Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 16 oktober 2014, nr. WJZ/14139180, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling visserij ten behoeve van het toestaan van gedeeltelijke overdracht van vergunningen voor visserij met aalvistuigen op het IJsselmeer en enkele technische aanpassingen

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 7a, eerste lid, en 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling visserij wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 7 wordt de zinsnede ‘Degene die in overeenstemming met artikel 7a van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 vissen aanvoert’ vervangen door: Degene die vissen van de vissoorten alver, baars, barbeel, beekforel, blankvoorn, brasem, giebel, graskarper, karper, kolblei, kopvoorn, kroeskarper, pos, rietvoorn, riviergrondel, rivierprik, roofblei, snoek, snoekbaars, spiering, winde, witvingrondel, zeelt, niet inheemse rivierkreeft en wolhandkrab aanvoert.

B

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het tweede lid wordt de zinsnede ‘artikel 7 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985’ vervangen door: artikel 7a van het Reglement voor de binnenvisserij 1985.

2. In de aanhef van het derde en vierde lid wordt na ‘administratie’ telkens ingevoegd: , bedoeld in artikel 7, eerste lid,.

C

Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘het goedgekeurde visplan, bedoeld in artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985’, vervangen door: het goedgekeurde visplan, bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdeel c.

2. Na het derde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste en het tweede lid, aanhef en onderdeel a, is een overdracht van een deel van een vergunning mogelijk, indien niet is voorzien in een goedgekeurd visplan en indien de vrijstelling, bedoeld in artikel 67, eerste lid, niet van kracht is, voor zover die overdracht ziet op het gebruik van het aalkistje, de schietfuik, de grote fuik en het staand net.

  • 5. Een overdracht als bedoeld in het vierde lid dat op het gebruik ziet van het staand net, is slechts mogelijk, voor zover het een verhuur betreft die in de vergunningsperiode van 1 juni 2013 tot en met 31 mei 2014 plaatsvond, waarbij het aantal verhuurde staand netten in de periode van 1 juli 2014 tot en met 1 juni 2015 niet het aantal staand netten overschrijdt die de verhuurder maximaal mag inzetten in de vergunningsperiode van 1 juli 2014 tot en met 31 mei 2015.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 juni 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 16 oktober 2014

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

1. Inhoud en aanleiding

Deze regeling wijzigt de Uitvoeringsregeling visserij, waarbij een gedeeltelijke overdracht van een vergunning voor visserij met aalvistuigen mogelijk wordt gemaakt in gevallen, waarin het visplan niet is goedgekeurd.

De Uitvoeringsregeling visserij gaat uit van zelfsturing door de visserijsector door middel van maatregelen die de sector zelf opneemt in een visplan. Indien die zelfsturing niet voldoet, zal dat leiden tot het nemen van maatregelen door de Minister of Staatssecretaris van Economische Zaken. Artikel 77, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling visserij bepaalt bijvoorbeeld dat in dat geval afgegeven vergunning opnieuw moeten worden verleend.

Artikel 75 van de Uitvoeringsregeling visserij bepaalt voorts dat gedeeltelijke overdracht van vergunningen niet mogelijk is, indien er geen visplan voor visserij op het IJsselmeer is goedgekeurd. Het visplan dat in 2014 door de Coöperatieve Producentenorganisatie Nederlandse Vissersbond IJsselmeervisserij U.A. is ingediend, is afgewezen. Dientengevolge zou geen gedeeltelijke overdracht van vergunningen kunnen plaatsvinden, met het oog op beperking van de gebruikte visserijcapaciteit door middel van een generieke reductie van te gebruiken schubvistuigen. In het licht van de problematiek bij de schubvisvisserij is een dergelijke overdrachtsstop verklaarbaar. Totdat van overheidswege maatregelen zijn genomen, zorgt deze stop er voor dat ongebruikte visserijcapaciteit niet op de markt beschikbaar komt. Overdracht van de thans ongebruikte capaciteit zal naar waarschijnlijkheid leiden tot toename van de visserijactiviteit, hetgeen het beoogde effect van de maatregel zal beperken.

Voor de aalvisserij (en wolhandkrabvisserij die met aalvistuigen plaatsvindt) is de generieke reductie op schubvistuigen niet van toepassing, maar het verbod op overdracht treft hen onbedoeld evenzeer. Daarom heb ik in mijn brief van 28 mei 2014, waarbij ik het visplan 2014 van de Coöperatieve Producentenorganisatie Nederlandse Vissersbond IJsselmeervisserij U.A. heb afgewezen, aangegeven voor de aalvistuigen een voorziening te treffen met het oog op het mogelijk houden van overdrachten van aalvistuigen tussen ondernemers. De onderhavige regeling strekt hiertoe.

In lijn hiermee wordt tevens de mogelijkheid gecreëerd om gedeeltelijke overdracht, specifiek verhuur, van staand netten die in het vorige visseizoen ook verhuurd werden, opnieuw te verhuren met inachtneming van de reductiemaatregel op de hoeveelheid netten. Dit leidt niet tot het beschikbaar komen van ongebruikte capaciteit, maar zou juist indien deze mogelijkheid niet geboden zou worden, leiden tot een hoger reductiepercentage dan beoogd.

Naast de bovengenoemde wijzigingen wordt in artikel I, onderdelen A en B, een tweetal onvolkomenheden in de Uitvoeringsregeling visserij hersteld. Het betreft de aanduiding van de vissoorten waarvoor de administratieverplichting, bedoeld in artikel 7 van de Uitvoeringsregeling visserij, geldt, en een tekstuele verduidelijkingen in artikel 8. Gebleken is dat deze artikelen in de uitvoeringspraktijk als verwarrend werden ervaren. Met deze aanpassingen wordt geen inhoudelijke wijziging bewerkstelligd.

2. Regeldrukeffecten

Er is geen sprake van een effect op de regeldruk voor de ondernemer. Het besluit tot afwijzing van het visplan betekent dat huur/verhuur en koop/verkoop (gedeeltelijke overdrachten van vergunningen) niet meer toegestaan is. Voor het afwijzen van het visplan was dit wel toegestaan. Het besluit tot afwijzing van het visplan raakt onbedoeld ook de aalvisserij en betekent daarmee ook een verbod op de overdracht van de aalvistuigen. Dit heeft een onbedoelde discontinuïteit in het (administratieve) handelsverkeer voor de betreffende ondernemers tot gevolg. Met de onderhavige regeling wordt het mogelijk gemaakt om het effect van de afwijzing van het visplan te verhelpen en de onbedoelde discontinuïteit in het gebruikelijke handelsverkeer te vermijden.

3. Inwerkingtreding

De termijn van de inwerkingtreding van deze regeling wijkt af van het beleid inzake de ‘vaste verandermomenten’ (Kamerstukken II 2009/2010, 29 515, nr. 309). In de onderhavige situatie zou de inwerkingtreding conform dit beleid buitensporige kosten voor de betreffende visserijbedrijven opleveren, omdat de ondernemers die dit aangaat voor hun bedrijfsvoering de beschikking moeten kunnen hebben over de vistuigen die zij voor de visserij op aal- en/of wolhandkrab hebben gekocht of gehuurd.

De regeling werkt terug tot en met 1 juni 2014. Tegen terugwerkende kracht bestaat in dit geval geen bezwaar, omdat artikel I, onderdelen A en B, slechts technische aanpassingen betreft en artikel I, onderdeel C, begunstigend werkt voor de ondernemers.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven