De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 116, 120, vijfde lid, 123, eerste en vierde lid, 124, eerste
en tweede lid, 125, eerste lid, 129, eerste lid, 132, derde en vierde lid, 137, vijfde
lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 113, 117,
vierde en tiende lid, 120, 124, eerste lid, 131, vierde lid, en 166a, tweede lid,
van de Wet op de expertisecentra, artikel IX van de Wet van 16 juli 2005 tot wijziging
van ondermeer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de
Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging
in het primair onderwijs (Stb. 423), de artikelen 11a, tweede lid, 17, derde lid, 19, eerste lid, 22, 26 en 28a, tweede
lid, van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen 3a, 10b, tweede lid, 30, eerste
lid, 31, 35, tweede lid, en 56a, derde lid, van het Besluit bekostiging WEC, de artikelen
B16b, B16g, B16l, B21, C11, eerste en tweede lid, en C16.1 van het Besluit trekkende
bevolking WPO en artikel 8a, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit WVO;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar
toegekend. In deze regeling worden de daarvoor noodzakelijke prijzen en bedragen vastgesteld.
Materieel gezien heeft deze regeling betrekking op het schooljaar 2013–2014. Als gevolg
van de invoering van passend onderwijs geldt er inmiddels met ingang van 1 augustus
2014 gedeeltelijk een andere bekostigingssystematiek. Als grondslag voor deze regeling
dienen de in de aanhef bij de regeling genoemde artikelen te worden gelezen, zoals
deze luidden vóór 1 augustus 2014.
1.1 Wijzigingen ten opzichte van eerdere regelingen
Zoals aangekondigd in de regeling van 14 maart 2013, kenmerk PO/FenV/487627 zijn de
bedragen aanvullende bekostiging schoolleiding in artikel 5, 10, 14, en 20 verhoogd
in verband met de afspraken over verdere professionalisering van schoolleiders in
het primair onderwijs.
Met ingang van 1 augustus 2012 is de IMBU regeling ingetrokken en wordt artikel 137,
vijfde lid, van de WPO en artikel 131, vijfde lid van de WEC toegepast door een korting
op de GPL bedragen van 0,724%. Deze korting is in de Regeling bekostiging personeel
2012–2013 en aanpassing leerlingen gebonden budget VO 2012–2013 al in de bedragen
van 2012–2013 verwerkt en leidt daarom nu niet meer tot een verdere prijsaanpassing.
1.2 Wijzigingen per 2014–2015 in verband met passend onderwijs
Met ingang van het schooljaar 2014–2015 zal de regeling bekostiging op een aantal
onderdelen wijzigen als gevolg van de invoering van passend onderwijs.
Dit betekent dat in 2014–2015 geen sprake meer is van een groeiregeling voor (v)so
scholen, de rec’s geen middelen meer krijgen omdat ze per 01-08-2014 worden opgeheven
en het leerlinggebonden budget niet meer op dezelfde wijze wordt toegekend.
Meer informatie over deze veranderingen en de gevolgen ervan kunt u vinden op www.passendonderwijs.nl. Ook via het E-Zine van DUO zult u hierover worden geïnformeerd.
2. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen
2.1 Beperking van wijzigingen
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk
te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel
beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen
voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar vastgesteld. Daarna
kan vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing van de bedragen vastgesteld worden.
De eventueel noodzakelijke aanpassing van de bedragen gedurende het schooljaar worden
daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve vaststelling tegen het einde van
het schooljaar.
2.2 Clustering van regelingen
Om het aantal regelingen beperkt te houden is besloten om tot een clustering van alle
bekostigingsregelingen te komen. In de onderhavige regeling worden naast de lumpsum
bedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid vastgesteld.
Ook de bedragen leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs voor het schooljaar
2013–2014 worden in deze regeling vastgesteld.
Op grond van de wet kan de minister bijzondere bekostiging personeelskosten toekennen
aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn
de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan de bijzondere bekostiging
kan worden aangevraagd.
3. Bijzondere situaties
3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen kan op grond
van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC een
verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere situaties kunnen zich voordoen
aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere omstandigheden
die niet zijn geregeld in hoofdstuk 2 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen
dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar
niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als
klemmend zullen worden aangemerkt.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO
of artikel 120, tweede lid, van de WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:
-
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens
het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun
situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend en dat slechts in uitzonderlijke situaties
bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële
instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen
op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt
voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en
of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.
-
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar
dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl
de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.
-
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag
is ontvangen.
-
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten
worden ontleend voor het schooljaar 2013–2014.
-
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld,
worden buiten behandeling gelaten.
-
• Uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag ontvangt de aanvrager een
beschikking.
-
• Aanvragen ontvangen na 1 juli 2014 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op
de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop
de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten
worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden
aangemerkt.
3.2 Basisscholen
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met de
aanwezigheid van nevenvestigingen omdat deze al worden bekostigd op grond van de WPO.
3.3 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:
-
• Groei van het aantal leerlingen: behalve voor de omschreven groeisituatie in artikel
35 van deze regeling, wordt de groeiregeling in de artikelen 37 en 38 van het Besluit
bekostiging WEC geacht te voorzien in de behoefte aan bekostiging.
-
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf
juist de oorzaak van dat zij een bepaalde indicatie voor een (v)so-onderwijssoort
krijgen. Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een
zodanig verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld
in artikel 120, tweede lid, van de WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele
leerlingen uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort
geldt. De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden
om leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid
te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.
3.4 Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode
van 1 augustus 2013 tot 1 augustus 2014 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in
verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel
116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding
materiële instandhouding. Voor zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling,
wordt bij de toekenning uitgegaan van € 1.966,20 per fte op jaarbasis. Het aantal
fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde
gemiddelde personeelslasten van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel
b, van deze regeling en de uitkomst na deling door de factor 1,0811 af te ronden op
4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid van
de periode waarover de bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van de
berekende fte’s.
3.5 Procedure
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet,
kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging
in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder geval worden
vermeld:
-
• het brinnummer van de school;
-
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het
lumpsumbudget ontoereikend is;
-
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
-
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum
en kenmerk van die beschikking;
-
• bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst brin- en leerlingnummer in verband
met de privacygevoeligheid.
Deze aanvraag kan ook worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en door
het bevoegd gezag ondertekend formulier met nummer DUO 60102. Dit formulier is te
downloaden via www.duo.nl. De aanvraag kan ook elektronisch worden ingediend.
4. Opbouw en werking van de regeling
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de
lumpsumbedragen vastgesteld als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
In hoofdstuk 3 worden de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging vastgesteld
en in hoofdstuk 4 wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 5 bevat de aangepaste
bedragen leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs schooljaar 2013–2014.
Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen
en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling,
het aantal leerlingen op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd, kan per school
het lumpsumbudget worden berekend.
5. Administratieve lasten
De wijzigingen in deze regeling leiden niet tot wijziging van administratieve lasten
in vergelijking met voorgaand jaar.
6. Prijsaanpassingen
In de begroting 2013 is naar aanleiding van het begrotingsakkoord 2013 vanaf 2014
een oplopende taakstelling op de lumpsum voor het primair onderwijs opgenomen. Deze
taakstelling is voor het schooljaar 2013–2014 verwerkt door een beperkte verlaging
van het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid met 1,83%. De hoogte en invulling
voor latere jaren is afhankelijk van nadere besluitvorming door het kabinet.
In verband met de ontwikkeling van de werkgeverslasten in de markt heeft het kabinet
voor het jaar 2013 voor de overheidssectoren besloten tot een bijdrage van 0,17% op
jaarbasis en voor het jaar 2014 is een bijdrage van 0,21% beschikbaar. Een deel van
de bijdrage voor 2013 is al verwerkt in de vastgestelde bedragen voor het schooljaar
2012–2013 en een deel van de bijdrage 2014 wordt in de prijzen voor 2014–2015 verwerkt.
Daarnaast zijn ten opzichte van de vastgestelde prijzen voor het schooljaar 2012–2013
de gevolgen van de volgende maatregelen in de bedragen verwerkt:
De onderdelen van het actieplan LeerKracht die opgenomen zijn in de prijsaanpassing
betreffen dan ook het resterende deel van het budget 2013 en het budget voor de eerste
7 maanden 2014 van:
Ten opzichte van de vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2012–2013 komt hiermee
de aanpassing per 1 augustus 2013 voor het onderwijzend personeel op 0,295%, het onderwijsondersteunend
personeel op 0,258% en de schoolleiding op 0,274%. De aanpassing in verband met de
afspraken over verdere professionalisering is verwerkt door de aangepaste genormeerde
gemiddelde personeelslasten schoolleiding met een vast bedrag te verhogen.
De opslag voor het Vervangingsfonds is per 1 augustus 2013 ongewijzigd vastgesteld
op 4,026% van de loonkosten. De opslag voor het Participatiefonds is ongewijzigd vastgesteld
op 1,00% van de loonkosten.
II. Artikelsgewijs
Artikel 5
In de toeslag voor scholen tot en met 97 leerlingen is een bedrag van € 2173,– verwerkt
in verband met de afspraken over de verdere professionalisering van de schoolleiding.
In de toeslag voor scholen met meer dan 97 leerlingen is twee keer dit bedrag opgenomen.
Artikel 10
In de aanvullende bekostiging voor de schoolleiding is een bedrag van € 2173,– verwerkt
in verband met de afspraken over de verdere professionalisering van de schoolleiding.
Artikel 14
In de toeslag voor scholen tot en met 99 leerlingen is een bedrag van € 2173,– verwerkt
in verband met de afspraken over de verdere professionalisering van de schoolleiding.
In de toeslag voor scholen met meer dan 99 leerlingen is twee keer dit bedrag opgenomen.
Artikel 20
In de toeslagen is een bedrag van € 2170,– per toeslag eenheid verwerkt in verband
met de afspraken over de verdere professionalisering van de schoolleiding.
Artikel 28
Deze bijzondere bekostiging is afhankelijk van het aantal zigeunerleerlingen waarvoor
deze bekostiging wordt aangevraagd. Hierbij wordt rekening gehouden met de eventuele
bekostiging in 2013–2014 als gevolg van het meetellen van de gewichten van de op 1 oktober
2012 aanwezige zigeunerkinderen.
Artikel 29
Op 1 augustus 2006 is de gewichtenregeling gewijzigd. Hierdoor zijn de aparte gewichten
(0,4 en 0,7) voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden, komen te
vervallen. Ter compensatie hiervan is het mogelijk om op grond van dit artikel bijzondere
bekostiging aan te vragen.
Artikel 30
De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel wordt uitsluitend bepaald op basis
van het aantal nieuw ingeschreven leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’. De toe te kennen bijzondere
bekostiging wordt vanaf 10 leerlingen gebaseerd op 0,2 fte (exclusief adv) en voor
iedere 10 leerlingen meer, 0,1 fte extra.
Artikel 32
Voor het vaststellen of een leerling korter dan 1 jaar in Nederland verblijft, is
de feitelijke datum van binnenkomst in Nederland bepalend.
Artikel 37
De bijzondere bekostiging voor een zeer moeilijk lerende leerling, waarvoor een leerlinggebonden
budget beschikbaar is als bedoeld in artikel 70a van de WPO en die is geplaatst in
groep 3 of hoger hoeft met ingang van 1 augustus 2012 niet meer te worden aangevraagd.
Door de invoering van het persoonsgebonden nummer kan deze bekostiging ambtshalve
worden toegekend.
Artikel 43
Teneinde de wijze van opgave van de jaarlijkse gemiddelde leeftijd van de leraren
op de scholen te continueren, waren in de regeling van 5 april 2007 voor het schooljaar
2007–2008 in dit artikel, vooruitlopend op de Regeling structurele gegevenslevering
WPO/WEC op basis van het Besluit informatievoorziening, de voorschriften voor het
aanleveren van de gewogen gemiddelde leeftijd leraren opgenomen. Voor de duidelijkheid
zijn deze voorschriften in de onderhavige regeling gehandhaafd. De voorschriften zijn
gelijk aan de voorschriften in bijlage 4 onder 2.3.5 van de Regeling structurele gegevenslevering
WPO/WEC.
Artikel 44
De lumpsumbekostiging voor de personele kosten wordt per maand betaald. De bedragen
zijn niet elke maand even hoog. De manier waarop de bedragen over de maanden zijn
verdeeld is voor alle scholen en besturen hetzelfde. De momenten van betaling en de
verdeling van de bedragen over de maanden wordt het betaalritme genoemd. Het betaalritme
is zo goed mogelijk afgestemd op de betalingsverplichtingen van de besturen (nettoloon,
afdracht premies en loonbelasting, vakantiegeld, eindejaarsuitkering, etc.).
Uit het verleden blijkt dat besturen gemiddeld over de maanden augustus tot en met
december 40,67% van de totale bekostiging nodig hebben om aan de betalingsverplichting
te kunnen voldoen. De besturen ontvangen over de eerste vijf maanden van het schooljaar
5 x 6,91 = 34,55% en ze hebben in de laatste 7 maanden van het voorgaande schooljaar
6,12% meer ontvangen dan op dat moment nodig was. In totaal ontvangt een bestuur dus
34,55 + 6,12 = 40,67% van de totale personele vergoeding. Daarmee kan aan de betalingsverplichtingen
worden voldaan.
In de periode januari tot en met juli heeft een bestuur 59,33% van de jaarlijkse vergoeding
aan personele kosten nodig om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Het bestuur
ontvangt in diezelfde periode 65,45%. Men houdt dus 6,12% over. Wat overgehouden wordt
heeft men echter weer nodig als aanvulling op het betaalritme in de periode augustus
tot en met december van het volgende schooljaar.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker