Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, van 21 augustus 2014, nr. HO&S/645182, tot vaststelling van de vergoedingen voor de leden, met inbegrip van de voorzitter, van de Landelijke geschillencommissie medezeggenschap hoger onderwijs (Vergoedingenbesluit Landelijke geschillencommissie medezeggenschap hoger onderwijs 2014)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de overige leden en overige plaatsvervangende leden van de Landelijke geschillencommissie medezeggenschap hoger onderwijs, bedoeld in artikel 9.39 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, ontvangen, onverminderd artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, per vergadering een vergoeding.

  • 2. De vergoeding per vergadering bedraagt voor de leden en de plaatsvervangende leden van de commissie 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 3. In afwijking van het tweede lid bedraagt de vergoeding per vergadering voor de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van de commissie 130% van het bedrag, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. De leden en de plaatsvervangende leden van de commissie, met inbegrip van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter, ontvangen onverminderd artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van het Reisbesluit binnenland.

Artikel 2

Het Vergoedingsbesluit Landelijke geschillencommissie medezeggenschap hoger onderwijs wordt met ingang van 1 september 2014 ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2014.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Vergoedingsbesluit Landelijke geschillencommissie medezeggenschap hoger onderwijs 2014.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap M. Bussemaker

TOELICHTING

Tot (plaatsvervangend) lid van de Landelijke geschillencommissie medezeggenschap hoger onderwijs, bedoeld in artikel 9.39 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, zijn voor de periode van 1 september 2014 tot en met 31 augustus 2018 door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap benoemd:

  • a. tot lid de heer prof. mr. T.J. van der Ploeg, voorgedragen door het Landelijk Overleg Voorzitters Universitaire Medezeggenschapsorganen (LOVUM) en de Vereniging van Medezeggenschapsraden van Hogescholen (VMH);

  • b. tot plaatsvervangend lid de heer mr. drs. F. Veenstra, eveneens voorgedragen door LOVUM en VMH;

  • c. tot lid de heer mr. K.P. Piena, voorgedragen door de Vereniging van Universiteiten (VSNU) en de Vereniging Hogescholen (herbenoeming) en

  • d. tot plaatsvervangend lid de heer prof. dr. T. van Haaften, eveneens voorgedragen door VSNU en Vereniging Hogescholen (herbenoeming).

  • e. mevrouw mr. S.F.M. Wortmann, tevens voorzitter, voorgedragen door de benoemde leden van de Landelijke geschillencommissie medezeggenschap hoger onderwijs (herbenoeming).

In dit besluit wordt vastgesteld op welke vergoedingen deze commissieleden aanspraak kunnen maken. Het gaat daarbij om een vergoeding per vergadering en om een vergoeding van reis- en verblijfkosten. Artikel 3 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bepaalt dat als een vergadering ook worden beschouwd twee of meer vergaderingen die op dezelfde dag vallen.

Het vigerende Vergoedingsbesluit Landelijke geschillencommissie medezeggenschap hoger onderwijs regelt de benoeming en de vergoedingen van de voorzitter en leden van de commissie van 1 september 2010 tot en met 31 augustus 2014. Dat besluit heeft vanaf 1 september 2014 dus geen betekenis meer en wordt om die reden met ingang van dat tijdstip ingetrokken. De regeling van de vergoedingen in dit besluit is materieel ongewijzigd gebleven ten opzichte van het Vergoedingsbesluit Landelijke geschillencommissie medezeggenschap hoger onderwijs.

Van de toekenning van vergoedingen zijn op grond van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies uitgesloten:

  • a. personen die een functie vervullen bij instellingen of organisaties als bedoeld in de artikelen 1.2 tot en met 1.5 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, indien hun benoeming of deelname aan de werkzaamheden haar oorzaak vindt in de functie die zij vervullen;

  • b. vertegenwoordigers van organisaties die gelegenheid hebben op te komen voor groepen of individuele personen wier belangen bij de arbeid van de commissie zijn betrokken, tenzij door de Minister die het aangaat in bijzondere gevallen anders wordt beslist.

Op grond van artikel 2, vijfde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies dient een besluit inzake vergoedingen in de Staatscourant te worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap M. Bussemaker

Naar boven