Regeling tot wijziging van de regeling van 31 augustus 1984, nr. C 82/044/330 ter beperking van de geluidhinder door militaire luchtvaartuigen

25 september 2014

Nr: BS 2014026607

Ministerie van defensie, Directie Juridische Zaken, Cluster wet- en regelgeving

De Minister van Defensie,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 mei 1981, houdende vaststelling van enige regels ter beperking van de geluidhinder door luchtvaartuigen (Stb. 1981, 343);

Besluit:

ARTIKEL I

De regeling van de Staatssecretaris van Defensie van 31 augustus 1984, nr. C 82/044/330 ter beperking van de geluidhinder door militaire luchtvaartuigen (Stcrt. 1984, 178) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

  • 1. De Minister van Defensie kan ten behoeve van nationale of internationale oefeningen ontheffing verlenen van artikel 1, onderdeel e, onder 1e, en onderdeel f, onder 1e.

  • 2. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 3. De ontheffing kan onder beperking worden verleend.

B

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beperking geluidhinder luchtvaart.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 september 2014

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

TOELICHTING

De regeling van de Staatssecretaris van Defensie van 31 augustus 1984, nr. C 82/044/330 ter beperking van de geluidhinder door militaire luchtvaartuigen (Stcrt. 1984, 178) geeft diverse regels die ter beperking van geluidhinder bij het uitvoeren van vluchten in acht moeten worden genomen. Artikel 5 bevat een mogelijkheid om af te wijken van de gestelde regels.

In de praktijk is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat omtrent het karakter van de in artikel 5 van de regeling neergelegde afwijkingsbevoegdheid door de Militaire luchtvaartautoriteit en de inhoud van het daar neergelegde criterium “in bijzondere gevallen”. Om de onduidelijkheid weg te nemen wordt in artikel 5 thans expliciet gesproken over het verlenen van ontheffing. Deze ontheffing zal in mandaat worden verleend door de Directeur van de Militaire luchtvaartautoriteit. Voorts wordt in artikel 5 bepaald dat de ontheffingsverlening geschiedt ten behoeve van nationale of internationale oefeningen. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de situatie dat verhoogde of verlengde inzet in een missiegebied het noodzakelijk maakt dat ook buiten het reguliere trainingsprogramma moet worden geoefend. Ten slotte is de ontheffingsmogelijkheid van artikel 5 beperkt tot die onderdelen van artikel 1 waarvan in de praktijk ontheffing pleegt te worden verleend.

Overeenkomstig artikel 3:42, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht wordt het ontheffingsbesluit bekend gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de regeling te voorzien van een citeertitel die aansluit bij de aanduiding die in de praktijk reeds voor de regeling pleegt te worden gebruikt.

Met de inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2015 wordt aangesloten bij de vaste verandermomenten.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven