TOELICHTING
Algemeen
De Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) wordt op grond van
deze regeling aangewezen als organisatie die belast is met de advisering over de landelijke
kwalificatiestructuur en over de voorstellen tot vaststelling van kwalificatiedossiers.
Voorwaarde die op grond van deze regeling wordt gesteld is dat de toetsing van kwalificatiedossiers
onafhankelijk zal geschieden. Het toetsen van de kwalificatiedossiers geschiedt door
de Toetsingskamer. De Toetsingskamer is een afdeling binnen de SBB, die belast is
met de onafhankelijke toetsing aan het bij ministeriële regeling vast te stellen toetsingskader
en model kwalificatiedossier ten behoeve van kwalificatiedossiers die worden ontwikkeld
door de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. In de statuten van de SBB is
de positie van de Toetsingskamer neergelegd. De afdeling belast met de toetsing is
niet gebonden aan inhoudelijke aanwijzingen van organen van de stichting voor zover
die zijn gericht op toetsing van concrete gevallen.
Het algemeen bestuur van de SBB draagt er zorg voor dat deze afdeling binnen de stichting,
op een onafhankelijke wijze invulling kan geven aan haar toetsingstaken.
De kenniscentra zijn verantwoordelijk voor het opstellen en indienen van de kwalificatiedossiers
bij de SBB. De Toetsingskamer begeleidt het proces van ontwikkeling van de kwalificatiedossiers
door het bevorderen van samenhang tussen de kwalificaties, de herkenbaarheid en de
uitvoerbaarheid van de dossiers en de transparantie in de kwalificatiestructuur. Hierbij
wordt gebruik gemaakt van het model en toetsingskader dat bij ministeriële regeling
op grond van artikel 7.2.4, zesde lid, van de WEB wordt vastgesteld.
Ten slotte krijgt de SBB in deze regeling de taak om een voorstel te doen aan de minister
voor het vast te stellen toetsingskader en model voor kwalificatiedossiers, bedoeld
in artikel 7.2.4, zesde lid van de WEB.
Deze regeling is niet van toepassing op Caribisch Nederland. Echter de kwalificatiedossiers
uit het Europees deel van Nederland worden gebruikt voor de opleidingsplannen van
de scholen die in Caribisch Nederland middelbaar beroepsonderwijs verzorgen.
Uitvoerbaarheid
Uit de uitvoeringstoets uitgevoerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) blijkt
dat deze regeling uitvoerbaar is.
Administratieve lasten
Bij de voorbereiding van deze ministeriële regeling is nagegaan of sprake is van administratieve
lasten voor instellingen, bedrijfsleven of burgers. Daarbij is de regeling intern
ter beoordeling voorgelegd voor toetsing op administratieve lasten. OCW voorziet dat
aan dit voorstel geen structurele of eenmalige administratieve lasten zijn verbonden
omdat het besluit de aanwijzing van een organisatie betreft die aan de overheid advies
uitbrengt en hiermee zijn geen informatieverplichtingen gemoeid.
Vast verandermoment
Bij de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van de afspraken omtrent
vaste verandermomenten gelet op het feit dat de SBB belang heeft bij een spoedige
inwerkingtreding. In artikel 5, tweede lid, is rekening gehouden met de gevolgen voor
de SBB van de inwerkingtreding van deze regeling.
Artikelsgewijs
Artikel 2
De SBB is de rechtsopvolger van de Vereniging Colo. Het Coördinatiepunt Toetsing Kwalificaties
mbo, was een onafhankelijke organisatie binnen Colo. De Toetsingskamer is op grond
van de statuten van de SBB belast met de toetsing.
Artikel 3
Binnen de SBB is de Toetsingskamer als afdeling belast met de onafhankelijke toetsing
van kwalificatiedossiers die door kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven worden
ontwikkeld en met de toetsing van voorstellen tot wijziging van reeds vastgestelde
kwalificatiedossiers. De Toetsingskamer toetst of de kwalificatiedossiers voldoen
aan het nog vast te stellen toetsingskader en het vastgesteld model kwalificatiedossier.
Ten behoeve van haar werkzaamheden richt de Toetsingskamer allereerst een toetsproces
in (artikel 3, tweede lid onderdeel a). Binnen dit proces bevinden zich in ieder geval
twee formele toetsmomenten, zijnde de ingangstoets en de eindtoets. Beide dragen het
karakter van een summatieve toets, wat inhoudt dat het een beslissend moment is met
een normerende uitspraak.
Het toetsproces bestaat uit de volgende onderdelen:
-
– Ingangstoets;
De ingangstoets is een vereiste voor nieuwe of gewijzigde kwalificatiedossiers. Beoordeeld
wordt of een nieuw dan wel gewijzigd kwalificatiedossier voldoende relevant is in
relatie tot de behoefte van de arbeidsmarkt, of er een door het georganiseerde bedrijfsleven
gelegitimeerde beschrijving van een beroep aan ten grondslag ligt en of deze informatie
ook toegankelijk is voor de daarvoor bevoegde instanties zoals de Toetsingskamer.
-
– Toets A;
Toets A wordt facultatief gebruikt voor de beoordeling van de volgende onderdelen
van een kwalificatiedossier:
-
– Uitwerking verhouding beroepsgerichte basis- en profieldeel;
-
– Typering van beroepsgroep;
-
– Uitwerking van de beroepsgerichte kerntaken, als onderdeel van de beroepsgerichte
basis.
Belangrijke elementen zijn de vermelding van het mbo-niveau, het EQF-niveau en de
typering van de opleiding.
-
– Toets B;
Ook Toets B is facultatief en dient als begeleiding bij de ontwikkeling van de kwalificatiedossiers.
Wel is een negatieve toetsing op grond van de eisen van Toets B aanleiding om een
kenniscentrum te adviseren geen aanvraag te doen voor een Eindtoets.
-
– Eindtoets;
Bij de eindtoets wordt beoordeeld of het kwalificatiedossier volledig voldoet aan
alle gestelde eisen voor opname in de kwalificatiestructuur.
De Toetsingskamer bewaakt en beheert de kwaliteit van de kwalificatiestructuur mbo
in haar samenhang en kwalificatiedossiers als bouwstenen van de kwalificatiestructuur
(artikel 3, tweede lid onderdelen b en c). Daarbij toetst zij de voorgestelde kwalificatiedossiers
aan de hand van toetsingskader. Ook doet de Toetsingskamer een voorstel tot inschalen
van een nieuw kwalificatiedossier in het NLQF framework.
Gedurende het toetsproces geeft de Toetsingskamer op grond van haar expertise advies
aan kenniscentra ten bate van de kwaliteit van een kwalificatiedossier. Per toetsonderdeel
wordt binnen een vooraf gecommuniceerde en vastgestelde termijn een beoordeling gegeven.
De Toetsingskamer stelt na de eindbeoordeling het betreffende kenniscentrum in kennis
van haar bevindingen. Deze bevindingen worden in de vorm van een toetsadvies voorgelegd
aan het bestuur van de SBB, voorzien van een verklaring waarin de onafhankelijke uitvoering
van de toetstaak wordt verantwoord. De adviezen van de Toetsingskamer van de SBB worden,
eventueel voorzien van een inhoudelijke reactie, door het bestuur van de SBB ongewijzigd
aangeboden aan de Minister van OCW en de Mnister van EZ.
Tot slot worden door de Toetsingskamer onder meer doelmatigheidsgegevens ter onderbouwing
van arbeidsmarktrelevantie op onafhankelijke wijze getoetst (artikel 3, derde lid,
onder c).
Artikel 4
Op grond van deze bepaling stelt de SBB een commissie in die belast is met het beoordelen
van geschillen indien een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven het niet eens
is met de uitkomst van de toets van de toetsingskamer. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen
in het geval de toetsingskamer van oordeel is dat een nieuw kwalificatiedossier niet
voldoende relevant is voor de arbeidsmarkt. Indien de SBB dit oordeel volgt wordt
het kwalificatiedossier niet ter vaststelling voorgedragen aan de minister.
Artikel 5
Het activiteitenplan en de begroting moeten uiterlijk 1 december van het voorafgaande
kalenderjaar worden ingediend bij de directie Middelbaar Beroepsonderwijs.
Artikel 7
De Regeling OCW-subsidies is van toepassing op subsidieverstrekking op grond van deze
regeling. Een van de verplichtingen die van toepassing is op de SBB is de meldingsplicht.
