Verzoekschrift tot benoeming van een vereffenaar van een nalatenschap ex artikel 4:204 bw

Aan de rechtbank Amsterdam

Geeft eerbiedig te kennen

DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, Regionale directie West), zetelend te Den Haag, in deze zaak woonplaats kiezende te Den Haag aan de Turfmarkt 147 (postbus 20011 EA Den Haag) ten kantore van mw. mr. S. J. van Baasbank, die in deze zaak als advocaat zal optreden.

  • 1. Op 20 april 1945 is te Amsterdam overleden, de heer Mohamed Ibrahim Mohamed Attalla, laatstelijk gewoond hebbende aan de Marnixstraat 210 A (1016 TK) te Amsterdam, verder te noemen ‘erflater’. Als productie 1 wordt de akte van overlijden overgelegd.

  • 2. Blijkens het uittreksel uit het Centraal testamentenregister, is er ten name van erflater geen opgave van akten als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het Centraal testamentenregister (productie 2).

  • 3. Erflater was ten tijde van zijn overlijden ongehuwd en niet als partner geregistreerd.

  • 4. Als productie 3 wordt de aanmelding van de nalatenschap door de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam overgelegd. Deze dienst heeft de uitvaart verzorgd aangezien er geen familieleden gevonden konden worden die daar opdracht toe konden geven.

  • 5. Op grond van artikel 4: 204 lid 1 sub a BW, kan de rechter een vereffenaar benoemen op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie, wanneer er geen erfgenamen zijn, wanneer het niet bekend is of er erfgenamen zijn, of wanneer een nalatenschap niet door een executeur wordt beheerd en de erfgenamen die bekend zijn haar geheel of ten dele onbeheerd laten.

  • 6. In de onderhavige kwestie is de nalatenschap niet onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard. Het Centraal Bureau voor Genealogie heeft een erfgenamenonderzoek gedaan en daarbij geen erfgenamen kunnen vinden (productie 4). Een erfgenamenonderzoek in Egypte is achterwege gelaten vanwege het gebrek aan middelen daarvoor binnen de nalatenschap.

  • 7. De Staat is belanghebbende op basis van artikel 4: 226 lid 1 BW. Dit artikel bepaalt dat wanneer de vereffening is voltooid en met een overschot is geëindigd, de vereffenaar de goederen aan de Staat dient af te geven. Dit geldt in het geval er geen erfgenamen zijn, niet bekend is of er erfgenamen zijn of wanneer erfgenamen niet bereid zijn de goederen in ontvangst te nemen. Krachtens lid 4 van artikel 4:226 BW vervallen goederen of hetgeen daarvoor in de plaats komt aan de Staat wanneer deze door niemand zijn opgeëist binnen 20 jaren nadat de nalatenschap is opengevallen.

  • 8. De Staat verzoekt het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, Directie Vastgoed, Regionale directie West te Den Haag te benoemen tot vereffenaar van de nalatenschap. Als productie 5 wordt overgelegd de verklaring waaruit blijkt dat het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, Directie Vastgoed, Regionale Directie Vastgoed (naam RVOB-medewerker) bereid is de benoeming tot vereffenaar te aanvaarden. Als productie 6 wordt overgelegd een kopie identiteitsbewijs van .......... (naam RVOB-medewerker) mevrouw P.H.M. Junier-Versluis coördinator van de Afdeling onbeheerde nalatenschappen van de Regionale directie West van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf, Directie Vastgoed.

  • 9. Voor de werkzaamheden van de vereffenaar wordt een tarief van € 110,– (inclusief BTW) per uur in rekening gebracht.

  • 10. Tot slot wordt een procesbeschrijving overgelegd, waaruit blijkt hoe de vereffening van de nalatenschap zal worden uitgevoerd (productie 7).

  • 11. De Staat heeft geen behoefte aan een mondelinge behandeling.

Naar boven