Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 10 oktober 2014, nummer WBV 2014/31, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C7/13 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

13. Het asielbeleid ten aanzien van Irak

13.1 Besluitmoratorium

Ten aanzien van Irak geldt een besluit in de zin van artikel 43, aanhef en onder a, Vw voor vreemdelingen afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil.

13.2 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

De IND neemt in ieder geval ten aanzien van de volgende categorieën vreemdelingen ‘personal and knowing participation’ in de zin van paragraaf C2/6.2.8 Vc aan:

  • hoofden van de volgende inlichtingen- en veiligheidsdiensten:

    • a. de Algemene Inlichtingendienst;

    • b. de Militaire Inlichtingendienst;

    • c. de Speciale Veiligheidsdienst;

    • d. de Algemene Veiligheidsdienst; en

    • e. de Militaire Veiligheidsdienst;

  • officieren van de Speciale Veiligheidsdienst.

13.3 Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag
13.3.1 Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

De IND beschouwt Iraakse vreemdelingen met een homoseksuele of biseksuele geaardheid en transgenders (verder: LHBT’s) als groep die systematisch wordt blootgesteld aan vervolging in de zin van artikel 1A Vluchtelingenverdrag.

13.3.2 Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

De IND heeft met betrekking tot Irak geen risicogroepen aangewezen.

13.4 Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM
13.4.1 Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

In Irak is geen gebied waar sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 3 EVRM.

13.4.2 Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

In Irak is geen sprake van systematische blootstelling aan een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM.

13.4.3 Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

De IND beschouwt uitsluitend de volgende groepen als kwetsbare minderheidsgroep:

  • a. Christenen afkomstig uit Centraal-en Zuid-Irak;

  • b. Mandeeërs afkomstig uit Centraal-en Zuid-Irak;

  • c. Yezidi’s afkomstig uit Centraal-en Zuid-Irak;

  • d. Joden afkomstig uit Centraal-en Zuid-Irak;

  • e. Shabak afkomstig uit Centraal-en Zuid-Irak;

  • f. Kaka’i afkomstig uit Centraal-en Zuid-Irak;

  • g. alleenstaande vrouwen afkomstig uit Centraal-en Zuid-Irak;

  • h. Turkmenen afkomstig uit Centraal-en Zuid-Irak.

Ad g.

Een Iraakse vrouw wordt als alleenstaand aangemerkt als zij voldoet aan alle volgende voorwaarden:

  • 1. zij heeft in Irak geen echtgenoot (meer) met wie zij kan gaan samenleven; en

  • 2. zij kan bij terugkeer naar Irak niet meer terug naar het ouderlijk gezin omdat de gezinsband als verbroken moet worden beschouwd of terugkeer naar het ouderlijk gezin niet mogelijk is.

Ad 2.

De IND beschouwt de gezinsband in elk geval als verbroken, indien:

  • de Iraakse vrouw deel is gaan uitmaken van een ander gezin dan haar ouderlijk gezin;

  • de Iraakse vrouw zelfstandig is gaan wonen.

13.5 Bescherming
13.5.1 Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

De IND acht het in beginsel niet aannemelijk dat het voor de vreemdeling mogelijk is de bescherming te verkrijgen van de autoriteiten of internationale organisaties in Centraal-en Zuid-Irak. De IND acht het wel mogelijk voor vreemdelingen afkomstig uit de Koerdische Autonome Regio om bescherming te verkrijgen van de autoriteiten of internationale organisaties.

13.5.2 Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

De IND beoordeelt bij elke vreemdeling individueel, met inachtneming van de voorwaarden die volgen uit artikel 3.37 d VV of een vlucht- of vestigingsalternatief binnen Irak kan worden tegengeworpen.

13.6 Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

Aan de hand van paragraaf B8/6 Vc wordt beoordeeld of adequate opvang voor amv’s aanwezig is.

Voor Irak geldt in ieder geval dat:

  • algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn; en

  • de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.

13.7 Vertrekmoratorium

Ten aanzien van Irak geldt een besluit in de zin van artikel 45, vierde lid, Vw voor vreemdelingen afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil.

13.8 Bijzonderheden

Fayli-Koerden

De IND beschouwt Fayli-Koerden van wie de Iraakse nationaliteit is ontnomen tijdens het regime van Saddam Hoessein, niet als staatloos. De IND neemt aan dat zij de Iraakse nationaliteit hebben.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 oktober 2014

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de directeur-generaal Vreemdelingenzaken, J.C. Goet

TOELICHTING

Naar aanleiding van het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken over de veiligheidssituatie in Irak van 19 september 2014 zijn in de brief aan de Tweede Kamer van 7 oktober 2014 de beleidsgevolgen beschreven en toegelicht. Als gevolg van de aanzienlijk verslechterde veiligheidssituatie in delen van Irak, en de omstandigheid dat de situatie instabiel en onduidelijk is, wordt er een besluit- en vertrekmoratorium ingesteld, voor de duur van zes maanden, voor vreemdelingen afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil. Het besluit- en vertrekmoratorium is ingesteld bij ministerieel besluit van gelijke datum als deze beleidswijziging, en is gepubliceerd in de Staatscourant.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de directeur-generaal Vreemdelingenzaken, J.C. Goet

Naar boven