Op grond van artikel 9 van de Regeling OCW-subsidies heeft de subsidieontvanger een
meldingsplicht. Dat betekent dat de subsidieontvanger altijd melding moet doen zodra
aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt niet, niet tijdig
of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de subsidieverplichtingen
zal worden voldaan.
Daarnaast heeft de subsidieontvanger een algemene meldingsplicht op grond van de Regeling
OCW-subsidies. De subsidieontvanger doet onverwijld een melding bij de minister van
feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de subsidieverstrekking.
Bij de melding worden de stukken overgelegd die betrekking hebben op de gemelde feiten
en omstandigheden en wordt de oorzaak van de gemelde feiten en omstandigheden toegelicht.
De subsidieontvanger doet in ieder geval een melding indien het voor de subsidieontvanger
aannemelijk is of had moeten zijn dat:
-
a) de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel
zijn verricht of zullen worden verricht of;
-
b) niet, niet tijdig of niet geheel aan de subsidieverplichtingen wordt voldaan of zal
worden voldaan.
De subsidieontvanger heeft een bijzondere meldingsplicht op grond van de Wet bestuurlijke
boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies. De subsidieontvanger doet
onverwijld melding bij de minister zodra de datum waarop de activiteiten waarvoor
subsidie is verstrekt uiterlijk moeten zijn verricht, is verstreken zonder dat de
activiteiten geheel zijn verricht. Het niet voldoen aan deze bijzondere meldingsplicht
is een overtreding ter zake waarvan door de minister een bestuurlijke boete kan worden
opgelegd.
De meldingen geschieden schriftelijk aan de directie Middelbaar Beroepsonderwijs.
Artikel 8
Op 30 mei 2013 is over de herziening van het subsidiebeleid onderwijs en onderzoek
een brief naar de Tweede Kamer gezonden(Kamerstukken II 2012/13, 33 650, nr.1). Inzet van het beleid inzake onderwijs- en onderzoekssubsidies is het aantal subsidiestromen
en uitvoeringsorganisaties terug te dringen en daarbij de primaire taak van het onderwijs
te ontzien. Er heeft op basis hier van een efficiencykorting plaats gehad van 5% in
2014 en 10% vanaf 2015. Dit resulteert in een beschikbaar bedrag in 2014 van € 1.320.000,–
en in 2015 een bedrag van € 1.260.000,–.
Artikel 9
Op grond van artikel 21 van de Regeling OCW subsidies legt de SBB rekening en verantwoording
af aan de hand van een financieel verslag. Dit financieel verslag gaat vergezeld van
een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant
als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
De bescheiden nodig voor het vaststellen van de subsidie dienen te worden gezonden
aan DUO (afdeling OND/ODV).
Artikel 10
In de beschikking tot subsidieverlening wordt het betaalritme vastgesteld. Uitgangspunt
is een betaalritme van 4 termijnen. De laatste termijn wordt beschikbaar gesteld na
de vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 9.
Artikel 11
Dit artikel bevat een voorziening ingeval de SBB zijn taken verwaarloost. In dat geval
kan de subsidie worden beëindigd. Voordat deze maatregel wordt getroffen wordt de
SBB in de gelegenheid gesteld zijn taken binnen een bepaalde termijn alsnog naar behoren
te verrichten.
Artikel 12
De SBB zendt de Minister jaarlijks uiterlijk op 15 november een voortgangsrapportage
over het betreffende kalenderjaar. In de voortgangsrapportage is in ieder geval opgenomen
een activiteitenoverzicht met daarin het aantal kwalificatiedossiers dat voor toetsing
in aanmerking is gebracht en een beschrijving van de ontwikkeling van de landelijke
kwalificatiestructuur voor het middelbaar beroepsonderwijs.
De voortgangsrapportage dient te worden gezonden aan de directie Middelbaar Beroepsonderwijs.
Artikel 13
Op dit moment is een wetsvoorstel in voorbereiding op grond waarvan de positie van
de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven wordt herzien. Indien dit wetsvoorstel
in werking treedt voor 1 januari 2016 zal deze regeling met ingang van die eerdere
datum worden ingetrokken.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker