Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 januari 2014, nr. 2014-0000054453, houdende wijziging van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001, de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 en de Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001 in verband met de aanpassing aan de wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer een andere status van de Nederlandse identiteitskaart

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 59 en 65, derde lid, van de Paspoortwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel f wordt ‘gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens als bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens’ vervangen door: basisregistratie personen.

2. In onderdeel o wordt ‘artikel 50 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens’ vervangen door: artikel 4.9 van de Wet basisregistratie personen.

3. Onderdeel r vervalt.

4. In onderdeel t wordt ‘het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’ vervangen door: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

5. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel dd door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

ee. ingezetene:

een ingezetene als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel f, van de Wet basisregistratie personen, dan wel artikel 1, onderdeel h, van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES.

B

Artikel 3, zevende lid, komt te luiden:

  • 7. De in het eerste lid, onder a, en derde lid genoemde reisdocumenten en de Nederlandse identiteitskaart, bedoeld in het vierde lid, vermelden het burgerservicenummer van de houder, tenzij aan de houder geen burgerservicenummer is toegekend.

C

Het opschrift van artikel 3a komt te luiden:

Artikel 3a. Reisdocumenten zonder vingerafdrukken

D

In de artikelen 4, 12, eerste lid, 27, tweede lid, 44, tweede lid, 49, onderdeel b, 51, vierde lid, 58, eerste en derde lid, 59, 60, eerste lid, 61, 64, tweede lid, 65, 66, 67, zesde lid, 71, 75, eerste lid, 77, 79, tweede lid, 83, eerste, derde en vijfde lid, 85, eerste lid, onderdeel b, 89, derde lid, 93, negende lid, 94, tweede lid, 95, 97, tweede lid, 98, eerste lid, 99, tweede en derde lid, 100e, tweede lid, 100m, tweede lid, 100n, eerste, vijfde en elfde lid, 100o, vierde lid, 100q, vierde lid, en 100s, eerste lid wordt ‘het agentschap BPR’ telkens vervangen door: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

E

In artikel 6, eerste lid, wordt ‘personen die als ingezetene in de basisadministratie’ vervangen door ‘ingezetenen’ en vervalt: zijn ingeschreven.

F

In artikel 7 wordt ‘niet als ingezetene in de basisadministratie van een gemeente zijn ingeschreven’ vervangen door: geen ingezetene van een gemeente zijn.

G

In artikel 9, eerste lid, wordt ‘als ingezetene in een basisadministratie is ingeschreven’ vervangen door ‘ingezetene is van een gemeente of openbaar lichaam’ en wordt ‘daarin’ vervangen door: in de basisadministratie.

H

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10. Geldigheid

  • 1. Het nationaal paspoort is geldig voor tien jaren en voor alle landen. Indien de aanvrager bij de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is het nationaal paspoort in afwijking van de eerste zin geldig voor vijf jaren en voor alle landen.

  • 2. Indien als gevolg van een tijdelijke verhindering bij de aanvrager geen vingerafdrukken in het nationaal paspoort worden opgenomen, bedraagt in afwijking van het eerste lid de geldigheidsduur van het betreffende nationaal paspoort één jaar.

  • 3. De Nederlandse identiteitskaart is geldig voor tien jaren. Indien de aanvrager bij de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is de Nederlandse identiteitskaart, in afwijking van de eerste zin geldig voor vijf jaren.

I

Artikel 12, tweede lid, onderdeel III, onder c, komt te luiden:

  • c. de gemeente dan wel het openbaar lichaam waarvan de aanvrager bij binnenkomst voor het eerst ingezetene werd;

J

Artikel 18, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een faciliteitenpaspoort is geldig voor tien jaren en voor alle landen. Indien de aanvrager bij de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is het faciliteitenpaspoort in afwijking van de eerste zin geldig voor vijf jaren en voor alle landen.

K

In artikel 27, zesde lid, vervalt: van de gemeente waar de houder als ingezetene is ingeschreven.

L

Artikel 28a komt te luiden:

Artikel 28a. Vingerafdrukken

  • 1. Bij het indienen van een aanvraag voor een reisdocument worden de afdrukken van twee vingers van de aanvrager opgenomen. Bij de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart worden geen vingerafdrukken opgenomen.

  • 2. Bij een aanvrager als bedoeld in de eerste zin van het eerste lid worden platte afdrukken van de linker- en rechter wijsvinger opgenomen voor opslag in het reisdocument. Indien de kwaliteit van de vingerafdrukken van de wijsvingers onvoldoende is, worden platte afdrukken van de middelvingers, ringvingers of duimen opgenomen.

  • 3. Indien van slechts één vinger de afdruk van voldoende kwaliteit kan worden opgenomen, wordt uitsluitend de afdruk van die vinger opgenomen.

  • 4. In afwijking van het eerste lid wordt van het opnemen van vingerafdrukken afgezien indien de aanvrager op het moment van het indienen van de aanvraag de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt.

  • 5. Indien de daartoe aangewezen ambtenaar van oordeel is dat het fysiek dan wel als gevolg van een tijdelijke verhindering onmogelijk is om van de aanvrager te verlangen dat bij hem op het moment van het indienen van de aanvraag twee vingerafdrukken worden opgenomen, wordt in ieder geval de afdruk opgenomen van de vinger waarbij dit volgens de daartoe aangewezen ambtenaar wel mogelijk is. Bij gerede twijfel of het fysiek dan wel als gevolg van een tijdelijke verhindering onmogelijk is om twee vingerafdrukken op te nemen, kan van de aanvrager worden verlangd, dat deze daartoe een door een bevoegde arts of medische instelling ondertekende verklaring overlegt.

  • 6. Indien van de aanvrager geen vingerafdrukken worden opgenomen, wordt in de aanvraag de reden voor het niet opnemen vermeld.

M

Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘in de basisadministratie’ vervangen door ‘ingezetene is’ en vervalt: als ingezetene is ingeschreven.

2. In het tweede lid wordt ‘waar de aanvrager inmiddels in de basisadministratie is ingeschreven’ vervangen door: waarvan de aanvrager inmiddels ingezetene is.

3. In het derde lid wordt ‘de basisadministratie van zijn gemeente’ vervangen door: de basisregistratie personen.

N

In de artikelen 54, eerste lid, 71, onderdeel b, 74, eerste lid, 76, eerste lid, en 77, eerste en tweede lid, wordt ‘als genoemd’ vervangen door: als bedoeld.

O

In artikel 54, tweede lid, wordt ‘als bedoeld in artikel 32 van de wet’ vervangen door: , bedoeld in artikel 32 van de wet,.

P

Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘waar hij als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven’ vervangen door: waarvan hij ingezetene is.

2. In het derde lid vervalt ‘van de gemeente of het openbaar lichaam’ en wordt ‘waar’ vervangen door: waarin.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De burgemeester verwijst de houder die een mededeling van vermissing van het aan hem uitgereikte reisdocument wil doen en geen ingezetene van zijn gemeente is, naar de burgemeester van de gemeente waar de houder ingezetene is dan wel naar een burgemeester als bedoeld in artikel 7, indien de houder geen ingezetene van een gemeente is.

4. In het vijfde lid wordt ‘niet als ingezetenen zijn ingeschreven in de basisadministratie’ vervangen door: geen ingezetene zijn.

Q

Artikel 62, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘waar de houder als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven’ vervangen door: waarvan de houder ingezetene is.

2. In onderdeel b wordt ‘niet als ingezetene in enige basisadministratie is ingeschreven’ vervangen door: geen ingezetene van een gemeente of openbaar lichaam is.

R

Artikel 64, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘waar de houder van het reisdocument als ingezetene in de basisadministratie staat ingeschreven’ vervangen door: waarvan de houder ingezetene is.

2. In onderdeel b wordt ‘in welke gemeente of in welk openbaar lichaam de houder als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie’ vervangen door: van welke gemeente of welk openbaar lichaam de houder ingezetene is.

S

In artikel 67, eerste lid, onderdeel e, wordt ‘van zijn gemeente of openbaar lichaam als ingezetene’ vervangen door: als ingezetene van zijn gemeente of openbaar lichaam.

T

In de artikelen 67, vierde lid, 79, eerste lid, 100o, derde lid, en 100q, derde lid, wordt ‘tenminste’ telkens vervangen door: ten minste.

U

In artikel 68 vervalt: van de gemeente of het openbaar lichaam.

V

Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. de Minister van Buitenlandse Zaken indien het reisdocument is verstrekt in het buitenland, dan wel.

2. In onderdeel b wordt ‘niet als ingezetene in een basisadministratie was ingeschreven’ vervangen door ‘geen ingezetene was’.

3. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. de burgemeester van de gemeente of de gezaghebber van het openbaar lichaam waarvan de houder ingezetene is, of laatstelijk ingezetene was, indien het reisdocument niet in het buitenland of door de in onderdeel b of c genoemde autoriteit is verstrekt.

W

Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De in de reisdocumentenadministratie opgenomen gegevens, met uitzondering van de gegevens, bedoeld in artikel 3, negende lid, van de wet worden na de datum van verstrekking bewaard gedurende een periode van:

    • a. 11 jaar indien de geldigheidsduur van het verstrekte document 5 jaar of korter is of indien het verstrekte document niet wordt uitgereikt;

    • b. 16 jaar indien de geldigheidsduur van het verstrekte document langer dan 5 jaar is.

2. Het vijfde lid vervalt.

X

In de aanhef van artikel 73 wordt ‘Onverminderd het bepaald in artikel 65, tweede lid, van de wet’ vervangen door: Onverminderd het bepaald in artikel 3, negende lid, van de wet.

Y

Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘in de basisadministratie van zijn gemeente of openbaar lichaam als ingezetene was ingeschreven’ vervangen door ‘ingezetene van zijn gemeente of openbaar lichaam was’ en wordt ‘weer als ingezetene in een basisadministratie wordt ingeschreven’ vervangen door: weer ingezetene van een gemeente of openbaar lichaam wordt.

2. In het vierde lid wordt ‘waar de betrokken persoon als ingezetene in de basisadministratie is, of voor het laatst was, ingeschreven’ vervangen door: waarvan de betrokken persoon ingezetene is, of laatstelijk ingezetene was.

3. In het vijfde lid wordt ‘als ingezetene in een basisadministratie wordt ingeschreven,’ vervangen door ‘ingezetene wordt’ en wordt ‘waar de betrokken persoon laatstelijk als ingezetene in de basisadministratie was ingeschreven’ vervangen door ‘waarvan de betrokken persoon laatstelijk ingezetene was’.

Z

Het opschrift van Hoofdstuk X komt te luiden:

HOOFDSTUK X. PERSONEN DIE GEEN INGEZETENE ZIJN

AA

In de artikelen 76, tweede en derde lid, en 77, eerste lid, wordt ‘niet als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven’ vervangen door: geen ingezetene is.

BB

Artikel 77 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘in de basisadministratie van diens gemeente of openbaar lichaam als ingezetene was ingeschreven’ vervangen door: ingezetene was van diens gemeente of openbaar lichaam.

2. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. de Minister van Buitenlandse Zaken indien het definitief aan het verkeer onttrokken reisdocument is verstrekt in het buitenland en de houder ten tijde van die verstrekking geen ingezetene was.

3. In het tweede lid wordt ‘zijn administratie als bedoeld in artikel 74’ vervangen door: de administratie, bedoeld in artikel 74.

4. In het derde lid wordt ‘de vermissing’ vervangen door: een vermissing.

CC

In artikel 83, vierde lid, en artikel 100m, vierde lid, wordt ‘Het agentschap BPR’ vervangen door: De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

DD

In artikel 87, tweede lid, wordt ‘terzake’ vervangen door: ter zake.

EE

In artikel 93, zevende lid, wordt ‘het Agentschap BPR’ vervangen door: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

FF

In artikel 96 wordt ‘persoon, die blijkens de basisadministratie van zijn gemeente of openbare lichaam als ingezetene is ingeschreven’ vervangen door: persoon die ingezetene van zijn gemeente of openbaar lichaam is,.

GG

In artikel 100c, tweede lid, wordt ‘als ingezetene is ingeschreven in een basisadministratie van een ander openbaar lichaam, in de basisadministratie van Aruba, Curaçao of Sint Maarten, dan wel in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens’ vervangen door: blijkens de basisadministratie ingezetene is van een ander openbaar lichaam of een gemeente, dan wel als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie van Aruba, Curaçao of Sint Maarten,.

HH

Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel van onderdeel I wordt in de kolom Standaardclausule I (uitgeschreven) ‘Wife’ vervangen door ‘wife’, ‘Espouse’ vervangen door ‘éspouse’, ‘Husband’ vervangen door ‘husband’, ‘Epoux’ vervangen door ‘époux’, ‘ formerly’ vervangen door ‘formerly’, ‘ former’ vervangen door ‘former’, ‘ anciennement’ vervangen door ‘anciennement’ en ‘geregistreerde’ vervangen door: geregistreerd.

2. In onderdeel ‘II’ wordt ‘Zie pagina/See page/Voir page’ vervangen door: zie/see/voir p.

3. In onderdeel V wordt ‘tekening’ vervangen door: ondertekening.

II

Bijlage F wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt het onderdeel dat aanvangt met ‘burgerservicenummer’ te luiden: Burgerservicenummer.

2. In het eerste lid vervalt het onderdeel ‘Documentnummer ouder (als ks)’.

JJ

In bijlage J, onderdeel ‘Autoriteit’ vervalt ‘Ambassadeur te’, ‘Consul-Generaal te’, ‘Consul te’ en ‘Hfd. cons. afd. te’.

ARTIKEL II

De Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel f, wordt ‘de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisadministratie persoonsgegevens’ vervangen door: de basisregistratie personen.

2. In het eerste lid, onderdeel p, wordt ‘artikel 50 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens’ vervangen door: artikel 4.9 van de Wet basisregistratie personen.

3. Het eerste lid, onderdeel r, vervalt.

4. In het eerste lid, onderdeel t, wordt ‘het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’ vervangen door: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

5. In het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel bb door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

cc. ingezetene:

een ingezetene als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel f, van de Wet basisregistratie personen, dan wel artikel 1, onderdeel h, van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES, dan wel de Landsverordening van Aruba, Curaçao of Sint Maarten waarbij de bevolkingsadministratie is ingesteld.

6. In het tweede lid vervalt ’en de hoofden van de door hem aangewezen posten in het buitenland’.

B

Artikel 3, zevende lid, komt te luiden:

  • 7. De in het eerste lid, onder a, en derde lid, genoemde reisdocumenten en de Nederlandse identiteitskaart, bedoeld in het vierde lid, vermelden het burgerservicenummer van de houder, tenzij aan de houder geen burgerservicenummer is toegekend.

C

Het opschrift van artikel 3a komt te luiden:

Artikel 3a. Reisdocumenten zonder vingerafdrukken

D

In de artikelen 4, 11, eerste lid, 41, tweede lid, 58, tweede lid, 60, derde lid, 63, 71, 72, eerste lid, 76, tweede tot en met vierde lid, 76, eerste lid, 77, 78, zesde lid, 80, 81, onderdeel b, 87, tweede lid, 91, 95, tweede en derde lid, 96, eerste, vijfde en elfde lid, 97, vierde lid, 99, derde lid, 109, 110, tweede lid, 111, eerste lid, en 112, eerste lid, wordt ‘het agentschap BPR’ telkens vervangen door: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

E

In het opschrift van paragraaf 5 van hoofdstuk I wordt ‘autoriteiten’ vervangen door: autoriteit.

F

In hoofdstuk I wordt na paragraaf 5 een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5a. Aangewezen landen buiten de Europese Unie

Artikel 5a

Als landen buiten de Europese Unie, waar een daar woonachtige Nederlander binnen de grenzen van de wet recht heeft op de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart, als bedoeld in artikel 16a, eerste lid, van de wet worden aangewezen:

  • a. Andorra;

  • b. Liechtenstein;

  • c. Monaco;

  • d. Noorwegen;

  • e. San Marino;

  • f. Turkije;

  • g. IJsland;

  • h. Zwitserland.

G

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8. Heffing en kwijtschelding van rechten

De Minister van Buitenlandse Zaken is ten aanzien van de aanvragen die hij in ontvangst neemt, bevoegd tot heffing van rechten, dan wel tot het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van rechten als bedoeld in het Besluit paspoortgelden.

H

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10. Geldigheid

  • 1. Het nationaal paspoort is geldig voor tien jaren en voor alle landen. Indien de aanvrager bij de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is het nationaal paspoort in afwijking van de eerste zin geldig voor vijf jaren en voor alle landen.

  • 2. Indien als gevolg van een tijdelijke verhindering bij de aanvrager geen vingerafdrukken in het nationaal paspoort worden opgenomen, bedraagt in afwijking van het eerste lid de geldigheidsduur van het betreffende nationaal paspoort één jaar.

  • 3. De Nederlandse identiteitskaart is geldig voor tien jaren. Indien de aanvrager bij de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is de Nederlandse identiteitskaart in afwijking van de eerste zin geldig voor vijf jaren.

I

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘het hoofd van de post’ vervangen door: de Minister van Buitenlandse Zaken.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel III, onder c, komt te luiden:

  • c. de gemeente dan wel het openbaar lichaam waarvan de aanvrager bij binnenkomst voor het eerst ingezetene werd;

b. Onderdeel IV, onder c, komt te luiden:

  • c. de datum van vertrek en de gemeente dan wel het openbaar lichaam waarvan betrokkene ingezetene is of laatstelijk ingezetene was;.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De daartoe aangewezen ambtenaar voorziet het formulier op de bestemde plaats van zijn handtekening en zendt het, vergezeld van (foto)kopieën van de in het bezit van de aanvrager zijnde reisdocumenten, dan wel van de reisdocumenten waarin hij staat bijgeschreven (met alle bestempelde visumbladzijden), alsmede van het verblijfsdocument aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

4. Het vijfde lid vervalt.

J

In artikel 12, eerste lid, vervalt ‘tussenkomst van’.

K

Artikel 15, derde lid, vervalt.

L

Artikel 19, derde lid, vervalt.

M

Artikel 22, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een faciliteitenpaspoort is geldig voor tien jaren en voor alle landen. Indien de aanvrager bij de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is het faciliteitenpaspoort in afwijking van de eerste zin geldig voor vijf jaren en voor alle landen.

N

In artikel 26, eerste lid, wordt in de aanhef ‘De verstrekking vindt slechts plaats na machtiging van de Minister van Buitenlandse Zaken, die de in de aanvraag vermelde verblijfsrechtelijke gegevens verifieert bij:’ vervangen door: De Minister van Buitenlandse Zaken verifieert de in de aanvraag vermelde gegevens bij:.

O

In artikel 31, tweede lid wordt ‘vijf jaar’ vervangen door: tien jaar indien de aanvrager bij de aanvraag de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, en vijf jaar indien de aanvrager bij de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt.

P

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt: 2. De clausule wordt ondertekend door de Minister van Buitenlandse Zaken of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar en gewaarmerkt met het in artikel 102, eerste lid, bedoeld dienststempel.

2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De clausule wordt ondertekend door de Minister van Buitenlandse Zaken of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar en gewaarmerkt met het in artikel 102, eerste lid, bedoeld dienststempel.

Q

In artikel 35, eerste lid, vervalt de tweede zin.

R

In artikel 37, zesde lid, vervalt ‘, die als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven,’ en wordt na ‘vermeld’ ingevoegd:, tenzij aan de aanvrager geen burgerservicenummer is toegekend.

S

In artikel 39, tweede lid, wordt ‘voorzover’ vervangen door: voor zover.

T

Artikel 42a komt te luiden:

Artikel 42a. Vingerafdrukken

  • 1. Bij het indienen van een aanvraag voor een reisdocument worden de afdrukken van twee vingers van de aanvrager opgenomen. Voor de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart en een nooddocument worden geen vingerafdrukken opgenomen.

  • 2. Bij een aanvrager als bedoeld in de eerste zin van het eerste lid worden platte afdrukken van de linker- en rechter wijsvinger opgenomen voor opslag in het reisdocument. Indien de kwaliteit van de vingerafdrukken van de wijsvingers onvoldoende is, worden platte afdrukken van de middelvingers, ringvingers of duimen opgenomen.

  • 3. Indien van slechts één vinger de afdruk van voldoende kwaliteit kan worden opgenomen, wordt uitsluitend de afdruk van die vinger opgenomen.

  • 4. In afwijking van het eerste lid wordt van het opnemen van vingerafdrukken afgezien indien de aanvrager op het moment van het indienen van de aanvraag de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt.

  • 5. Indien de daartoe aangewezen ambtenaar van oordeel is dat het fysiek dan wel als gevolg van een tijdelijke verhindering onmogelijk is om van de aanvrager te verlangen dat bij hem op het moment van het indienen van de aanvraag twee vingerafdrukken worden opgenomen, wordt in ieder geval de afdruk opgenomen van de vinger waarbij dit volgens de daartoe aangewezen ambtenaar wel mogelijk is. Bij gerede twijfel of het fysiek dan wel als gevolg van een tijdelijke verhindering onmogelijk is om twee vingerafdrukken op te nemen, kan van de aanvrager worden verlangd, dat deze daartoe een door een bevoegde arts of medische instelling ondertekende verklaring overlegt.

  • 6. Indien van de aanvrager geen vingerafdrukken worden opgenomen, wordt in de aanvraag de reden voor het niet opnemen vermeld.

U

Artikel 58, zevende lid, komt te luiden:

  • 1. De Minister van Buitenlandse Zaken draagt er zorg voor dat de gepersonaliseerde reisdocumenten en identificatiekaarten op een beveiligde wijze op de daartoe bestemde locatie worden afgeleverd.

V

In artikel 60, eerste lid, vervalt: op het ministerie of de tot uitreiking bevoegde post.

W

Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De documenten die na controle van de zending, bedoeld in artikel 60, voor een andere locatie blijken te zijn bestemd, worden teruggezonden naar het ministerie en alsnog overeenkomstig artikel 58, zesde lid, beschikbaar gesteld aan de tot uitreiking daarvan bevoegde ambtenaren.

2. In het tweede lid wordt ‘voor een andere uitgiftelocatie dan een post of het ministerie’ vervangen door: niet voor uitgifte door de minister van Buitenlandse Zaken.

X

In artikel 67, tweede lid, vervalt ‘aan het hoofd van de consulaire post’ en wordt ‘deze’ vervangen door: de Minister van Buitenlandse Zaken.

Y

Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot eerste tot en met derde lid.

2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:

  • 1. Indien de minister van Buitenlandse Zaken een aanvraag in behandeling neemt dan wel een ingehouden reisdocument ontvangt betreffende een persoon, die blijkens de in artikel 5 bedoelde administratie, in het register paspoortsignaleringen is opgenomen, verzoekt hij terstond bij brief of per faxbericht aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hem mede te delen of de desbetreffende persoon nog steeds in het register paspoortsignaleringen is opgenomen.

3. In het tweede lid (nieuw) en derde lid (nieuw) wordt ‘tweede lid’ vervangen door: eerste lid.

4. In het derde lid (nieuw) wordt ‘tweede en derde lid’ vervangen door: eerste en tweede lid.

Z

Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, vervalt ‘of het hoofd van een post’.

2. In het tweede lid vervalt ‘van de autoriteit waar de in het eerste lid bedoelde mededeling is gedaan’.

AA

Artikel 74, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien de Minister van Buitenlandse Zaken een reisdocument heeft ingehouden, dan wel indien bij hem een reisdocument is ingeleverd van een houder, die in verband met het bepaalde in de artikelen 18 tot en met 24 van de wet, in het register paspoortsignaleringen is opgenomen, houdt deze dit reisdocument onder zich totdat hij heeft beslist over de vervallenverklaring daarvan.

BB

Artikel 75, eerste en tweede lid, alsmede de aanduiding ‘3.’ voor het derde lid vervallen.

CC

In artikel 76, eerste en tweede lid, wordt ‘Het hoofd van de post onderscheidenlijk de Minister van Buitenlandse Zaken’ vervangen door: De Minister van Buitenlandse Zaken.

DD

In de aanhef van artikel 78, eerste lid, wordt ‘Het hoofd van de post’ vervangen door ‘De Minister van Buitenlandse Zaken’, vervalt ‘en de Minister van Buitenlandse Zaken onttrekt’ en wordt na ‘verstrekt nooddocument’ een komma ingevoegd.

EE

Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘waar de houder als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven’ vervangen door: waarvan de houder ingezetene is.

2. In onderdeel c wordt ‘het hoofd van de Nederlandse consulaire post in het buitenland’ vervangen door: de Minister van Buitenlandse Zaken indien het reisdocument is verstrekt in het buitenland,.

3. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. de burgemeester van de gemeente of de gezaghebber van het openbaar lichaam waarvan de houder laatstelijk ingezetene was, indien het reisdocument niet in het buitenland of door de in onderdeel b genoemde autoriteit is verstrekt.

FF

In de aanhef van artikel 81 vervalt ‘of het hoofd van de post’.

GG

Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De in de reisdocumentenadministratie opgenomen gegevens, met uitzondering van de gegevens, bedoeld in artikel 3, negende lid, van de wet worden na de datum van verstrekking bewaard gedurende een periode van:

    • a. 11 jaar indien de geldigheidsduur van het verstrekte document 5 jaar of korter is, of indien het verstrekte document niet wordt uitgereikt;

    • b. 16 jaar indien de geldigheidsduur van het verstrekte document langer dan 5 jaar is.

2. Het vijfde lid vervalt.

HH

In de aanhef van artikel 85 wordt ‘Onverminderd het bepaald in artikel 65, tweede lid, van de wet’ vervangen door: Onverminderd het bepaalde in artikel 3, negende lid, van de wet.

II

In de artikelen 86, eerste lid, 87, vierde lid, 88b, eerste lid, 90, eerste lid, 107, derde, zevende, achtste en tiende lid, 108, eerste lid, vervalt ‘onderscheidenlijk het hoofd van de post’.

JJ

Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het hoofd van de post’ telkens vervangen door: een door deze aangewezen ambtenaar.

2. In het derde lid wordt ‘De in het eerste lid bedoelde autoriteit’ vervangen door: De Minister van Buitenlandse Zaken.

KK

Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd;

1. In het eerste lid wordt ‘de tot uitreiking bevoegde posten’ vervangen door: de daartoe bestemde locatie.

2. In het tweede en derde lid wordt ‘bij de desbetreffende post’ vervangen door: op de desbetreffende locatie in het buitenland.

LL

In artikel 95, vierde lid, wordt ‘Het agentschap BPR’ vervangen door: De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

MM

Artikel 97 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid, onderdeel c, wordt ‘aan tot verstrekking bevoegde autoriteiten beschikbaar zijn gesteld’ vervangen door: aan welke post beschikbaar zijn gesteld.

2. In het zesde lid wordt ‘aan welke autoriteit beschikbaar zijn gesteld’ vervangen door: naar welke uitgiftelocatie zijn verzonden.

3. In het zevende lid, wordt ‘en de posten’ vervangen door: en de daartoe bestemde locatie in het buitenland.

NN

Artikel 98, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 98. Voorraadadministratie nooddocumenten

2. Het eerste lid komt te luiden:

1. De Minister van Buitenlandse Zaken houdt per locatie een voorraadadministratie bij van de beschikbaar gestelde nooddocumenten, uitgesplitst naar soort nooddocument.

3. Het vijfde en zesde lid komen te luiden:

  • 5. Op de locaties waar een reisdocumentenstation aanwezig is, wordt de in het derde en vierde lid bedoelde voorraadadministratie bijgehouden in het desbetreffende reisdocumentenstation.

  • 6. Indien vanaf een locatie, als bedoeld in het vijfde lid, laissez-passer’s beschikbaar worden gesteld ten behoeve van de uitgifte daarvan op een andere uitgiftelocatie, wordt de laissez-passer’s en de desbetreffende uitgiftelocatie in het reisdocumentenstation vermeld.

OO

Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘maakt de desbetreffende autoriteit’ vervangen door: maken minimaal twee daartoe door de Minister van Buitenlandse Zaken aangewezen ambtenaren’.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

3. In het tweede lid (nieuw) vervalt ‘en in afschrift aan de Minister van Buitenlandse Zaken’.

PP

Artikel 100, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Nooddocumenten worden uitsluitend uitgegeven en verbruikt op de locatie waaraan deze ter beschikking zijn gesteld.

QQ

In de artikelen 106, derde lid, en 107, eerste lid, wordt ‘De verstrekkende autoriteit beschikt’ vervangen door: De Minister van Buitenlandse Zaken beschikt per locatie.

RR

Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘wijst een beveiligingsfunctionaris aan’ vervangen door: wijst per locatie een beveiligingsfunctionaris aan.

2. Het vierde lid vervalt.

SS

Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel van onderdeel I wordt in de kolom Standaardclausule I (uitgeschreven) ‘Wife’ vervangen door ‘wife’, ‘Espouse’ vervangen door ‘éspouse’, ‘Husband’ vervangen door ‘husband’, ‘Epoux’ vervangen door ‘époux’, ‘ formerly’ vervangen door ‘formerly’, ‘ former’ vervangen door ‘former’, ‘ anciennement’ vervangen door ‘anciennement’ en ‘geregistreerde’ vervangen door: geregistreerd.

2. In onderdeel ‘II’ wordt ‘Zie pagina/See page/Voir page’ vervangen door: zie/see/voir p.

3. In onderdeel V wordt ‘tekening’ vervangen door: ondertekening.

TT

Bijlage F wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt het onderdeel dat aanvangt met ‘burgerservicenummer’ te luiden: Burgerservicenummer.

2. In het eerste lid vervalt het onderdeel ‘Documentnummer ouder (als ks)’.

UU

In bijlage J, onderdeel ‘Autoriteit’ vervalt ‘Ambassadeur te’, ‘Consul-Generaal te’, ‘Consul te’ en ‘Hfd. cons. afd. te’.

ARTIKEL III

De Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel f wordt ‘gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens als bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens’ vervangen door: basisregistratie personen.

2. Onderdeel q vervalt.

3. In onderdeel s wordt ‘het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’ vervangen door: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

B

In de artikelen 1, eerste lid, onderdeel n, 4, 16, tweede en vijfde lid, 30, tweede lid, 31a, 33, 38, tweede lid, 42, eerste, derde en vierde lid, 43, eerste en vijfde lid, 44, zesde lid, 45, vierde lid, 47, derde lid, 56, 57, tweede lid, 58, eerste lid en 60, eerste lid, wordt ‘het agentschap BPR’ telkens vervangen door: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

C

Artikel 3, zevende lid, komt te luiden:

  • 7. De in het eerste lid, onder a, en derde lid genoemde reisdocumenten en de Nederlandse identiteitskaart, bedoeld in het vierde lid, vermelden het burgerservicenummer van de houder, tenzij aan de houder geen burgerservicenummer is toegekend.

D

Het opschrift van artikel 3a komt te luiden:

Artikel 3a. Reisdocumenten zonder vingerafdrukken

E

In artikel 9, derde lid, wordt ‘waar de betrokken aanvrager in de basisadministratie is ingeschreven’ vervangen door: waarvan de betrokken aanvrager blijkens de basisregistratie personen ingezetene is.

F

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de Minister van Buitenlandse Zaken indien:

    • 1°. de houder niet in Nederland woonachtig is en het reisdocument in het buitenland is verstrekt,

    • 2°. het een diplomatiek paspoort, een dienstpaspoort of een door de Minister van Buitenlandse Zaken op grond van artikel 15, tweede lid, van de wet aan een vreemdeling verstrekt laissez-passer betreft;

2. Het eerste lid, onderdeel e, vervalt onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel d door een punt.

3. In het vijfde lid vervalt ‘b en’.

G

In de artikelen 32, vierde lid, 38, eerste lid, 45, derde lid, en 47, tweede lid, wordt ‘ tenminste’ vervangen door: ten minste.

H

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘waar de houder in de basisadministratie is ingeschreven’ vervangen door: waarvan de houder blijkens de basisadministratie ingezetene is.

2. In onderdeel c wordt ‘het hoofd van de Nederlandse consulaire post in het buitenland’ vervangen door: de Minister van Buitenlandse Zaken indien het reisdocument is verstrekt in het buitenland,.

3. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. de burgemeester van de gemeente of de gezaghebber van het openbaar lichaam waarvan de houder blijkens de basisadministratie laatstelijk ingezetene was, indien het reisdocument niet in het buitenland of door de in onderdeel b genoemde autoriteit is verstrekt.

I

Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel van onderdeel I wordt in de kolom Standaardclausule I (uitgeschreven) ‘Wife’ vervangen door ‘wife’, ‘Espouse’ vervangen door ‘éspouse’, ‘Husband’ vervangen door ‘husband’, ‘Epoux’ vervangen door ‘époux’, ‘ formerly’ vervangen door ‘formerly’, ‘ former’ vervangen door ‘former’, ‘ anciennement’ vervangen door ‘anciennement’ en ‘geregistreerde’ vervangen door: geregistreerd.

2. In onderdeel ‘II’ wordt ‘Zie pagina/See page/Voir page’ vervangen door: zie/see/voir p.

3. In onderdeel V wordt ‘tekening’ vervangen door: ondertekening.

J

Bijlage F wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt het onderdeel dat aanvangt met ‘burgerservicenummer’ te luiden: Burgerservicenummer.

2. In het eerste lid vervalt het onderdeel ‘Documentnummer ouder (als ks )’.

K

In bijlage J, onderdeel ‘Autoriteit’ vervalt ‘Ambassadeur te’, ‘Consul-Generaal te’, ‘Consul te’ en ‘Hfd. cons. afd. te’.

ARTIKEL IV

  • 1. Artikel I, onderdelen A, onder 1, 2 en 5, C, E tot en met G, I, K tot en met M, P tot en met S, U, V, onder 2, W, onder 2, X tot en met AA, BB, onder 1, FF, GG, Artikel II, onderdelen A, onder 1, 2 en 5, C, F, I, onder 2, R, T, EE, onder 1, GG, onder 2 en HH en artikel III, onderdelen A, onder 1, D, E en H, onder 1, van deze regeling treden inwerking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werken terug tot en met 20 januari 2014.

  • 2. Artikel I, onderdelen A, onder 3 en 4, B, D, H, J, N, O, T, V, onder 1 en 3, W, onder 1, BB, onder 2 tot en met 4, CC tot en met EE en HH tot en met JJ, artikel II, onderdelen A, onder 3, 4 en 6, B, D, E, G, H, I, onder 1, 3 en 4, J tot en met Q, S, U tot en met DD, EE, onder 2 en 3, FF, GG, onder 1, en II tot en met UU en artikel III, onderdelen A, onder 2 en 3, B, C, F, G, H, onder 2 en 3, en I tot en met K van deze regeling treden in werking met ingang van 9 maart 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk.

TOELICHTING

Algemeen

Deze wijziging van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 (PUN), de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 (PUB) en de Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001 (PUKMAR) vloeit voort uit de wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart) (33440-(R1990)).

Die wet voorziet in een wijziging van de status van de Nederlandse identiteitskaart, zodat Nederlandse identiteitskaarten kunnen worden uitgegeven waarin niet langer vingerafdrukken zijn opgenomen. Daarnaast wordt ten aanzien van de overige documenten geregeld dat bij de aanvraag geen vier, maar twee vingerafdrukken worden opgenomen, en dat deze na de uitreiking niet meer worden opgeslagen in de reisdocumentenadministratie.

Ook wordt met de voornoemde wijziging van de Paspoortwet de geldigheid van het paspoort en de Nederlandse identiteitskaart verlengd van 5 tot 10 jaar voor personen van 18 jaar en ouder.

Voorts worden met de wijzigingen van voornoemde wet in de Paspoortwet niet langer de hoofden van de buitenlandse posten aangemerkt als bevoegde autoriteit voor het in ontvangst nemen van aanvragen en voor verstrekking van reisdocumenten, maar in plaats daarvan de minister van Buitenlandse Zaken. Dit met als doel om het postennet in het buitenland efficiënter en goedkoper te kunnen laten werken, waardoor de minister van Buitenlandse Zaken zijn taken met een hogere kwaliteit, meer continuïteit en efficiënter kan (laten) uitvoeren.

Als gevolg van deze wijzigingen dienen ook de uitvoeringsregelingen die op de paspoortwet zijn gebaseerd, te worden gewijzigd. De onderhavige wijziging voorziet hierin.

Van deze gelegenheid wordt gebruik gemaakt om enkele andere kleine wijzigingen door te voeren. Zo worden de Paspoortuitvoeringsregelingen op enkele onderdelen in overeenstemming gebracht met de Wet basisregistratie personen, waardoor diverse verwijzingen naar de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn vervangen door verwijzingen naar de nieuwe basisregistratie personen.

Tevens wordt in de paspoortuitvoeringsregelingen een aantal redactionele wijzigingen doorgevoerd.

Administratieve lasten

De onderhavige wijziging van de paspoortuitvoeringsregelingen heeft op zichzelf geen gevolgen voor de administratieve lasten van burgers. De verlening van de geldigheidsduur van reisdocumenten van vijf naar tien jaar heeft weliswaar een vermindering van administratieve lasten voor de burgers te gevolg, maar deze vloeit rechtstreeks voort uit de voornoemde wijziging van de Paspoortwet.

Zoals in de memorie van toelichting bij die wijziging uiteen is gezet, bedraagt deze vermindering 43,5% ten opzichte van de nulmeting, namelijk 2 208 060 uur en € 3 213 432.00 als gevolg van de verlenging van de geldigheidsduur van paspoorten en 34,3 % van de administratieve lasten ten opzichte van de nulmeting, namelijk 1 597 579,7 uur en € 2 455 605,6 als gevolg van de verlenging van de geldigheidsduur van identiteitskaarten.

Deze reductie wordt pas effectief vijf jaar nadat de eerste paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten met een geldigheidsduur van tien jaar zijn verstrekt.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt, net als de wijziging van de Paspoortwet waarop deze wijziging is gebaseerd, gefaseerd in werking.

Het grootste deel van de wijzigingen van de onderhavige regeling treedt in werking op 9 maart 2014 (artikel IV, tweede lid), op hetzelfde moment waarop voornoemde wijziging van de Paspoortwet in zijn geheel in werking treedt. Vanaf dat moment zullen voor personen van 18 jaar en ouder paspoorten en de Nederlandse identiteitskaarten worden uitgegeven met een geldigheidsduur van 10 jaar. Ook zullen vanaf dat moment niet langer de hoofden van de buitenlandse posten worden aangemerkt als bevoegde autoriteit voor het in ontvangst nemen van aanvragen en voor verstrekking van reisdocumenten, maar in plaats daarvan de minister van Buitenlandse Zaken.

Een aantal bepalingen treedt eerder in werking dan op 9 maart 2014 (artikel IV, eerste lid). Het betreft bepalingen die voortvloeien uit bepalingen van de wijziging van de Paspoortwet die reeds op 29 januari 2014 in werking zijn getreden. Het betreft met name verwijzingen in de uitvoeringsregelingen naar de op 6 januari 2014 in werking getreden Wet basisregistratie personen en een aantal bepalingen die verband houden met de gewijzigde wettelijke status van de NIK en het feit dat wettelijk is bepaald dat niet langer vingerafdrukken worden opgenomen in de NIK.

Om mogelijke onduidelijkheden hieromtrent te voorkomen treden deze wijzigingen in werking op de dag na publicatie van de Staatscourant en werken zij terug tot 29 januari 2014, het moment waarop voornoemde wijziging van de Paspoortwet, waarop zij zijn gebaseerd, in werking is getreden.

Ten aanzien van de inwerkingtreding van deze bepalingen wordt aldus afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten, zoals vastgelegd in aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De reden van deze afwijking is gelegen in het feit dat de onderhavige wijzigingen moeten samenvallen met het moment dat voornoemde wijzigingen van de Paspoortwet in werking treden.

Artikelsgewijs

– Artikel I, onderdeel A, eerste, tweede en vijfde onderdeel, onderdeel E, F, G, I, K, M, P, Q, R, S, U, V, tweede en derde onderdeel, Y, Z, AA, BB, eerste onderdeel, FF, GG, artikel II, onderdeel A, eerste, tweede en vijfde onderdeel, onderdeel I, tweede onderdeel, onderdeel EE, eerste onderdeel, artikel III, onderdeel A, eerste onderdeel, onderdeel E en onderdeel H, eerste onderdeel

Op 6 januari 2014 is de Wet basisregistratie personen in werking getreden. Hierdoor dienen in de paspoortuitvoeringsregelingen diverse verwijzingen naar de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens te worden vervangen door verwijzingen naar de nieuwe basisregistratie personen. Omwille van de leesbaarheid van de regeling is er hierbij voor gekozen om in de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 en de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 een definitie op te nemen van het begrip ingezetene, waarbij wordt aangesloten bij het begrip ingezetene zoals dat in de Wet basisregistratie personen en de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES wordt gehanteerd (artikel I, onderdeel A, vijfde onderdeel en artikel II, onderdeel A, vijfde onderdeel).

– Artikel I, onderdeel A, derde en vierde onderdeel, onderdeel D, onderdeel CC, onderdeel EE, artikel II, onderdeel A, derde en vierde onderdeel, onderdeel D, onderdeel LL, artikel III, tweede en derde onderdeel en onderdeel B

In de paspoortuitvoeringsregelingen is een aantal taken rechtstreeks belegd bij een agentschap van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te weten het agentschap BPR. Door deze rechtstreekse toebedeling van taken aan het agentschap BPR kan de indruk ontstaan dat het agentschap BPR deze taken onder eigen verantwoordelijkheid uitvoert in plaats van onder de volledige verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit is niet het geval. De minister van Binnenlandse Zaken is volledig verantwoordelijk voor de taken die in deze regelingen aan het agentschap BPR zijn toebedeeld. Met deze wijzigingen wordt deze verantwoordelijkheidsverdeling beter tot uitdrukking gebracht door de desbetreffende taken niet langer toe te bedelen aan het agentschap BPR, maar aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze kan vervolgens ambtenaren van het agentschap BPR mandateren teneinde deze taken namens hem, en onder zijn verantwoordelijkheid, uit te voeren. Om dezelfde reden wordt in artikel I, onderdeel A, vierde onderdeel, artikel II, onderdeel A, vierde onderdeel, en artikel III, derde onderdeel, ‘het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’ telkens vervangen door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze wijzigingen brengen aldus als zodanig geen wijziging met zich mee voor de uitvoeringspraktijk.

– Artikel I, onderdeel B en onderdeel II, artikel II, onderdeel B, onderdeel R en onderdeel TT en artikel III, onderdeel C en onderdeel J

Deze wijzigingen vloeien voort uit artikel 1, onderdeel C, tweede onderdeel, van voornoemde wijziging van de Paspoortwet, waarmee artikel 3, vierde lid, van de Paspoortwet is gewijzigd. Met de wijziging van artikel 3, vierde lid, van de wet wordt beoogd dat het burgerservicenummer niet alleen wordt vermeld op bijvoorbeeld paspoorten, verstrekt aan Nederlanders die als ingezetene zijn ingeschreven in een gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, maar ook op paspoorten die worden verstrekt aan Nederlanders, woonachtig in het buitenland, voor zover deze over een burgerservicenummer beschikken. Daartoe is bepaald dat in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen in een reisdocument het burgerservicenummer van de houder wordt vermeld. Met de onderhavige wijziging wordt invulling gegeven aan deze delegatiegrondslag door te bepalen dat de nader genoemde reisdocumenten en de identiteitskaart het burgerservicenummer van de houder vermelden, behoudens in die gevallen waarin aan de houder geen burgerservicenummer is toegekend. Hiermee wordt ook op het reisdocument van Nederlanders die woonachtig zijn in het buitenland en die beschikken over een burgerservicenummer, het burgerservicenummer in het reisdocument vermeld.

Met deze uitbreiding van de gevallen waarin het burgerservicenummer op het reisdocument wordt vermeld, dient ook de toevoeging ‘alleen voor Nederlanders in een gemeentelijke basisadministratie zijn in geschreven’ in Bijlage F van de drie uitvoeringsregelingen te worden geschrapt (artikel I, onderdeel HH, artikel II onderdeel TT en artikel III, onderdeel J).

– Artikel I, onderdeel C, artikel II, onderdeel C, artikel III, onderdeel D

In artikel 3a van de respectievelijke paspoortuitvoeringsregelingen zijn de reisdocumenten genoemd die niet worden voorzien van vingerafdrukken. Voor het inwerkingtreden van artikel I, onderdeel C, eerste onderdeel, van voornoemde wijziging van de Paspoortwet werd alleen een nooddocument als bedoeld in artikel, eerste lid, onder f, van de Paspoortwet niet voorzien van vingerafdrukken. Met het inwerkingtreden van de desbetreffende wijziging van de Paspoortwet wordt echter ook de Nederlandse identiteitskaart niet langer voorzien van vingerafdrukken.

Ten aanzien van de Nederlandse identiteitskaart is dit geregeld op het niveau van de wet (artikel 3, tweede lid, Paspoortwet) en niet, zoals in het geval van de nooddocument op het niveau van de uitvoeringsregelingen.

Nu reeds in de wet is geregeld dat de Nederlandse identiteitskaart niet is voorzien van vingerafdrukken, is het niet nodig dit nogmaals in artikel 3a van de uitvoeringsregelingen te regelen. Teneinde misverstanden te voorkomen is wel het opschrift van artikel 3a gewijzigd om hiermee tot uitdrukking te brengen dat dit artikel uitsluitend betrekking heeft op reisdocumenten die niet zijn voorzien van vingerafdrukken.

– Artikel I, onderdeel H en onderdeel J, onderdeel W, eerste onderdeel, en artikel II, onderdeel GG, eerste onderdeel, onderdeel H en onderdeel O

Deze wijzigingen hebben betrekking op de verlenging van de geldigheidsduur van nationale paspoorten, Nederlandse identiteitskaarten (artikel I, onderdeel H, artikel II, onderdeel H) faciliteitenpaspoorten (artikel I, onderdeel J) en diplomatieke paspoorten (artikel II, onderdeel O) voor volwassenen van vijf naar tien jaar. Voor het tijdstip om vast te stellen of iemand de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt wordt het moment gehanteerd waarop de aanvraag wordt ingediend. Hiermee wordt aangesloten op de praktijk dat op het moment van de aanvraag ook wordt bepaald of de aanvrager op grond van zijn leeftijd vingerafdrukken moet laten opnemen. Daarnaast moeten op het moment van de aanvraag de leges worden voldaan. De hoogte van de leges van het paspoort en de Nederlandse identiteitskaart verschilt al gelang de leeftijd van de aanvrager.

In verband met de verlenging van de geldigheidsduur met 5 jaar is met betrekking tot de betreffende documenten de bewaartermijn van de aanvraaggegevens met vijf jaar verlengd. Om die reden zijn ook artikel 72, vierde lid van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 en artikel 82, vierde lid, van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 gewijzigd (artikel I, onderdeel W, eerste onderdeel en artikel II, onderdeel GG, eerste onderdeel).

– Artikel I, onderdeel L, onderdeel W en onderdeel X en artikel II, onderdeel T, onderdeel GG en onderdeel HH

De wijzigingen van deze onderdelen houden verband met het hiervoor genoemde besluit om geen vingerafdrukken meer op te nemen bij een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart en om bij de aanvraag van een reisdocument niet langer vier vingerafdrukken op te nemen, maar om te volstaan met het opnemen van de twee vingerafdrukken die op grond van Europese regelgeving verplicht zijn voor de opslag in de chip van het reisdocument.

Om dit mogelijk te maken zijn alle artikelen van de paspoortuitvoeringsregelingen, die betrekking hebben op het opnemen van de vingerafdrukken van een aanvrager van een reisdocument en het opslaan daarvan in de reisdocumentenadministratie aangepast.

Omdat met voornoemde wijziging van de Paspoortwet in de Paspoortwet zelf is bepaald dat de bij de aanvraag van een reisdocument opgenomen vingerafdrukken worden bewaard totdat de uitreiking van het aangevraagde reisdocument, dan wel de reden voor het niet uitreiken daarvan, in de administratie is geregistreerd (artikel 3, negende lid, Paspoortwet) kunnen de overeenkomstige bepalingen uit de paspoortuitvoeringsregeling (artikel 72, vijfde lid, Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 en artikel 82, vijfde lid, Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001) komen te vervallen.

– Artikel I, onderdeel N en onderdeel O

Met de wijzigingen in deze onderdelen wordt een technische wijziging doorgevoerd teneinde artikel 54, artikel 74, eerste lid, artikel 76, eerste lid, en artikel 77, eerste en tweede lid, van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 in lijn te brengen met aanwijzing 82 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

– Artikel I, onderdeel T en onderdeel DD, artikel II, onderdeel S en artikel III, onderdeel G

Met deze wijzigingen wordt een aantal taalfouten hersteld.

– Artikel I, onderdeel V, eerste onderdeel, onderdeel BB, tweede onderdeel en onderdeel II, artikel II, onderdeel A, zesde onderdeel, onderdeel E, onderdeel G, onderdeel I, eerste onderdeel, onderdeel J tot en met L, onderdeel N, onderdeel U tot en met FF, onderdeel II tot en met KK, onderdeel MM tot en met RR en onderdeel UU en artikel III, onderdeel F, onderdeel H, tweede en derde onderdeel, en onderdeel J

Met voornoemde wijziging van de Paspoortwet wordt bij de verstrekking van reisdocumenten in het buitenland niet langer het hoofd van de consulaire post aangemerkt als verstrekkende autoriteit genoemd, maar de minister van Buitenlandse Zaken.

De artikelen 71, 77 en bijlage J van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001, de artikelen 1, tweede lid, 8, 11, tweede en vierde lid, 12, eerste lid, 15, derde lid, 19 derde lid, 26, eerste lid, 58, zevende lid, 60, eerste lid, 61, 67, tweede lid, 70, 72, 74, eerste lid, 75, 76, 78, eerste lid, 80, 81, 86, eerste lid, 87, 88b, eerste lid, 90, eerste lid, 93, 97, vijfde tot en met zevende lid, 98, 99, 100, tweede lid, 106, derde lid, 107, 108, eerste lid, en bijlage J van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 alsmede de artikelen 30, 33 en bijlage J van de Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee worden met het oog hierop aangepast.

Het feit dat de hoofden van de posten niet langer automatisch zijn aangemerkt als verstrekkende autoriteit zal als zodanig geen grote wijziging met zich meebrengen voor de uitvoeringspraktijk inzake de verstrekking van reisdocumenten in het buitenland.

In de regel zullen de hoofden van de posten namelijk door de minister van Buitenlandse Zaken worden gemandateerd om namens deze besluiten te nemen omtrent de verstrekking van reisdocumenten op hun post in het buitenland. Zij zullen dus nog steeds reisdocumenten verstrekken, maar zij doen dat in dat geval niet langer uit eigen hoofde maar in mandaat namens de minister van Buitenlandse Zaken.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk.

Naar boven