ARTIKEL I
Artikel 2.2 van de Regeling zorgverzekering wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw), onderdelen a, b, d en e, wordt ‘indien de verzekerde deelneemt
aan het onderzoek dat door ZonMw wordt gefinancierd’ telkens vervangen door: voor
zover de verzekerde deelneemt aan onderzoek als bedoeld in het tweede lid naar deze
zorg.
3. In het eerste lid (nieuw), onderdeel c, wordt na ‘(MR CLEAN)’ ingevoegd: of aan observationeel
onderzoek als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, naar deze zorg.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2014.
TOELICHTING
1. Algemeen
Uit de ervaringen met de eerste jaren voorwaardelijke toelating is gebleken dat er
veel zorgaanbieders waren die de voorwaardelijk toegelaten zorg aanboden zonder aan
het onderzoek deel te nemen dat noodzakelijk is om aan het eind van de voorwaardelijke
toelatingsperiode een uitspraak te kunnen doen over de effectiviteit van de zorg (verder
te noemen: hoofdonderzoek). Dit kan een succesvol verloop van het hoofdonderzoek belemmeren,
omdat er niet voldoende mensen aan dit onderzoek deelnemen. Daarom is per 1 januari
2014 geregeld dat de voorwaardelijk toegelaten zorg slechts onder de te verzekeren
prestatie valt indien de verzekerde patiënt deelneemt aan het hoofdonderzoek. Deze
patiënten hadden per die datum dus geen aanspraak op deze zorg of de vergoeding van
de kosten daarvan, indien zij niet deelnamen aan het hoofdonderzoek.
In de praktijk is echter gebleken dat er patiënten zijn die niet de mogelijkheid hebben
om aan het hoofdonderzoek deel te nemen. Het gaat dan met name om de situatie dat
het onderzoek ‘vol’ zit of dat patiënten niet aan de criteria voor deelname aan het
onderzoek voldoen. Het gaat daarbij niet om de ‘zorginhoudelijke’ criteria, maar criteria
zoals het spreken van de Nederlandse taal of het beschikken over een computer.
Om deze patiënten toch de voorwaardelijk toegelaten zorg ten laste van de zorgverzekering
te bieden, is met de onderhavige regeling de Regeling zorgverzekering (Rzv) aangepast.
Deze aanpassing regelt dat patiënten die niet aan het hoofdonderzoek kunnen deelnemen,
wel aanspraak kunnen maken op de voorwaardelijk toegelaten zorg indien ze aan het
aanvullende observationeel onderzoek deelnemen. Uiteraard is dit alleen mogelijk bij
interventies waarvoor ook een dergelijk onderzoek is opgestart. Dat is momenteel het
geval voor de interventies die omschreven zijn in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel
a en b, van de Rzv. Voor de interventie die omschreven is in artikel 2.2, eerste lid,
onderdeel e, bestaat het hoofdonderzoek uit een observationeel onderzoek. Bij deze
interventie is er nog geen sprake van een aanvullend observationeel onderzoek.
Een observationeel onderzoek levert ook nuttige gegevens op over de voorwaardelijk
toegelaten zorg. Te denken valt aan het verkrijgen van meer inzicht in bijwerkingen.
Daarnaast is het door de koppeling aan observationeel onderzoek ook voor de patiënten
die deze voorwaardelijk toegelaten zorg ontvangen helder dat het gaat om veelbelovende,
maar nog niet bewezen effectieve zorg.
2. Artikelsgewijs
Artikel I
In eerste lid (nieuw) van artikel 2.2 van de Rzv is thans geregeld dat de voorwaardelijk
toegelaten zorg onder de te verzekeren prestatie valt voor zover de verzekerde deelneemt
aan het onderzoek naar deze voorwaardelijk toegelaten zorg. Gekozen is voor de woorden
‘voor zover’ omdat er zorgaanbieders zijn die het woord ‘indien’ dat tot nu toe in
dit lid stond, zo interpreteren dat ook vervolgbehandelingen gedurende de gehele periode
van de voorwaardelijke toelating onder deze aanspraak vallen. Met de woorden ‘voor
zover’ is volstrekt duidelijk dat het gaat om de zorg die wordt verleend tijdens de
periode waarin de patiënt deelneemt aan en in het kader van het onderzoek. Het gaat
dan om de behandeling met de desbetreffende interventie en behandelingen die tijdens
de follow-up periode worden uitgevoerd. In het onderzoeksprotocol is aangegeven hoe
lang de follow-upperiode die relevant is voor het onderzoek voor een patiënt duurt.
Vervolgbehandelingen na de follow-upperiode vallen niet onder het onderzoek.
In het tweede lid van artikel 2.2 van de Rzv is omschreven wat het onderzoek, bedoeld
in het eerste lid van dat artikel inhoudt. Dat onderzoek is:
-
a. het hoofdonderzoek naar de effectiviteit van de desbetreffende voorwaardelijk toegelaten
zorg dat door ZonMw wordt gefinancierd, en
-
b. aanvullend observationeel onderzoek naar de desbetreffende voorwaardelijk toegelaten
zorg, bedoeld in onderdeel a, dat wordt verricht. Voor dat observationeel onderzoek
komen in aanmerking:
-
1°. patiënten die niet aan de criteria voor deelname aan het hoofdonderzoek voldoen. Het
gaat daarbij niet om de zorginhoudelijke criteria. Daar moeten zij wel aan voldoen;
-
2°. patiënten die niet hebben deelgenomen aan het hoofdonderzoek omdat dat ‘vol’ zat;
-
3°. patiënten die hebben deelgenomen aan het hoofdonderzoek maar niet de voorwaardelijk
toegelaten zorg kregen, omdat zij onder de controlegroep vielen en de standaardzorg
ontvingen. In dat geval hebben deze patiënten ook recht op deelname aan het observationeel
onderzoek, mits hun deelname aan het hoofdonderzoek is voltooid. Indien de patiënt
zich voortijdig uit het hoofdonderzoek heeft teruggetrokken geldt dit recht niet.
Het is immers van groot belang dat er voldoende onderzoeksgegevens worden verzameld
om aan het eind van de periode van voorwaardelijke toelating een uitspraak te kunnen
doen over de effectiviteit van de voorwaardelijk toegelaten zorg.
In het nieuwe artikel 2.2, tweede lid, onderdeel b, subonderdeel 1°, wordt gesproken
over ‘zorginhoudelijke criteria’. Het gaat daarbij om een medische indicatie en het
merendeel van de in- en exclusiecriteria. Voorwaarde voor het ten laste van de zorgverzekering
komen van zorg is altijd dat de patiënt een indicatie heeft voor de desbetreffende
zorg. Daarnaast zal een zorgaanbieder een patiënt niet behandelen als er contra-indicaties
zijn. Deze zorginhoudelijke criteria zijn omschreven in de protocollen van de desbetreffende
onderzoeken. Indien de patiënt op basis van dergelijke zorginhoudelijke criteria niet
in aanmerking komt voor deelname aan het hoofdonderzoek dan komt hij ook niet in aanmerking
voor deelname aan het observationeel onderzoek. Dat laatste is slechts het geval als
het gaat om andere dan zorginhoudelijke criteria voor de deelname aan het onderzoek,
zoals het spreken van de Nederlandse taal of het beschikken over een computer.
Overigens heeft een patiënt die geen toestemming wil geven voor deelname aan of voor
het gebruik van zijn gegevens voor het hoofd- of observationeel onderzoek geen aanspraak
op de voorwaardelijk toegelaten zorg.
Bij onderzoeken is in het algemeen sprake van een bepaald patiëntenaantal waarover
gegevens moeten worden verzameld. Zodra er zich voldoende patiënten hebben aangemeld
voor deelname aan het onderzoek, sluit de ‘inclusie’ en kunnen er geen patiënten meer
deelnemen. Op deze situatie duiden de onderdelen 2° en 3° van artikel 2.2, tweede
lid, onderdeel b.
Het hoofdonderzoek kan verschillende vorm aannemen. Zo kan er bijvoorbeeld sprake
zijn van een vergelijkend onderzoek of een observationeel onderzoek. Indien het hoofdonderzoek
de vorm heeft van een vergelijkend onderzoek is er sprake van een groep patiënten
die de voorwaardelijk toegelaten zorg ontvangt, en een controlegroep die de standaardbehandeling
krijgt. Indien de patiënt deel heeft uitgemaakt van deze controlegroep en de standaardbehandeling,
inclusief de follow-up in het kader van het onderzoek, volledig heeft afgerond, kan
hij alsnog aanspraak maken op de voorwaardelijk toegelaten zorg door aan het observationeel
onderzoek deel te nemen. Voorwaarde daarvoor is uiteraard wel dat er op dat moment
een medische indicatie is voor de desbetreffende zorg.
Artikel 2.2, tweede lid, onderdeel b, heeft op dit moment alleen betekenis voor de
interventies, bedoeld in artikel 2.2, onderdelen a en b. Aan deze interventies is
reeds een observationele studie verbonden. Dat geldt niet voor de interventies, bedoeld
in artikel 2.2, onderdelen c en d. Zodra dat wel het geval is, heeft artikel 2.2,
onderdeel b, ook betrekking op deze interventies. Voor de interventie, bedoeld in
artikel 2.2, onderdeel e, loopt alleen een observationeel onderzoek; het observationeel
onderzoek is daar dus het hoofdonderzoek. Aangezien het observationeel onderzoek bij
deze interventie niet ‘aanvullend’ is, is artikel 2.2, tweede lid, onderdeel b, van
de Rzv niet van toepassing op het hoofdonderzoek. Het is evenwel niet uitgesloten
dat er een aanvullend operationeel onderzoek wordt gestart. Gelet op de afwijkende
formulering van artikel 2.2, eerste lid, onderdeel c, van de Rzv, ten opzichte van
de formuleringen in de overige onderdelen van artikel 2.2, eerste lid, is de optie
van observationeel onderzoek apart aan onderdeel c toegevoegd. Hiermee is niet beoogd
om inhoudelijk iets anders te regelen.
In artikel 2.2, tweede lid, is eveneens geregeld dat het observationeel onderzoek
in samenhang met het hoofdonderzoek moet zijn opgezet en worden uitgevoerd. alsmede
dat er sprake moet zijn van een landelijke uitvoering. De opstellers en uitvoerders
van het hoofdonderzoek ook betrokken moeten zijn bij het opzetten en verrichten van
het observationeel onderzoek. Het is immers essentieel dat de indicatievoorwaarden,
de behandeling, de duur van behandeling en de studieopzet bij het observationeel onderzoek
afgestemd zijn op die van het hoofdonderzoek, zodat bij observationeel onderzoek ook
alleen de zorg vergoed wordt indien daarvan sprake is.
Artikel II
In artikel II is geregeld dat deze wijziging in werking treedt met ingang van de dag
na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en terug
werkt tot en met 1 januari 2014. Dit betekent dat voor de patiënten die sinds 1 januari
2014 hebben deelgenomen aan het aanvullend observationeel onderzoek overeenkomstig
de voorwaarden die daaraan zijn gesteld, de zorgkosten alsnog onder de zorgverzekering
vallen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers