Bekendmaking wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Koopvaardij

Gezien de op 28 maart 2014 ontvangen aanvraag van het Bestuursbureau Bpf Koopvaardij namens Nautilus International, Sociaal Maritiem Werkgeversverbond en Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart, daartoe strekkende, dat de verplichtstelling tot deelneming in de Stichting bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij, ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, wordt gewijzigd voor de in de aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak Koopvaardij;

Overwegende,

dat genoemde organisaties zijn te beschouwen als een vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in genoemde bedrijfstak, en naar het oordeel van de Minister een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigen;

Gelet op de artikelen 10, eerste lid en 16 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;

Gezien het overleg met De Nederlandsche Bank;

BESLUIT:

  • I. Wijzigt zijn besluit van 27 januari 1954, nr. 390, Stcrt. 29 januari 1954, nr. 20 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 1 november 1989, nr. 5953, Stcrt. 6 november 1989, nr. 216) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in de Stichting bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij.

    De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:

    • ‘I. het deelnemen in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij verplicht te stellen voor:

      • a. de Nederlandse zeevarenden

      • b. de zeevarenden, die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten en, naar de omstandigheden beoordeeld wonen:

        • 1. hetzij binnen het Rijk;

        • 2. hetzij in een land dat lid is van de Europese Gemeenschap;

        • 3. hetzij in een ander land waarmee Nederland een Verdrag of Overeenkomst inzake Sociale Zekerheid heeft gesloten, met uitzondering van de Verenigde Staten van Noord Amerika;

      een en ander met dien verstande, de verplichtstelling aanvangt op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 21 jaar bereikt en eindigt met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de werknemer de leeftijd van 60 jaar bereikt;

      wordende ten deze verstaan onder:

      • A. zeevarende:

        degene, die zich bij arbeidsovereenkomst verbonden heeft om als kapitein of schepeling aan boord van een zeevaartuig dienst te doen, uitgezonderd:

        • a. degene, die voor eigen rekening aan boord van een zeevaartuig nering doet;

        • b. degene, die bij de onder a bedoelde neringdoende in dienst is;

        • c. degene, die aan boord van een zeevaartuig geen arbeid verricht ten behoeve van het doel, waarvoor het zeevaartuig gebezigd wordt, en

        • d. degene, die onder de Algemene burgerlijke pensioenwet valt;

      • B. zeevaartuig:

        het vaartuig dat voorzien is van een geldige Nederlandse zeebrief, waaronder mede wordt begrepen een buitengewone of voorlopige Nederlandse zeebrief.’

  • II. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.

's-Gravenhage, 25 juli 2014

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, de Directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven