Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 september 2014, nr. 2014-0000508186, houdende instelling van de Commissie evaluatie uitwerking nieuwe staatkundige structuur Caribisch Nederland

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de bestuurscolleges van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. de openbare lichamen:

de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

c. de opdrachtgevers:

de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties en de bestuurscolleges van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

d. de bestuurscolleges:

de bestuurscolleges van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

e. de commissie:

de commissie, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een commissie evaluatie uitwerking nieuwe staatkundige structuur Caribisch Nederland.

  • 2. De commissie heeft tot taak:

    De in het slotakkoord van de miniconferentie over de toekomstige staatkundige positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 10 en 11 oktober 2006 te Den Haag opgenomen evaluatie van de uitwerking van de per 10 oktober 2010 in werking getreden nieuwe staatkundige structuur uit te voeren en daarover een eindverslag uit te brengen. In dat eindverslag is inbegrepen het verslag als bedoeld in artikel 239 van de Wet openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius en Saba en artikel 102 van de Wet financiën Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 3. Bij het uitvoeren van de evaluatie en het opstellen van het eindverslag neemt de commissie de evaluatieopdracht in acht zoals vastgesteld door de minister en de bestuurscolleges tijdens het bestuurlijk overleg van 19 juni 2014.

Artikel 3. Leden

  • 1. Als leden van de commissie worden benoemd:

    • a. mevrouw mr. drs. J.W.E. Spies, tevens voorzitter;

    • b. de heer prof. mr. A.H.A. Soons;

    • c. de heer mr. dr. G.A.E. Thodé;

    • d. de heer prof. mr. L.F.M. Verhey;

    • e. de heer mr. drs. F.H.H. Weekers.

  • 2. De benoeming loopt af van rechtswege wanneer de in artikel 2 bedoelde taak door de commissie is afgerond.

  • 3. De voorzitter en leden kunnen tussentijds worden geschorst en ontslagen door de minister.

  • 4. Bij tussentijds ontslag van de voorzitter of een lid benoemt de minister in overeenstemming met de bestuurscolleges zo nodig een andere voorzitter of lid.

Artikel 4. Secretariaat en uitvoerend secretariaat

  • 1. De commissie wordt ondersteund door een secretaris en een uitvoerend secretariaat.

  • 2. De secretaris en het uitvoerend secretariaat zijn voor de inhoudelijke uitvoering van hun taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.

  • 3. De minister benoemt de secretaris en voorziet na overleg met de commissie in de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie, waaronder het uitvoerend secretariaat.

  • 4. Bij de samenstelling van het uitvoerend secretariaat wordt rekening gehouden met de benodigde kennis en expertise voor een goede uitvoering van de evaluatie. Waar nodig maakt ambtelijke deskundigheid deel uit van het uitvoerend secretariaat.

  • 5. Als secretaris wordt benoemd de heer drs. D.J. Bonnet.

Artikel 5. Werkwijze

  • 1. De commissie stelt met in achtneming van dit besluit haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De commissie kan zich, na toestemming van de minister, door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 3. De commissie is bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van het onderzoek.

  • 4. Ambtenaren van de Rijksoverheid en van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn gehouden om de commissie de verlangde medewerking te verlenen, voor zover deze samenhangt met hun ambtelijke taak.

Artikel 6. Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de opdrachtgevers desgevraagd de door hen gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 7. Onderzoeksopzet en tussenrapportage

  • 1. Na aanvang van de werkzaamheden van de commissie vindt een startgesprek plaats met de (vertegenwoordigers van de) opdrachtgevers. Zo spoedig mogelijk na een eventuele personele wisseling bij een of meer van de opdrachtgevers vindt er een gesprek plaats tussen de voorzitter van de commissie en de nieuwe vertegenwoordiger van de opdrachtgever.

  • 2. De commissie zendt voorafgaand aan het onderzoek doch in elk geval vóór 15 januari 2015 een onderzoeksopzet voor de evaluatie toe aan de opdrachtgevers.

  • 3. De commissie zendt voorafgaand aan het onderzoek doch in elk geval vóór 15 januari 2015 een voorstel voor criteria toe aan de opdrachtgevers op grond waarvan de feitelijke bevindingen van de te onderscheiden onderzoeken worden geanalyseerd.

  • 4. De commissie zendt voor een in overleg met de opdrachtgevers te bepalen moment een tussenrapportage aan de opdrachtgevers.

Artikel 8. Evaluatieverslag

  • 1. De commissie zendt vóór 15 september 2015 een ontwerp van haar eindverslag toe aan de opdrachtgevers.

  • 2. De commissie zendt vóór 15 oktober 2015 het eindverslag aan de opdrachtgevers.

  • 3. Het eindverslag bevat geen aanbevelingen en adviezen.

Artikel 9. Vergoedingen

  • 1. De voorzitter en de andere leden ontvangen een vaste vergoeding per maand. De toepasselijke salarisschaal voor de voorzitter en de andere leden is 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduurfactor voor de voorzitter en de andere leden is 8/36 respectievelijk 4/36.

  • 2. De personen als bedoeld in artikel 5, tweede lid, die de commissie bijstaan, ontvangen per vergadering een vergoeding, voor zover zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en hiermee het in het in artikel 6, eerste lid, van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bedoelde maximumbedrag niet overschreden wordt. Deze vergoeding per vergadering bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 3. De vergoedingen en reis- en verblijfskosten komen voor rekening van de minister.

Artikel 10. Overige kosten van de commissie

  • 1. De overige kosten van de commissie komen, indien en voor zover goedgekeurd door de minister, voor rekening van de minister.

  • 2. Onder overige kosten worden in elk geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning;

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek; en

    • c. de kosten voor publicatie van rapportages.

  • 3. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling doch uiterlijk vóór 15 januari 2015 voor goedkeuring een begroting en een planning aan de opdrachtgevers aan. De begroting behoeft de goedkeuring van de minister.

Artikel 11. Verantwoording

De commissie biedt de opdrachtgevers gelijktijdig met het eindverslag als bedoeld in artikel 8, tweede lid, een eindverslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van de periode waarin de commissie werkzaam is geweest.

Artikel 12. Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de opdrachtgevers uitgebracht of aan de minister overgedragen.

Artikel 13. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Koninkrijksrelaties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 22 september 2014.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 15. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie evaluatie uitwerking nieuwe staatkundige structuur Caribisch Nederland.

Dit besluit wordt in de Staatscourant geplaatst en in afschrift gezonden aan betrokkenen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven