Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 6 december 2013, nummer WBV 2013/30, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A3/7.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1 Aanvraag op grond van artikel 64 Vw

Een vreemdeling die bekend is bij de IND, moet een aanvraag op grond van artikel 64 Vw schriftelijk indienen bij de IND.

Een vreemdeling die niet bekend is bij de IND, of die eerder ‘met onbekende bestemming’ is vertrokken, moet telefonisch contact opnemen met de IND over de te volgen werkwijze. Deze vreemdeling wordt in de gelegenheid gesteld om de aanvraag op grond van artikel 64 Vw in persoon aan het IND-loket in te dienen. Het in persoon indienen van de aanvraag is nodig opdat de IND de aanwezigheid van de vreemdeling in Nederland kan vaststellen en zo nodig nadere vragen kan stellen omtrent de actuele verblijfplaats.

De IND stelt de verblijfplaats vast door een afschrift uit het GBA of een ander bewijsmiddel waaruit de verblijfplaats van de vreemdeling blijkt. Het niet in persoon aan het IND-loket verschijnen is grond voor afwijzing.

Als de vreemdeling die de aanvraag op grond van artikel 64 Vw wil indienen:

  • een uitgeprocedeerde asielzoeker is, of

  • een asielzoeker is en zich in de hoger beroepsfase van de asielprocedure bevindt; en

  • in afwachting van de behandeling van de aanvraag op grond van artikel 64 Vw in aanmerking wil komen voor opvang op grond van de Rva,

moet hij telefonisch contact opnemen met de IND over de te volgen werkwijze (zie paragraaf A3/7.2 Vc).

Als de vreemdeling de aanvraag op grond van artikel 64 Vw indient bij de DT&V, de vreemdelingenpolitie, ZHP, KMar of het COA, wordt de aanvraag doorgezonden aan de IND.

De vreemdeling onderbouwt de aanvraag op grond van artikel 64 Vw in ieder geval met de volgende bewijsmiddelen:

  • 1. een ingevulde en ondertekende toestemmingsverklaring, niet ouder dan zes maanden met vermelding van de behandelaars, bij wie de vreemdeling momenteel onder behandeling staat.

  • 2. een gedagtekend, ondertekend schriftelijk bewijs van de medische behandelaar(s), niet ouder dan zes weken op het moment waarop het overgelegd wordt, waaruit blijkt:

    • a. de naam, het adres en het registratienummer van het register van Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg of het Nederlands Instituut van Psychologen van de behandelaar(s);

    • b. welke medische klachten de vreemdeling heeft, waarvoor hij door de behandelaar wordt behandeld;

    • c. de datum van de start van de behandeling en indien dit bekend is de verwachte einddatum van de behandeling.

  • 3. een kopie van een geldig document voor grensoverschrijding en/ of identiteitsdocument of andere bewijsmiddelen waarmee de vreemdeling inzicht in zijn identiteit en nationaliteit geeft.

De IND stelt de bijlagen ‘toestemmingsverklaring’ en ‘bewijs omtrent medische situatie vreemdeling’ beschikbaar via zijn website. Ook zijn deze bijlagen bij de IND-loketten verkrijgbaar.

Als de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding beschouwt de IND de volgende documenten als een bewijsmiddel van identiteit en nationaliteit:

  • een schriftelijke verklaring van de autoriteiten van het land waarvan de vreemdeling onderdaan is, waarin de autoriteiten van dat land motiveren waarom de vreemdeling niet in het bezit wordt gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding; en

  • aanvullende gegevens en bescheiden met betrekking tot zijn identiteit en nationaliteit zoals een identiteitskaart, een geboorteakte of een nationaliteitsverklaring.

De IND beoordeelt of de hierboven genoemde bewijsmiddelen compleet zijn. Als deze ontbreken of incompleet zijn, stelt de IND de vreemdeling in de gelegenheid binnen twee weken de aanvraag aan te vullen en dit verzuim te herstellen. Als de vreemdeling hieraan niet voldoet, wijst de IND de aanvraag af. De redelijke termijn van twee weken kan korter zijn als de uitzetting van de vreemdeling gepland is.

De beslistermijn op de aanvraag op grond van artikel 64 Vw mag eenmalig worden verlengd met dertien weken. De verlenging van de beslistermijn is in ieder geval redelijk als BMA onderzoek moet doen naar de medische problematiek van de vreemdeling. De IND maakt aan de vreemdeling schriftelijk bekend binnen welke termijn een besluit op de aanvraag op grond van artikel 64 Vw kan worden verwacht.

Het indienen van de aanvraag op grond van artikel 64 Vw schort de vertrekplicht niet op. In afwachting van het besluit op de aanvraag, heeft de vreemdeling geen rechtmatig verblijf ex artikel 8 Vw.

In beginsel maakt de DT&V geen gebruik van de bevoegdheid tot uitzetting van de vreemdeling, zolang op de aanvraag op grond van artikel 64 Vw niet is beslist.

Het indienen van de aanvraag op grond van artikel 64 Vw schort de door het COA te volgen procedures tot beëindiging van verstrekkingen ingevolge de Rva niet op.

Als de IND de aanvraag afwijst, brengt de IND de vreemdeling hier schriftelijk van op de hoogte.

Het komt voor dat BMA in het advies aangeeft dat de vreemdeling in staat is om te reizen, maar dat dit onder voorwaarden moet plaatsvinden. Het is de verantwoordelijkheid van de vreemdeling om dit regelen. Het uitgangspunt in het vreemdelingenbeleid is namelijk dat de vreemdeling die niet of niet langer rechtmatig verblijf heeft, Nederland uit eigen beweging dient te verlaten binnen een bepaalde termijn. Slechts in geval van uitzetting ziet de DT&V erop toe dat aan deze voorwaarden is voldaan voordat de vreemdeling wordt uitgezet. Het opvragen en meenemen van het medisch dossier is ook de verantwoordelijkheid van de vreemdeling zelf. De DT&V wijst de vreemdeling of zijn gemachtigde hierop.

B

Paragraaf A3/7.1.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1.1 Raadplegen BMA

Bij de beoordeling van de aanvraag op grond van artikel 64 Vw verzoekt de IND het BMA om een advies uit te brengen als de IND dit op grond van de overgelegde bewijsmiddelen nodig acht om de aanvraag te beoordelen.

Het raadplegen van BMA is niet nodig als het gaat om een aanvraag op grond van artikel 64 Vw bij zwangerschap of tuberculose (zie paragraaf A3/7.4 en 7.5 Vc).

De IND verleent ook uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw zonder hiervoor medisch advies aan het BMA te vragen als uit een bewijs blijkt dat de vreemdeling:

  • a. klinisch opgenomen is; en

  • b. een actieve medische behandeling ondergaat die niet buiten de kliniek mogelijk is; en

  • c. in dit verband tijdelijk niet in staat is om te reizen.

De IND verleent in deze gevallen uitstel van vertrek voor de duur van de opname tot een maximum van een half jaar.

De IND wijst in ieder geval de aanvraag op grond van artikel 64 Vw van de vreemdeling af zonder advies aan het BMA te vragen als de vreemdeling:

  • geen volledig ingevulde en ondertekende toestemmingsverklaring niet ouder dan zes maanden overlegt; en

  • zijn medische situatie niet aantoont.

Een uitzondering op het niet aantonen van de medische situatie is als de DT&V, het COA of de ambtenaar belast met grensbewaking, concrete aanwijzingen heeft dat de vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen. De vreemdeling moet onder behandeling staan bij een behandelaar. In dit geval moet de ambtenaar belast met de uitzetting of ontruiming of de ambtenaar van de DT&V ook zonder nadere onderbouwing van het beroep op artikel 64 Vw door de vreemdeling zich ervan vergewissen of de uitzetting achterwege moet blijven en bij de IND een medisch advies (laten) vragen.

De IND vraagt het BMA geen informatie over behandelmogelijkheden in het land van herkomst als de vreemdeling zijn identiteit en nationaliteit niet aantoont. In dat geval is niet duidelijk in welk land naar behandelmogelijkheden moet worden gezocht en wordt uitgegaan van het bestaan ervan.

C

Paragraaf A3/7.1.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1.2 Inwilliging

De IND doet, onder verwijzing naar het medisch advies van BMA, schriftelijk alle volgende mededelingen aan de vreemdeling:

  • dat uitzetting achterwege blijft op grond van artikel 64 Vw;

  • de duur van de opschorting van het vertrek. Deze periode is gelijk aan de periode die in het medisch advies van BMA is genoemd, met een maximum van een jaar.

De IND informeert de DT&V dat uitzetting tijdelijk achterwege blijft. Als de vreemdeling aanspraak wil maken op Rva-verstrekkingen, informeert de IND ook het COA.

De IND of DT&V moet altijd een forensisch geneeskundige GG&GD inschakelen wanneer sprake is van een acuut besmettingsgevaar van tbc.

Als de vreemdeling beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, plaatst de IND daarin een sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen (bijlage 7g VV), met vermelding van de duur van de opschorting van het vertrek. De periode van deze opschorting mag de geldigheidsduur van het document niet overschrijden. Als de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, dan geldt een van de volgende situaties:

  • als artikel 64 Vw voor de duur van minder dan zes weken wordt toegepast, krijgt de vreemdeling een brief van de IND waarin staat voor hoe lang de uitzetting achterwege blijft op grond van artikel 64 Vw;

  • als artikel 64 Vw voor de duur van meer dan zes weken wordt toegepast, krijgt de vreemdeling een document W2, met een inlegvel, voorzien van een sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen (bijlage 7g VV). De geldigheidsduur van het document W2 is altijd gelijk aan de periode dat de uitzetting achterwege wordt gelaten.

Na afloop van de opschorting van het vertrek ontstaat de plicht voor de vreemdeling om Nederland te verlaten overeenkomstig de vertrektermijn van het gelijktijdig met de toekenning of voordien gegeven terugkeerbesluit.

Er is geen nieuw besluit nodig.

D

Paragraaf A3/7.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.2 Opvang in afwachting van definitieve besluitvorming op een aanvraag op grond van artikel 64 Vw

Een uitgeprocedeerde asielzoeker of een asielzoeker die zich in de hoger beroepsfase van de asielprocedure bevindt kan in afwachting van een besluit op de aanvraag op grond van artikel 64 Vw, rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder j, Vw krijgen, waardoor volgens de Rva recht op opvang ontstaat, als de vreemdeling:

  • telefonisch contact opneemt met de IND over de te volgen werkwijze; en

  • voordat de aanvraag op grond van artikel 64 Vw wordt ingediend alle volgende bewijsmiddelen aan de IND stuurt:

    • de relevante medische gegevens van de vreemdeling, in een gesloten envelop voorzien van een stempel of aantekening ‘medisch geheim’; en

    • de bewijsmiddelen beschreven onder paragraaf A3/7.1 Vc.

Als de IND de ontvangen bewijsmiddelen compleet beoordeelt, beoordeelt het BMA vervolgens de gesloten envelop met de relevante medische gegevens. De IND stelt de vreemdeling in de gelegenheid om ongeveer twee weken later de aanvraag op grond van artikel 64 Vw in persoon in te dienen bij de IND. Deze periode is nodig voor het BMA om te kunnen vaststellen of de overgelegde medische gegevens compleet zijn. Als de verstrekte medische gegevens incompleet zijn, geeft de IND schriftelijk aan de vreemdeling door welke gegevens ontbreken. De reeds ontvangen medische stukken hoeven bij een vervolg verzoek als bedoeld in deze paragraaf niet opnieuw te worden gestuurd – tenzij deze ouder zijn geworden dan drie maanden. Op het moment dat de vreemdeling de ontbrekende gegevens aanlevert, maakt de IND een nieuwe afspraak met de vreemdeling om de aanvraag in te dienen aan het loket. Als de verstrekte relevante medische gegevens compleet zijn, wordt het adviestraject van BMA gestart en brengt het BMA, indien mogelijk, binnen de eerdergenoemde periode van twee weken, een medisch advies uit. Als op de datum van de afspraak aan het IND-loket het advies van het BMA nog niet gereed is, past de IND artikel 64 Vw toe voor drie maanden in afwachting van een besluit op de aanvraag.

E

Paragraaf B1/3.2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.2.2 Aanvraagprocedure mvv door de vreemdeling

De Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging controleert bij indiening van de aanvraag de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling en of de aanvraag compleet is. Als de aanvraag incompleet is vraagt de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging de vreemdeling:

  • de ontbrekende voor de mvv-aanvraag relevante gegevens en bescheiden binnen vier weken te verstrekken; en/of

  • binnen drie weken na ontvangst van een daartoe strekkende kennisgeving de voor de mvv-aanvraag verschuldigde leges te betalen, in die gevallen dat de referent de leges niet betaalt.

De IND stelt de referent van de vreemdeling (als deze bekend is) schriftelijk in de gelegenheid:

  • a. binnen drie weken na kennisgeving de mvv-aanvraag aan te vullen met de in de kennisgeving genoemde gegevens en bescheiden; en

  • b. binnen drie weken de leges te betalen, in het geval de vreemdeling heeft aangegeven dat de referent de leges betaalt.

In geval van een inwilliging van de aanvraag om een mvv machtigt de IND de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging om een mvv af te geven en stelt de IND de referent hiervan in kennis. De vreemdeling moet zijn document voor grensoverschrijding naar de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging meebrengen, zodat de mvv-sticker in dat document kan worden aangebracht.

F

Paragraaf B1/3.2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.2.3 Aanvraagprocedure mvv door de referent in Nederland

De referent moet bij de indiening van de aanvraag alle daarvoor benodigde gegevens en bescheiden verstrekken en op grond van artikel 2 l Vw de verschuldigde leges betalen. Wanneer de referent in gebreke is, stelt de IND hem één keer in de gelegenheid om binnen drie weken na kennisgeving alsnog de gevraagde gegevens en bescheiden over te leggen en de leges te betalen.

Als wordt voldaan aan de toelatingsvoorwaarden voor het betreffende verblijfsdoel, machtigt de IND de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging om de mvv onder voorbehoud af te geven en stelt de IND de referent hiervan in kennis. De Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging gaat uitsluitend over tot afgifte van de mvv onder de beperking waarvoor de aanvraag is ingediend, als wordt voldaan aan de volgende twee voorwaarden:

  • dat nader onderzoek de authenticiteit van de originele buitenlandse bewijsmiddelen betreffende de staat van personen en van het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling bevestigt; en

  • dat zich geen feiten of omstandigheden voordoen die zich tegen de afgifte van de mvv verzetten.

G

Paragraaf B8/9.1.9 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.1.9 Analoge toepassing van artikel 64 Vw in afwachting van definitieve besluitvorming

De IND geeft (analoge) toepassing aan artikel 64 Vw in afwachting van de beslissing op een aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'medische behandeling' als de vreemdeling:

  • een uitgeprocedeerde asielzoeker is; of

  • een asielzoeker is die zich in de hoger beroepsfase van de asielprocedure bevindt; en

  • een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor medische behandeling heeft ingediend; en

  • voorafgaand aan de aanvraag voor een verblijfsvergunning de werkwijze zoals beschreven in A3/7.2 Vc heeft gevolgd; en

  • samen met zijn relevante medische gegevens een geldig document voor grensoverschrijding overlegt (B8/9.1.1 Vc is van overeenkomstige toepassing).

Paragrafen A3/7.2 en A3/7.3 Vc zijn verder van toepassing.

De analoge toepassing van artikel 64 Vw eindigt in deze gevallen van rechtswege als de IND de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het ondergaan van een medische behandeling afwijst of inwilligt.

H

Paragraaf B8/9.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.4 Bewijsmiddelen

Bijzonderheid specialisme

De IND beschouwt een daartoe strekkende medische verklaring als bewijsmiddel van de bijzonderheid van het specialisme als bedoeld in B8/9.1.2 Vc, onder situatie 1.

Verblijf in Nederland

De IND beschouwt objectieve bescheiden als bewijsmiddel van het verblijf in Nederland als bedoeld in B8/9.1.2 Vc, onder situatie 2. Ook moet uit deze of andere bescheiden het moment van aanvang van medische behandeling blijken. De IND beschouwt getuigenverklaringen niet als bewijsmiddel van het verblijf in Nederland als bedoeld in B8/9.1.2 Vc, onder situatie 2.

Mantelzorg in het land van herkomst of bestendig verblijf

De IND beschouwt officiële bescheiden, zoals een familieboekje of overlijdensakte, als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat er geen gezins- of familieleden in het land van herkomst of bestendig verblijf zijn die de mantelzorg op zich kunnen nemen.

Huwelijk en geregistreerd partnerschap

De IND beschouwt een huwelijksakte als bewijsmiddel dat de vreemdeling is gehuwd met de partner of echtgenoot van de vreemdeling, als bedoeld in B8/9.1.2 Vc, onder situatie 5.

Erkenning

De IND beschouwt als bewijsmiddel dat de partner het kind van de vreemdeling heeft erkend, als bedoeld in B8/9.1.2 Vc, onder situatie 5:

  • een daartoe strekkende akte van erkenning opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand; of

  • een daartoe strekkende notariële akte van erkenning.

Als de erkenning naar vreemd (niet-Nederlands) recht heeft plaatsgevonden, beschouwt de IND bewijsmiddelen over de staat van personen als bewijsmiddel dat de partner het kind van de vreemdeling heeft erkend.

Deugdelijke financiering van de medische behandeling

De IND beschouwt een geldige polis van de afgesloten ziektekostenverzekering waaruit blijkt dat de kosten voor de volledige medische behandeling gedekt zijn als bewijsmiddel dat sprake is van deugdelijke financiering van de medische behandeling als bedoeld in paragraaf B8/9.1.5 Vc. De IND beschouwt een polis van de afgesloten ziektekostenverzekering in ieder geval niet als bewijsmiddel in een van de volgende situaties:

  • de ziektekostenverzekering uit de algemene middelen wordt betaald; of

  • de premie van de ziektekostenverzekering wordt voldaan uit een uitkering die ten laste komt van de algemene middelen.

Bewijslast medische omstandigheden

De IND beschouwt als bewijsmiddel dat de vreemdeling zich terecht beroept op medische gronden in ieder geval een gedagtekend, ondertekend schriftelijk bewijs van de medische behandelaar(s) waaruit blijkt:

  • de naam, het adres en het registratienummer van het register van BIG of het NIP van de behandelaar(s);

  • dat de vreemdeling medische klachten heeft, waarvoor hij door de behandelaar wordt behandeld;

  • de datum van de start van de behandeling en indien dit bekend is de verwachte einddatum van de behandeling; en

  • wat de aard is van de medische klachten.

Het bewijs omtrent de medische situatie van de vreemdeling mag niet ouder zijn dan zes weken op het moment dat de vreemdeling dit overlegt.

Inschakeling BMA bij ongedocumenteerde vreemdelingen

De IND beschouwt als bewijsmiddel van identiteit en nationaliteit als de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding:

  • een schriftelijke verklaring van de autoriteiten van het land waarvan de vreemdeling onderdaan is, waarin de autoriteiten van dat land motiveren waarom de vreemdeling niet in het bezit wordt gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding; en

  • aanvullende gegevens en bescheiden met betrekking tot zijn identiteit en nationaliteit zoals een identiteitskaart, een geboorteakte of een nationaliteitsverklaring.

I

Het model M54 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van afgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2014.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 december 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, De Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder

BIJLAGE 1

Model M54 Aanvraagformulier Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005

TOELICHTING

ALGEMEEN

Op 15 november 2013 heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in een brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2013/2014, 19 637, nr 1750) maatregelen aangekondigd om de meest prangende knelpunten in de zogenoemde motie-Spekmanprocedure op te lossen. De aangekondigde maatregelen zijn:

  • asielzoekers die zich in de hoger beroepsfase van hun asielprocedure bevinden kunnen een beroep doen op de motie-Spekman;

  • vreemdelingen die in het kader van de motie-Spekmanprocedure hangende de bezwaar- of beroepsfase een voorlopige voorziening toegewezen krijgen en de beslissing in Nederland mogen afwachten, krijgen voortaan in die fase eveneens recht op opvang;

  • vreemdelingen krijgen de mogelijkheid om de ontbrekende stukken te completeren in het kader van een motie-Spekman verzoek.

Deze maatregelen geven aanleiding om de Vreemdelingencirculaire aan te passen. Met de onderhavige wijziging van de Vreemdelingencirculaire worden deze maatregelen per 1 januari 2014 ingevoerd.

ARTIKELSGEWIJS

A

Deze paragraaf is aangepast naar aanleiding van maatregelen die de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bij brief van 15 november 2013 heeft aangekondigd om de meest prangende knelpunten in de zogenoemde motie-Spekmanprocedure op te lossen.

B en C

In deze paragrafen zijn redactionele wijzigingen aangebracht.

D

Deze paragraaf is aangepast naar aanleiding van maatregelen die de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bij brief van 15 november 2013 heeft aangekondigd om de meest prangende knelpunten in de zogenoemde motie-Spekmanprocedure op te lossen.

E en F

In deze paragrafen zijn redactionele wijzigingen aangebracht.

G

Deze paragraaf is aangepast naar aanleiding van maatregelen die de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bij brief van 15 november 2013 heeft aangekondigd om de meest prangende knelpunten in de zogenoemde motie-Spekmanprocedure op te lossen.

H

In deze paragrafen zijn redactionele wijzigingen aangebracht.

I

Het formulier is aangepast naar aanleiding van maatregelen die de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bij brief van 15 november 2013 heeft aangekondigd om de meest prangende knelpunten in de zogenoemde motie-Spekmanprocedure op te lossen. Tevens is het formulier geactualiseerd. In dit verband is onder meer een verwijzing naar een niet langer bestaand verblijfsdoel verwijderd.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, De Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder

Naar boven