Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 september 2014, 2014-0000136583, tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling in verband met vervanging van het begrip certificaat van vakbekwaamheid bij tijdelijke en incidentele dienstverrichting

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 33, eerste en tweede lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties;

Besluit:

ARTIKEL I

De Arbeidsomstandighedenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.9c, vijfde lid, wordt ‘certificaat van vakbekwaamheid’ vervangen door: bewijs van toetsing.

B

In artikel 1.9d, tweede lid, wordt ‘een certificaat van vakbekwaamheid’ vervangen door: een bewijs van toetsing.

C

Artikel 1.9da wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Geldigheidsduur certificaat van vakbekwaamheid en bewijs van toetsing.

2. In het eerste lid wordt ‘dat op grond van artikel 1.9c of 1.9d is afgegeven’ vervangen door ‘een bewijs van toetsing dat op grond van artikel 1.9c of 1.9d is afgegeven’ en wordt ‘artikel 20 van de wet’ vervangen door ‘artikel 20 van de wet, bedoeld in artikel 1.1 van het besluit’.

3. In het tweede lid wordt ‘de in het eerste lid bedoelde certificaten van vakbekwaamheid’ vervangen door: het in het eerste lid bedoelde certificaat van vakbekwaamheid respectievelijk van het bewijs van toetsing.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 september 2014

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

TOELICHTING

De Arbeidsomstandighedenregeling is met ingang van 1 januari 2014 gewijzigd in verband met de verduidelijking van de regels over de erkenning van beroepskwalificaties. Daarbij is onder meer het begrip ‘schriftelijke verklaring’ (de verklaring die door een certificerende instelling wordt afgegeven bij tijdelijke en incidentele dienstverrichting) vervangen door het begrip ‘certificaat van vakbekwaamheid’.

Inmiddels is gebleken dat het duidelijker is om voor een ander begrip te kiezen. Daarmee wordt in de Arbeidsomstandighedenregeling het onderscheid tussen een migrerende beroepsbeoefenaar enerzijds en een dienstverrichter anderzijds duidelijker.

Artikelsgewijs

Artikel I (artikel 1.9c, vijfde lid, 1.9d, tweede lid en artikel 1.9da)

Bij de invoering van artikel 1.9da is ervoor gekozen het document dat wordt afgegeven bij permanente verrichting van werkzaamheden (certificaat van vakbekwaamheid) en het document dat wordt afgegeven bij tijdelijke en incidentele dienstverrichting (schriftelijke verklaring) voortaan beide aan te duiden als ‘certificaat van vakbekwaamheid’. De term ‘schriftelijk verklaring’ werd immers ook gebruikt voor de verklaring die de dienstverrichter zelf moet afgeven op grond van artikel 1.9b, onderdeel a.

Inmiddels is gebleken dat het duidelijker is onderscheid te maken in de aanduiding van het document dat wordt verstrekt aan iemand uit een andere lidstaat die permanent in Nederland aan de slag wil (hierna: de migrerende beroepsbeoefenaar) en die van het document dat wordt verstrekt aan degene die tijdelijk en incidenteel in Nederland aan het werk wil gaan (hierna: de dienstverrichter). Voor de eerstgenoemde situatie blijft de naam van het document ‘certificaat van vakbekwaamheid’ gehandhaafd, voor de tweede situatie wordt het betreffende document voortaan aangeduid als ‘bewijs van toetsing’. Daarom is de formulering in artikel 1.9c, vijfde lid, en in artikel 1.9d, tweede lid, in die zin aangepast.

In verband hiermee is tevens de tekst van artikel 1.9da aangepast. Dit artikel regelt onder andere de geldigheidsduur van het ‘bewijs van toetsing’. Ter toelichting hierop zij nog het volgende opgemerkt.

Op grond van artikel 1.9b, eerste lid, moet een dienstverrichter die zijn (gereglementeerd) beroep in Nederland wil uitoefenen, dit vóór de eerste dienstverrichting melden. Hierbij overlegt hij een aantal documenten, waaronder een bewijs van zijn beroepskwalificaties (diploma’s en dergelijke). Na controle van de beroepskwalificaties en de andere documenten, ontvangt hij een ‘bewijs van toetsing’ waarmee hij kan aantonen dat hij gerechtigd is zijn beroep in Nederland uit te oefenen. Wil hij ook in een volgend jaar in Nederland werken, dan moet hij dit opnieuw melden met een schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 1.9b, eerste lid, onderdeel a. De overige in artikel 1.9b, eerste lid, genoemde documenten hoeft hij alleen te verstrekken wanneer zich daarin een wijziging heeft voorgedaan.

Omdat het van belang is vast te stellen dat de documenten op grond waarvan het bewijs van toetsing is afgegeven na verloop van tijd nog steeds geldig zijn, heeft het bewijs van toetsing een beperkte geldigheidsduur en moet een dienstverrichter na het verlopen van de geldigheid ervan een nieuw bewijs aanvragen. De certificerende instelling beziet dan de geldigheid van de documenten. De gelijkwaardigheid van de buitenlandse beroepskwalificaties (blijkend uit de documenten, genoemd in de artikelen 1.9b, eerste lid, onderdeel c, en 1.9c, tweede lid) wordt niet opnieuw gecontroleerd.

De geldigheidsduur van het bewijs van toetsing is op basis van artikel 1.9da gelijk aan die van het certificaat van vakbekwaamheid dat bij permanente vestiging wordt afgegeven (artikel 1.9a) en het certificaat dat op grond van artikel 20 van de Arbeidsomstandighedenwet aan Nederlandse beoefenaren van gereglementeerde beroepen wordt afgegeven.

Tevens is artikel 1.9da aangepast omdat de verwijzing naar artikel 20 betrekking moet hebben op artikel 20 van de Arbeidsomstandighedenwet en niet op artikel 20 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. Artikel 1.9 definieert voor paragraaf 1.3 ‘wet’ als Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven