Richtsnoeren Indiening codevoorstel

Zaaknummer: 14.0667.27

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op de artikelen 36, eerste lid, en 55 van de Elektriciteitswet 1998, de artikelen 12f, eerste lid, en 23 van de Gaswet en de artikelen 4:5 en 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

Besluit:

PARAGRAAF 1 – ALGEMEEN

Artikel 1 – Definities

In deze richtsnoeren wordt verstaan onder:

a. ACM:

de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingwet Autoriteit Consument en Markt;

b. codevoorstel:

een voorstel van de gezamenlijke netbeheerders met betrekking tot de door hen jegens afnemers te hanteren tariefstructuren en voorwaarden, als bedoeld in de artikelen 27 en 31 van de Elektriciteitswet 1998 en 12a en 12b van de Gaswet, dan wel een voorstel tot wijziging van deze tariefstructuren of voorwaarden, alsmede een voorstel van een representatief deel van de ondernemingen die zich bezig houden met het transporteren, leveren of meten van elektriciteit of gas voor de voorwaarden, als bedoeld in artikel 54 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 22 van de Gaswet, dan wel een voorstel tot wijziging van deze voorwaarden;

c. code:

de door ACM vastgestelde tariefstructuren of voorwaarden op grond van de artikelen 36, eerste lid, en 55 van de Elektriciteitswet 1998 en de artikelen 12f, eerste lid, en 23 van de Gaswet.

PARAGRAAF 2 – HET CODEVOORSTEL

Artikel 2 – In behandeling nemen codevoorstel

Naar het oordeel van ACM bevat een codevoorstel voldoende informatie om in behandeling genomen te worden indien uit het codevoorstel gemotiveerd en afdoende blijkt:

  • a. op welke wijze het codevoorstel rekening houdt met belangen genoemd in artikel 36, eerste lid, sub b tot en met f, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 12f, eerste lid, sub b tot en met f, van de Gaswet,

  • b. met welke representatieve organisaties overleg heeft plaatsgevonden over het codevoorstel,

  • c. dat een codevoorstel met betrekking tot de voorwaarden als bedoeld in artikel 54 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 22 van de Gaswet, door een representatief deel van de ondernemingen die zich bezig houden met het transporteren, leveren of meten van elektriciteit of gas is ingediend,

  • d. welke representatieve organisaties zienswijzen op het codevoorstel naar voren hebben gebracht,

  • e. wat de inhoud is van de onder d bedoelde zienswijzen en op welke onderdelen van de code deze zienswijzen betrekking hebben,

  • f. welke gevolgtrekkingen verbonden zijn aan de zienswijzen die de representatieve organisaties naar voren hebben gebracht en welke overwegingen tot deze gevolgtrekkingen hebben geleid. Indien geen gevolgtrekkingen worden verbonden aan een zienswijze van een representatieve organisatie, wordt dit in het codevoorstel gemotiveerd,

  • g. welke onderdelen van de code met het codevoorstel worden gewijzigd,

  • h. wat de aanleiding is van de indiening van het codevoorstel en wat de redenen zijn die het voorstel noodzakelijk maken. Hieronder valt tevens een volledige beschrijving van de eventuele voorgeschiedenis die heeft geleid tot het voorstel,

  • i. wat de doelstellingen zijn die met het codevoorstel worden nagestreefd en op welke wijze het codevoorstel bijdraagt aan het verwezenlijken van die doelstellingen,

  • j. welke alternatieven mogelijk zijn en welke afweging is gemaakt bij de keuze tussen de alternatieven,

  • k. welke effecten het codevoorstel heeft voor netgebruikers, netbeheerders en andere belanghebbenden,

  • l. of, en zo ja welke samenhang bestaat met andere (voorstellen voor) codes en Europese netcodes.

  • 1. Indien ACM van oordeel is dat het codevoorstel onvoldoende informatie bevat, genoemd in het eerste lid, kan zij op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht besluiten een codevoorstel niet in behandeling te nemen. Het besluit tot het niet behandelen van een codevoorstel gebeurt niet voordat de indiener van het codevoorstel de gelegenheid heeft gehad het codevoorstel binnen een door ACM gestelde termijn aan te vullen.

Artikel 3 – Aanwijzingen voor de regelgeving

ACM houdt bij de beoordeling van een codevoorstel rekening met de Aanwijzingen voor de regelgeving.

PARAGRAAF 3 – SLOTBEPALINGEN

Artikel 4 – Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Richtsnoeren Indiening codevoorstel.

Artikel 5 – Overgangsrecht

Dit besluit is van toepassing op codevoorstellen die na de datum van inwerkingtreding van dit besluit bij ACM zijn ingediend.

Artikel 6 – Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 september 2014

De Autoriteit Consument en Markt, C.A. Fonteijn bestuursvoorzitter

F.J.H. Don bestuurslid

J.G. Vegter bestuurslid

TOELICHTING

ALGEMEEN

Doel van de richtsnoeren

Met deze richtsnoeren wordt beoogd om heldere kwaliteitseisen te stellen aan voorstellen voor of wijziging van tariefstructuren en voorwaarden (hierna: codes). Dit acht de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) wenselijk gezien het bijzondere karakter van codes. Codes worden aangemerkt als algemeen verbindende voorschriften die ACM vaststelt, in de regel op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders of een representatief deel van de ondernemingen die zich bezig houden met het transporteren, leveren of meten van elektriciteit of gas. Tegen de vaststelling en wijziging van codes door ACM kunnen belanghebbenden bezwaar en beroep instellen.

Gebleken is dat het proces van totstandkoming van de codes, door de complexiteit van de materie en de veelal aanwezige belangentegenstellingen, af en toe een langdurig en moeizaam proces is. Met een hogere kwaliteit en breder gedragen codevoorstellen is de verwachting dat dit proces kan worden verkort en minder vaak zal leiden tot juridische procedures. Dit zal leiden tot meer rechtszekerheid en duidelijkheid voor de partijen op de energiemarkt.

De gezamenlijke netbeheerders dan wel een representatief deel van de ondernemingen die zich bezighouden met het transporteren, leveren of meten van elektriciteit en/of gas voeren overleg met representatieve organisaties van partijen op de energiemarkt over het codevoorstel. Ten behoeve van een goede besluitvorming is het van belang dat eventueel bestaande belangentegenstellingen met betrekking tot een codevoorstel duidelijk uit dit voorstel blijken. In het codevoorstel dient derhalve te worden aangegeven welke zienswijzen door de representatieve organisaties naar voren zijn gebracht en welke gevolgtrekkingen de gezamenlijke netbeheerders dan wel voornoemde ondernemingen aan deze zienswijzen hebben verbonden. Daarnaast worden er meer eisen gesteld aan de motivering van de codevoorstellen, zodat ACM beter in staat is de codevoorstellen te beoordelen, voordat deze worden vastgesteld.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 2 (in behandeling nemen codevoorstel)

Het codevoorstel is een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. ACM acht een codevoorstel afdoende om in behandeling te kunnen nemen, indien de gezamenlijke netbeheerders of een representatief deel van de ondernemingen die zich bezig houden met het transporteren, leveren of meten van elektriciteit of gas, in het codevoorstel de informatie hebben verschaft die is opgenomen in het eerste lid van dit artikel, zodat ACM een zorgvuldige en afgewogen beslissing kan nemen op het codevoorstel.

In artikel 54, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 22, eerste lid, van de Gaswet is bepaald dat codevoorstellen met betrekking tot de Informatiecode door een representatief deel van de ondernemingen die zich bezig houden met het transporteren, leveren of meten van elektriciteit of gas worden ingediend. In artikel 2, onder c, van deze richtsnoeren is bepaald dat dit uit het codevoorstel afdoende en gemotiveerd moet blijken. Dit betekent dat in het codevoorstel een kwantitatieve onderbouwing dient te worden gegeven waaruit blijkt dat het door een representatief deel van voornoemde ondernemingen is ingediend.

In artikel 2, eerste lid, onder d en f, van deze richtsnoeren wordt gesproken over ‘zienswijzen’. Aangesloten is bij de tekst van artikel 33, tweede lid, van de Elektriciteitswet en artikel 12d, tweede lid, van de Gaswet, waarin het begrip ‘zienswijzen’ wordt gehanteerd. Benadrukt wordt dat hiermee niet het begrip ‘zienswijzen’ als bedoeld in artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht wordt bedoeld (uniforme openbare voorbereidingsprocedure). Met ‘zienswijzen’ wordt bedoeld de zienswijzen die representatieve organisaties hebben kenbaar gemaakt aan de indieners van het codevoorstel voordat het codevoorstel bij ACM werd ingediend. In artikel 2, eerste lid, onder e en g, van deze richtsnoeren, wordt gesproken over ‘onderdelen’ van de codes. Hiermee is bedoeld dat zo specifiek mogelijk moet worden aangeven welke code, paragraaf en artikel het betreft.

Artikel 3 (aanwijzingen voor de regelgeving)

Aangezien codes worden aangemerkt als algemeen verbindende voorschriften, toetst ACM of de codevoorstellen voldoen aan de laatste versie van de Aanwijzingen voor de regelgeving (circulaire van de Minister-President, voor het eerst vastgesteld op 18 november 1992, hierna: de Aanwijzingen). Hoewel de Aanwijzingen betrekking hebben op regelingen die onder ministeriële verantwoordelijkheid tot stand komen, acht ACM het van belang om bij het beoordelen van codevoorstellen rekening te houden met de Aanwijzingen. ACM is een zelfstandig bestuursorgaan en uit de toelichting bij de Aanwijzingen volgt dat dergelijke bestuursorganen die regelingen opstellen rekening houden met de Aanwijzingen. Hierbij wordt vooral gedacht aan hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 van de Aanwijzingen. Zo wordt in hoofdstuk 2 beschreven welke stappen worden gezet voordat tot het treffen van een regeling besloten wordt en moet een regel zo zijn geformuleerd dat deze handhaafbaar is. In hoofdstuk 3 zijn aanwijzingen opgenomen met betrekking tot de vormgeving van een regeling. Hieruit blijkt onder meer dat in een codewijzigingsvoorstel bepalingen zo beknopt mogelijk geformuleerd worden (Aanwijzing 52), woorden waarvan de betekenis te weinig bepaald of onduidelijk is, niet worden gebruikt (Aanwijzing 54), hetzelfde begrip niet met verschillende termen wordt aangeduid en dezelfde term niet voor verschillende begrippen wordt gebruikt (Aanwijzing 58), voor meeteenheden de wettelijk vastgestelde aanduidingen worden gebruikt en termen die een te weinig bepaalde of een van het spraakgebruik afwijkende betekenis hebben, worden gedefinieerd. Ook wordt in hoofdstuk 3 aandacht besteed aan de indeling van een regeling. Zo wordt een lid niet verdeeld in alinea’s (Aanwijzing 99).

Indien ACM van oordeel is dat bijvoorbeeld een bepaling uit een codevoorstel onduidelijk is geformuleerd (Aanwijzing 54), kan dit strijdigheid opleveren met een of meerdere belangen genoemd in artikel 36, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 12f, eerste lid, van de Gaswet. Zo kan bijvoorbeeld een onduidelijk geformuleerde bepaling in strijd zijn met het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van netgebruikers, als bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onder d, van de Gaswet. ACM zal in een dergelijk geval een wijzigingsopdracht geven, waarmee het codevoorstel moet worden aangepast en de strijdigheid wordt opgeheven.

Naar boven