Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 oktober 2014, kenmerk 663853-125983-MEVA, houdende regels voor de verstrekking van subsidie voor de financiering van opleidingsplaatsen voor de opleiding tot gezondheidszorg psycholoog, psychiater, psychotherapeut en klinisch psycholoog in een kinder- en jeugd ggz-instelling (Subsidieregeling Opleidingen in een jeugd ggz-instelling 2015–2017)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS- Subsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. opleideling of arts in opleiding:

natuurlijk persoon die een zorgopleiding volgt;

b. opleidingsplaats:

capaciteit, uitgedrukt in fulltime-equivalenten (fte), bij een praktijkopleidinginstelling respectievelijk opleidingsinrichting om een opleideling respectievelijk arts in opleiding op te leiden;

c. instroom:

opleidingsplaatsen, uitgedrukt in fulltime-equivalenten en aantal personen, voor opleidelingen of artsen in opleiding die in het subsidiejaar met een zorgopleiding aanvangen;

d. doorstroom:

opleidingsplaatsen, uitgedrukt in fulltime-equivalenten, voor opleidelingen of artsen in opleiding die voor aanvang van het subsidiejaar met een zorgopleiding aangevangen zijn;

e. gerealiseerde opleidingsplaats:

aantal uren, uitgedrukt in fulltime-equivalenten, dat de opleideling of arts in opleiding de zorgopleiding in het subsidiejaar feitelijk heeft gevolgd met inachtneming van de opleidingseisen in de relevante opleidingsregelgeving.

f. minister:

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

g. opleidingsinrichting:

opleidende zorginstelling die door de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) is erkend voor het verzorgen van (een deel van) de opleiding tot psychiater zoals genoemd in bijlage 1 van deze regeling;

h. praktijkopleidinginstelling:

opleidende zorginstelling of zorgaanbieder die of het samenwerkingsverband van zorginstellingen en/of zorgaanbieders dat is erkend door de opleidingsinstelling voor het verzorgen van het praktijkgedeelte van de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog, klinisch psycholoog of psychotherapeut zoals genoemd in bijlage 1 van deze regeling;

i. opleidingsinstelling:

instelling die is erkend door de Registratiecommissie Specialismen Gezondheidszorgpsycholoog voor het verzorgen van de opleiding tot klinisch psycholoog of een rechtspersoon die een opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog of psychotherapeut verzorgt en als zodanig is aangewezen door de Minister van VWS;

j. registratiecommissie:

de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst voor de opleiding tot psychiater of de Registratiecommissie Specialismen Gezondheidszorgpsycholoog (RSG) van de Federatie voor Gezondheidszorgpsychologen (FGZP) voor de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog, klinisch psycholoog of psychotherapeut;

k. opleidingsschema:

schema, opgenomen in het opleidingsregister van de registratiecommissies, van de opleidingsinrichting(en) of praktijkopleidinginstelling(en) en tijdsperioden waarin de arts in opleiding of de opleideling de zorgopleiding volgt.

l. zorgopleiding:

opleiding tot psychiater, gezondheidszorgpsycholoog, klinisch psycholoog of psychotherapeut;

m. subsidiejaar:

jaar ten behoeve waarvan de subsidie aan de instelling wordt verstrekt.

Artikel 2

  • 1. De minister kan ten behoeve van de subsidiejaren 2015 tot en met 2017 op aanvraag een subsidie voor het verzorgen van een zorgopleiding verstrekken aan een opleidingsinrichting of een praktijkopleidinginstelling.

  • 2. De subsidie wordt per kalenderjaar verstrekt.

  • 3. De subsidie bedraagt per gerealiseerde opleidingsplaats in fte het bedrag dat in bijlage 2 bij deze regeling vermeld is bij de desbetreffende zorgopleiding. Een opleidingsplaats in fte bedraagt ten hoogste het aantal uren van het dienstverband overeenkomstig de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of sectorale rechtspositieregeling.

  • 4. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een opleidingsinrichting die voor het verzorgen van (een deel van) de opleiding tot psychiater is erkend door de RGS of aan een praktijkopleidinginstelling die voor de desbetreffende zorgopleiding is erkend door de opleidingsinstelling of de RSG.

Artikel 3

  • 1. Bij het verstrekken van de subsidie wordt onderscheid gemaakt naar instroom en doorstroom.

  • 2. De minister stelt uiterlijk 15 augustus voorafgaande aan het subsidiejaar een plan vast voor de instroom die ten hoogste in aanmerking kan komen voor de subsidie.

  • 3. In het plan wordt onderscheid gemaakt naar zorgopleiding en opleidende zorginstelling.

Artikel 4

  • 1. De aanvraag van een subsidie wordt uiterlijk dertien weken voor aanvang van het subsidiejaar ontvangen. De minister kan tot een daarbij aan te geven datum vrijstelling of ontheffing verlenen van de aanvraagtermijn.

  • 2. De minister besluit binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag over de verlening van de subsidie.

  • 3. De aanvraag die na afloop van de termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt ontvangen, wordt afgewezen.

  • 4. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de beschikking stelt de minister de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag binnen drie weken aan te vullen. De minister besluit de aanvraag niet te behandelen indien de aanvraag binnen die termijn niet of niet voldoende is aangevuld.

  • 5. De minister vermeldt in het besluit tot verlening van de subsidie:

    • a. voor wat betreft de instroom per zorgopleiding het maximum aantal personen en opleidingsplaatsen waarvoor de subsidie wordt verleend alsmede het subsidiebedrag per fte opleidingsplaats;

    • b. voor wat betreft de doorstroom dat de subsidie per zorgopleiding wordt bepaald aan de hand van de gerealiseerde opleidingsplaatsen en de bijbehorende subsidiebedragen.

  • 6. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de subsidie ambtshalve tevens de volgende voorschotten: in januari 8%, februari 8%, maart 8%, april 7%, mei 16%, juni 7%, juli 8%, augustus 8%, september 7%, oktober 8% en november 8% van:

    • a. voor wat betreft de instroom: het maximum aantal opleidingsplaatsen waarvoor de subsidie wordt verleend vermenigvuldigd met het subsidiebedrag per opleidingsplaats in fte voor de desbetreffende zorgopleiding;

    • b. voor wat betreft de doorstroom: het aantal opleidingsplaatsen voor het subsidiejaar zoals opgenomen in de opleidingsschema’s per 31 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar vermenigvuldigd met het subsidiebedrag per opleidingsplaats in fte voor de desbetreffende zorgopleiding.

Artikel 5

De subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 6

  • 1. De subsidieontvanger meldt meteen aan de minister als:

    • a. het tijdens de periode waarvoor de subsidie is verleend aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht,

    • b. het aannemelijk is geworden dat niet of niet geheel aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan of

    • c. zich andere omstandigheden voordoen of zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 2. De melding wordt schriftelijk gedaan. De melding wordt voorzien van een toelichting. Bij de melding worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 7

  • 1. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de opleidelingen of artsen in opleiding de registratiecommissies juist, tijdig en volledig informeren om de registratiecommissies in staat te stellen te registreren welke opleidelingen of artsen in opleiding gedurende welke periode welke zorgopleidingen bij welke opleidende zorginstellingen gaan volgen en daadwerkelijk hebben gevolgd in het kader van instroom dan wel doorstroom.

  • 2. De subsidieontvanger werkt, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, mee aan door of namens de minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de minister inlichtingen te verschaffen:

    • a. die van belang zijn voor het nemen van een besluit over het verstrekken van de subsidie of

    • b. voor de ontwikkeling van het beleid van de minister.

Artikel 8

  • 1. Binnen tweeëntwintig weken na afloop van het subsidiejaar geeft de minister ambtshalve een beschikking tot vaststelling van de verleende subsidie.

  • 2. De verleende subsidie wordt vastgesteld op het aantal gerealiseerde opleidingsplaatsen, opgenomen in de opleidingsschema’s van 15 februari na afloop het subsidiejaar, vermenigvuldigd met het subsidiebedrag per opleidingsplaats in fte voor de desbetreffende zorgopleiding, met dien verstande dat de subsidie voor wat betreft de instroom ten hoogste wordt vastgesteld op het aantal personen en opleidingsplaatsen waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 9

  • 1. Een aanvraag van een subsidie van minder dan € 25.000 wordt uiterlijk tweeëntwintig weken na afloop van het subsidiejaar ingediend.

  • 2. Voor een aanvraag tot verlening of vaststelling wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 3. Het aanvraagformulier wordt ondertekend door de aanvrager, door een persoon die bevoegd is de aanvrager te vertegenwoordigen of door de personen die gezamenlijk bevoegd zijn de aanvrager te vertegenwoordigen.

Artikel 10

Ten behoeve van het subsidiejaar 2015 wordt in afwijking van artikel 4, eerste lid, de aanvraag uiterlijk 1 november 2014 ontvangen.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2018, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt.

Deze regeling zal worden aangehaald als: Subsidieregeling Opleidingen in een Jeugd ggz-instelling 2015–2017. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

BIJLAGE 1 INSTELLINGEN

 

Naam

Plaats

1.

Curium, Academisch Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie

Leiden

2

Mutsaersstichting

Venlo

3.

Jeugdhulp Friesland

Leeuwarden

4.

Jutz

Breda

BIJLAGE 2 SUBSIDIEBEDRAG PER OPLEIDINGSPLAATS IN FTE

Nr.

Zorgopleiding

Subsidiebedrag per voltijdse opleidingsplaats in €

1.

Gezondheidszorgpsycholoog in ggz

28.800

2.

Klinisch psycholoog in ggz

35.000

3.

Psychiater in ggz

47.500

4.

Psychotherapeut in ggz

47.500

 

Prijspeil 2013

 

BIJLAGE 3 FORMAT AANVRAAGFORMULIER SUBSIDIEREGELING

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Aanvraagformulier t.b.v. een subsidieverlening 2015

Opleidingen in een Jeugd ggz-instelling

I. Vul de onderstaande gegevens van uw instelling in.

Naam instelling

 

Postadres

 

Postcode

 

Vestigingsplaats

 

Naam contactpersoon

 

Telefoonnummer

 

Telefaxnummer

 

e-mailadres

 

Objectnummer instelling

 

Subsidienummer

Deze regel in te vullen door VWS

Bank-of girorekening nr.

 

Kvk nummer

 

II. Bij welke directie vraagt u een subsidie aan?

Directie MEVA

III. Beschrijving activiteit en behaalde resultaten:

 

Zorgopleiding

Instroom (pers)

A.Instroom (fte)

B.Doorstroom (fte)

Totaal (fte) (A+B)

1

gezondheidszorg psycholoog in ggz

   

In te vullen door VWS

In te vullen door VWS

2

Psychiater in ggz

   

In te vullen door VWS

In te vullen door VWS

3

psychotherapeut in ggz

   

In te vullen door VWS

In te vullen door VWS

4

klinisch psycholoog in ggz

   

In te vullen door VWS

In te vullen door VWS

IV. Ondertekening

Het bestuur, danwel een namens het bestuur gevolmachtigde, verklaart kennis te hebben genomen van de vigerende wet- en regelgeving op basis waarvan onderhavige subsidie wordt aangevraagd en verklaart onderhavige subsidieaanvraag volledig juist en naar waarheid te hebben ingevuld. Bovendien verklaart het bestuur/de gevolmachtigde dat de opleidingsinrichting per zorgopleiding voor de periode waarvoor subsidie is aangevraagd beschikt over een opleidingserkenning.

Met het aanvragen van de subsidie machtigt het bestuur, dan wel een namens het bestuur gevolmachtigde, de minister om de opleidingsschema's bij de registratiecommissie op te vragen.

Bevoegd conform KvK JA/NEE (Indien NEE:voeg volmacht toe)

Achternaam en voorletters

Functie

Plaats

Datum

Handtekening

         
         

TOELICHTING

Inleiding

Deze regeling stelt regels omtrent de verstrekking van subsidies voor de financiering van opleidingsplaatsen voor de opleiding tot gezondheidszorg psycholoog, psychiater, psychotherapeut en klinisch psycholoog in een jeugd geestelijke gezondheidszorg (ggz)-instelling die uitsluitend zorg biedt aan jeugdigen tot 18 jaar.

Tot aan 1 januari 2015 verloopt de financiering van deze opleidingen door middel van een beschikbaarheidbijdrage op grond van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG.

Met de inwerkingtreding van de Jeugdwet wordt de jeugd ggz niet langer vanuit de Zorgverzekeringwet (Zvw) gefinancierd. De bekostiging van de jeugd ggz komt als gevolg van de totstandkoming van de Jeugdwet onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. De Jeugdwet treedt met ingang van 2015 in werking en verklaart de Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG) en daarmee ook het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG niet van toepassing op jeugdhulpaanbieders.

In de Jeugdwet is voor de hulpverlening voor jongeren met psychische problemen en stoornissen (jeugd-ggz) een leeftijdsgrens van 18 jaar gesteld.

Het gevolg is dat aanbieders die zich per 1 januari 2015 alléén op kinder- en jeugdpsychiatrie (jeugd tot 18 jaar) richten, niet meer in aanmerking komen voor een beschikbaarheidfinanciering op grond van de WMG voor opleidingsplaatsen voor enkele opleidingen in de ggz1.. Jeugdhulpaanbieders verliezen vanaf dat moment dus de huidige grondslag voor een subsidie, omdat zij niet meer in aanmerking komen voor beschikbaarheidfinanciering ex WMG. Met de toedeling van de jeugd ggz naar de gemeenten is niet beoogd om ook een eind te maken aan de financiering van deze opleidingen. Het verstrekken van een beschikbaarheidbijdrage is gekoppeld aan (opleiding tot) zorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).

De onderhavige regeling strekt er toe te waarborgen dat de financiering van genoemde opleidingen gecontinueerd kan worden. Het aantal instellingen dat niet langer in aanmerking komt voor de beschikbaarheidsbijdrage is gering en beperkt tot instellingen die uitsluitend jeugdzorg aan (zullen) bieden. De instellingen die daarnaast zelf of in een samenwerkingsstructuur ook ggz-zorg ex Zvw of AWBZ aanbieden, kunnen in aanmerking blijven komen voor beschikbaarheidfinanciering. De instellingen die uitsluitend jeugdzorg aan (zullen) bieden, zijn limitatief opgesomd in de bijlage.

Hoofdlijnen van de regeling

De systematiek voor het verstrekken van subsidies is in hoofdlijnen hetzelfde als het proces van de beschikbaarheidbijdrage medische vervolgopleidingen uit de WMG en bijbehorende besluit beschikbaarheidbijdrage WMG.

Deze subsidieregeling creëert een alternatieve grondslag zodat de hierboven bedoelde instellingen in aanmerking kunnen blijven komen voor een bijdrage in kosten voor opleidingen. Deze subsidieregeling richt zich alleen op instellingen die alleen kinder- en jeugd- ggz leveren (waarbij de leeftijdsgrens is gesteld op ‘tot 18 jaar’).

