
in het reisdocument vermeld.
Met deze uitbreiding van de gevallen waarin het burgerservicenummer op het reisdocument
wordt vermeld, dient ook de toevoeging ‘alleen voor Nederlanders in een gemeentelijke
basisadministratie zijn in geschreven’ in Bijlage F van de drie uitvoeringsregelingen
te worden geschrapt (artikel I, onderdeel HH, artikel II onderdeel TT en artikel III,
onderdeel J).
– Artikel I, onderdeel C, artikel II, onderdeel C, artikel III, onderdeel D
In artikel 3a van de respectievelijke paspoortuitvoeringsregelingen zijn de reisdocumenten
genoemd die niet worden voorzien van vingerafdrukken. Voor het inwerkingtreden van
artikel I, onderdeel C, eerste onderdeel, van voornoemde wijziging van de Paspoortwet
werd alleen een nooddocument als bedoeld in artikel, eerste lid, onder f, van de Paspoortwet
niet voorzien van vingerafdrukken. Met het inwerkingtreden van de desbetreffende wijziging
van de Paspoortwet wordt echter ook de Nederlandse identiteitskaart niet langer voorzien
van vingerafdrukken.
Ten aanzien van de Nederlandse identiteitskaart is dit geregeld op het niveau van
de wet (artikel 3, tweede lid, Paspoortwet) en niet, zoals in het geval van de nooddocument
op het niveau van de uitvoeringsregelingen.
Nu reeds in de wet is geregeld dat de Nederlandse identiteitskaart niet is voorzien
van vingerafdrukken, is het niet nodig dit nogmaals in artikel 3a van de uitvoeringsregelingen
te regelen. Teneinde misverstanden te voorkomen is wel het opschrift van artikel 3a
gewijzigd om hiermee tot uitdrukking te brengen dat dit artikel uitsluitend betrekking
heeft op reisdocumenten die niet zijn voorzien van vingerafdrukken.
– Artikel I, onderdeel H en onderdeel J, onderdeel W, eerste onderdeel, en artikel
II, onderdeel GG, eerste onderdeel, onderdeel H en onderdeel O
Deze wijzigingen hebben betrekking op de verlenging van de geldigheidsduur van nationale
paspoorten, Nederlandse identiteitskaarten (artikel I, onderdeel H, artikel II, onderdeel
H) faciliteitenpaspoorten (artikel I, onderdeel J) en diplomatieke paspoorten (artikel
II, onderdeel O) voor volwassenen van vijf naar tien jaar. Voor het tijdstip om vast
te stellen of iemand de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt wordt het moment
gehanteerd waarop de aanvraag wordt ingediend. Hiermee wordt aangesloten op de praktijk
dat op het moment van de aanvraag ook wordt bepaald of de aanvrager op grond van zijn
leeftijd vingerafdrukken moet laten opnemen. Daarnaast moeten op het moment van de
aanvraag de leges worden voldaan. De hoogte van de leges van het paspoort en de Nederlandse
identiteitskaart verschilt al gelang de leeftijd van de aanvrager.
In verband met de verlenging van de geldigheidsduur met 5 jaar is met betrekking tot
de betreffende documenten de bewaartermijn van de aanvraaggegevens met vijf jaar verlengd.
Om die reden zijn ook artikel 72, vierde lid van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland
2001 en artikel 82, vierde lid, van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001
gewijzigd (artikel I, onderdeel W, eerste onderdeel en artikel II, onderdeel GG, eerste
onderdeel).
– Artikel I, onderdeel L, onderdeel W en onderdeel X en artikel II, onderdeel T, onderdeel
GG en onderdeel HH
De wijzigingen van deze onderdelen houden verband met het hiervoor genoemde besluit
om geen vingerafdrukken meer op te nemen bij een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart
en om bij de aanvraag van een reisdocument niet langer vier vingerafdrukken op te
nemen, maar om te volstaan met het opnemen van de twee vingerafdrukken die op grond
van Europese regelgeving verplicht zijn voor de opslag in de chip van het reisdocument.
Om dit mogelijk te maken zijn alle artikelen van de paspoortuitvoeringsregelingen,
die betrekking hebben op het opnemen van de vingerafdrukken van een aanvrager van
een reisdocument en het opslaan daarvan in de reisdocumentenadministratie aangepast.
Omdat met voornoemde wijziging van de Paspoortwet in de Paspoortwet zelf is bepaald
dat de bij de aanvraag van een reisdocument opgenomen vingerafdrukken worden bewaard
totdat de uitreiking van het aangevraagde reisdocument, dan wel de reden voor het
niet uitreiken daarvan, in de administratie is geregistreerd (artikel 3, negende lid,
Paspoortwet) kunnen de overeenkomstige bepalingen uit de paspoortuitvoeringsregeling
(artikel 72, vijfde lid, Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 en artikel 82,
vijfde lid, Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001) komen te vervallen.
– Artikel I, onderdeel N en onderdeel O
Met de wijzigingen in deze onderdelen wordt een technische wijziging doorgevoerd teneinde
artikel 54, artikel 74, eerste lid, artikel 76, eerste lid, en artikel 77, eerste
en tweede lid, van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 in lijn te brengen
met aanwijzing 82 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
– Artikel I, onderdeel T en onderdeel DD, artikel II, onderdeel S en artikel III,
onderdeel G
Met deze wijzigingen wordt een aantal taalfouten hersteld.
– Artikel I, onderdeel V, eerste onderdeel, onderdeel BB, tweede onderdeel en onderdeel
II, artikel II, onderdeel A, zesde onderdeel, onderdeel E, onderdeel G, onderdeel
I, eerste onderdeel, onderdeel J tot en met L, onderdeel N, onderdeel U tot en met
FF, onderdeel II tot en met KK, onderdeel MM tot en met RR en onderdeel UU en artikel
III, onderdeel F, onderdeel H, tweede en derde onderdeel, en onderdeel J
Met voornoemde wijziging van de Paspoortwet wordt bij de verstrekking van reisdocumenten
in het buitenland niet langer het hoofd van de consulaire post aangemerkt als verstrekkende
autoriteit genoemd, maar de minister van Buitenlandse Zaken.
De artikelen 71, 77 en bijlage J van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001,
de artikelen 1, tweede lid, 8, 11, tweede en vierde lid, 12, eerste lid, 15, derde
lid, 19 derde lid, 26, eerste lid, 58, zevende lid, 60, eerste lid, 61, 67, tweede
lid, 70, 72, 74, eerste lid, 75, 76, 78, eerste lid, 80, 81, 86, eerste lid, 87, 88b,
eerste lid, 90, eerste lid, 93, 97, vijfde tot en met zevende lid, 98, 99, 100, tweede
lid, 106, derde lid, 107, 108, eerste lid, en bijlage J van de Paspoortuitvoeringsregeling
Buitenland 2001 alsmede de artikelen 30, 33 en bijlage J van de Paspoortuitvoeringsregeling
Koninklijke Marechaussee worden met het oog hierop aangepast.
Het feit dat de hoofden van de posten niet langer automatisch zijn aangemerkt als
verstrekkende autoriteit zal als zodanig geen grote wijziging met zich meebrengen
voor de uitvoeringspraktijk inzake de verstrekking van reisdocumenten in het buitenland.
In de regel zullen de hoofden van de posten namelijk door de minister van Buitenlandse
Zaken worden gemandateerd om namens deze besluiten te nemen omtrent de verstrekking
van reisdocumenten op hun post in het buitenland. Zij zullen dus nog steeds reisdocumenten
verstrekken, maar zij doen dat in dat geval niet langer uit eigen hoofde maar in mandaat
namens de minister van Buitenlandse Zaken.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk.