ONTWERP-VERKEERSBESLUIT
Logo Rijkswaterstaat - Dienst Noord-Nederland
___________________________________________________________________________________
Datum 15 oktober 2014
Onderwerp Verhoging van de maximumsnelheid op delen van de autosnelwegen A4, A12, A20, A27 en A59.
___________________________________________________________________________________
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU
BESLUIT
I.door het verwijderen dan wel het plaatsen van de borden A1 en A2 van bijlage 1 van het RVV 1990 –met onderborden- de maximumsnelheid te verhogen op diverse autosnelwegtrajecten, zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende bijlage.
II. te wijzigen het verkeersbesluit ten behoeve van het in afwijking van de algemene maximumsnelheid van 130 km/h met ingang van 1 september 2012 tijdelijk verlagen naar een maximumsnelheid van 120 km/h op wegtrajecten onder beheer van het Rijk en het vervolgens verlagen van de maximumsnelheid naar dynamisch 130 km/h (Verkeersbesluit Ib van 29 augustus 2012) en de daarbij behorende bijlage 1, in die zin dat:
  • a.
    op het traject 110 (Links en Rechts) – A27, tussen km 13,8 (aansluiting Oosterhout, 19) en km 18,1 (aansluiting knooppunt Hooipolder) de ingangsdatum van de dynamische snelheid van 130 km/h wordt gewijzigd in: 24-12-2015;
  • b.
    op het traject 111 (Links en Rechts) - A27, tussen km 43 (verzorgingsplaats Blommendaal) en km 50 (aansluiting Lexmond, 26) de ingangsdatum van de dynamische snelheid van 130 km/h wordt gewijzigd in: 24-12-2015;
  • c.
    op het traject 112 (Links en Rechts) – A27 tussen km 24 (aansluiting Hank, 21) en km 31,7 (aansluiting Werkendam, 23) de ingangsdatum van de dynamische snelheid van 130 km/h wordt gewijzigd in: 24-12-2015;
III. te wijzigen het verkeersbesluit ten behoeve van het in afwijking van de algemene maximumsnelheid van 130 km/h met ingang van 1 september 2012 tijdelijk verlagen naar een maximumsnelheid van 120 km/h, op wegtrajecten onder beheer van het Rijk (Verkeersbesluit Ia van 29 augustus 2012) en de daarbij behorende bijlage 1, in die zin dat:
  • a.
    op het traject 104 (Links en Rechts) – A27, tussen km 4,9 (aansluiting Breda, 15) en km 13,8 (aansluiting Oosterhout, 19) de ingangsdatum van de permanente snelheid van 130 km/h wordt gewijzigd in: 24-12-2015;
  • b.
    op het traject 105 (Links en Rechts) – A27, tussen km 18,1 (aansluiting knooppunt Hooipolder) en km 24 (aansluiting Hank, 21) de ingangsdatum van de permanente snelheid van 130 km/h wordt gewijzigd in: 24-12-2015.
OVERWEGINGEN TEN AANZIEN VAN HET BESLUIT
1. Wettelijke basis
Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna Wvw) moet een verkeersbesluit worden genomen voor het plaatsen of verwijderen van verkeerstekens, zoals deze genoemd zijn in artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna BABW), voor zover daardoor een verbod of gebod wordt ingesteld of gewijzigd. Op grond van artikel 18, eerste lid, onder a, van de Wvw, ben ik bevoegd dit besluit te nemen.
2. Doel
Aan de Tweede Kamer is bij brief van 28 november 2011 (Tweede Kamer kamerstuk 32 646, nr. 13) aangegeven dat per 1 september 2012 de algemene maximumsnelheid op autosnelwegen in Nederland van 120 km/h naar 130 km/h zal worden verhoogd. Middels een besluit tot wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna RVV 1990) is daaraan uitvoering gegeven. Het gewijzigde RVV 1990 is op 1 september 2012 in werking getreden.
Het uitgangspunt van het nieuwe snelhedenbeleid is: “130 km/h op de autosnelweg is de norm”. Overal waar dat mogelijk is, wordt de maximumsnelheid op autosnelwegen permanent of dynamisch naar 130 km/h gebracht.
Op de onderhavige wegtrajecten geldt een maximumsnelheid van 100 km/h, 120 km/h, respectievelijk overdag 120 km/h en in de avond en nacht 130 km/h.
Nieuw uitgevoerd onderzoek naar de omgevingseffecten (geluid, lucht, natuur en verkeersveiligheid) heeft uitgewezen dat het niet langer noodzakelijk is deze uitzonderingen op de algemene maximumsnelheid van 130 km/h te handhaven. Hieronder wordt in paragraaf 3 aangegeven dat de omgevingseffecten voor de verhogingen van de maximumsnelheid op deze wegtrajecten naar 130 km/h, al dan niet alleen in de avond en nacht, geen belemmering vormen.
De besluiten II en III worden genomen omdat bij uitvoering van de verkeersbesluiten Ia en Ib van 29 augustus 2012 op de A27 tussen Breda en Gorinchem (trajectnummers 104, 110, 105 en 112) een situatie zou ontstaan met op korte afstand verschillende regimes voor de maximumsnelheid (130 km/h permanent en 130 km/h dynamisch). Bij nader inzien blijkt deze situatie niet gewenst. Daarom wordt de verhoging van de maximumsnelheid op het traject A27 Breda – Gorinchem (trajectnummers 104, 110, 105 en 112) uitgesteld totdat op het gehele traject een permanente maximumsnelheid van 130 km/h kan gelden.
Evenzo zou op de A27 tussen verzorgingsplaats Blommendaal – Everdingen een situatie ontstaan met op korte afstand verschillende regimes voor de maximumsnelheid (130 km/h permanent en 130 km/h dynamisch). Ook deze situatie is niet gewenst. Daarom wordt de verhoging van de maximumsnelheid op het traject A27 verzorgingsplaats Blommendaal – Lexmond (trajectnummer 111) uitgesteld totdat op het gehele traject Blommendaal - Everdingen een permanente maximumsnelheid van 130 km/h kan gelden.
3 . O mgevingseffecten besluit I
3.1. Geluid
Er is onderzoek verricht naar de mogelijke effecten van dit besluit op het aspect Geluid. Hiervoor is het volgende rapport ‘Rapport M.2014.0772.01.R003 Akoestisch onderzoek op referentiepunten voor snelheidsverhoging naar 130 km/h in 2014 6 trajecten [2 oktober 2014, DGMR] verschenen, welke is in te zien of te downloaden via www.platformparticipatie.nl.
Algemeen
Voor het onderdeel geluid wordt uitgegaan van het wettelijke regime van hoofdstuk 11 Wet milieubeheer (Wm). Hoofdstuk 11 Wm en onderliggende regelgeving is per 1 juli 2012 van kracht. Met de inwerkingtreding van hoofdstuk 11 Wm worden geluidproductieplafonds ingevoerd voor wegen in het beheer van het Rijk, die zijn aangegeven op de geluidplafondkaart. De geluidproductieplafonds geven de geluidproductie aan die een rijksweg maximaal mag voortbrengen op aan weerszijden van de weg gelegen referentiepunten. Het Rijk is, als beheerder van de rijksweg, verplicht om de geluidproductieplafonds na te leven. Indien sprake is van een (dreigende) overschrijding van geluidproductieplafonds zal het Rijk moeten bezien of ze kunnen worden nageleefd door het treffen van doelmatige geluidbeperkende maatregelen of door het voeren van een procedure tot wijziging van geluidproductieplafonds.
Geluidonderzoek
Uit akoestisch onderzoek, verricht door het adviesbureau DGMR in Den Haag, in opdracht van Rijkswaterstaat, en neergelegd in het rapport ‘Rapport M.2014.0772.01.R003Akoestisch onderzoek op referentiepunten voor snelheidsverhoging naar 130 km/h in 20146 trajecten is gebleken dat de verhoging van de maximumsnelheid naar 130 km/h geen overschrijding van de geldende geluidproductieplafonds met zich meebrengt op referentiepunten gelegen langs de onderzochte wegtrajecten. In de bijlagen bij het akoestisch onderzoek is het verschil tussen de geldende geluidproductieplafonds en de geluidproductie in 2014 (inclusief snelheidsverhoging) inzichtelijk gemaakt.
Op basis van de akoestische onderzoeken wordt geconcludeerd dat de verhogingen van de maximumsnelheid mogelijk zijn. De hierboven aangeduide akoestische onderzoeken en de daarbij gehanteerde werkwijze en een nadere toelichting vormen de basis waarop conclusies zijn getrokken. Deze stukken zijn in te zien of te downloaden via www.platformparticipatie.nl.
3.2. Lucht
Er is onderzoek verricht naar de mogelijke effecten van dit besluit op het aspect Lucht. Hiervoor is het rapport ‘Harmonisatie onderzoek 130 km/h - Effecten op luchtkwaliteit’ [1 oktober 2014, Tauw] verschenen, welke is in te zien of te downloaden via www.platformparticipatie.nl.
Mede door succesvol (bron)beleid is de luchtkwaliteit in Nederland de afgelopen jaren sterk verbeterd, ook langs autosnelwegen. Door het schoner worden van auto’s neemt de wegbijdrage van het wegverkeer in de totale emissies steeds verder af. Daarnaast volgde reeds uit de kaartbeelden en de rapportages, opgesteld in het kader van het Milieuonderzoek Uitrol 130 km/h Fase 2 (Rijkswaterstaat, november 2011), dat op de voornoemd wegtraject de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) niet worden overschreden bij een maximumsnelheid van 130 km/h. Ook uit de onderzoeken naar de effecten op luchtkwaliteit blijkt dat met de snelheidsverhoging nog altijd ruim onder de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt gebleven.
De luchtkwaliteit (het voldoen aan de normen en het effect van maatregelen) wordt vanuit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (hierna: NSL) jaarlijks gemonitord. Overigens worden de effecten van de maximumsnelheid verwerkt in de Monitoringstool, het landsdekkende rekenmodel van het NSL. Met dit rekenmodel wordt jaarlijks de verplichte NSL-monitoring uitgevoerd, waarmee wordt gewaarborgd dat de doelstellingen van het programma tijdig en blijvend worden gehaald.
Op basis van de uitgevoerde milieuonderzoeken wordt geconcludeerd dat de verhogingen van de maximumsnelheid mogelijk zijn. De hierboven aangeduide onderzoeken met betrekking tot luchtkwaliteit en de daarbij gehanteerde werkwijze en een nadere toelichting vormen de basis waarop conclusies zijn getrokken. Deze stukken zijn in te zien of te downloaden via www.platformparticipatie.nl.
3.3. Natuur
Er is onderzoek verricht naar de mogelijke effecten van dit besluit op het aspect Natuur. Hiervoor zijn de volgende rapporten (Natuurtoets snelheidsverhoging 130 km/uur) verschenen, welke zijn in te zien of te downloaden via www.platformparticipatie.nl.
  • Beoordeling mogelijke aantasting wezenlijke kenmerken van Beschermd natuurmonument Meeuwenkampje, Traject A12 Maarsbergen-Veenendaal; juli 2014, Grontmij
  • Beoordeling mogelijke aantasting wezenlijke kenmerken 7 Beschermde natuurmonumenten ‘t Gooi, Traject A27 Eemnes-Eemmeer; juli 2014, Grontmij
3 . 3 .1 Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet (Ffw) is gericht op de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten. De wet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot ‘nieuwe activiteiten’ die leiden tot aantasting, opzettelijke verontrusting of verstoring van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. Verstoring of opzettelijke verontrusting vanwege de toename aan geluid zijn hierbij potentieel relevante aspecten.
Gezien de zeer beperkte toename aan geluid (minder dan 1 dB) als gevolg van dit besluit en het ontbreken van piekgeluiden is er geen sprake van overtreding van het verbod op opzettelijk verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. Daarom kan een ontheffing op grond van de Ffw achterwege blijven.
Op Weidevogelgebieden is geen specifiek wettelijk kader van toepassing dat toetsing van de snelheidsverhogingen vergt en derhalve kan een beoordeling van effecten van de snelheidsverhogingen op deze gebieden achterwege blijven. Hierbij verdient opmerking dat gezien de zeer beperkte toename aan geluid (minder dan 1dB) als gevolg van de verhogingen van de maximumsnelheid en het ontbreken van piekgeluiden verstoring van geluidsgevoelige vogels wordt uitgesloten.
3 . 3 .2 Ecologische Hoofdstructuur
Ingevolge de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte gaat geen externe werking uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Aangezien er geen werkzaamheden worden verricht waardoor vernietiging van EHS gronden aan de orde is, kan een beoordeling op aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden achterwege blijven.
3 . 3 .3 Natuurbeschermingswet 1998
Doel van de Natuurbeschermingswet 1998 is het geven van wettelijke bescherming aan terreinen en wateren met bijzondere natuur- en landschapswaarden, waaronder Natura 2000-gebieden, alsmede Beschermde natuurmonumenten. Onder Natura 2000-gebieden vallen de gebieden die op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn of nog worden aangewezen. Voor beide gebieden geldt het beschermingsregime op grond van met name artikel 6 van de Habitatrichtlijn, waaraan met de Nbwet 1998 uitvoering is gegeven. De (ontwerp) aanwijzingsbesluiten van de Natura 2000-gebieden bevatten daartoe onder meer een lijst van soorten en/of habitattypen waarvoor het gebied is aangewezen. Voor al deze natuurwaarden gelden instandhoudingsdoelstellingen. De essentie van het beschermingsregime voor de Natura 2000-gebieden is dat het halen of behouden van de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar mag worden gebracht.
De relevante natuurtoetsen zijn toegevoegd. Deze betreffen de A12 en de A27. Hieruit blijkt dat negatieve effecten op Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten zijn uitgesloten.
3.4. Verkeersveiligheid
Het huidige autosnelwegennet is, behoudens enkele snelwegen in een stedelijke omgeving, ontworpen en ingericht op basis van een snelheid van 120 km/h. Achterliggende gedachte hiervan is dat bestuurders met deze snelheid de betreffende weg veilig en comfortabel kunnen berijden. Uit onderzoek is gebleken dat op autosnelwegen, en ook op de in dit verkeersbesluit beschouwde wegtrajecten (bijlage), de maximumsnelheid zonder bezwaar naar 130 km/h kan worden gebracht. Zie daarvoor het rapport De relatie tussen snelheidslimietverandering en verkeersveiligheid, van de TU Delft van 27 november 2011. Dit rapport is ook terug te vinden op www.platformparticipatie.nl.
4. Omgevingseffecten besluit en II en III
M.b.t. de onder II en III genoemde besluiten zijn geen nadelige omgevingseffecten te verwachten, omdat hier sprake is van een uitstel van snelheidsverhoging.
5 . Belangenafweging
Gelet op het hiervoor onder 2 aangegeven beleid en het gegeven dat er geen knelpunten ontstaan met betrekking tot verkeersveiligheid of natuur en met inachtneming van de normen voor luchtkwaliteit en de geluidproductieplafonds (hetgeen geconcludeerd kan worden uit de resultaten van de onderzoeken naar omgevingseffecten onder 3), kan op het de wegtrajecten als bedoeld in het dictum onder I, de maximumsnelheid worden verhoogd, zoals aangegeven in de bijlage en kan tevens de ingangsdatum van de onder II en III genoemde wegtrajecten worden uitgesteld.
6 . Gevolg d e procedure
Dit verkeersbesluit volgt de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het ontwerp-verkeersbesluit is gepubliceerd in de Staatscourant van donderdag 16 oktober 2014 en ligt ter inzage vanaf vrijdag 17 oktober 2014. Belanghebbenden kunnen tot en met 27 november 2014 zienswijzen indienen.
Verder is overeenkomstig artikel 24 van het BABW overleg gepleegd met de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie, die kan instemmen met de maatregel.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
namens deze,
De Directeur-Generaal Rijkswaterstaat,
mr. ing. J.H. Dronkers
MEDEDELINGEN
Inzien stukken
Het ontwerp-verkeersbesluit met bijlage ligt vanaf 17 oktober 2014 ter inzage op de volgende kantoren van Rijkswaterstaat, op werkdagen van maandag tot en met vrijdag van 9.00 tot 16.00 uur. Bij het binnenkomen van een gebouw van Rijkswaterstaat wordt u om een legitimatie gevraagd.
Midden-Nederland, Griffioenlaan 2, 3526 LA Utrecht en Zuiderwagenplein 2, 8224 AD Lelystad;
West-Nederland Noord, Toekanweg 7, 2035 LC Haarlem;
West-Nederland Zuid, Boompjes 200, 3011 XD Rotterdam;
Zuid-Nederland, Zuidwal 58, 5211 JK ’s-Hertogenbosch;
Het ontwerp-verkeersbesluit kan ook worden gedownload via www.platformparticipatie.nl.
Reageren
Belanghebbenden tot en met 27 november 2014 schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp-verkeersbesluit.
Uw schriftelijke reactie kunt u sturen naar
Directie Participatie
Ontwerp-verkeersbesluit A4, A12, A20, A27 en A59
Postbus 30316
2500 GH DEN HAAG.
Stichtingen en verenigingen worden verzocht bij hun reactie een exemplaar van de statuten mee te zenden.
Mondeling kunt u reageren bij het Directie Participatie, telefoon 070-4569602.
De Directie Participatie bundelt alle reactie en stuurt deze naar de Minister van Infrastructuur en Milieu. Mede op basis van deze ingebrachte zienswijzen neemt de Minister een definitief besluit.
Nadere informatie
Voor inlichtingen over de inspraakprocedure kunt u contact opnemen met de Directie Participatie, telefoon 070-4569602. Voor overige vragen en/of nadere informatie kunt u bellen met het gratis informatienummer van Rijkswaterstaat 0800-8002 of kijken op www.rijkswaterstaat.nl.
Naar boven