Vondelingenkamer en babyhuis. Advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ)

uitgebracht aan: de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

datum: 30 juni 2014

De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbecherming heeft op verzoek van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geadviseerd over de vondelingenkamer en het Babyhuis. In het advies worden de vondelingenkamer en het Babyhuis afzonderlijk besproken.

Vondelingenkamer

De Raad heeft allereerst gekeken naar het probleem waarvoor de vondelingenkamer een oplossing zou zijn: de ongewenst zwangere vrouw die haar kind (anoniem) wil afstaan. Volgens de Raad is het van belang om te voorkomen dat een ongewenst zwangere vrouw op een of andere wijze anoniem afstand doet van haar kind, haar kind op een onveilige plek achterlaat of in een situatie terechtkomt waarin zij haar kind het leven ontneemt.

De Raad geeft zowel het recht op leven als het recht op kennis van afstamming gewicht in zijn advies en is van oordeel dat de overheid naar een oplossing moet zoeken die beide rechten beschermt. Daartoe beveelt de Raad de overheid aan zich primair te richten op het vergroten van de mogelijkheden om aan ongewenst zwangere vrouwen vroegtijdige en laagdrempelige hulp te verlenen. Daarbij kan meer dan thans het geval is, ingezet worden op landelijke en gemeentelijke voorlichting over deze mogelijkheden. Daarnaast zou de overheid vrouwen – onder speciale omstandigheden – de mogelijkheid kunnen bieden vertrouwelijk te bevallen. De identiteit van de moeder wordt dan slechts bekend gemaakt aan een orgaan dat die gegevens bewaart voor het kind, zodat het kind later zijn afstammingsgegevens kan achterhalen.

Een vondelingenkamer is volgens de Raad geen toereikende oplossing, niet voor het kind en niet voor de moeder. De Raad meent dan ook dat de overheid de oprichting van vondelingenkamers niet moet bevorderen. De discussie over de opening van een vondelingenkamer verdient echter nuance. In het buitenland voorzien vondelingenkamers als ultimum remedium in een behoefte waarin niet altijd op een andere (betere) manier kan worden voorzien. Men treedt daarom niet actief op tegen vondelingenkamers door middel van een expliciet verbod. De Raad adviseert om dat in Nederland ook niet te doen. Een bijkomend argument voor deze benadering is dat de problematiek van vrouwen die hun kind te vondeling willen leggen complex is, maar ook beperkt in omvang. Jaarlijks laten slechts enkele vrouwen hun kind (anoniem) ergens achter.

Wanneer men toch via wetgeving de vondelingenkamer wil ontmoedigen of verbieden, dan bieden de huidige Nederlandse wettelijke regelingen slechts beperkte mogelijkheden. Het opstellen van nieuwe regelgeving zal derhalve noodzakelijk zijn. De Raad is van oordeel dat in deze situatie niet voor de strafrechtelijke benadering moet worden gekozen. Die benadering biedt immers geen passende oplossing voor problematiek van deze categorie zwangere vrouwen en hun kinderen. Daarnaast moet het nodeloos criminaliseren van het optreden van partijen met goede bedoelingen voorkomen worden. Mocht overigens blijken dat het bestaan van vondelingenkamers ertoe leidt dat meer vrouwen hun kind te vondeling leggen, ondanks meer vroegtijdige hulp en voorlichting, dan moet opnieuw worden bezien of nieuwe regelgeving noodzakelijk is.

Babyhuis

Het Babyhuis is een particuliere 24-uurs zorgvoorziening waar vaste ‘Babyhuisouders’ kinderen opvangen voor wie plaatsing in een justitieel kader niet noodzakelijk lijkt te zijn. Dat kan het geval zijn wanneer de ouders, om wat voor redenen dan ook, tijdelijk niet in staat zijn hun kind te verzorgen en op te voeden. Het Babyhuis is gericht op het herstel van de band tussen de biologische ouder(s) en het kind.

De Raad heeft zich gebogen over de vraag of de veiligheid en belangen van baby’s in het Babyhuis voldoende zijn gewaarborgd en gegarandeerd. De Raad heeft de indruk gekregen dat het Babyhuis op professionele wijze opereert. Daartoe heeft het zelf een Kwaliteitshandboek opgesteld en het stelt zich voor de overheid controleerbaar op. Het bestaan van één kleinschalige voorziening, zoals het Dordtse Babyhuis, acht de Raad op zich onvoldoende reden om aparte wet- en regelgeving, inclusief kwaliteitsregels, te ontwikkelen. Wel heeft de overheid volgens de Raad de plicht om toezicht te houden op dit Babyhuis, ook al gaat het om een particulier initiatief zoals in Dordrecht. Het toezicht moet niet afhankelijk zijn van het al dan niet gesubsidieerd zijn van de betrokken instelling.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft wettelijke bevoegdheden om te kunnen optreden als de veiligheid en de belangen van kinderen in een Babyhuis dat noodzakelijk maken. Daarnaast kan de overheid ook zelf verdergaand toezicht toepassen nu het Babyhuis daaraan op vrijwillige basis zal meewerken. Mocht echter blijken dat deze mogelijkheden van interventie onvoldoende zijn om de veiligheid en de belangen van kinderen in een Babyhuis te waarborgen, dan kunnen alsnog nieuwe landelijk geldende regels met daarbij horend toezicht ontwikkeld worden. Dat geldt ook indien het aantal particuliere niet-gesubsidieerde 24-uurs zorgvoorzieningen zich zou uitbreiden.

Het advies kan worden opgevraagd bij het secretariaat van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ)

Postbus 30 137

2500 GC Den Haag

070 – 36 19 300

www.RSJ.nl

Naar boven