TOELICHTING
Algemeen
Juridisch kader
Op 1 januari 2010 is het Uniform Subsidiekader (USK), zoals dat is uitgewerkt in de
Aanwijzingen voor subsidieverstrekking (As), van kracht geworden. Doel daarvan is
de lasten voor subsidieontvangers en de overheid bij de verstrekking van subsidies
te verminderen. Daartoe is een uniform kader ingevoerd voor een eenvoudiger uitvoering
en financieel beheer van rijkssubsidies. Het beoogde doel van het USK staat of valt
echter met stroomlijning van de subsidieverstrekking binnen het departement. Om de
stroomlijning binnen het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
te borgen zijn de uitvoeringsbepalingen zoveel mogelijk op één plek vastgelegd in
plaats van in de afzonderlijke regelingen en verstrekkingen.
De wet- en regelgeving inzake de verstrekking van subsidies op het terrein van het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bestaat sinds 1 juli 2013
uit een drietal elementen, te weten:
-
1. Een Kaderwet overige BZK-subsidies (hierna: Kaderwet), waarin enkele algemene bepalingen
zijn opgenomen, waaronder ook een bepaling inzake de activiteiten waarvoor subsidie
kan worden verstrekt;
-
2. Het Kaderbesluit BZK-subsidies (hierna: Kaderbesluit), waarin in principe alle uitvoerende
elementen van de subsidieverstrekking aan de orde zijn, inclusief bepalingen betreffende
misbruik en oneigenlijk gebruik. Via dit besluit vindt de beoogde standaardisering
van subsidieverstrekking plaats, en is de basis gelegd voor de beoogde efficiencyslag,
zowel in de uitvoering als bij de beleidsbepaling.
-
3. Subsidieregelingen die zoveel mogelijk zijn ontdaan van uitvoeringsbepalingen.
Het in het Kaderbesluit neergelegde regiem gaat uit van vertrouwen. Er wordt vanuit
gegaan dat de subsidieaanvrager zijn aanvraag indient op basis van juiste en volledige
informatie, de activiteiten uitvoert waarvoor de subsidie is verstrekt en dat deze
zich houdt aan de overige aan de subsidie verbonden verplichtingen. Daar staat tegenover
dat als dat vertrouwen wordt beschaamd, daar ook sancties tegenover staan. Indien
wordt vastgesteld dat een aanvrager op grond van onjuiste informatie subsidie heeft
aangevraagd of zich niet aan de afspraken en verplichtingen houdt, dan wordt de subsidie
teruggevorderd en wordt de aanvrager met naam en toenaam opgenomen in een daartoe
ingericht register. Een dergelijke vermelding wordt betrokken bij de beoordeling van
eventuele nieuwe subsidieaanvragen van de betreffende persoon of instantie (hoofdstuk 13
van het Kaderbesluit).
In het kader van onderzoek met betrekking tot de fysieke werkomgeving Rijk wordt subsidie
verstrekt aan de Stichting Kenniscentrum Center for People and Buildings; deze subsidiëring
was tot nog toe steeds uitsluitend gebaseerd op de begroting van de minister voor
Wonen en Rijksdienst of van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Met de vaststelling van deze nieuwe regeling wordt deze subsidies ingebed in het vernieuwde
subsidiekader van BZK; hiermee is overigens vooralsnog geen wijziging in de subsidierelatie
beoogd.
Onderzoek ten behoeve van de Fysieke Werkomgeving Rijk
De Fysieke Werkomgeving Rijk (FWR) is een concept voor een kantooromgeving voor ambtenaren
dat flexibel, tijd- en plaatsonafhankelijk (samen)werken mogelijk maakt. Voor de kantooromgeving
van alle departementen is activiteit gerelateerd werken en de bijbehorende activiteit
gerelateerde werkomgeving uitgangspunt voor de inrichting van de fysieke werkomgeving.
Dat houdt in dat voor de belangrijkste soorten activiteiten van het kantoorwerk (bureauwerk,
geconcentreerd bureauwerk, telefoneren, overleggen en vergaderen) specifieke en voldoende
werkplekken beschikbaar zijn. Hierbij wordt de werkplekmix bepaald op basis van gebruikersprofielen
van te huisvesten organisaties of onderdelen daarvan. Waar mogelijk wordt uitgegaan
van het basis gebruikersprofiel en de bijbehorende werkplekmix. Dit betekent niet
dat de werkomgeving er overal hetzelfde uit gaat zien: op basis van de kaders is een
diversiteit van interieurontwerpen mogelijk.
Door het Programma FWR wordt een rijksbrede kaderstelling ontwikkeld voor het realiseren
van werkomgevingsconcepten. Het doel van dat programma is tweeledig. In de eerste
plaats is het doel te komen tot een expliciete en transparante normering en kaderstelling,
die de doelstellingen van de Rijkshuisvesting realiseert, geen kostenverhogende werking
heeft voor de Rijkshuisvesting en de uitvoering van concrete huisvestingsprojecten
praktisch ondersteunt. In de tweede plaats is het doel instrumenten te realiseren
om de uitvoering te ondersteunen bij het gebruik van deze normeringen en kaderstelling.
Op grond van de onderhavige regeling kan de minister subsidie vertrekken voor onderzoek
dat de onderbouwing voor het Programma FWR onderbouwt.
Artikelsgewijs
Artikel 3
Op grond van artikel 18 van het Kaderbesluit wordt de subsidie verstrekt in de vorm
van een maximumbedrag, dat in de ministeriële regeling wordt vastgelegd. De subsidie
is maximaal het bedrag dat uit de subsidiebijlage van de begroting van de minister
voor Wonen en Rijksdienst blijkt.
Op grond van artikel 6 van het Kaderbesluit wordt de subsidie verstrekt voor uitgaven
die direct verbonden zijn met de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie
wordt verstrekt (het doen van onderzoek met betrekking tot de fysieke werkomgeving
voor ambtenaren van de Rijksoverheid). Eventuele inkomsten die de stichting met betrekking
tot die activiteiten uit andere subsidies of anderszins genereert, worden door de
minister betrokken bij de beoordeling van de jaarlijkse subsidie.
Artikel 4
De stichting moet de aanvraag tot subsidieverlening voor het volgend jaar of de volgende
twee jaar uiterlijk op 1 oktober hebben ingediend.
Op grond van artikel 11 van het Kaderbesluit moet een subsidieaanvraag worden ingediend
met gebruikmaking van een daartoe beschikbaar gesteld formulier en bevat de aanvraag
de volgende bescheiden:
-
a. een overzicht van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd;
-
b. een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten waarvoor de subsidie
wordt gevraagd een bijdrage leveren aan de doelstellingen van deze regeling;
-
c. een gespecificeerde begroting, die goed inzicht geeft in de kosten van de activiteiten
waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
-
d. een tijdplanning van de activiteit;
-
e. een weergave van de liquiditeitsbehoefte gedurende het boekjaar waarvoor subsidie
wordt gevraagd, zo mogelijk per tijdvak van drie maanden;
-
f. het bankrekeningnummer, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de stichting
staat;
-
g. het inschrijfnummer van de stichting bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken.
In artikel 22, eerste lid, van het Kaderbesluit is de termijn waarbinnen de minister
moet beslissen omtrent de subsidieaanvraag uniform vastgesteld op dertien weken. Wanneer
de aanvraag op 1 oktober is ingediend, dient de minister op grond van artikel 22,
eerste lid, Kaderbesluit uiterlijk op 1 januari beslist te hebben over de subsidieverlening.
De aanvraag wordt onder meer afgewezen als de aanvraag niet voldoet aan de gestelde
regels of als de minister van oordeel is dat de activiteiten onvoldoende bijdragen
aan de doelstellingen van de subsidie ( artikelen 12 en 13, onderdeel g, van het Kaderbesluit).
Deze regeling bevat geen regels met betrekking tot de subsidievaststelling. Dat betekent
dat de aanvraag hiertoe ingevolge artikel 22 van het Kaderbesluit uiterlijk op 1 april
van het jaar na het laatste kalenderjaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft
te worden ingediend.
Net als voor bij de aanvraag tot subsidieverlening moet hierbij gebruik worden gemaakt
van een daartoe beschikbaar gesteld formulier. Op dit formulier wordt aangegeven welke
gegevens daarbij moeten worden verstrekt; dit betreft in elk geval een eindverslag
en een controleverklaring (artikel 24, eerste lid, Kaderbesluit).
De minister dient op grond van artikel 22, vijfde lid, Kaderbesluit binnen dertien
weken na ontvangst van de aanvraag over de subsidievaststelling te beslissen.
Artikel 6
De stichting is verplicht de met behulp van de subsidie ontwikkelde kennis te delen
met het Rijk en ook beschikbaar te stellen voor de lagere overheden. Onderzoeksresultaten
mogen voorts alleen in overleg met de minister worden gepubliceerd.
Voorts gelden op grond van artikel 21 van het Kaderbesluit de daarin opgenomen algemene
subsidieverplichtingen en is de stichting op grond van artikel 18 van het Kaderbesluit
verplicht onmiddellijk schriftelijk te melden zodra aannemelijk is dat de activiteiten
waarvoor de subsidie is verleend niet tijdig, of geheel niet zullen worden verricht
of dat niet tijdig, of geheel niet aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan.
Ten slotte kunnen in de jaarlijkse beschikking tot subsidievaststelling zo nodig nog
aanvullende verplichtingen worden opgelegd.
Artikel 7
In aanwijzing 6A van het USK zijn bepalingen opgenomen inzake de beperking van de
duur van een subsidieregeling. Op grond hiervan moet een subsidieregeling een einddatum
bevatten die niet later valt dan vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de
regeling. In verband hiermee is bepaald dat de regeling per 1 september 2019 vervalt.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok