Regeling van het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie van 3  september 2014, tot wijziging van de Deelregeling Versterking Actieve Cultuurparticipatie Fonds voor Cultuurparticipatie 2013–2016

Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie,

Gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

Besluit:

ARTIKEL I

De Deelregeling Versterking Actieve Cultuurparticipatie Fonds voor Cultuurparticipatie 2013–2016 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, eerste lid, wordt de definitie van ‘culturele activiteiten: activiteiten die plaatsvinden op het gebied van kunst of op het gebied van erfgoed’ vervangen door ‘culturele activiteiten: activiteiten die plaatsvinden op het gebied van kunst of op het gebied van immaterieel erfgoed’;

B

In artikel 1.4 lid 2 sub c wordt ‘de Code Cultural Governance, welke voor het eerst is vastgesteld in 2006’ vervangen door ‘de Governance Code Cultuur, welke voor het eerst is vastgesteld in 2006 en herzien in 2013’;

C

Artikel 1.4 lid 2 sub f wordt vervangen en komt te luiden:

  • f. de aanvraag redelijkerwijs gefinancierd kan worden uit het reguliere (taakstelling)budget van de aanvrager danwel tot de reguliere activiteiten van de aanvrager behoort;

D

Artikel 1.4 lid 2 sub j wordt vervangen en komt te luiden:

  • j. de aanvraag niet aansluit bij de doelstelling van de regeling of de thema’s die in een specifieke aanvraagronde gebruikt worden;

E

Artikel 1.4 lid 2 sub k wordt vervangen en komt te luiden:

  • k. de activiteit waarvoor wordt aangevraagd later start dan twaalf maanden na de sluiting van de aanvraagronde zoals omschreven in artikel 2.2 lid 1;

F

Artikel 1.4 lid 2 sub l wordt vervangen en komt te luiden:

  • l. de aanvraag een hoger of een lager bedrag dan beschreven in artikel 2.3 kent;

G

Artikel 1.4 lid 2 sub m wordt vervangen en komt te luiden:

  • m. de aanvraag een sluitende begroting mist.

H

In artikel 2.2 lid 1 wordt ‘17.00 uur’ vervangen door ‘13.00’ uur.

I

In artikel 2.2 lid 2 wordt ‘zes maanden na ontvangst van de eerste aanvraag zonder nader onderzoek afgewezen, tenzij nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld.’ vervangen door ‘zes maanden na dat besluit zonder nader onderzoek afgewezen, tenzij de aanvrager nadrukkelijk nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden vermeldt.’

J

In artikel 2.4 lid 1 komt ‘B: honoreren voor zover het budget dat toelaat; en’ te vervallen en wordt ‘C: niet honoreren’ te luiden ‘B: niet honoreren’.

K

Artikel 2.4 lid 2 wordt vervangen en komt te luiden:

  • 2. Als een subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen te honoreren, worden de aanvragen met het advies ‘honoreren’ in een rangorde geplaatst op basis van de van toepassing zijnde criteria.

L

Artikel 2.4 lid 3 wordt vervangen en komt te luiden:

  • 3. Het bestuur verdeelt het beschikbare budget volgens de rangorde, waarbij aanvragen worden toegewezen of gedeeltelijk toegewezen totdat het van toepassing zijnde subsidieplafond is bereikt. De resterende aanvragen worden afgewezen.

M

Aan artikel 3.1 sub c wordt aan het einde van de zin toegevoegd ‘in de vrije tijd’.

N

Aan artikel 5.1 tussen ‘een project dat’ en ‘een voorbeeldwerking’ toegevoegd ‘op landelijke schaal’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 15 augustus 2013.

Deze wijzigingsregeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie, Namens deze, J.J.K. Knol Directeur-bestuurder

TOELICHTING

De Deelregeling Versterking Actieve Cultuurparticipatie Fonds voor Cultuurparticipatie 2013–2016 (Deelregeling VAC) is sinds 15 augustus 2013 van kracht, en wordt thans met terugwerkende kracht gewijzigd.

Het betreft voornamelijk redactionele wijzigingen met het doel de tekst van de Deelregeling VAC beter aan te laten sluiten bij de praktische uitvoering van de Deelregeling VAC en de leesbaarheid van de Deelregeling VAC te verhogen.

Er wordt meer benadrukt dat daar waar over ‘erfgoedactiviteiten’ wordt gesproken, zoals in de definitie van ‘culturele activiteiten’ in artikel 1.1 van de Deelregeling VAC, het Fonds daarmee activiteiten bedoeld op het gebied van immaterieel erfgoed en vrijwilligers in de immaterieel erfgoedsector.

Onder cultuurparticipatie in de vrije tijd, zoals onder meer is opgenomen in de definitie van ‘actieve cultuurparticipatie’ in artikel 1.1 van de Deelregeling VAC, niet wordt verstaan culturele activiteiten die deelnemers in het kader van een beroep of bedrijf uitoefenen of die onder schooltijd plaatsvinden.

Ten aanzien van beeldbepalende projecten zoals opgenomen in artikel 3.2 sub a van de Deelregeling VAC geeft het Fonds aan dat een project als beeldbepalend geldt wanneer het ten aanzien van één van de drie programmaonderdelen op bijzondere wijze bijdraagt aan de zichtbaarheid van de actieve participatie in de vrije tijd danwel zich in nationaal opzicht onderscheidt vanwege zijn unieke karakter en er naar verwachting sprake zal zijn van een grote publieke belangstelling en media-aandacht.

Een voorbeeldproject zoals genoemd in artikel 3.2 sub b van de Deelregeling VAC moet als inspiratie kunnen dienen.

Het Fonds ontwikkelt ter ondersteuning van de programmaonderdelen zoals genoemd in artikel 3.1 van de Deelregeling VAC ook ondersteunend beleid dat is gericht op het delen en verspreiden van kennis, onderzoek en monitoring/evaluatie. Van de subsidiënten wordt verwacht dat ze aan de door het Fonds georganiseerde bijeenkomsten deelnemen.

In het kader van ‘good governance’ zoals opgenomen in artikel 1.4 lid 2 sub c wordt bij het vaststellen van de naleving van de normen de Governance Code Cultuur, vastgesteld in 2013, gehanteerd, dan wel een eventuele opvolger van deze Code. Voor de vindplaats hiervan wordt verwezen naar de website van Cultuur en Ondernemen (www.cultuur-ondernemen.nl).

Met betrekking tot de scheiding tussen bestuur en uitvoering dienen het bestuur (de toezichthouder) en de betaalde uitvoering bij de aanvrager altijd gescheiden te zijn. Indien een organisatie een bestuur-model heeft, mag een bestuurder niet ook als betaalde uitvoerder op de begroting van een project staan, omdat het Fonds dit als een mogelijke belangenverstrengeling aanmerkt. Indien een organisatie een raad-van-toezicht-model heeft, mag een lid van de raad van toezicht niet als betaalde uitvoerder op de begroting staan.

De ‘reguliere taakstelling’ zoals genoemd in artikel 1.4 lid 2 sub f wordt vervangen door ‘reguliere activiteiten’. Gezien het stimuleringskarakter van de regeling kunnen hiervoor geen activiteiten worden opgevoerd die tot de reguliere activiteiten van de aanvrager kunnen worden gerekend. Hierbij is te denken aan het reguliere cursorische aanbod van een Centrum voor de Kunsten, een periodiek terugkerende activiteit zoals een festival of de periodieke uitvoering van een concert of theater- of dansvoorstelling door een koor, orkest of gezelschap, ook als met een wisselend thema wordt gewerkt.

Met betrekking tot de criteria zoals opgenomen in artikel 3.4 geldt dat iedere aanvraag op zichzelf wordt beoordeeld en niet vergeleken met andere aanvragers.

Ten tijde van de desbetreffende beoordelingsronde zal de beoordelingsmethode op de website van het Fonds worden gepubliceerd.

Met betrekking tot het criterium Kwaliteit beoordeelt het Fonds in het kader van de artistieke of inhoudelijke kwaliteit onder meer de kwaliteit van het projectplan (onder meer of het project een duidelijke doelstelling bevat en de aanvrager goed onderbouwt waarom hij dit doel in het kader van de versterking van de actieve cultuurparticipatie wil bereiken), in welke mate het project bijdraagt aan de doelstelling van het betreffende programmaonderdeel en/of thema, hoe het project bijdraagt aan de artistiek-inhoudelijke ontwikkeling van de actieve cultuurparticipatie en de ontwikkeling van de deelnemers, of de activiteiten aansluiten bij de doelstelling van het project en of de aanvrager over voldoende deskundigheid beschikt om het beoogde doel te bereiken.

Bij de organisatorische kwaliteit toetst het Fonds onder meer of het projectplan goed doordacht en uitgewerkt is, of het projectplan een heldere aanpak en een realistische planning heeft en in hoeverre de betrokken uitvoerders ervaring hebben met het succesvol uitvoeren van vergelijkbare projecten.

Bij de beoordeling van de redelijkheid van de begroting onder meer bekeken of de begroting in het algemeen redelijk is, er een redelijke verhouding bestaat tussen het aangevraagde bedrag en de bijdrage van andere financiers, of de begroting sluitend is en er een onderbouwing is van de gepresenteerde cijfers en of de kosten in redelijke verhouding staan tot het beoogde resultaat.

In het kader van de relevantie/urgentie van een project wordt onder meer beoordeeld of de aanvrager goed heeft onderbouwd waarom het van belang is dat het project wordt uitgevoerd, dat het project bijdraagt aan het realiseren van de doelstelling van het betreffende programmaonderdeel en/of thema en waarom de gekozen aanpak actueel, nieuw en relevant is.

In het kader van het criterium Samenwerking vindt het Fonds het van belang dat aanvragers samenwerken met andere partijen. Samenwerking kan een meerwaarde hebben in de ontwerpfase (kennis, hulpbronnen), tijdens de uitvoering (hulpbronnen, capaciteit, leerprocessen) of voor de impact van het project op de maatschappij (duurzaam effect, overdracht, voorbeeldwerking organiseren). In dit kader toetst het Fonds projecten op de slagkracht van het project en de organisatie, waarbij onder meer wordt beoordeeld of een samenwerking tot resultaat heeft dat de zichtbaarheid van het project en/of de aanvrager worden vergroot en daarmee de voorbeeldstellende of beeldbepalende werking versterkt en of door de samenwerking de mogelijkheden worden uitgebreid om tot het beoogde resultaat te komen. Daarnaast toetst het Fonds of er in voldoende mate sprake is van inhoudelijke uitwisseling tussen amateurs/(erfgoed)vrijwilligers onderling dan wel tussen amateurkunstenaars/(erfgoed)vrijwilligers en professionals, alsmede in hoeverre er gedurende het project op succesvolle wijze een innovatieve samenwerking met aangrenzende gebieden wordt bewerkstelligd (te denken valt aan de sector sport, natuur- en milieuorganisaties, (lokaal) bedrijfsleven, de sectoren welzijn en zorg, de creatieve industrie, de agrarische sector, et cetera).

Met betrekking tot het criterium Effect wil het Fonds effecten op langere termijn bewerkstelligen door middel van projecten die de organisatiestructuur van de actieve cultuurparticipatie versterken, het aanbod van actieve cultuurparticipatie in de vrije tijd vernieuwen, de actieve cultuurparticipatie onder de doelgroep ouderen versterken dan wel het immaterieel erfgoed in de vrije tijd levend houden.

Het Fonds voor Cultuurparticipatie beoordeelt of een project een bijdrage levert aan een van de hierboven genoemde doelstellingen en het project dus bijdraagt aan de structurele versterking van kunstzinnige of erfgoedactiviteiten in de vrije tijd of van (andere) organisaties die zich hiermee bezig houden. Daarom worden projecten getoetst op duurzame opbrengsten/effect op langere termijn, verbetering in de aansluiting op de wensen en mogelijkheden van de doelgroep en overdraagbaarheid van de aanpak, waarbij onder meer wordt gekeken of de werkwijze en resultaten van een project voor derden beschikbaar zijn.

Het Fonds voor Cultuurparticipatie voert in samenwerking met Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst een landelijk monitor- en evaluatietraject uit waarbij verwacht wordt dat de instellingen daaraan deelnemen.

De wijzigingen in de Deelregeling VAC zijn vastgesteld in de vergadering van het bestuur van het Fonds op 3 september 2014 jongstleden.

Omwille van de klantvriendelijkheid richting aanvragers zal het Fonds een nieuwe doorlopende tekst van de Deelregeling VAC publiceren inclusief een aangepaste toelichting.

Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie, Namens deze, J.J.K. Knol Directeur-bestuurder

Naar boven