De jaarlijkse toewijzingssystematiek blijft ongewijzigd. Per jaar zal via het toewijzingsproces bekeken worden of de opleidende zorginstellingen in aanmerking komen voor subsidiabele opleidingsplaatsen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen instroom en doorstroom. Alleen op de instroom van de zorgopleidingen wordt gestuurd. Dat verloopt als volgt. Elk jaar bepaalt de minister per zorgopleiding eerst de maximaal subsidiabele instroom aan de hand van de raming van het Capaciteitsorgaan, alsmede de randvoorwaarden om tot een verdeling per opleidende zorginstelling te komen. Vervolgens brengen veldpartijen gezamenlijk een advies uit over de verdeling per opleidende zorginstelling. Het advies komt tot stand volgens een protocol waarmee invulling wordt gegeven aan de gestelde randvoorwaarden. Dit protocol voorziet ten minste in een verdeelmechanisme met objectieve en toetsbare criteria zoals beslisregels en transparante procedures, mogelijkheid van hoor en wederhoor en een klachten- en geschillenprocedure. Op basis van het advies stelt de minister een plan vast waarin het aantal opleidingsplaatsen en opleidelingen voor de instroom is gemaximeerd. Een opleidende zorginstelling kan niet voor meer opleidingsplaatsen en artsen in opleiding of opleidelingen subsidie ontvangen dan in het plan opgenomen. De doorstroom wordt niet bijgestuurd: de artsen in opleiding of opleidelingen waarvoor in het kader van de instroom subsidie is verstrekt, komen gedurende de rest van hun zorgopleiding voor subsidie in aanmerking. De opleidende zorginstelling moet wel ieder jaar subsidie voor de doorstroom aanvragen. Bij het verstrekken van de subsidie wordt steeds nagegaan of de desbetreffende opleidingsplaatsen zijn geregistreerd bij de registratiecommissies. Er mag voor wat betreft de vergoeding geen sprake zijn van overcompensatie. Voor de hoogte van het normbedrag per opleidingsplaats worden de vergoedingsbedragen van de onderscheiden opleidingen gehanteerd conform de normbedragen voor de beschikbaarheidbijdrage. Zie bijlage 2.

Ten aanzien van de administratieve lasten wordt opgemerkt dat deze subsidieregeling dezelfde administratieve lasten met zich mee zal brengen in vergelijking met het huidige proces. De enige wijziging in het proces is dat de betrokken instelling zich niet langer moet wenden tot de Nederlandse Zorgautoriteit maar zich zal moeten wenden tot het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport.

De subsidieregeling zal na drie jaar geëvalueerd worden. Dan kan deze regeling tegelijkertijd geëvalueerd worden met de ‘Subsidieregeling opleidingen Publieke Gezondheidszorg’.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat, in alfabetische volgorde, enkele begripsbepalingen. Zorgopleidingen worden geregistreerd bij de FGzP. In zogenaamde opleidingsschema’s worden zowel de planning, als de daadwerkelijke vervulling van de zorgopleidingen bijgehouden. Aan de hand daarvan kunnen de gerealiseerde opleidingsplaatsen bepaald worden. Met het aanvragen van de subsidie machtigt de opleidende zorginstelling de minister om de opleidingsschema’s bij de registratiecommissie op te vragen.

Artikel 2

Subsidie kan worden aangevraagd vanaf het subsidiejaar 2015 tot en met het subsidiejaar 2017. Met de inwerkingtreding van de Jeugdwet per 1 januari 2015 en om de bevoorschotting vanaf januari 2015 mogelijk te maken, is inwerkingtreding vanaf 1 oktober 2014 noodzakelijk. De subsidies ten behoeve van de zorgopleidingen zijn subsidies die per kalenderjaar verstrekt worden. In bijlage 2 bij de regeling staat het subsidiebedrag per gerealiseerde opleidingsplaats in fte. De feitelijke vervulling van een opleidingsplaats in fte is ten hoogste het aantal uren van een fulltime-equivalent van een opleideling volgens de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of sectorale rechtspositieregeling met inachtneming van de opleidingseisen in de relevante opleidingsregelgeving. Het vierde lid bepaalt dat een opleidende zorginstelling door de registratiecommissie erkend moet zijn voor een subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 3

In het algemene gedeelte van de toelichting is de subsidiesystematiek reeds uiteengezet. In aanvulling daarop het volgende. Bij de subsidieverlening wordt onderscheid gemaakt tussen instroom en doorstroom. Subsidie voor instroom kan niet worden aangewend voor doorstroom of andersom. Evenmin kan tussen zorgopleidingen en opleidende zorginstellingen gewisseld worden. Het tweede lid bepaalt dat de doorstroom alleen subsidiabel is indien voor de arts in opleiding of opleideling voorafgaand aan het subsidiejaar een subsidie is verstrekt. De eerdere subsidie hoeft niet aan dezelfde opleidende zorginstelling te zijn verstrekt als de opleidende zorginstelling die de subsidie voor de doorstroom aanvraagt.

Artikel 4

Subsidies worden aangevraagd, verleend, bevoorschot en ambtshalve vastgesteld; een verantwoording is niet nodig. De aanvraag dient uiterlijk 13 weken voor aanvang van het subsidiejaar te zijn ontvangen. Indien omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de minister vrijstelling of ontheffing van de aanvraagtermijn verlenen. Een aanvraag die later wordt ontvangen, wordt afgewezen. De opleidende zorginstelling is zelf verantwoordelijk voor het tijdig indienen van de subsidieaanvraag. De minister stuurt medio september een brief met een aanvraagformulier naar de opleidende zorginstellingen die voor een subsidie in aanmerking komen met het verzoek de aanvraag tijdig in te dienen. Uiterlijk twee weken voor het verstrijken van de indieningtermijn stuurt de minister een rappelbrief om de opleidende zorginstelling eraan te herinneren de subsidieaanvraag in te dienen. Indien de subsidieaanvraag wel tijdig is ingediend maar niet aan de wettelijke eisen voldoet of onvoldoende informatie bevat om op de aanvraag te beslissen, stuurt de minister een brief om de opleidende zorginstelling in de gelegenheid te stellen de aanvraag aan te vullen. Blijft de instelling in gebreke om binnen de gestelde termijn de subsidieaanvraag aan te vullen, dan wordt de aanvraag overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gelaten. De opleidende zorginstelling vult op het aanvraagformulier alleen de instroom in. Bij de instroom wordt per zorgopleiding aangegeven hoeveel opleidelingen er het komende jaar zullen starten met hun opleiding en hoeveel opleidingsplaatsen zij gaan bezetten. Wat betreft de instroom wordt gekeken of de aanvraag binnen het plan past. Vervolgens wordt de te verlenen subsidie voor de instroom berekend met de normbedragen per opleidingsplaats in fte die in de bijlage voor elke zorgopleiding staan vermeld. De te verwachten doorstroom hoeft niet te worden opgegeven in de aanvraag. De doorstroom van opleidelingen die al met een gesubsidieerde zorgopleiding zijn begonnen, wordt automatisch gesubsidieerd. De instellingen dienen hiertoe wel een aanvraag in te dienen. Het aantal artsen in opleiding of opleidelingen en opleidingsplaatsen per opleidende zorginstelling wordt op voorhand niet gemaximeerd; in de verleningsbeschikking wordt alleen de berekeningswijze van de subsidie voor de doorstroom vermeld. Ten behoeve van de bevoorschotting wordt gerekend met de opleidingsplaatsen die zijn opgenomen in de opleidingsschema’s die op 31 oktober zijn geregistreerd bij de registratiecommissies. Op de aanvraag wordt binnen dertien weken beslist, tenzij deze termijn wegens een ontoereikende aanvraag is opgeschort. Tegelijk met de verlening wordt ambtshalve een besluit over de bevoorschotting genomen. De voorschotten worden verspreid over het jaar betaald conform het schema dat is opgenomen in het zesde lid. Bij de vaststelling wordt – indien van toepassing – de resterende 7% uitgekeerd.

Artikel 5

Op verleende subsidies is ingevolge deze bepaling altijd het begrotingsvoorbehoud van toepassing. Voor strekking en inhoud van het begrotingsvoorbehoud zij hier kortheidshalve verwezen naar artikel 4:34 van de Awb en de toelichting daarop.

Artikel 6

Indien duidelijk wordt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel wordt uitgevoerd of het is aannemelijk dat de opleidende zorginstelling niet aan de subsidieverplichtingen zal voldoen, dient dat aan de minister gemeld te worden. Dat geldt ook als zich andere omstandigheden voordoen die van belang zijn voor de subsidiëring. Aan het niet nakomen van deze meldingsplicht kunnen op grond van de Beleidsregels handhaving subsidiebepalingen VWS financiële gevolgen worden verbonden in de vorm van een verlaging van de subsidie.

Artikel 7

Dit artikel bevat enige verplichtingen van de opleidende zorginstelling. De opleidende zorginstelling moet er voor zorgdragen dat de planning en realisatie van de zorgopleidingen van de artsen in opleiding of opleidelingen juist en tijdig in het opleidingsregister staan. De opleidende zorginstelling dient uit eigen beweging tijdig informatie te verschaffen die relevant zou kunnen zijn voor het verstrekken van de subsidie. Daarnaast zijn de opleidende zorginstellingen gehouden inlichtingen te verschaffen voor de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 8

Subsidies die zijn verleend, hoeven na afloop van het subsidiejaar niet te worden verantwoord. De subsidie wordt automatisch vastgesteld aan de hand van de gerealiseerde opleidingsplaatsen volgens de opleidingsschema’s die op 15 februari na het subsidie-jaar zijn geregistreerd. De instanties die deze cijfers daarvoor aanleveren krijgen hiervoor anderhalve maand de tijd gerekend vanaf 31 december van het subsidiejaar. Voor de instroom is de subsidie gemaximeerd op de aantallen artsen in opleiding of opleidelingen en opleidingsplaatsen die in de verleningsbeschikking zijn vermeld. Voor de doorstroom worden alle opleidingsplaatsen gesubsidieerd die als zodanig zijn aan te merken. De genoemde termijn vloeit voort uit de kaderwet VWS-Subsidies.

Artikel 9

De minister stelt de formulieren voor de aanvraag tot verlening en vaststelling vast. De formulieren zullen beschikbaar worden gesteld op de website van de rijksoverheid. Medio september worden de aanvraagformulieren ten behoeve van de subsidieverlening ook toegestuurd aan de opleidende zorginstellingen die daarvoor in aanmerking komen. Het aanvraagformulier dient ondertekend te worden door iemand die bevoegd is de aanvrager te vertegenwoordigen. Het genoemde bedrag en de genoemde termijn vloeien voort uit de kaderwet VWS-Subsidies.

Artikel 10

Mede in verband met de inwerkingtreding van de Jeugdwet en gelet op de datum van publicatie van deze regeling, wordt de aanvraag voor het subsidiejaar 2015 uiterlijk 1 november 2014 ingediend.

Artikel 11

Aangezien deze regeling betrekking heeft op de aanvragen van subsidie die vóór 1 november 2014 ingediend moeten worden, ligt in afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving (VVM) onmiddellijke inwerkingtreding in de rede. Deze regeling heeft, conform de wijziging van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking (Stcrt. 2012, nr. 13009), een looptijd van 3 jaar. De subsidieregeling zal na drie jaar geëvalueerd worden. Dan kan deze regeling tegelijkertijd geëvalueerd worden met de ‘Subsidieregeling opleidingen Publieke Gezondheidszorg’.

Verlenging van deze regeling is eerst mogelijk nadat een ontwerp daarvan aan de Tweede Kamer is voorgelegd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1.

Opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, psychiater en klinisch psycholoog.

Naar boven