Uitspraken Regionale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Datum uitspraak 20 mei 2014

Kenmerk: 2013 – 033

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, huisarts,

wonende te D,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift met bijlagen is ontvangen op 7 februari 2013. Namens de arts heeft mr. drs. P.A. de Zeeuw, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam, een verweerschrift ingediend, waarna is gerepliceerd en gedupliceerd. Op 22 augustus 2013 heeft het College een brief ontvangen van de gemachtigde tevens moeder van klager, E, en op 2 september 2013 van mr. De Zeeuw. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. Bij brieven ingekomen op 27 februari en 11 maart 2014 heeft E namens klager verzocht om een behandeling ter zitting achter gesloten deuren. Het College heeft dit verzoek afgewezen.

De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter zitting van 26 maart 2014. De arts en mr. De Zeeuw zijn verschenen, klager en gemachtigde E zijn niet verschenen. De arts en mr. De Zeeuw hebben hun standpunt mondeling toegelicht.

2. De feiten

  • 2.1 Klager is patiënt in de praktijk van de arts sinds mei 2006.

  • 2.2 In oktober 2012 vernam klager dat zijn ex-vriendin een chlamydia-besmetting had. Klager heeft vervolgens voor de zekerheid een antibiotica-kuur voorgeschreven gekregen van de arts.

  • 2.3 In verband met aanhoudende klachten en uitslagen van testen die klager in een ziekenhuis had laten doen, heeft klager de arts telefonisch verzocht om een verwijzing naar de uroloog. De arts heeft de volgende verwijsbrief aan klager toegestuurd:

    D, 21-01-2013

    Geachte collega,

    Hierbij verwijs ik:

    (..)

    Probleem/ Vraagstelling:

    Gaarne diagnose en geruststelling.

    Relevante regels uit het journaal:

    21-01-13

    S

    Recidief klachten. Elders laten testen.

     

    S

    In de urine zaten leuco’s.

    25-10-12

    S

    Uitslagen besproken en kuur genomen.

    24-10-12

    O

    Van: Klinisch chemisch lab. F-

     

    O

    Uitstrijk genitaal

     

    O

    Klinische betekenis van deze bevinding is dubieus

    24-10-12

    O

    Van: Klinisch chemisch lab. F-

     

    O

    Urine

    17-10-12

    O

    bloed (verwerkt: 25-10-2012) SOA onderzoek

    16-10-12

    S

    Blijft branderige mictie houden

     

    O

    Ex vertrouwt hem niet

     

    E

    Angst voor geslachtsziekte man

     

    P

    Analyse en start Azitro

    12-10-12

    S

    Pa. heeft nog een vraag

     

    S

    G is 2 jaar geleden gest: neg.

     

    S

    G heeft uitslag van H, zou gedurende

     

    S

    deze twee jaar geen contact gehad met andere.

     

    S

    G beweerd dat ze besmet is door A

     

    O

    kweektest is niet 100%

     

    O

    Heeft kuur niet ingenomen.

     

    P

    Briefje naar schoonouders om aan te geven dat Hij

     

    P

    niet aan aangever is.”

  • 2.4 Klager heeft op 23 januari 2013 telefonisch contact opgenomen met de assistente van de arts en om een kopie van zijn medisch dossier gevraagd omdat hij het niet eens was met het journaal zoals weergegeven in de verwijsbrief. Diezelfde dag is klager naar de praktijk van de arts gegaan. De assistente heeft toen, na overleg met de arts, een afspraak gemaakt voor een consult de volgende dag, 24 januari 2013.

  • 2.5 Vervolgens heeft de moeder van klager telefonisch contact opgenomen met de arts en het consult afgezegd. Zij heeft om onverwijlde afgifte van het dossier van klager gevraagd.

  • 2.6 Klager is niet op het consult van 24 januari 2013 verschenen. Hij heeft de arts bij aangetekende brief van 25 januari 2013 bericht, voor zover hier relevant:

    “Begin deze week ontving ik uw verwijsbrief voor de uroloog.

    Er staan een aantal zaken in die mij neerzetten als een onbetrouwbaar, promiscue persoon.

    Dat ben ik niet, en ik wil dit verwijderd hebben uit mijn dossier.

    Het stelt mij teleur dat u dit als “relevante regels uit het journaal” gemarkeerd hebt.

    Ik wil de kans hebben om mijn dossier op het gemak thuis door te nemen

    om te kijken wat ik aangepast/verwijderd wil hebben. Hierbij verwijs ik naar mijn recht hierop, vastgelegd in de W.G.B.O.

    Ik heb iemand gemachtigd die as. dinsdag een kopie van mijn volledig dossier ophaalt bij uw praktijk.

    Tevens wil ik een nieuwe verwijsbrief klaargelegd hebben.

    Met de betreffende aantekeningen eruit gehaald. En bij Probleem / vraagstelling: gaarne diagnose. [..en geruststelling] moet eruit. (..)”

  • 2.7 Bij brief van 28 januari 2013 heeft de arts klager bericht:

    “Beste A,

    Ik kan hier niet mee akkoord gaan!

    Je hebt het vertrouwen geschonden door je moeder te laten bellen.

    Dit gesprek was zodanig, dat ik dat niet meer wil meemaken.

    Een dossier meegeven mag niet en doe ik ook niet.

    Beter is zoals we hadden afgesproken het er over te hebben.

    Toegezegd, het dossier aan te passen waar nodig.

    Alles is zelf door je verteld.

    Elektronisch kan dat waar je bij zit.

    Je kwam niet en belde niet af!

    De keuze is aan jou.

    Of je komt of je zoekt een andere huisarts.

    (..)”

3. De klacht

Klager verwijt de arts, zakelijk weergegeven, het volgende:

  • 1. de arts heeft bij herhaling geweigerd een kopie van het medisch dossier en een aangepaste verwijsbrief te verstrekken;

  • 2. de arts heeft in de verwijsbrief zaken vermeld die er niet in hadden mogen staan en die een negatief beeld geven van klager, en

  • 3. de arts heeft een chanterend voorstel aan klager gedaan door een brief te sturen waarin staat: “De keuze is aan jou. Of je komt of je zoekt een andere huisarts.

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen betwist. Op het verweer zal – voor zover voor de beoordeling van belang – hierna worden ingegaan.

5. De beoordeling

  • 5.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van het eerste klachtonderdeel is dat de hulpverlener ingevolge artikel 7:456 van het Burgerlijk Wetboek is gehouden om de patiënt desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van het medisch dossier te verstrekken, behoudens een hier niet ter zake doende uitzondering.

  • 5.2 Gelet op de gang van zaken zoals vermeld onder 2.4 en verder, moet het College concluderen dat de arts niet aan deze verplichting heeft voldaan. Weliswaar heeft de arts een afspraak met klager gemaakt voor de inzage in het medisch dossier en gesteld dat klager bij die gelegenheid desgewenst ook kopieën kon ontvangen, maar toen klager niet op de afspraak verscheen heeft de arts nagelaten klager alsnog een kopie te doen toekomen. De arts mocht uit het niet-verschijnen van klager niet concluderen dat klager geen prijs meer stelde op een kopie van het dossier. Uit de brief van 25 januari 2013 blijkt immers dat klager nog steeds een kopie wenste en het kopie-dossier door een gemachtigde wilde laten ophalen. Voorts blijkt daaruit dat klager geen prijs stelde op elektronische inzage. De arts heeft niettemin wederom verlangd dat klager zou langskomen om het dossier elektronisch te komen inzien, zoals volgt uit zijn brief van 28 januari 2013. De arts heeft vervolgens geen kopie-dossier aan klager doen toekomen. Evenmin heeft de arts voldaan aan de wens van klager – welke wens gerechtvaardigd was, zoals hierna zal worden toegelicht – om een nieuwe verwijsbrief op te sturen. Het eerste klachtonderdeel is derhalve gegrond.

  • 5.3 Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel stelt het College vast dat de verwijsbrief passages bevat over de (verstoorde) verhouding tussen klager en zijn ex-vriendin die medisch gezien niet relevant zijn. Het betreft de laatste twee regels van het journaal en de regel “Ex vertrouwt hem niet”). Ook de vermelding “ter geruststelling” acht het College minder gelukkig, omdat hiermee op voorhand de indruk wordt gewekt dat verwijzing in feite onnodig is. Klager heeft derhalve begrijpelijkerwijze om een nieuwe verwijsbrief gevraagd. Ook hier moet de conclusie zijn dat de arts uiteindelijk niet bereid is geweest om aan de gerechtvaardigde wens van klager tegemoet te komen; nadat klager niet op de afspraak van 24 januari 2013 was verschenen, heeft de arts ook op dit punt immers de voorwaarde gesteld dat klager persoonlijk langs zou komen (zie de brief van 28 januari 2013). Aldus is ook het tweede klachtonderdeel gegrond.

  • 5.4 Uit het voorgaande volgt dat ook het derde klachtonderdeel gegrond is. De arts mocht niet als voorwaarde stellen voor de afgifte van het kopiedossier en de verwijsbrief dat klager persoonlijk op afspraak bij de arts zou komen, en dus evenmin maatregelen in het vooruitzicht stellen voor het geval klager niet zou komen.

  • 5.5 Gelet op het voorgaande heeft de arts niet de zorg betracht die van hem mocht worden gevergd. Het College acht na te melden maatregel passend en geboden en neemt daarbij het volgende in aanmerking. Zoals de arts ook ter zitting heeft toegelicht was het verzoek aan klager om op het spreekuur te komen ingegeven door zijn wens om met klager in gesprek te komen en in samenspraak de tekst van de verwijsbrief aan te passen nu daarover bij klager irritatie was ontstaan. Hoewel deze wens op zichzelf begrijpelijk is, had de arts moeten inzien dat de brief van klager van 25 januari 2013, hiervoor geen ruimte meer bood.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage:

legt op de maatregel van WAARSCHUWING;

gelast publicatie van deze beslissing in de Staatscourant en bepaalt dat deze beslissing ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact, een en ander op voet van het bepaalde in artikel 71 Wet BIG.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. M.E. Honée, lid-jurist, H.N. Koetsier, dr. B. van Ek en prof. dr. R.G. Pöll, leden-artsen, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 mei 2014.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

  • a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

  • b. degene over wie is geklaagd;

  • c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.

Naar boven