Beleidsregel van de Inspecteur-generaal van het onderwijs van 4 september 2014, nr. 4389783, betreffende de uitleg van de zinsnede ‘niet volgens de geldende regels is afgenomen’, bedoeld in artikel 11 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB, en betreffende de uitoefening van de bevoegdheid om te besluiten dat het centraal examen geheel of gedeeltelijk voor een of meer deelnemers opnieuw wordt afgenomen, bedoeld in artikel 11 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB (Beleidsregel niet op regelmatige wijze afnemen van het centraal examen in beroepsopleidingen)

De Inspecteur-generaal van het onderwijs,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 11 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB;

Besluit:

Artikel 1 Definities

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

besluit:

Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB;

centraal examen:

het centraal examen, bedoeld in artikel 1 van het besluit;

college:

het College voor examens, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet College voor examens;

examencommissie:

de examencommissie, bedoeld in artikel 7.4.5 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

examenprotocol:

het door het college vastgestelde examenprotocol, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel j, van het besluit;

inspectie:

de Inspectie van het onderwijs, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het onderwijstoezicht;

onregelmatigheid:

het niet volgens de geldende regels afnemen van het centraal examen, bedoeld in artikel 11 van het besluit;

proces-verbaal:

het proces-verbaal, bedoeld in het examenprotocol.

Artikel 2 Onregelmatigheid

  • 1. Onder het niet volgens de geldende regels afnemen van het centraal examen, bedoeld in artikel 11 van het besluit, wordt in ieder geval verstaan:

    • a. het tijdens het centraal examen onrechtmatig gebruiken van, dan wel beschikken over, op grond van het besluit of examenprotocol niet toegestane informatie of hulpmiddelen, die van invloed kunnen zijn op de prestaties van een of meer deelnemers;

    • b. het tijdens of voorafgaand aan het centraal examen onrechtmatig ter beschikking van een of meer deelnemers komen van niet in het besluit of examenprotocol voorziene informatie of hulpmiddelen dienstbaar aan het beantwoorden van de examenvragen of, geheel of ten dele, de antwoorden op die vragen zelf;

    • c. het tijdens het centraal examen niet of ontoereikend uitoefenen van toezicht, althans, niet het nodige toezicht uitoefenen als bedoeld in artikel 9, onder b, van het besluit of in het examenprotocol, dat tot gevolg heeft dat de onder a of b bedoelde informatie of hulpmiddelen ter beschikking van een of meer deelnemers kunnen komen;

    • d. het tijdens het centraal examen in strijd met het besluit of examenprotocol ter beschikking stellen van meer examentijd;

    • e. het na afloop van het centraal examen zonder rechtsgrond aanbrengen van wijzigingen in het door de deelnemer aangeleverde examenwerk; of

    • f. het in strijd met artikel 10 of hoofdstuk II, paragraaf 4, van het besluit toekennen van een cijfer of examenuitslag.

  • 2. Indien sprake is van een onregelmatigheid die niet op grond van het examenprotocol door de examencommissie kan worden afgehandeld, doet de examencommissie daarvan zo spoedig mogelijk melding aan de inspectie door middel van een Aanvraagformulier opnieuw afnemen centraal examen.

  • 3. Indien sprake is van een onregelmatigheid die door de inspectie wordt afgehandeld en dit een andere onregelmatigheid betreft dan bedoeld in het eerste lid, beoordeelt de directeur Toezicht MBO van de inspectie of het centraal examen niet volgens de geldende regels is afgenomen.

Artikel 3 Behandeling signalen en meldingen examencommissie

Bij een signaal over een onregelmatigheid of bij een melding als bedoeld in artikel twee, tweede lid, handelt de inspectie voor zover mogelijk als volgt:

  • a. het signaal of de melding en de wijze van afhandeling daarvan worden geregistreerd;

  • b. de inspectie beoordeelt of het signaal of de melding duidt op een mogelijke onregelmatigheid;

  • c. bij de beoordeling, bedoeld onder b, vraagt de inspectie de signaalgever en/of de examencommissie om een toelichting op het signaal of de melding, verzoekt de inspectie de examencommissie zo nodig om inzage in het proces-verbaal en bespreekt de inspectie de onregelmatigheid met de examencommissie en het bevoegd gezag van de instelling waar de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden.

Artikel 4 Terugverwijzing naar examencommissie, opnieuw afnemen van het examen en ongeldig verklaren van examenwerk

  • 1. Als de inspectie naar aanleiding van het signaal of de melding, bedoeld in artikel 3, oordeelt dat er sprake is van een onregelmatigheid kan de inspectie beslissen dat:

    • a. de onregelmatigheid op grond van het examenprotocol door de examencommissie kan worden afgehandeld, of;

    • b. het centraal examen geheel of gedeeltelijk voor een of meer deelnemers opnieuw moet worden afgenomen.

  • 2. Indien de inspectie beslist dat het centraal examen geheel of gedeeltelijk voor een of meer deelnemers opnieuw moet worden afgenomen, verklaart de inspectie daartoe het door die deelnemer of deelnemers gemaakte centraal examen geheel of gedeeltelijk ongeldig.

Artikel 5 Procedure ongeldig verklaren examenwerk en opnieuw afnemen examen

De inspectie hanteert voor zover mogelijk de volgende procedure bij het geheel of gedeeltelijk voor een of meer deelnemers opnieuw afnemen van het centraal examen:

  • a. de inspectie verzoekt de examencommissie het in de bijlage bij deze beleidsregel opgenomen Aanvraagformulier opnieuw afnemen centraal examen in te vullen en naar de inspectie te sturen;

  • b. de inspectie neemt vervolgens een schriftelijk, met redenen omkleed en tot het bevoegd gezag gericht besluit, inhoudende dat het centraal examen geheel of gedeeltelijk voor een of meer deelnemers opnieuw moet worden afgenomen en dat daartoe het door die deelnemer of deelnemers gemaakte centraal examen geheel of gedeeltelijk ongeldig is verklaard, en tevens inhoudende of al dan niet toepassing wordt gegeven aan artikel 11, tweede lid, van het besluit;

  • c. de inspectie informeert de examencommissie over het besluit als bedoeld onder b en geeft daarbij aan of de examencommissie al dan niet contact met het college dient op te nemen over de toepassing van artikel 11, tweede lid, van het besluit.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel niet op regelmatige wijze afnemen van het centraal examen in beroepsopleidingen.

Artikel 7 Inwerkingtreding beleidsregel

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 oktober 2014.

Deze beleidsregel zal met de toelichting op de website van de inspectie worden geplaatst.

De Inspecteur-generaal van het onderwijs, A.S. Roeters

BIJLAGE: AANVRAAGFORMULIER OPNIEUW AFNEMEN CENTRAAL EXAMEN

Aanvraagnummer (in te vullen door de Inspectie van het Onderwijs):

Datum:

BRIN-nummer instelling:

Naam instelling:

Examencommissie die aanvraag doet:

Indiener en functie die aanvraag doet:

Telefoonnummer indiener:

E-mailadres indiener:

Datum onregelmatigheid bij afname:

Tijdstip onregelmatigheid bij afname:

Examen: Ned2F / Ned3F / Rek2F / Rek3F

Betrokken examenvarianten:

Afnameperiode:

Beschrijving onregelmatigheid:

  • 1. Wat is er gebeurd?

  • 2. Op hoeveel deelnemers had de onregelmatigheid betrekking?

  • 3. Hoeveel deelnemers hebben deelgenomen aan het desbetreffende examen?

Ik, .............................., verklaar dit formulier naar waarheid te hebben ingevuld op .............................. te ..............................

TOELICHTING

Algemeen

De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) heeft op grond van artikel 11 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB de bevoegdheid om te besluiten dat het centraal examen geheel of gedeeltelijk voor een of meer studenten opnieuw wordt afgenomen. De inspectie heeft deze bevoegdheid als het centraal examen naar haar oordeel niet volgens de geldende regels is afgenomen en er dus sprake is van een ‘onregelmatigheid’.

In de ‘Beleidsregel niet op regelmatige wijze afnemen van het centraal examen in beroepsopleidingen’ (hierna: beleidsregel) is nader uitgewerkt wat de inspectie onder een onregelmatigheid verstaat, waarbij met name invulling wordt gegeven aan onregelmatigheden gerelateerd aan fraude en schending van de geheimhouding. Daarnaast is aangegeven welke procedure de inspectie volgt om tot de beslissing te komen dat het centraal examen voor een of meer studenten geheel of gedeeltelijk opnieuw moet worden afgenomen.

Aansluiting bij het voortgezet onderwijs

De beleidsregel is opgesteld in navolging van de ‘Beleidsregel niet op regelmatige wijze afnemen van het centraal examen in het voortgezet onderwijs’. Onderhavige beleidsregel beoogt hier zoveel mogelijk bij aan te sluiten, met inachtneming van de verschillen tussen het middelbaar beroepsonderwijs en (regelgeving krachtens) de Wet educatie en beroepsonderwijs enerzijds en het voortgezet onderwijs en (regelgeving krachtens) de Wet op het voortgezet onderwijs anderzijds.

In de beleidsregel voor het voortgezet onderwijs staat de term ‘onregelmatigheid’ centraal, aangezien artikel 43 van het Eindexamenbesluit VO is gestoeld op de zinsnede ‘niet op regelmatige wijze heeft plaatsgehad’. Artikel 11 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB is gestoeld op de iets andersluidende zinsnede ‘niet volgens de geldende regels is afgenomen’, maar kortheidshalve is ervoor gekozen om de term ‘onregelmatigheid’ ook in onderhavige beleidsregel te gebruiken.

Verder gaat de beleidsregel voor het voortgezet onderwijs uit van het bevoegd gezag als normadressaat, terwijl onderhavige beleidsregel vooral in een grote rol voor de examencommissie voorziet. De reden hiervoor is dat de examencommissie in het middelbaar beroepsonderwijs onder andere is belast met de organisatie, afname en beoordeling van het centraal examen en zorgdraagt voor (de vaststelling van regels met betrekking tot) de goede gang van zaken tijdens het centraal examen.1 In het voortgezet onderwijs is daarentegen veelal het bevoegd gezag of in sommige gevallen de directeur van de school verantwoordelijk voor soortgelijke taken. Maar ook met betrekking tot onderhavige beleidsregel blijft het bevoegd gezag het formele aanspreekpunt van de inspectie. Als de inspectie een besluit op grond van artikel 11 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB neemt, zal dit dus worden gericht aan het bevoegd gezag. En als de examencommissie niet aan haar (informatie- of meldings)plichten voldoet, is het bevoegd gezag daar verantwoordelijk voor.

Verhouding tussen het examenprotocol, artikel 11 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB en de beleidsregel

Op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel j, van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB stelt het College voor examens (hierna: college) een examenprotocol vast, waarin de gang van zaken tijdens het centraal examen is vastgelegd. De beleidsregel is daarom in overleg met het college tot stand gekomen en beoogt tevens zoveel mogelijk aan te sluiten bij het examenprotocol. De beleidsregel bevat een aantal verwijzingen naar het examenprotocol, maar verwijst daarbij niet naar specifieke artikelnummers. Deze zijn achterwege gelaten omdat het examenprotocol jaarlijks gewijzigd kan worden.

Op grond van het examenprotocol kan de examencommissie een aantal categorieën van onregelmatigheden zelf afhandelen. In grote lijnen betreft dat de volgende categorieën:

  • Onregelmatigheden begaan door een individuele student, zoals spieken of afwezigheid zonder geldige reden;

  • Onregelmatigheden die ertoe leiden dat een individuele student of een aantal studenten de zitting niet kan afmaken, zoals het onwel worden van een student of het vastlopen van een aantal computers;

  • Onregelmatigheden op zittingsniveau wegens calamiteiten, zoals een stroomstoring of brandoefening die ertoe leidt dat een complete zitting voortijdig moet worden afgebroken.

Alle onregelmatigheden die niet op grond van het examenprotocol kunnen worden afgehandeld door de examencommissie, moeten volgens het examenprotocol worden gemeld bij de inspectie en zullen vervolgens conform de beleidsregel worden afgehandeld door de inspectie. Met andere woorden: alle onregelmatigheden waarvoor het examenprotocol niet in een bevoegdheid van de examencommissie voorziet, horen thuis bij de inspectie.

Een categorie van onregelmatigheden die niet door de examencommissie maar door de inspectie wordt afgehandeld, is bijvoorbeeld die van onregelmatigheden wegens fouten van de instelling. Het begrip ‘calamiteiten’, zijnde overmachtssituaties, moet hier dus worden onderscheiden van situaties die verwijtbaar zijn aan de instelling, zoals schending van de geheimhoudingsplicht door medewerkers, ontoereikend toezicht, de toekenning van foutieve examenuitslagen, het toestaan van onrechtmatige hulpmiddelen, et cetera. Ook onregelmatigheden die het zittingsniveau overstijgen, zoals een grootschalige fraude, horen in alle gevallen thuis bij de inspectie.

De taakverdeling tussen de examencommissie en de inspectie is dus grotendeels neergelegd in het examenprotocol. In geval van twijfel kan de instelling echter altijd contact met de inspectie opnemen.

Verhouding tussen artikel 11 en artikel 12 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB

De situaties die onder artikel 11 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB vallen moeten voorts worden onderscheiden van de situaties die onder artikel 12 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB vallen. Artikel 11 heeft betrekking op situaties waarin het centraal examen niet volgens de geldende regels is afgenomen. Artikel 12 heeft betrekking op situaties waarin het centraal examen door onvoorziene omstandigheden niet op de voorgeschreven wijze kan worden afgenomen en de afname met andere woorden dus überhaupt niet kan starten; hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan een spoorwegstaking of een natuurramp. In dat geval beslist niet de inspectie maar de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hoe moet worden gehandeld.

Administratieve lasten

Bij de voorbereiding van deze beleidsregel is nagegaan of sprake is van administratieve lasten. De inspectie voorziet dat aan dit voorstel geen structurele of eenmalige administratieve lasten zijn verbonden, omdat de bestaande informatieverplichtingen niet worden gewijzigd.

Zoals gezegd moeten alle onregelmatigheden die niet op grond van het examenprotocol kunnen worden afgehandeld door de examencommissie, volgens het examenprotocol worden gemeld bij de inspectie. De inspectie heeft er weliswaar voor gekozen deze meldingen via een aanvraagformulier te laten verlopen, maar de verplichting zelf is gebaseerd op het examenprotocol en niet op de beleidsregel. De verwachting is bovendien dat het invullen van een aanvraagformulier niet tot méér administratieve lasten leidt dan andere middelen om aan bedoelde meldplicht te voldoen. Een telefonische melding of een schriftelijke melding per e-mail of brief zal immers eveneens tijd kosten en vervolgcorrespondentie opleveren indien daarbij niet direct de benodigde informatie wordt verstrekt. Het aanvraagformulier kan dit (deels) voorkomen door reeds te specificeren welke informatie de inspectie allereerst nodig heeft om de vervolgstappen aan de hand van de beleidsregel te bepalen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

In het eerste lid van artikel 2 is uitgewerkt wat de inspectie onder een onregelmatigheid verstaat, waarbij zoals gezegd met name invulling wordt gegeven aan onregelmatigheden gerelateerd aan fraude en schending van de geheimhouding. Dit laat echter onverlet dat ook andersoortige onregelmatigheden conform de beleidsregel kunnen worden afgehandeld.

M.b.t het eerste lid, onder c – Als het toezicht tijdens het centraal examen (gedeeltelijk) ontbreekt of ontoereikend is, bestaat altijd het risico dat de onder a of b bedoelde informatie of hulpmiddelen ter beschikking van een of meer studenten kunnen komen. Dit onderdeel doelt slechts op de situaties waarin daartoe daadwerkelijk een vermoeden of ernstig risico bestaat.

M.b.t het tweede lid – Op grond van het examenprotocol is de examencommissie verplicht alle onregelmatigheden waarvoor het examenprotocol niet in een bevoegdheid van de examencommissie voorziet, te melden bij de inspectie. De inspectie beoordeelt en behandelt deze melding vervolgens (mede) aan de hand van de beleidsregel. Dit lid bevat volledigheidshalve een verwijzing naar de meldingsplicht voor de examencommissie zoals neergelegd in het examenprotocol en schrijft daarbij het gebruik van het Aanvraagformulier opnieuw afnemen centraal examen voor. Het is de bedoeling dat de examencommissie de melding zo spoedig mogelijk doet. Als de examencommissie met een twijfelgeval inzake de taakverdeling tussen haarzelf en de inspectie te maken meent te hebben, kan zij dit tevens op het aanvraagformulier aangeven en zal de inspectie contact met de examencommissie opnemen.

M.b.t. het derde lid – In het examenprotocol is een taakverdeling tussen de examencommissie en de inspectie neergelegd. Die taakverdeling houdt onder andere in dat de inspectie alle onregelmatigheden afhandelt waarvoor het examenprotocol niet in een bevoegdheid van de examencommissie voorziet. Dit is echter een bredere categorie van onregelmatigheden dan die genoemd in het eerste lid, welke immers met name betrekking hebben op fraude en schending van de geheimhouding. In het geval de inspectie een onregelmatigheid afhandelt die niet onder het eerste lid valt, beoordeelt de directeur Toezicht MBO of het centraal examen al dan niet volgens de regels is afgenomen.

Artikel 3

Op grond van het examenprotocol is de examencommissie verplicht alle onregelmatigheden waarvoor het examenprotocol niet in een bevoegdheid van de examencommissie voorziet, te melden bij de inspectie. Daarnaast kunnen ook studenten, ouders, medewerkers of andere betrokkenen natuurlijk altijd uit eigen beweging een signaal bij de inspectie afgeven. Voor hen bevat het examenprotocol overigens geen meldingsplicht jegens de inspectie en noch zijn zij hiervoor gebonden aan de verplichtingen die voor de examencommissie gelden, zoals het invullen van een Aanvraagformulier opnieuw afnemen centraal examen en het geven van een toelichting.

In artikel 3 is uitgewerkt hoe de inspectie omgaat met een signaal door een signaalgever of een melding door de examencommissie. Op grond van dit artikel behandelt de inspectie signalen en meldingen voor zover mogelijk hetzelfde, met dien verstande dat signaalgevers in tegenstelling tot de examencommissie dus tot niets verplicht zijn.

Binnen de inspectie is een werkgroep examens. De inspecteurs die in deze werkgroep plaats hebben, kunnen bij de beoordeling van een signaal of melding de signaalgever en/of de examencommissie conform onderdeel c om een toelichting vragen en de onregelmatigheid met het bevoegd gezag van de instelling bespreken. Daarnaast moet de examencommissie op grond van het examenprotocol een proces-verbaal hebben bijgehouden, waarin het gehele proces vanaf de ontvangst van de exameninstrumenten tot en met de cijferbepaling is geadministreerd. De inspectie kan de examencommissie tevens om inzage in dit proces-verbaal verzoeken. Ook eventuele andere betrokkenen kunnen om een toelichting op een signaal of melding worden gevraagd, maar wegens de grote verscheidenheid aan mogelijke situaties is deze handeling niet expliciet opgenomen in artikel 3.

Artikel 4

Indien het signaal of de melding als bedoeld in artikel 3 betrekking heeft op een onregelmatigheid die op grond van het examenprotocol door de examencommissie kan worden afgehandeld, beslist de inspectie op grond van het eerste lid, onder a, tot terugverwijzing naar de examencommissie. Hier kan de inspectie bijvoorbeeld gebruik van maken als de examencommissie een onregelmatigheid (klaarblijkelijk) onnodig bij de inspectie heeft gemeld of contact met de inspectie heeft opgenomen inzake een twijfelgeval. Ondanks het feit dat de taakverdeling tussen de examencommissie en de inspectie is neergelegd in het examenprotocol, kunnen zich immers altijd twijfelgevallen voordoen. Door de inspectie bij twijfel te raadplegen kan de inspectie eenduidigheid van de taakverdeling bewaken en bovendien in kaart brengen waar het examenprotocol en/of de beleidsregel nog verduidelijking behoeven. Met de mogelijkheid tot terugverwijzing naar de examencommissie wordt voorkomen dat hierbij een verschuiving van verantwoordelijkheden kan ontstaan; het feit dat de examencommissie een twijfelgeval meldt, betekent dus niet dat de inspectie deze zonder meer afhandelt. Overigens kan voor de melding van een twijfelgeval eveneens het Aanvraagformulier opnieuw afnemen centraal examen worden gebruikt.

Indien het signaal of de melding als bedoeld in artikel 3 betrekking heeft op een onregelmatigheid die zich naar het oordeel van de inspectie niet leent voor afhandeling door de examencommissie, kan de inspectie op grond van het eerste lid, onder b, beslissen dat het centraal examen geheel of gedeeltelijk voor een of meer studenten opnieuw moet worden afgenomen. Het gemaakte centraal examen wordt hiertoe op grond van het tweede lid geheel of gedeeltelijk ongeldig verklaard, zodat duidelijk is dat dit deel van het werk niet meetelt in de uitslagbepaling. Hieruit vloeit voort dat slechts het examenwerk dat door de student of studenten geheel of gedeeltelijk opnieuw wordt gemaakt meetelt voor de uitslagbepaling, en niet het ongeldig verklaarde examenwerk. De student behoudt dan ook zijn recht op een herkansing.

Artikel 5

In artikel 5 is de procedure uitgewerkt die de inspectie volgt wanneer zij beslist dat het centraal examen voor een of meer studenten geheel of gedeeltelijk opnieuw wordt afgenomen. Om het examenwerk ongeldig te kunnen verklaren moet de examencommissie eerst het Aanvraagformulier opnieuw afnemen centraal examen invullen en toesturen aan de inspectie.

Het bevoegd gezag ontvangt hierop een schriftelijk gemotiveerd besluit, waarin de inspectie onder andere aangeeft of zij het college op grond van artikel 11, tweede lid, van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB verzoekt om nieuwe opgaven vast te stellen en te bepalen op welke wijze en door wie het examen zal worden afgenomen. De inspectie kan onder omstandigheden bijvoorbeeld ook besluiten dat de betreffende student(en) zal/zullen moeten wachten tot een volgende afnameperiode, waarmee immers geen toepassing aan artikel 11, tweede lid, van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB hoeft te worden gegeven.

Genoemd schriftelijk besluit is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen derhalve ook bezwaar- en beroepsprocedures openstaan. Hierbij geldt een redelijke termijn als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht.

De Inspecteur-generaal van het onderwijs, A.S. Roeters


X Noot
1

Zie de artikelen 7.4.5, eerste lid, en 7.4.8, vijfde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de artikelen 9 en 10 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB.

Naar boven