Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 september 2014, 2014-0000131428, tot wijziging van de Regeling scholing en plaatsing oudere werkloze

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikelen 3 en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies en 32d, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

ARTIKEL I

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de definitie van dienstbetrekking wordt een definitie ingevoegd, luidende:

ervaringscertificaat:

een overzicht van de door de persoon in de praktijk geleerde en erkende competenties zoals zijn kennis, vaardigheden en kwaliteiten;.

2. De definitie van oudere werkloze komt te luiden:

oudere werkloze:

de persoon die recht heeft op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet en die op de dag van aanvang van de scholing of EVC-procedure, dan wel op de dag van aanvang van de dienstbetrekking de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt;.

3. Na de definitie van oudere werkloze wordt een definitie ingevoegd, luidende:

EVC-procedure:

procedure Erkenning van Verworven Competenties zijnde een geheel van processtappen en gehanteerde instrumenten waarmee de verworven competenties van deelnemers worden beoordeeld, door een erkende aanbieder, ten opzichte van een specifieke landelijke standaard, resulterend in afgifte van een ervaringscertificaat;.

4. In de definitie van scholing wordt na ‘een beroep of functie uit te kunnen oefenen’ een zinsdeel ingevoegd, luidende: dan wel werkzaamheden in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep te kunnen verrichten.

B

In artikel 2 wordt ‘voor op vacature gerichte scholing’ vervangen door: voor op vacature of op zelfstandig ondernemen gerichte scholing.

C

Aan artikel 3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Voor subsidie voor scholing kan op aanvraag in aanmerking komen de oudere werkloze, die via een EVC-procedure, zijn competenties en ervaring in een ervaringscertificaat laat vastleggen.

D

In artikel 5 wordt ‘€ 750,–‘ vervangen door: € 1.000,–.

E

In artikel 6 wordt ‘voor aanvang van die scholing’ vervangen door: uiterlijk twee weken na aanvang van die scholing.

F

Artikel 7, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. de volledige aanvraag is ontvangen na de termijn, bedoeld in artikel 6;.

G

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8. Subsidievaststelling

Het UWV beslist binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag op die aanvraag.

H

Artikel 10, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. gemiddeld in de gehele periode over ten minste de helft van het aantal uren waarop zijn uitkering, op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet, was gebaseerd, doch over niet minder dan gemiddeld 12 uren per week, verloonde uren heeft genoten, waarbij loon geacht wordt te zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever of de inhoudingsplichtige van dat loon opgave heeft gedaan.

I

In artikel 12 wordt ‘30 kalenderdagen’ telkens vervangen door: 45 kalenderdagen.

J

Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14. Subsidievaststelling

Het UWV beslist binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag op die aanvraag.

K

In artikel 16 wordt ‘30 september 2015’ telkens vervangen door: 30 september 2016.

L

In artikel 18 wordt ‘tot en met 31 oktober 2016, € 28.000.000,–‘ vervangen door: tot en met 31 oktober 2017, € 42.000.000,–.

M

In artikel 27 wordt ‘1 juni 2015’ vervangen door: 1 juni 2016.

N

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt ‘1 januari 2017’ vervangen door: 1 januari 2018.

2. In het tweede lid wordt ‘31 december 2016’ vervangen door: 31 december 2017.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 15 september 2014

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Het kabinet heeft € 67 miljoen aan het UWV beschikbaar gesteld om de arbeidsparticipatie van werkloze ouderen in 2013 en 2014 extra te ondersteunen.

Met het Actieplan 55pluswerkt (Kamerstukken II 2013/14, 29 544, nr. 497) zet het UWV de extra middelen zo effectief mogelijk in, zodat zoveel mogelijk mensen uitstromen naar werk. Dit doet het UWV door aan te sluiten bij vormen van dienstverlening en inzet van instrumenten die in het verleden effectief zijn gebleken.

De economische crisis heeft het risico op langdurige werkloosheid onder ouderen doen toenemen. Het kabinet onderkent het belang om oudere werkzoekenden te ondersteunen bij een snelle terugkeer naar de arbeidsmarkt. Dat gebeurt onder meer door het stimuleren van werkgevers om ouderen in dienst te nemen, door middel van de mobiliteitsbonus, proefplaatsingen en co-financiering van sectorplannen. In aanvulling daarop is het Actieplan 55pluswerkt belangrijk voor de ondersteuning van oudere werkzoekenden.

Het Actieplan 55pluswerkt is gestart op 1 juli 2013 en bestaat uit de volgende onderdelen:

  • netwerktrainingen en inzet adviseurs werkgeversdienstverlening;

  • inspiratiedagen werkzoekenden en werkgevers;

  • subsidie voor scholing en plaatsing.

Voor het laatst genoemde onderdeel is sinds 1 oktober 2013 de Regeling subsidie scholing en plaatsing oudere werklozen van kracht.

Uitbreiding doelgroep naar 50-plussers

De arbeidsmarktproblemen van 50-plussers wijken niet sterk af van de groep 55-plussers. De daling van de werkhervattingkansen zet scherp in vanaf 50 jaar en zet bij hogere leeftijd in sterkere mate door. Daarnaast blijkt uit de gegevens van het UWV dat bij het voorzichtig aantrekken van de werkgelegenheid, het absorptievermogen van de arbeidsmarkt voor de doelgroep ouderen vanaf 50-plus nog niet meestijgt

Om die reden wordt de doelgroep van het Actieplan 55pluswerkt verbreed naar 50-jarigen. Deze verlaging van de leeftijdgrens wordt met onderhavig wijzigingsvoorstel tevens van toepassing op onderhavige subsidieregeling. Met de verruiming van de doelgroep van het actieplan naar 50-plussers, waarbij zal gelden dat deze leeftijd moet zijn bereikt ten tijde van de aanvang van de subsidieactiviteiten, wordt een toename van de uitstroom van ook 50-55-jarigen nagestreefd omdat de instrumenten uit het actieplan ook voor hen beschikbaar komen. De instrumenten sluiten namelijk ook goed aan bij de problemen die werklozen uit deze leeftijdscategorie ervaren bij het vinden van werk. Hierdoor kunnen meer ouderen hun arbeidsmarktpositie verbeteren, zodat ook zij kunnen profiteren van een aantrekkende arbeidsmarkt. Om dit maximaal effect te laten sorteren, wordt het vernieuwde Actieplan 50pluswerkt met één jaar verlengd. Onderhavige subsidieregeling wordt eveneens met één jaar verlengd.

Aanpassing subsidieregeling naar aanleiding van evaluatie actieplan

Het Actieplan 55pluswerkt, inclusief onderhavige subsidieregeling, is in het voorjaar van 2014 geëvalueerd. Deze tussentijdse evaluatie (Kamerstukken II 2013/14, 29 544, nr. 540) geeft inzicht in de resultaten en vingerwijzingen voor verbetering. De netwerktrainingen en inspiratiedagen blijken een succes zijn.

Tegelijkertijd is ten aanzien van de subsidieregeling duidelijk geworden welke verbeteringen, die het gebruik van de subsidie voor scholing en plaatsing kunnen verhogen, nodig zijn. Dit resulteert in de onderhavige aanpassing van de subsidieregeling op de hierna genoemde punten.

In de definitie van ‘oudere werkloze’ wordt de eis dat men ten tijde van het ontstaan van het recht op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet de leeftijd van 55 jaar moet hebben bereikt, vervangen door de eis dat men op de datum van aanvang van de scholing of EVC-procedure, dan wel op de datum van de aanvang van de dienstbetrekking de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt. Hiermee wordt voorkomen dat oudere werkzoekenden, die tussen het ingaan van het recht op een WW-uitkering en het moment van de aanvraag voor subsidie de leeftijd van 50 jaar bereiken, uitgesloten worden van de stimuleringsmaatregelen uit onderhavige subsidieregeling.

Tevens komt in de definitie van ‘oudere werkloze’ de eis dat men tenminste drie maanden een werkloosheidsuitkering moet hebben, te vervallen.

Het risico op langdurige werkloosheid is bij ouderen relatief groot. Daarom is het wenselijk om in de eerste drie maanden al (lichte) ondersteuning te bieden bij het vinden van werk. Daarnaast komt uit onderzoek1 naar voren dat scholing een effectief middel voor juist deze doelgroep is, om de kans op werk te vergoten. Daarbij komt dat veel 50-plussers in de WW lang bij dezelfde werkgever zijn gebleven, of in dezelfde sector. Hierdoor is deze groep vaker eenzijdig geschoold en daardoor minder makkelijk plaatsbaar in andere sectoren of beroepen. De aanvraag voor subsidie voor scholing en plaatsing wordt op eigen initiatief van respectievelijk de oudere werkloze, die daarmee blijkt geeft van motivatie, en de intermediair gedaan. De noodzaak van de aangevraagde scholing wordt door het UWV getoetst. Deze overwegingen zijn voldoende reden om voor de doelgroep oudere werklozen in deze subsidieregeling de drie maanden wachttijd te laten vervallen.

Daarnaast wordt de subsidieregeling, behoudens enkele technische aanpassingen, op de volgende punten aangepast.

  • Voor subsidie voor scholing kan ook een EVC (Erkenning van Verworven Competenties) procedure in aanmerking komen.

  • Voor subsidie voor scholing kan ook scholing in aanmerking komen met als oogmerk dat betrokkene als zelfstandig ondernemer of freelancer arbeid gaat verrichten.

  • Het maximale bedrag van de scholingsvoucher wordt verhoogd tot maximaal € 1.000,–.

  • De termijn voor de subsidieaanvraag voor scholing wordt verruimd: tot uiterlijk twee weken na aanvang van de scholing kan de aanvraag ingediend worden.

  • In artikel 8 en 14 wordt een uniforme beslistermijn van acht weken op het beslissen op een subsidieaanvraag voor scholing, respectievelijk plaatsing, opgenomen.

  • In artikel 16 wordt de looptijd van de regeling met één jaar verlengd.

Voor deze genoemde wijzingen wordt geen overgangsrecht opgenomen, waardoor de wijzingen gelijk vanaf de dag van inwerkingtreding effect hebben.

Budget

Voor de uitbreiding van het actieplan naar 50-plussers is een extra budget van € 34 miljoen gereserveerd. Hiervan is € 14 miljoen beschikbaar voor subsidie voor scholing en plaatsing. Het totaal beschikbare budget voor de onderhavige subsidieregeling bedraagt tot en met 31 oktober 2017, € 42 miljoen. Het in de regeling opgenomen subsidieplafond wordt dienovereenkomstig aangepast

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (artikel 1 Begripsbepalingen)
Ervaringscertificaat

Er wordt een definitie van een ervaringscertificaat toegevoegd aan de regeling in verband met het feit dat vanaf het moment van inwerkingtreding van deze regeling ook subsidie kan worden aangevraagd en aangewend voor het behalen van een ervaringscertificaat.

Oudere werkloze

De doelgroep wordt na evaluatie verbreed. Voordat deze wijziging inwerking is getreden behoorde tot de doel groep de persoon die:

  • recht heeft op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de WW;

  • op de eerste WW-dag 55 jaar of ouder was; en

  • op het moment van aanvraag al drie maanden of langer een WW-uitkering ontving.

Wanneer deze regeling in werking treedt, komt in aanmerking de persoon die:

  • recht heeft op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de WW; en

  • op het moment van aanvang van de scholing, de EVC-procedure of de dienstbetrekking de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt.

Hierdoor kan een grotere groep aanspraak maken op deze ondersteuning.

Procedure Erkenning van Verworven Competenties (EVC-procedure)

De subsidie voor scholing kan, vanaf het moment van inwerkingtreding van deze regeling, ook worden aangewend voor het behalen van een ervaringscertificaat. Ervaringscertificaten kunnen worden behaald via erkende EVC-aanbieders.

Scholing

Naast scholing die gericht is op het uitoefenen van een beroep of functie in loondienst bij een werkgever, kan vanaf inwerkingtreding van deze regeling, ook scholing gericht op het verrichten van werkzaamheden in uitoefening van een bedrijf, in de zelfstandige uitoefening van een beroep of als freelancer worden gesubsidieerd.

Onderdeel B (artikel 2 Subsidie scholing en plaatsing oudere werkloze)

In dit artikel wordt tot uitdrukking gebracht dat na de wijzigingen in deze regeling het ook mogelijk is subsidie aan te vragen voor scholing die gericht is op het niet in loondienst verrichten van werkzaamheden.

Onderdeel C (artikel 3 Subsidie voor scholing)

Zoals hierboven al vermeld, kan de subsidie voor scholing ook worden aangewend voor het behalen van een ervaringscertificaat. In artikel 1 is te vinden wat onder de procedure wordt verstaan, in dit artikel is opgenomen dat hiervoor beroep kan worden gedaan op het UWV voor subsidie.

Onderdeel D (artikel 5 Subsidiebedrag scholing)

De maximale subsidie voor scholing wordt verhoogd van € 750,– naar € 1.000,–. Na evaluatie blijkt dat de gemiddelde reële prijs van scholing rond dat bedrag ligt. De maximaal te verstrekken subsidie wordt daarop aangepast.

Onderdelen E en F (artikelen 6 en 7 Subsidieaanvraag en weigeringen subsidie)

Voorheen moest de aanvraag voor subsidie voor scholing gedaan worden voor aanvang van deze scholing. Uit de evaluatie is gebleken dat dit niet altijd haalbaar is, daarom is ervoor gekozen om de aanvraagtermijn te verlengen. De volledige aanvraag dient nu uiterlijk twee weken na aanvang van de scholing door het UWV ontvangen te zijn. De aanvrager loopt hierbij wel het risico dat de subsidie wordt geweigerd. De tot dan toe gemaakte kosten blijven dan geheel voor rekening van de aanvrager. De wijzigingen in onderdelen D en E strekken hiertoe.

Onderdelen G en J (artikelen 8 en 14 Subsidievaststelling)

In de regeling is opgenomen dat het UWV binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag aan de betrokkene meedeelt dat de subsidie wordt toegekend. In de regeling is niets opgenomen over een eventuele afwijzing. Nu is de regeling zodanig aangepast dat het UWV maximaal acht weken heeft om een positieve of negatieve beslissing mede te delen.

Onderdeel H (artikel 10 Subsidie voor plaatsing)

In artikel 10 staan de voorwaarden voor subsidie voor plaatsing van de oudere werkloze. De tweede voorwaarde is dat de plaatsing de helft van het aantal uren waarover recht op uitkering bestaat, betreft, met een minimum van 12 uren. Het UWV heeft in de polisadministratie alleen zicht op ‘verloonde uren’ hetgeen in het artikel is aangepast. Tevens wordt verduidelijkt dat het UWV bij de uitvoering van deze subsidieregeling gebruikt maakt van de gegevens zoals opgenomen in de polisadministratie.

Onderdeel J (artikel 12 Subsidieaanvraag)

Het is gebleken dat het voor intermediairs vaak een extra belasting vormt om de aanvragen voor de subsidies, bedoeld in artikel 11, binnen 30 kalenderdagen in te dienen, derhalve wordt deze termijn verruimd naar 45 kalenderdagen.

Onderdelen K en L (artikelen 16 en 18 Aanvragen subsidie en Subsidieplafond)

De looptijd van deze regeling is verlengd en de doelgroep is verbreed. Dit noopt tot het aanpassen van de uiterste data waarbinnen de aanvraag ingediend kan worden alsmede een verhoging van het subsidieplafond.

Het subsidieplafond bedraagt vanaf inwerkingtreding van onderhavige wijzingen € 42.000.000,–.

Onderdeel M (artikel 27 Evaluatie)

In artikel 27 wordt het moment van evaluatie van de subsidieregeling met één jaar verlengd omdat ook de looptijd van deze regeling in artikel 16 met een jaar is verlengd.

Onderdeel N (artikel 28 Inwerkingtreding)

Vanwege verlenging van de looptijd van de regeling moeten ook een aantal data worden aangepast waarop de regeling op grond van artikel 28 zou vervallen.

Artikel II

De inwerkingtredingsdatum is, in afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten, vastgesteld op de dag na publicatie van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst. Afwijking is gewenst omdat deze regeling aanmerkelijke verbeteringen bevat die in de praktijk voor de doelgroep zeer gewenst zijn en dus zo spoedig mogelijk in werking moeten treden. Dit heeft een begunstigend effect voor de subsidieaanvragers.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Koning, J. de, Gelderblom, A., Zandvliet, K. & Boom, L. van den. (2005). Effectiviteit van re-integratie. De stand van zaken, literatuuronderzoek.

Rotterdam: SEOR.

Naar boven