Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 8 oktober 2014, nr. IENM/BSK-2014/144865, tot wijziging van de Regeling vaststelling modellen rijbewijzen en daarmee verband houdende formulieren, de Regeling taken Dienst Wegverkeer en de Regeling bestelling, transport en beveiliging rijbewijzen in verband met de invoering van een chip op het rijbewijs

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 1, tweede en derde lid, eerste volzin, van en bijlage 1 bij richtlijn nr. 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PbEU 2006, L 403), Verordening (EU) nr. 383/2012 van de Commissie van 4 mei 2012 tot vaststelling van de technische voorschriften betreffende rijbewijzen met een ingebouwd opslagmedium (microchip) (PbEU 2012, L 120) en de artikelen 4b, tweede lid, 107, tweede en derde lid, 116, tweede lid, en 130, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling vaststelling modellen rijbewijzen en daarmee verband houdende formulieren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na ‘Model 6H: Rijbewijs volgens model van de Europese Unie (afgegeven m.i.v. 19-01-2013);’ ingevoegd: Model 6I: Rijbewijs volgens model van de Europese Unie (afgegeven m.i.v. 1-11-2014);.

B

Na artikel 2 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

Het rijbewijs is voorzien van een contactloze microchip die voldoet aan de eisen vastgelegd in Verordening (EU) nr. 383/2012 van de Commissie van 4 mei 2012 tot vaststelling van de technische voorschriften betreffende rijbewijzen met een ingebouwd opslagmedium (microchip) (PbEU 2012, L 120).

Artikel 2b

Op de microchip worden uitsluitend die gegevens vermeld die ook op het rijbewijs zelf zijn vermeld, met dien verstande dat alle voor- en achternamen van de rijbewijshouder voluit worden vermeld en dat bij alle hoofdcodes eveneens alle subcodes worden vermeld.

Artikel 2c

Indien de EU-typegoedkeuring van het rijbewijs die ten grondslag ligt aan model 6I wordt ingetrokken, wordt model 6I afgegeven, zonder dat de microchip van dat model is voorzien van gegevens, totdat de microchip weer is voorzien van een EU-typegoedkeuring.

C

In de bijlage wordt na ‘Model 6H: Rijbewijs volgens model van de Europese Unie (afgegeven m.i.v. 19-01-2013)’ ingevoegd: Model 6I: Rijbewijs volgens model van de Europese Unie (afgegeven m.i.v. 1-11-2014).

ARTIKEL II

De Regeling taken Dienst Wegverkeer wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, onderdeel t, komt te luiden:

  • t. het functioneren als centraal aanspreekpunt voor informatie betreffende rijbewijzen met een microchip en het uitvoeren van taken verband houdende met de microchip op het rijbewijs, de daarmee samenhangende uitvoering van de EU-typegoedkeuringsprocedure, het nemen van passende maatregelen inzake de bescherming van de gegevens, alsmede activiteiten in verband met het verlenen of intrekken van EU-typegoedkeuringscertificaten, bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 383/2012 van de Commissie van 4 mei 2012 tot vaststelling van de technische voorschriften betreffende rijbewijzen met een ingebouwd opslagmedium (microchip) (Pb EU L 120);.

B

In artikel 3, eerste lid, wordt ‘artikel 2, onder a tot en met d, j, p tot en met r, u, w en z,’ vervangen door: artikel 2, onder a tot en met d, j, p tot en met r, t, u, w en z,.

ARTIKEL III

De Regeling bestelling, transport en beveiliging rijbewijzen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1. De Dienst Wegverkeer is bevoegd tot het bestellen van blanco rijbewijzen van een leverancier, alsmede tot het in ontvangst nemen van die blanco rijbewijzen.

2. In het tweede lid (nieuw) wordt in de aanhef ‘bestellen’ vervangen door: aanvragen.

3. In het derde lid (nieuw) wordt in de aanhef ‘eerste lid’ vervangen door ‘tweede lid’ en wordt in de onderdelen b en c ‘bestellingen’ telkens vervangen door: aanvragen.

B

In artikel 2, tweede lid, wordt ‘leverancier’ telkens vervangen door: transporteur.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt ‘en, voorzien van een rijbewijsnummer, een aanvraagnummer en de adresgegevens van de afgiftelocatie, elektronisch doorstuurt naar de leverancier.’ telkens vervangen door: en voorziet van een rijbewijsnummer, een aanvraagnummer en de adresgegevens van de afgiftelocatie.

2. Het vierde en vijfde lid komen te luiden:

  • 4. Zodra de Dienst Wegverkeer de aanvraag heeft ontvangen, registreert hij deze ontvangst in het rijbewijzenregister en vermeldt hij tevens of de bestelling een reguliere aanvraag of een spoedaanvraag betreft.

  • 5. Nadat de Dienst Wegverkeer het aangevraagde rijbewijs heeft geproduceerd, registreert hij deze status in het rijbewijzenregister.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Het transport en de aflevering van de aangevraagde rijbewijzen.

2. In het eerste lid wordt ‘bestelde rijbewijzen’ vervangen door ‘aangevraagde rijbewijzen’, wordt ‘bestelling’ vervangen door ‘aanvraag’ en wordt ‘vóór 16.00 uur door de leverancier’ vervangen door: vóór 15.00 uur door de Dienst Wegverkeer.

3. In het tweede lid wordt ‘De leverancier’ vervangen door ‘De transporteur’ en wordt ‘bestelde rijbewijzen’ vervangen door: aangevraagde rijbewijzen.

4. In het derde en vijfde lid wordt ‘bestelde rijbewijzen’ telkens vervangen door: aangevraagde rijbewijzen.

5. In het elfde lid wordt ‘bestelling’ telkens vervangen door: aangevraagde rijbewijzen.

6. In het twaalfde lid wordt ‘de bestelling’ vervangen door ‘de aangevraagde rijbewijzen’ en wordt ‘wordt de desbetreffende bestelling’ vervangen door: worden de desbetreffende aangevraagde rijbewijzen.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2014, met uitzondering van artikel II, dat in werking treedt met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

Inleiding

De onderhavige wijziging van de Regeling vaststelling modellen rijbewijzen en daarmee verband houdende formulieren, de Regeling taken Dienst Wegverkeer en de Regeling bestelling, transport en beveiliging rijbewijzen heeft tot doel om het plaatsen van een microchip op het rijbewijs mogelijk te maken. De ook in deze wijzigingsregeling opgenomen aanpassing van de Regeling taken Dienst Wegverkeer heeft tot doel om uitvoering te geven aan Verordening (EU) nr. 383/2012 tot vaststelling van de technische voorschriften betreffende rijbewijzen met een ingebouwd opslagmedium (microchip) (PbEU L 120; verder: de Verordening) en de Dienst Wegverkeer (RDW) aan te wijzen als centraal aanspreekpunt voor informatie betreffende rijbewijzen met een microchip en deze dienst te belasten met alle werkzaamheden die daarmee verband houden. De aanpassing van de Regeling bestelling, transport en beveiliging rijbewijzen houdt verband met het doorvoeren van enkele technische aanpassingen.

Aanleiding

De aanleiding dat nu de keuze is gemaakt om het rijbewijs te voorzien van een microchip heeft primair te maken met de werkprocessen van de politie. Door een microchip op het rijbewijs kunnen deze worden vereenvoudigd en versneld, hetgeen de handhaving ten goede komt. Het gaat hierbij om toename van de snelheid bij controle door de politie, een verbeterde identificatie via de pasfoto, reductie van fouten en daarmee een toename van de veiligheid voor politie- agenten. Omdat de microchip geautomatiseerd kan worden uitgelezen, hoeven gegevens niet meer handmatig te worden overgenomen van het rijbewijs. Bovendien kan de foto die op het rijbewijs is afgedrukt in betere kwaliteit op de microchip worden opgeslagen. De aldus beoogde verbetering van de handhaving zal vervolgens weer positieve effecten hebben op de verkeersveiligheid. Verder zal de toevoeging van de microchip als echtheidskenmerk naar verwachting leiden tot afname van de mogelijkheid tot het plegen van identiteitsfraude met het rijbewijs. Ten slotte betreft het de uitvoering van bovengenoemde Verordening door aanwijzing van een centraal aanspreekpunt voor informatie betreffende de microchip op het rijbewijs.

Wijziging Regeling vaststelling modellen rijbewijzen en daarmee verband houdende formulieren

Microchip op rijbewijs

Richtlijn nr. 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PB L 403) (verder: de derde rijbewijsrichtlijn) laat de lidstaten vrij in de keuze of het rijbewijs al dan niet wordt voorzien van zo'n microchip.

De wijzigingen van deze regeling houden verband met het vaststellen van het nieuwe rijbewijsdocument met een microchip erop. Dit is vastgelegd in het nieuwe artikel 2a.

Op grond van artikel 1, lid 2, van de derde rijbewijsrichtlijn heeft de Commissie de bevoegdheid de specificaties voor deze microchip vast te stellen overeenkomstig de procedure, bedoeld in artikel 9, lid 2, van de richtlijn. Op basis van deze procedure heeft de Commissie op 4 mei 2012 de hierboven genoemde Verordening vastgesteld. In de bijlagen bij deze Verordening zijn de technische eisen voor de microchip opgenomen. Aangezien het hier om eisen gaat die zijn opgenomen in een verordening, worden deze niet overgenomen in de Nederlandse regelgeving. Deze zijn rechtstreeks toepasselijk. Een uitzondering is gemaakt voor de omschrijving van de microchip, omdat de Verordening op dit punt een keuzemogelijkheid biedt voor de lidstaten. Bepaald is dat het hier zal gaan om een contactloze microchip. Hiermee wordt aangesloten bij de andere documenten voor identificatie, zoals paspoort en identiteitsdocument, die beide reeds zijn voorzien van een contactloze microchip.

Welke gegevens op microchip

Artikel 2, lid 2, van, juncto punt I.2.1 van bijlage I bij, de Verordening bepaalt, in lijn met artikel 7, lid 2, onder d, van de derde rijbewijsrichtlijn, welke rijbewijsgegevens op de microchip moeten worden opgeslagen: het betreft hier de gestandaardiseerde rijbewijsgegevens, genoemd in bijlage I, punt 3, bij de derde rijbewijsrichtlijn. Ook hier worden de gegevens niet overgenomen in de Nederlandse regelgeving, omdat de Verordening rechtstreeks werkt. Omdat zowel de Verordening als de derde rijbewijsrichtlijn de mogelijkheid bieden om, na raadpleging van de Commissie, ook andere gegevens op te nemen op de microchip, bepaalt artikel I, onderdeel B, van de wijzigingsregeling wel dat alleen de verplichte gegevens mogen worden opgenomen op de microchip, met dien verstande dat op verzoek van de politie op de microchip alle voor- en achternamen voluit worden vermeld, en bij alle hoofdcodes ook de subcodes. Het betreft hier gegevens die vanwege ruimtegebrek niet volledig op het rijbewijsdocument vermeld staan. Nederland maakt derhalve geen gebruik van de mogelijkheid om aanvullende gegevens op de microchip op te nemen. Verder zullen, overeenkomstig bijlage I bij de Verordening, op de microchip gegevens zijn opgenomen die nodig zijn voor de bescherming van de op de microchip opgenomen data en voor het juist functioneren van de microchip.

Procedure

Fabrikanten die een EU-typegoedkeuring aanvragen voor een rijbewijs met een microchip dienen een veiligheidscertificaat en een functioneel certificaat over te leggen. Elke geplande wijziging van het productieproces, met inbegrip van de software, dient vooraf te worden gemeld aan de RDW, de instantie die de typegoedkeuring heeft verleend. De RDW kan vragen extra informatie te verstrekken of testen uit te voeren, voor hij met de wijziging instemt. De RDW kan de typegoedkeuring ook intrekken.

Opsporing en handhaving

Uit artikel 7, lid 2, onderdeel d, van de derde rijbewijsrichtlijn valt af te leiden dat het verlies of het onleesbaar zijn van de microchip, dan wel het op enige andere wijze beschadigd zijn van de microchip geen gevolgen heeft voor de geldigheid van het rijbewijs. De gedachte achter deze bepaling is dat de houder van dat rijbewijs, ook al is er iets mis met de microchip, toch wordt geacht te rijden met een geldig rijbewijs. Aangenomen moet worden dat dit niet anders is als enkel de EU-typegoedkeuring van de microchip zou komen te vervallen. Het rijbewijsdocument zelf wordt daardoor niet ongeldig. Dat is dus alleen anders, indien bijvoorbeeld de geldigheid van het rijbewijs is geschorst, aan de houder een ontzegging van de rijbevoegdheid is opgelegd die onherroepelijk is geworden en is ingegaan, als het rijbewijs van rechtswege ongeldig is geworden als gevolg van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten of als het rijbewijs ongeldig is verklaard in het kader van de vorderingsprocedure op grond van de artikelen 130 en volgende van de Wegenverkeerswet 1994.

Voor het geval de EU-typegoedkeuring wordt ingetrokken, is er een bepaling opgenomen waarin is bepaald dat hetzelfde model rijbewijs wordt afgegeven, maar dan met een lege microchip. Dit model zal dan worden afgegeven zolang er geen nieuwe typegoedkeuring is verleend op de microchip.

Bescherming persoonsgegevens

De RDW is als centraal aanspreekpunt voor informatie betreffende rijbewijzen met een microchip gehouden passende maatregelen te nemen in verband met de bescherming van persoonsgegevens (zie hieronder).

Zoals uit artikel 2b van de Regeling vaststelling modellen rijbewijzen en daarmee verband houdende formulieren blijkt, staan op de microchip dezelfde gegevens als op het rijbewijs. Deze gegevens zijn alleen benaderbaar met behulp van een gecodeerde sleutel welke op het rijbewijs is vermeld. Hiermee is het bijvoorbeeld niet mogelijk om de microchip op het rijbewijs op afstand uit te lezen wanneer deze in iemands tas zit. Er kan alleen een kopie van de data op de microchip worden gemaakt, wanneer de burger het rijbewijs overhandigt. Net als het geval is met de gegevens op het huidige rijbewijs zonder microchip of bij de overige identiteitsdocumenten met microchip heeft de burger in dezen een eigen verantwoordelijkheid. De burger doet er verstandig aan alleen een kopie van zijn rijbewijs of de gegevens op de microchip te laten maken door een daartoe bevoegde instantie.

Regeling taken Dienst Wegverkeer

Artikel 6 van de Verordening verplicht lidstaten ertoe een autoriteit of instantie aan te wijzen die zal optreden als centraal aanspreekpunt voor informatie betreffende rijbewijzen met een microchip. Dit aanspreekpunt neemt tevens passende maatregelen in verband met de bescherming van persoonsgegevens. Het ligt voor de hand de RDW met deze taak te belasten, gelet op de rol en taken die de RDW al heeft op het terrein van de productie, aflevering en transport van rijbewijzen en het beheer van de daartoe benodigde voorzieningen. De voorgestelde aanpassing van artikel 2 van de Regeling taken Dienst Wegverkeer strekt hiertoe. In dit artikel is de tekst van onderdeel t opnieuw vastgesteld. De oude tekst kan komen te vervallen, omdat die taken inmiddels zijn opgenomen in artikel 4b, onderdeel j, van de Wegenverkeerswet 1994.

Tevens kan de RDW op grond van de aanvulling van artikel 3 prijzen bepalen voor het verlenen en intrekken van het EU-typegoedkeuringscertificaat. Deze worden op de gebruikelijke wijze door de RDW vastgesteld, nadat ze door de minister van Infrastructuur en Milieu zijn goedgekeurd.

Regeling bestelling, transport en beveiliging rijbewijzen

De aanpassing van de Regeling bestelling, transport en beveiliging rijbewijzen houdt verband met het doorvoeren van enkele technische aanpassingen in het productieproces van het rijbewijs. De RDW is verantwoordelijk voor de productie van rijbewijzen en heeft hierbij de keuze om zaken zelf uit te voeren of uit te besteden aan anderen. De technische wijzigingen komen voort uit de keuze die is gemaakt om enkel het blanco rijbewijs bij een leverancier te betrekken. De gemeenten melden derhalve de binnengekomen aanvragen voor rijbewijzen bij de RDW en de RDW zorgt voor het personaliseren van de blanco rijbewijzen, die hij bij de leverancier heeft besteld. Vervolgens worden deze gepersonaliseerde rijbewijzen getransporteerd naar de gemeenten.

Administratieve lasten

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger. Ze hebben evenmin gevolgen voor het bedrijfsleven.

Inwerkingtreding

Inwerkingtreding vindt plaats met ingang van 1 november 2014, met uitzondering van artikel II dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin de regeling wordt geplaatst. Een uitzondering wordt hiermee gemaakt op het systeem van vaste verandermomenten. Voor artikel II wordt gebruik gemaakt van een van de uitzonderingsmogelijkheden, namelijk Europese regelgeving. Het betreft hier de implementatie van een verordening, die inmiddels al in werking is getreden. Voor de datum van 1 november 2014 is gekozen in verband met het aflopen van het contract met de huidige leverancier van rijbewijzen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven